Wilma – heimwee
In het Reformatorisch Dagblad, de rubriek RDPlus, stond op vrijdag 10 april 1992 een interview door drs. P.J. Vergunst met biograaf Niek van der Heide met als titel ‘Het bittere raadsel van de schepping’ en als ondertitel ‘Biograaf Niek van der Heide: Wilma heeft dat heimwee gevoeld, kijkend naar de horizon, boven de Veluwse heuvels’.
Ik vond het artikel in het boek ‘Moeder Stieneke’:
Reeds in zijn kweekschooltijd las Niek van der Heide de roman ‘De lichte nacht’ van Wilma en viel het hem op ‘dat zij anders was dan de bekende protestants-christelijke schrijvers’. Ruim veertig jaar later – een kwart eeuw na het overlijden van de schrijfster – komt zijn biografie over Wilma uit: ‘Mijn voeten hebben Zijn spoor gevolgd”. Al is hij te nuchter voor typeringen als ‘heilige van Beekbergen’ of ‘kluizenaarster van de Beumshutte’, hij voelt zich wel verbonden met Wilma’s gerdachtengoed: ‘Steeds meer ging zij geloven in de levensvernieuwende kracht van Christus voor lichaam en ziel. En: Wie Wilma opzocht, kwam als een beter mens weer thuis.’
“Mijn eerste ervaringen met Wilma zijn te typeren met nieuwsgierigheid en ergernis. Dat waren kleine emoties bij de eerste lezing. Kijk, ik ben neerlandicus en hab dus boeken van hoog literair niveau gelezen en dan val je in een aantal romans die passages bevatten waarvan je zegt: ‘Dat is verouderd, dat is sentimenteel.’ In Wilma’s boeken wordt veel gehuild. Dat zit in de geest van de tijd. Bij Couperus bijvoorbeeld zie je hetzelfde. Naarmate je haar romans gaat herlezen, krijg je iets wat ik fascinatie noem. Geboeidheid. Bovendien begon de persoonlijkheid van Wilma buiten haar boeken om steeds meer reliëf te krijgen, mede door de gesprekken met mensen die haar gekend hebben. Zo ontstond er een soort synthese tussen de persoon en de boeken van Wilma. Als persoonlijkheid is zij duidelijk in haar werk aanwezig. Na de geboeidheid komt de ontroering. En wat dáárna komt, tijdens het werken aan de biografie – en dat vind je bij Hans Werkman ook – is dat je op een bepaald moment baalt, omdat je het hele project door de werkdruk niet meer kunt zien of luchten.”
Wilma kwam tijden het werken aan deze biografue in levenden lijve voor u te staan?
“Letterlijk. Letterlijk. Zoals op die foto die Jac. Overeem van haar maakte. Kent u die? Eh, ja ik bedoel Bránd Overeem. Die fot munt uit door een enorme kwaliteit, een prachtige weergave van haar persoonlijkheid, haar hoofd in de wat luisterende houding, betrokken op de medemens. In mijn dromen kon ik haar fotografisch scherp zien.
Bijna geen schaduw
“Ik heb Wilma slechts één keer gezien, in 1948, toen er een pinksterconferentie was van de groep rond het blad ‘Ontmoeting’, waarin ik wel eens een gedicht publiceerde. Zij werd toen 75 jaar en er was een herdenking. Rijnsdorp karakteriseerde haar daar zo schitterend: “Wilma, je bent een vrouw die bijna geen schaduw heeft”, een dichtregel van de Mérode.
Ik heb haar die dag niet gesproken.
In mijn dagboek uit de tijd van de kweekschool lees ik dat haar werk mij toen al opviel. Ze was anders dan de bekende protestants-christelijke schrijvers. Dr. Kraan zegt dat ook in een vrij recente studie: “Ze was literair wat zwak, maar had een eigen sfeer van heiligheid”. Heiligheid, een term die ik zelf liever niet gebruik. Heeroma spreekt zelfs over kluizenaarster van de Neumshutte (haar woning net buiten Beekbergen, PJV), heilige van Beekbergen, ja, daar ben ik te nuchter voor.
In 1987 schreef ik voor de serie “Uitgelezen” over Wilma, waarvoor een eerste onderzoek moest worden gedaan. Toen ik een jaar later in de vut was, ben ik verder gegaan. Ik kwam uiteindelijk in aanraking met de Wilma-stichting en sprak veel met mensen die haar goed gekend hebben. Ik besloot toen tot een grotere studie”.
Op tweede paasdag wordt in de hervormde kerk van Beekbergen “Mijn voeten hebben Zijn spoor gevolgd“, een ongeveer 250 bladzijden tellende levensbeschrijving, gepresenteerd.
Dreigbrieven
Als biograaf moet je ook een zekere afstand tot de beschreven persoon kunnen bewaren. Lukt dat?
“Ik hoop dat dat uit mijn boek blijkt.
Ik ben bij voorbeeld kritisch over de manier waarop Wilma met seksualiteit omgaat. Zij besteedt, zoals protestants-christelijke schrijftsers van haar tijd, nauwelijks aandacht aan dat aspect. Het wordt alleen in ‘De kruisboom” even versluierend genoemd. Alie Smeding was in die tijd een uitzondering. Er kwamen in Wilma’s romans wel kinderen, maar wat daaraan voorafging, lees je niet.”
Tja, dat kun je toch niet breeduit beschrijven?
“Het gaat niet om het breeduit beschrijven, het gaat erom dat aspect niet te verdoezelen. Alie Smeding geed dat anders, maar die werd op straat dan ook gemolesteerd en ontving dreigbrieven. We spreken over 1927. Ook in Wilma’s roman ‘God’s gevangene’ lees je niets over seksulaiteit, het wordt gesublimeerd (op een hoger plan gebracht, PJV). Dat is bij haar sterk het geval. Wilma plaatst partnerschap steeds in geestelijk licht. Dat andere aspect, dat er ook is en dat ze best kende, werd weggelaten. Ze zag slechts het driftaspect. Heel kinderlijk.”
U beperkt zich niet tot een beschrijving van haar leven, u komt ook tot een eigen positiekeus. Hij voorbeeld als u spreekt over ‘de pachtige opstellen van de Leidse theoloog Ter Schegget over het gebed en het Onze Vader’.
Ik ben blij dat ud die vraag stelt. Wat ‘men’ ook van Ter Schegget vindt, ik sta vlak naast Ter Schegget en dat geldt voor Wilma ook. Van zijn ‘Het innigste engagement’, over het Onze Vader, was ik heel verrukt. Bij het onderzoek voor deze biografie enk je soms: Zou Wilma niet verouderd zijn? Is het geen gedateerd gedachtengeod, zoals uitgeverij Kok mij liet weten? Maar als je Wilma dan leest, merk je dat zij theologisch geheel niet gedateerd is. Lees Bonhoeffers ‘Gemensames Leben’. Dan is er ook een link te leggen. Een link met Bonhoeffer, met Ter Schegget. Er is zeker sprake van een affiniteit met deze tijd.
Wilma wordt desondanks momenteel het meest gewaardeerd in orfhodox-protestants Nederland. Niet voor niet is Groen de uitgever. Dat strookt niet met een naam als Ter Schegget.
Dat zich hier een zekere spanning voordoet, verbaast me niet, omdat die spanning ook in het leven van Wilma aanwezig was. Ik heb de uitgever dat ook gezegd: “Weet wel dat Wilma zich aansloot bij de Christen-gemeenschap, al is ze lied van de Hervormde Kerk gebleven”. Ze heeft in Beekbergen spanningen meegemaakt tussen de modaliteiten die de eenheid van de christene bijna onmnogelijk maakten. Ze was net als dr. J.H> Gunning J.Hz. voortdurend geïntrigeerd door de ‘una sancta’, de heilige eenheid, die ze in de orthodoxe kerken pijnlijke miste. Wilma heeft daar onder geleden. In Möttlingen, een opwekkingsbeweging in Duisland, heeft ze die eenheid wel geproefd. Mensen van zo veel verschillende richtingen en tromingen waren in de Christen-gemeenschap op zoek naar één element: Christus in mij. De wijnstok en de rank.”
Haar liefde
Wat is de relatie tussen uw boek en de autbiografie van Wilma uit 1953 ‘Het hleiig wonder van mijn leven’?
Dat is voor mij een van de hoofdbronnen geweest. Daarnaast heb ik veel geput uit de briefwisselingen, bij voorbeeld met haar neef Gerretsen, de Haagse predikant, uit haar manusripten en werkschriften. In de autobiografisie lees ik welke mensen voor haar betekenis hadden, dat heeft de strcutuur van mijn boek voor een groot deel bepaald. Je moet er echter wel kritisch mee omgaan. Er staan niet alleen fouten in, maar Wilma versluiert ook veel. Denk aan haar enige liefde, ze had veel moeite om dat hoofdstuk te schrijven. Dan moet ik me van die autbiografie losmaken en vragen: Wat is er nu eigenlijk gebeurd? Soms roert ze de dingen aan, maar vaak is ze zo versluierend: een homoseksueel is ‘hij die anders is”, “een Uraniër”. Die schroom past in haar tijd.
U wilde aanvankelijk een breed opgezet boek schrijven. Kwam die herdenkingsjaar niet wat te vroeg voor u?
Ja, dat is aan de ene kant jammer. Ik weet niet of ik zoals Werkman met De Mérode met een tweede editie zal uitkomen, gevolgd door enige biografische fragmenten”.
Uitstekend proza
Een van uw conclusies is dat al Wilma niet gebonden was aan haar opdracht (de pastorale functie van haar werk), ze uitstekend proza schreef.
“Neem een artikel van haar over de burgemeesterswoning in Hemmen, waarvan de beschrijving terugkomt in ‘Macht’, haar tweede roman. Dat is een overtuigend stukje journlistieke reportage, uitmuntend van stijl. Een ander voorbeeld is haar laatste artikel over Eerbeek en De Mérode, waarin ze landschap, boerderij en kerk beschrijft: een overtuigend bewijs van haar observatie- en beschrijvingskunst. De stijlkwaliteiten laten in haar romans nogal eens te wensen over. In ‘Wolken, wind en water’ beschrijft ze haar reis naar Zuid-Afrika, een derde voorbeeld van gaaf proza.
In de biografie zeg ik: “Was dat altijd maar zo”. Zodra een financiële noodzaak haar dreef tot schrijven, kon ze niet verder. Haar schrijven kent een pastorale gedrevenheid, waarbij de hoofdpersoon naar het licht toe moet worden gebracht. Ze zegt ergens: “Wanneer deat niet zo was, kon ik het boek niet voltooien.” Dat is duidelijk een pastorale opdracht. Was ze daarvan ontslagen, dan had je mooi proza.
Voor wie schreef Wilma?
Ongetwijfeld had zij de lijdende mens op het oog. De mens die in de verdrukking leefde, verslaafd, depressief; mensen die het geloof hadden verloren. Mensen in nood.”
Levensbehoefte
U onderscheidt drie perioden in Wilma’s leven: Zetten, Apeldoorn en Beekbergen. Kunt u die typeren?
Zetten en Apeldoorn worden voor een groot deel gekenmerkt door Wilma’s diepe worsteling met harmonie en disharmonie. Ze had gelukkige kinderjaren. Al vrij vroeg zijn er in het gezin Vermaat echter nare dingen gebeurd: het overlijden van moeder en haar oudste zuster (tbc). Ook Wilma leef hieraan. Ze had op een gegeven moment geen zin meer in het leven.
Ze had behoefte aan schoonheid, maar besefte dat er ook sprake was van disharmonie. Het probleem van het bittere raadsel van de schepping. Dat belef in de Apeldoornse tijd spelen, waarbij het gezin er vanwege de financiële problemen geen dienstmeisje meer op na kon houden. Het proletariaat in Apeldoorn kwam letterlijk aan de deur… De spanning tussen schoonheid en lijden wordt versterkt, en dan krijft ze een tweede, geestelijke crisis.
In die tijd laat ze haar hut bouwen op die heuvel bij Beekbergen. Daar ondergaat ze opnieuw en in zeer sterke mate de schoonehdi van de natuur, die zo anders is dan de Betuwe. Zij heeft een brandend heimwee gevoeld toen ze naar de horizon keek, boven de Veluwse heuvels. Daar voelde zij dat er een eeuwigheid is. Dat is voor mij een van de grote fascinaties van mijn onderzoek, want ik voel dat mee. Dat contact tussen hemel en aarde werd voor haar meer en meer een levensbehoefte. Ze ontdekt de bijzondere Veluwe-mens, zoals putjesscheppers, stoelenmatters, die maatschappelijk onooglijk zijn maar die een karakter hebben dat uniek is.
Ziel en lichaam
Ja, de Beekbergse periode was de gelukkigste, maar wel met nuanceringen. Wilma was niet iemand die wanneer ze eenmaal die geloofsblijheid of die geloofskracht kende, dat continu ervoer. Daarin zijn schommelingen op te merken. In Beekbergen is ze opnieuw hevig geconfronteerd met de spanning tussen de prachtige Veluwse natuur en het lijden daarin van dier en mens.
Vanuit haar levensvisie komt Wilma tot zelfaanvaarding en vrijwilligerschap.
Zelfaanvaarding heeft in haar eigen leven een grote rol gespeeld. Ja, ook vanwege haar disharmonische uiterlijk. Wilma spreekt van “verweende ogen”. Haar gezondheid was zwak. Ze had één long. Haar geestelijke strijd heeft veel energie gekost. Zij zag de disharmonie tussen haar uiterlijk en haar innerlijk. Daar kwam ze overheen door het contact met Gerretsen. Na ‘Möttlingen’ kon ze steeds meer geloven in de levensvernieuwende krachten van Christus voor ziel en lichaam. Ze had zo’n uitstraling, dat mensen in hun lijden haar opzochten en immer door de sfeer alleen al er ‘beter vandaan kwamen’.
Pas na die aanvaarding ben je in staat vrijwilliger, navolger te zijn. Christus was enerzijds mens, maar stond boven de discrepantie sympathie-antipathie, kende geen vijanddenken. Daar mag je je niet door laten leiden. Dat kan, als je het conflict in jezelf, tussen je uiterlijk en je innerlijk hebt opgelost. En als jezelf harmonie bereikt hebt, om vanuit dat gegeven de medemens te helpen.
Sprak Wilma in dit verband ook over het woord bekering?
Nee. Ik ben dat woord bekering alleen maar tegengekomen als Wilma sprak over bekeringsromans, waar ze een hekel aan had. En dat kan ik me goed voorstellen.