Waarom dromen we?
De afgelopen jaren heb ik, als droomcoach, vele malen dromers kunnen begeleiden bij hun onderzoek naar de betekenis van hun droom. Telkens weer word ik verrast door de rijke inhoud van een droom, die veel verder gaat dan wat de dromer zelf had kunnen bedenken. Zelfs als de dromer zich alleen een fragment herinnert, komt er een heel verhaal achter tevoorschijn, dat de dromer tot nieuwe inzichten brengt.
Het valt me ook op dat de droom het beste met je voor heeft: het is je beste persoonlijke raadgever, ook als de droom in de vorm van b.v. een nachtmerrie tot je komt. In die zin herken ik de boodschap die de Talmoed meegeeft: “Een niet begrepen droom is als een ongeopende brief aan jezelf”.
Ieder droomboek dat je opslaat, biedt weer een andere methode aan om dromen te onderzoeken. Wat me opvalt is dat de meeste van die boeken nauwelijks ingaan op waarom we dromen. Kijk ik door al die boeken heen, dan kom ik globaal tot de volgende indeling:
auteur: Maarten van Rootselaar
datum: 30 maart 2020
website: https://www.maartencoaching.nl/node/34
a) Dromen zijn boodschappen van de goden aan de mensen (visie van de Egyptenaren, Grieken en Romeinen);
b) Dromen hebben op zich geen betekenis. Bewust dromen is een manier om je bewustzijn te trainen. Dit als voorbereiding op de periode na het sterven, om dan bewust de stadia te doorlopen tot een nieuwe incarnatie (visie van het Tibetaans boeddhisme);
c) Dromen komen voort uit het onbewuste en zijn verdrongen wensen van seksuele trauma’s uit de jeugd (visie van Freud);
d) Dromen zijn berichten uit het persoonlijk- en het collectief onbewuste aan het bewuste deel van de dromer (visie van Jung);
e) Dromen zijn het resultaat van hersenactiviteiten gedurende de slaap, wanneer de hersenen herstellen. De hersengolven in de slaap produceren plaatjes, die je bewustzijn vertaalt in een verhaaltje. Dromen hebben op zich geen betekenis (de visie van moderne hersenonderzoekers, die gebruik maken van EEG’s om hersengolven te registreren tijdens de slaap);
f) Dromen zijn het gevolg van stoornissen in het psychische functioneren. De behandeling van dromen is dan onderdeel van de aangeboden therapie;
g) Dromen komen vanuit de wereld van de voorouders en helpen jou bij het maken van keuzes (de indianen, voordat de Europeanen kwamen);
h) In de droom verlaat je ziel gedurende de slaap je lichaam en ontmoet andere zielen, van zowel nog levende als al overleden mensen (de sjamanen, o.a. de Aboriginals in Australië, als ook Robert Moss);
i) In de droom maakt jouw geheugen gebruik van allerlei beelden uit eerdere ervaringen, die je bewust en onbewust hebt opgeslagen. De droom is als een onwillig kind. Door bewust te dromen kun je je dromen sturen en zo op ontdekkingsreis gaan, of dingen leren die je later in de wereld overdag kunt toepassen (b.v. Patricia Garfield in haar boek ‘Creatief dromen’).
Kijk ik naar de hiervoor genoemde redenen waarom we dromen, dan biedt Jung voor mij de meest vruchtbare ingang om dromen te verstaan. In zijn benadering lees ik de enorme rijkdom aan betekenissen van dromen. Een rijkdom die ik zelf ook al langer ervaar, wanneer ik met dromen werk.
Jung is bekend om zijn aandacht voor symbolen in dromen, maar hij zegt veel meer. En daar kwam ik eigenlijk pas onlangs achter, door veel van en over hem te lezen.
Freud ontdekte dat het gedrag van mensen voor een groot deel voortkomt uit het onbewuste. Dit onbewuste is voor Freud een soort van aanhangsel onder het bewuste: de driften en verdrongen wensen plaatst Freud daar. Jung volgt dit spoor, maar stelt dat het onbewuste vele malen groter is en bestaat uit een persoonlijk onbewuste en een collectief onbewuste.
In het persoonlijk onbewuste zit wat we zelf (nog) niet onder ogen willen zien, o.a. je schaduwkanten. In het collectief onbewuste zit wat er in eeuwen aan eerdere culturen is ervaren en opgeslagen. We lezen dit terug in oude sagen, mythen en sprookjes. Zo ontdekte Jung dat we in dromen beelden gebruiken waar we persoonlijk geen kennis van kunnen hebben, maar die ons worden aangereikt uit oude culturen.
Het bewustzijn is dat deel van ons zelf dat we kennen en dat we ook gebruiken in onze presentatie naar anderen toe. Dit wordt ook het “ik”, de persona, of het masker genoemd. Het bewuste ik en het persoonlijk onbewuste noemt Jung samen het Zelf. Ieder heeft zo’n Zelf, en dit Zelf is aangesloten op het collectief onbewuste. Dat klinkt nog vrij abstract, tot ik het volgende tegenkwam.
Jung stelt dat het bewustzijn even reëel is als al het fysieke bestaan, dat gebonden is aan ruimte en tijd. Wij zijn in onze huidige cultuur zo gefocust op de materiële wereld, dat wij gedachten en beelden slechts als vluchtig ervaren. Zelf ervaar ik het als een revolutie om van deze zienswijze uit te gaan: bewustzijn en materie zijn ieder even reëel.
Nu begrijp ik ook wat Jung verstaat onder synchroniciteit: in de wereld van het bewustzijn en in die van de materie kunnen gelijktijdig dingen gebeuren, die toeval lijken én betekenisvol samenhangen, ook al kunnen we er causaal – vanuit de wereld van de materie – geen verband tussen leggen.
Taal is vaak een beschrijving van de uiterlijke wereld. In gedichten en kunstuitingen komen we op het spoor van die diepere innerlijke wereld. Dromen zijn in deze zin een prachtige toegang tot de wereld van het onbewuste. We putten daar uit een enorme bron van beelden. Dromen kloppen zo bij ons aan, opdat we ons bewustzijn kunnen vergroten. Jung stelt dan ook niet de vraag “waarom we dromen” maar “waartoe we dromen”: ter vergroting van ons bewustzijn.
Dromen laten soms ook iets zien van de overgang bij het sterven. Zoals ook bijna-dood-ervaringen ons inzichten geven op dit terrein. Alsof in een droom het onbewuste jou inzichten aanreikt die je helpen bij het bewust toeleven naar het einde. Daar wil ik een volgende keer over schrijven.
Dromen over wie je in wezen bent
Dromen kunnen je een spiegel voorhouden, hoe je er nu voor staat in je dagelijks leven. Of ze laten een schaduwzijde van je zien. Soms geven ze raad voor een probleem waar je mee zit. En soms bieden ze op een diepere laag een ontmoeting met wie je in wezen bent. Dromen in relatie tot jouw spirituele weg. Hieronder twee voorbeelden van zulke dromen die ik begeleidde.
auteur: Maarten van Rootselaar
datum: 22 augustus 2019
website: https://www.maartencoaching.nl/node/30
Verloren in het zand:
“Ik ben op het strand. Ik zoek naar iets wat ik verloren heb. Ik weet niet meer wat het is. Ik kan het ook niet weer vinden.”
Droomonderzoek:
Ik vraag de droom inbrenger zich voor te stellen dat ze op het strand staat. Ik stel haar nog enkele vragen. Er komt nog geen contact tussen haar en datgene dat zij zoekt. Dan vraag ik hoe oud zij is. “Vijftien” antwoordt ze direct. “Wat ben je rond je vijftiende verloren?” vraag ik haar. En dan weet ze het ineens: “Mijn vanzelfsprekende manier van geloven. Ik voelde mij alleen met mijn geloof en heb het toen los gelaten. Ik verlang naar weer te kunnen geloven zonder meer”.
Ontmoeting met je lot:
“Er is iets in een kerk en ik zoek een plekje om mijn boeken neer te leggen en dan andere spullen te gaan halen die ik nodig heb. De plekjes die ik kies blijken steeds bezet, tot ik bij een gedeelte kom waar veel plekjes duidelijk vrij zijn.
Mensen vinden van alles en willen wat van me en ik probeer ze af te schudden door sluipweggetjes te nemen die ik weet omdat ik de omgeving goed ken. De mensen menen het beter te weten dan ikzelf en willen mij vertellen wat ik moet denken en doen.
De laatste keer dat ik vanuit een sluipweg tevoorschijn kom word ik daar opgewacht door een man die ik nooit eerder heb gezien, maar over wie ik instinctief weet dat ik bij hem moet zijn. Hij straalt kracht uit, ik ben blij, geef me onmiddellijk aan hem over en we gaan samen verder op weg.
De droom eindigt en ik word blij wakker.”
Toelichting van de droom inbrenger:
Ik had vooral een duidelijk gevoel over het middelste gedeelte van de droom: het deel waarin ik allerlei sluipweggetjes nam om mensen uit de weg te gaan die van alles van me wilden.
Dat ging voor mijn gevoel over de betrouwbaarheid van mijn intuïtie; ik weet zelf wat goed voor mij is. Ik maak bewust keuzes en sta daar ook na verloop van tijd nog vierkant achter.
Droomonderzoek:
Terwijl ik luister naar haar droom raakt het mij dat zij zo op zoek is naar haar eigen plek en dat de locatie de kerk is. Heeft het te maken met haar eigen spirituele weg door dit leven?
Ik vraag haar om de droom in te gaan en de verschillende scenes in haar droom opnieuw te beleven. Ze loopt eerst onrustig rond, kijkt om zich heen en vindt dan een eigen plek en rust. Wat wil haar droom haar laten zien?
Terwijl ik haar aankijk komt een beeld bij mij op zoals gebruikt wordt in de psychosynthese: je innerlijke wijze oude man of vrouw. Of anders gezegd: je ziel. Of een zin als “Niet jij kiest jouw levensweg, maar de weg kiest jou”. Ontmoet zij hier haar lot, de erkenning dat dit de weg is die zij door het leven gaat? Zoekend naar woorden vraag ik haar of zij herkent dat dit het is, wat zij daar in haar droom ontmoet. Blij kijkt ze me aan. We zijn beiden ontroerd en even stil.
Achteraf schrijft zij er over:
Wat de uitwerking met de groep me heeft gebracht: het inzicht dat ik een ontmoeting met mijn lot heb gehad, dat ik was thuisgekomen bij mezelf, dat wie ik ben en wat ik heb voldoende is voor mijn weg. Indrukwekkend.
Het werkt nog krachtig door, vooral in het groeiende besef dat het lot mijn vriend en bondgenoot is; het weet wat goed en nodig voor me is, heeft mijn heil voor ogen. Ik kan mijn hand vol vertrouwen en overgave en zonder verzet in die van hem leggen.
Dromen om wakker te worden
In mijn vorige bijdrage schreef ik over “Waarom dromen we?” Daar zijn vele opvattingen over. Die van Jung spreekt mij het meest aan, zo schreef ik: daar zal ik nu verder op ingaan. Doordenkend op Jung kom ik zelf tot een aantal conclusies over wat dromen zijn.
Dromen zijn volgens Jung berichten uit ons persoonlijk en uit het collectief onbewuste, om ons meer inzicht (bewustzijn) te geven in waar we in het leven voor staan.
auteur: Maarten van Rootselaar
datum: 21 april 2020
website: https://www.maartencoaching.nl/node/35
Jung was opgeleid als arts en hij probeerde zijn “analytische psychologie” een zelfde empirische basis te geven als hij kende uit de geneeskunde of de natuurkunde. In de empirische wetenschap is iets “waar”, zolang het onderzoek door meerdere wetenschappers onafhankelijk van elkaar (objectief) tot dezelfde resultaten leidt en het tegendeel nog niet is bewezen.
In mijn onderzoek naar dromen (of het nu een droom van mij zelf is, of van iemand die ik begeleid) ben ik zelf onderdeel van de waarneming: ik laat mij raken en daarbij ervaar ik iets als “waar”. We kunnen in een gezamenlijk droomonderzoek een zelfde ervaring hebben, maar die ervaring is dan nog niet objectief. Voor mij is de vraag of een benadering vruchtbaar is: leidt het droomonderzoek voor de dromer tot een herkenbare betekenis van de droom? En in díe betekenis is de werkwijze van Jung voor mij een vruchtbare benadering: het leidt vaak tot nieuwe inzichten voor de dromer.
Jung plaatst in het persoonlijk onbewuste de schaduwkant (wat je nog niet van jezelf wilt zien) en de animus-anima.
De vrouw heeft naast haar vrouwelijke ook mannelijke kwaliteiten (animus) in zich zelf te ontwikkelen. En de man heeft net zo zijn vrouwelijke kant (anima) te ontwikkelen. Het persoonlijk bewuste en het persoonlijk onbewuste noemt Jung samen het Zelf.
In het collectieve onbewuste liggen volgens Jung ervaringen opgeslagen van vele generaties voor ons. Je vindt ze terug in oude culturen, mythen en sprookjes. Wat wij samengevat cultuur noemen zou je ook het collectief bewuste kunnen noemen: dat wat nu samen wordt geweten. Het collectief onbewuste is dan wat in oude generaties en culturen werd geweten en inmiddels in de vergetelheid is geraakt. Volgens Jung kunnen wij via dromen nog steeds putten uit dit collectief onbewuste.
Jung bestudeerde uitgebreid die oude culturen. En hij ontdekte dat patiënten, die bij hem kwamen, dromen hadden waarin beelden voorkwamen uit die oude culturen, zonder dat die patiënten kennis hadden van die oude culturen. Zo kwam Jung tot de slotsom dat we in dromen niet alleen putten uit beelden uit ons persoonlijk onbewuste, maar ook uit het collectief onbewuste.
“Datgene wat de droom ons laat zien,
is de schaduw van wijsheid die in de mens leeft,
zelfs wanneer hij zich in waaktoestand
daarvan in het geheel niet bewust is.”
Paracelsus (Zwitserland, 1494 – 1541)
Via ons DNA zijn we verbonden met vele generaties voor ons, tot uiteindelijk de allereerste levende cellen. Blijkbaar zijn we via ons bewustzijn op een zelfde manier verbonden met het collectief onbewuste: wat vele generaties mensen voor ons hebben ervaren, ontdekt, gedacht, begrepen en als betekenisvol en zin van hun leven hebben beleefd. We zijn niet alleen via dromen verbonden met het collectief onbewuste. Kunstenaars hebben door alle eeuwen heen hun inspiratie ontleend aan beelden uit het collectief onbewuste. Vandaar dat kunst ook zo kan raken tot in je ziel.
En zo begrijp ik ook de overtuiging waar Jung uiteindelijk toe kwam: bewustzijn en materie zijn ieder even reëel.
In zowel het lichaam als in het bewustzijn kunnen we een levenskracht zien. Jung noemde deze levenskracht “libido”. In ons lichaam zijn als gevolg van deze levenskracht allerlei processen gaande: de groei van eicel tot een volledig mens, het eten dat verteert, een wond die zich herstelt, enz.
Er is in ons bewustzijn ook een kracht werkzaam waardoor we in bewustzijn groeien. Dit gebeurt onder andere in dromen, waarmee we in onze slaap beelden aangereikt krijgen. Op het moment dat we die beelden begrijpen, neemt ons bewustzijn toe. We kunnen b.v. zien voor welke keuze we staan. Of een droom laat helder zien in welke situatie we zijn beland. Overigens, een droom hoeft niet altijd begrepen te worden, om toch zijn werking te kunnen doen. In die zin maakt een droom ons wakker: het vergroot ons bewustzijn.
Na afloop van een workshop vertelde een verpleegster mij het volgende. Een man – opgenomen in het ziekenhuis – droomde als volgt: hij valt (in zijn droom) uit zijn bed.
Hij schrok wakker. De verpleegster probeerde hem gerust te stellen, door te zeggen dat hij nog steeds in zijn bed lag, maar de man bleef angstig en verward.
Ik vermoed dat er iets anders speelde: op een diepere laag was de man door de plotselinge ziekenhuisopname ineens al zijn zekerheden kwijt. Het voelde voor hem alsof alle grond onder zijn voeten was weggeslagen. Zonder dat hij al woorden kon geven aan dit gevoel, beeldde de droom dit voor hem uit in dat hij “uit bed was gevallen”.
Jung stelt – net als Pim van Lommel in zijn boek “Eindeloos bewustzijn” – dat bewustzijn niet gekoppeld is aan de grenzen van tijd, ruimte en causaliteit. Van daaruit begrijp ik dat er dromen kunnen zijn waarin je als in een visioen iets te zien krijgt van wat nog te gebeuren staat. Jung beschrijft dromen van hem zelf waarin hij bezoek krijgt van zieners van vele eeuwen terug, die hem een vraag stellen. In hun tijd was er nog geen antwoord mogelijk op die vraag. Jung ging vervolgens in zijn wakend leven studeren, om in een volgende droom alsnog tot een antwoord te kunnen komen op die vraag. Wonderlijk toch?
Dit komt overeen met sommige bijna-dood-ervaringen, waarin mensen met hun bewustzijn dingen waarnamen van buiten de kamer waarin zij in coma lagen, of waarin zij pijlsnel grote afstanden konden reizen.
Tegelijk ben ik voorzichtig met het duiden van een droom als een toekomstdroom. Misschien heb je onbewust wel iets waargenomen, b.v. dat het slechter gaat met je gezondheid en droom je dat je niet verder kunt met zoals je leeft. Dan is dat geen voorspellende droom, maar klopt je persoonlijk onbewuste bij je aan. Wat je tot dan verdringt aan gezondheidsklachten, mag onder ogen gezien worden.
Of iets een toekomstdroom is blijkt vaak pas jaren later, wanneer je terugkijkend ziet dat het zo is gegaan.
Allerlei denk activiteiten en zintuiglijke waarnemingen (overdag) kunnen via hersenonderzoek afgelezen worden als elektrische activiteiten in de hersenen. Ook dromen (’s nachts) blijken soortgelijke activiteiten in de hersenen teweeg te brengen. Of moet je zeggen dat dromen voortkomen uit deze hersenactiviteiten? Diverse droomonderzoekers – zoals b.v. Patricia Garfield – gaan er van uit dat dromen het gevolg zijn van de hersenactiviteiten. Ik ga er omgekeerd van uit dat de berichten uit het onbewuste de oorzaak zijn van deze hersenactiviteiten.
In zijn boek Eindeloos bewustzijn veronderstelt Pim van Lommel dat het bewustzijn niet een gevolg is van hersenactiviteiten. Want tijdens een coma kunnen de hersenactiviteiten totaal stil liggen, terwijl het bewustzijn nog wel waarneemt. Zo komt hij tot het model dat het bewustzijn als een krans om het hoofd heen aanwezig is. De hersenen functioneren dan als een schotelantenne, om de signalen van het bewustzijn op te vangen.
Deze lijn doordenkend, neem ik aan dat dromen rechtstreeks uit het onbewuste (collectief en persoonlijk) binnenkomen binnen de hersenen en daar tot een hersenactiviteit leiden. Die hersenactiviteit slaan we in ons geheugen op als plaatjes. Eenmaal wakker herinneren we ons flarden van de plaatjes die we in de slaap hebben ontvangen in onze hersenen en maken daarvan een verhaal: een droom.
Leren dromen ons iets over het sterven en daarna?
Telkens weer merk ik dat dromen het beste met mij voor hebben. In die zin zijn ze mijn beste adviseur. Ze laten mij zien waar ik nog geen bewustzijn over heb. Zodoende vroeg ik mij enkele jaren terug af: “Laten dromen ons ook iets zien over het sterven en de weg daarna?” Ik begon er diverse boeken over te verzamelen. En geleidelijk kwamen ook de dromen. In deze bijdrage wil ik iets vertellen over wat ik daar tot nu toe over tegen kom.
auteur: Maarten van Rootselaar
datum: 22 april 2020
website: https://www.maartencoaching.nl/node/36
Eerst wil ik iets meer over mijzelf vertellen, om aan te geven hoe ik tot deze vraagstelling kom. En dan zal ik ingaan op de vraag of, en zo ja wat dromen ons laten zien over de grens van leven en dood.
Mijn voorgeschiedenis
Mijn vader wilde rond 1940 natuurkunde gaan studeren, maar omdat daar volgens zijn vader geen droog brood mee te verdienen was, is hij toen maar medicijnen gaan studeren. Zonder dat ik mij daarvan bewust was (hij vertelde mij dit pas vele jaren later), koos ik er voor om natuurkunde te gaan studeren. Vervolgens wilde ik via de sterrenkunde begrijpen hoe de materie om ons heen (in de kosmos) in elkaar zit.
Die interesse voor het heelal is gebleven, maar geleidelijk leerde ik via mijn moeder een andere weg kennen. Vele uren sprak ze met mij over haar zoektocht naar de ziel, langs het christendom, het boeddhisme en het soefisme. Ik raakte er door “besmet” en ging ook zelf daarover boeken lezen. Zo realiseerde ik mij rond mijn 40e dat we ieder een innerlijk leven hebben dat nog veel groter is dan de kosmos om ons heen.
Enkele boeken hebben een blijvend grote indruk op mij gemaakt, waaronder “Eindeloos bewustzijn” van Pim van Lommel. In dit boek beschrijft Van Lommel meerdere bijna-dood-ervaringen. Laten deze ervaringen overtuigend zien dat er iets van een bewustzijn verder gaat, op het moment dat het lichaam als materie levenloos achterblijft?
Zo blijven materie en bewustzijn mij bezig houden. Is het bewustzijn (wat we ‘ik’ noemen) het resultaat van wat chemische processen in de hersenen? Of zijn materie en bewustzijn beide een vorm van energie? Of komt materie – zoals sommigen zeggen – voort uit bewustzijn?
Wat ik waarneem – en voor waar aanneem – is dat de materie op zich bestaat, los van wat wij er over denken. Alleen zullen wij de materie nooit als realiteit op zich kunnen waarnemen. Wat wij zien is ingekaderd door de verhalen en theorieën die onze kijk hebben gevormd op die werkelijkheid. Wij kijken door een menselijke bril naar de werkelijkheid om ons heen.
Wat ik ook ervaar is dat ik tot in mijn diepste kern geraakt kan worden door een simpel voorval. Of dat ik soms in mijn werk nu als coach dingen zeg die ik niet van te voren al “weet”: alsof ik dan met mijn bewustzijn op een diepe laag aangesloten ben op een bron (groter dan ik zelf) van waaruit we allemaal leven. Kunnen dromen mij daar wellicht helderheid brengen, hoe bewustzijn en materie zich tot elkaar verhouden, speciaal in het stervensproces?
Wat laten dromen ons zien over de grens van leven en dood?
Eerst een aantal boeken, die mij hielpen om zicht te krijgen op dit onderwerp:
a) Kelly Bulkeley (droomcoach) en zijn moeder Patricia Bulkley (predikant): Dreaming beyond death (2005).
In dit boek beschrijven en duiden zij een groot aantal dromen van mensen in de allerlaatste levensfase. Veelal mensen die nog vol innerlijke conflicten zitten zo vlak voor hun dood. Een droom geeft hen dan een perspectief waarop zij alsnog vertrouwen krijgen in het laatste deel van hun weg en mogelijk nog daaraan voorbij.
b) Suzanne van Doorn: A dreamers’ guide through the land of the deceased (2013).
Dit boekje is een neerslag van de presentatie die zij gaf voor de jaarlijkse conferentie van de IASD (the International Association for the Study of Dreams). Zij biedt een model aan om dromen te onderzoeken, die gaan over het sterven en het contact met overleden mensen.
c) Marie-Louise von Franz: Over dromen en de dood. Wat vertellen de dromen van stervenden ons? (1984)
Von Franz was een naaste medewerkster en leerling van Jung. Zij beschrijft in dit boek vooral hoe de dood in diverse oude culturen wordt beleefd.
d) Robert Moss: The dreamer’s book of the dead (2005).
Robert Moss leerde als kind al in Australië van een aboriginal dat er naast de fysieke werkelijkheid een andere werkelijkheid is: die van de geesten of zielen. Hij werkt nu als sjamanistisch droomcoach in Amerika. Vanuit een wakend bewustzijn kan hij in een soort van trance overgaan naar een droombewustzijn, waar hij bewust de zielen van anderen ontmoet. Met een drumsessie begeleidt hij groepen tot in zo’n trance toestand.
e) Sogyal Rinpoche: Het Tibetaanse boek van leven en sterven (1992).
Volgens het Tibetaans boeddhisme is het bestaan van een mens een ononderbroken opeenvolging van bewustzijnstoestanden, waarin geboorte (als het aannemen van een lichaam) en dood (als het afleggen van een lichaam) zijn besloten. Dit herkenbaar maken is de zin van het onderricht van het Tibetaanse Dodenboek.
Voor dit onderzoek onderscheid ik drie soorten dromen:
a) Een droom die iets toont over jouw leven hier en nu.
Een droom kan iets laten zien van wat nu in jouw leven speelt: b.v. een angst of een verlangen. Of het toont je b.v. de mogelijkheid om iets los te laten.
b) Een droom die als een visioen iets laat zien van wat nog te gebeuren staat.
Wanneer je b.v. in je dagbewustzijn de dood als een groot gat ervaart waarin je valt, kan de droom je laten zien dat er een weg is door de dood naar het licht toe. Alsof je onbewuste al weet heeft van de weg die je door dit leven gaat en wat je daarin zult tegen komen. Als het bewustzijn niet – zoals de materie – gebonden is aan tijd, zou het wellicht ook kennis kunnen hebben van voorbij het hier en nu.
c) Een droom als verschijning: waarin je energieën van anderen ontmoet, zowel nu nog levende als al overleden mensen.
B.v. je ontmoet verwanten die eerder zijn overleden en die jou nu komen ophalen. Je ervaart de gestalten in je droom dan zo reëel, dat de droom echter lijkt dan de fysieke werkelijkheid in je dagbewustzijn.
In haar boekje onderscheidt Suzanne van Doorn hier nog verschillende soorten dromen:
– waarin je een overleden iemand de poort ziet doorgaan van de dood,
– waarin je een overleden iemand ontmoet in het land van de overledenen,
– waarin je, zonder dat je het van elkaar weet, met meerdere mensen droomt over eenzelfde persoon die al is overleden.
Ik vertel nu een aantal dromen, waarbij ik zal trachten ze te plaatsen in de hierboven genoemde indeling. Daar waar ik een droom in contact met de dromer kan uitwerken, heeft de dromer zelf het laatste woord. Uiteindelijk voelt de dromer zelf het beste wat de betekenis is van de droom.
Eerst nog: wanneer je droomt over sterven, betekent dat niet letterlijk sterven. De droom laat dan zien dat een bepaalde periode in je leven op zijn einde loopt: dat er geen leven meer zit in het werk dat je doet, of in b.v. een relatie. De droom nodigt je dan uit om daar afscheid van te nemen en een nieuwe fase in te gaan.
1) Een lege reiskoffer
Tijdens een presentatie over dromen vraag ik in de tweede helft altijd of mensen een droom willen inbrengen, die we dan samen onderzoeken. Een keer vertelt een vrouw van ruim boven de 80:
Ik droom meermalen dat ik op reis ga: een schoolkamp, of op vakantie. Ik heb dan een koffer mee met mijn verschoongoed. Bij aankomst blijkt de koffer steeds leeg te zijn. Dan word ik zo boos op mij zelf.
Ik kies als symbool het “op reis gaan” en vraag aan haar wat haar gedachten zijn bij het op reis gaan. Ze antwoordt: “Leuk, iets nieuws zien”. Dan vraag ik wat haar gevoel er bij is. Na een kleine stilte zegt ze: “verdriet”. We zijn allemaal geraakt; dit had niemand als antwoord verwacht, ook zij zelf niet. We zijn op een diepere laag van weten aangekomen. Bij mij komt de associatie op van lege koffer naar lege handen en ik zeg: “Daar sta je nu met lege handen”. Zij knikt. Ik vraag of dit iets raakt als thema nu in haar leven. Ze begint te vertellen dat haar man een jaar geleden is overleden. Ineens beseft zij: als alleenstaande staat ze nu met lege handen.
Dit is een droom die gaat over het hier en nu. Drie maanden later ontmoet ik haar nogmaals en ze vertelt mij dat de droom niet meer is terug gekomen. Ik knik: nu ze haar situatie nog duidelijker onder ogen ziet, hoeft het niet meer in een droom tot haar te komen.
2) Stilstaan voor een rotonde met één afslag
In een droomcursus komt een deelnemer, een vrouw van ongeveer 60, met de volgende droom:
Ik sta stil voor een rotonde, die één afslag heeft. Ik durf de rotonde niet op. Achter mij voel ik iets groots, zwarts dat mij angst inboezemt. Toch durf ik niet verder te gaan.
Ik vraag haar de droom in te gaan en op de plek van de ik-figuur in de droom te gaan staan. Dan vraag ik haar om innerlijk contact te maken met het zwart achter haar en vraag haar of ze weet wie of wat het is. Ze heeft geen idee. Dan vraag ik haar van die plek in de droom weg te stappen en op de plek achter de dromer te gaan staan, waar het zwart is. Met enige aarzeling doet ze dat. Ik vraag haar wie of wat ze is. Ze heeft geen idee. Ik vraag haar of er op die plaats een woord of zin bij haar op komt. Stilte. Dan vraag ik haar of er een beweging hoort bij het zwart, wie zij is. Zonder aarzeling maakt ze een beweging: zij doet haar twee handen voor haar borst en duwt haar handen zacht naar voren. Dan weet ze ook waar het zwart voor staat. Het is haar vader – waar ze op dat moment een moeizame relatie mee had – die haar liefdevol aanspoort om tot een keuze te komen en de rotonde op te gaan.
Met dit inzicht stapt ze terug op de plek van de dromer en gaat zij blij de rotonde op.
Is dit een droom waarin zij met nieuwe ogen naar haar vader kan kijken, die al vele jaren terug is overleden? Het is één van de ingangen om een droom te onderzoeken: dat je kijkt naar de anderen die in jouw droom jou iets willen zeggen. Maar is dit dan iets wat in jouw eigen bewustzijn zich afspeelt, of is haar vader werkelijk in haar droom aan haar verschenen? Die vraag blijft voor mij voorlopig onbeantwoord. In ieder geval werkt de droom helend in de relatie met haar vader, ook al is hij al overleden.
3) Opgesloten worden in lade
In mijn doorgaande droomgroep zit een vrouw van in de 90. Ze kwakkelt met haar gezondheid en komt nog elke maand trouw naar de groep. Dan vertelt ze haar droom:
Ik lig opgesloten in een lange lade in de muur. Ik wil dit niet, maar toch lig ik daar.
Wat we ook proberen, het lukt ons die ochtend niet om tot een duiding te komen van die droom. Ongeveer vier maanden daarna nemen haar krachten snel af en overlijdt zij in alle rust. Nu achteraf vraag ik mij af: was dit een visioen, waarin zij zich zelf dood in een koelcel zag liggen, terwijl zij nog helemaal niet wilde sterven?
4) Dichtslaande deur
Ook weer tijdens een presentatie zit een ouder echtpaar op de voorste rij. De vrouw komt naar voren en vertelt haar droom:
Ik ben met mijn man op reis, zoals we altijd samen op reis gaan. Dan ga ik een deur door, mijn man blijft achter en de deur valt dicht. Ik zie in het donker wat schimmen. Ik wacht want ik weet dat er een gids komt die mij zal begeleiden.
De vrouw voegt er aan toe dat ze normaal nooit met een reisgids op vakantie gaan. Daarom begrijpt ze niets van deze droom.
Ik ben geraakt door die dichtslaande deur en vraag haar wat voor beeld zij daarbij heeft. Ze herhaalt dat ze nooit met een reisgids op vakantie gaan, hoe kan het in een droom dan wel?
Ik verbreed het beeld en zeg dat ze bij de dichtslaande deur over een grens is heen gegaan, waar zij blijkbaar alleen over is heen gegaan en waar ze niet terug over heen kan naar haar man toe. Het raakt niet iets bij de vrouw en dan formuleer ik voorzichtig: “Kan het zijn dat de droom je laat zien dat er na je sterven iets van je doorgaat en dan er dan hulp is voor jouw verdere weg?”
Het komt niet bij haar binnen. Tegelijk zie ik enkele mensen in de zaal peinzend knikken, ook zij ervaren dit als mogelijke uitleg van haar droom.
Ook al vind ik geen bevestiging van de dromer, is dit vermoed ik een voorbeeld van een droom die haar laat zien, dat haar weg verder gaat, ook na het sterven, en dat er daarbij hulp is voor haar.
5) Mijn vader en ik kijken elkaar aan
In de nacht nadat ik een eerste versie van dit artikel opschreef kreeg ik de volgende droom:
Ik ben met mijn vader en nog een man in een witte kamer. Het lijkt een ziekenhuiskamer. Mijn vader staat ingepakt in een laag van zand (ongeveer 10 cm dik) om zich heen, om hem te fixeren. De man in doktersjas kijkt naar hem en inspecteert of het goed is. De man is tevens een broer van mij, maar ik ken hem niet. Ik sta schuin achter mijn vader op ongeveer 2 meter afstand. Dan wordt het bovenste deel van mijn vader bestraald.
Ik haal met een schep van waar ik sta voorzichtig zand van mijn vader weg, zodat ook zijn borst bestraald kan worden. De arts / broer bindt met een touw de polsen van mijn vader vast achter op zijn rug. Ik vraag waarom hij dat doet. “Dan kan ik hem daar gemakkelijk vastpakken” antwoordt hij. Omdat het touw misschien pijn doet aan de polsen besluit hij het touw om de bovenarmen te doen, over het overhemd heen dat mijn vader aan heeft.
Ik sta nu naast mijn vader en houd mijn linkerarm tegen zijn blote borst en mijn rechterarm tegen zijn blote rug aan, onder zijn overhemd. Ik ben iets groter dan mijn vader. Hij is wat aan het dementeren en begrijpt het niet helemaal. Ik kijk bemoedigend naar hem. Hij kijkt in vol vertrouwen als een kind naar mij. De liefde gaat over en weer tussen onze ogen.
Hoewel ik de droom nog niet helemaal begrijp, ontroert hij mij wel diep: dat de liefde zo heen en weer stroomt. Die nabijheid heb ik nooit met hem gehad, en nu 26 jaar nadat hij al is overleden, ontmoet ik hem alsnog zo helend in mijn droom. Heb ik dit nu beleefd in mijn eigen bewustzijn, of is (de energie van) mijn vader die nacht werkelijk aan mij verschenen? Kan ik, nu ik mij (met de natuurkunde) in zijn lijn plaats, dichter bij mijn vader komen en alsnog onze verbondenheid ervaren van mij uit? Of heb ik in de droom zijn verschijning meegemaakt? We keken elkaar beiden zo liefdevol in de ogen. En zoals Susanne van Doorn in haar boekje (blz. 46) schrijft: “… de ogen zijn de spiegel van de ziel”, houd ik het er in deze droom op dat ik zijn ziel heb gezien in die nacht.
6) Mijn schoonmoeder wijkt terug
Enkele maanden terug was ik flink verkouden. Twee van onze kleinkinderen (2 en 4 jaar) logeerden bij ons. Zij waren ’s nachts meermalen wakker. Nu ging mijn vrouw steeds alleen naar hen toe. In die nacht droomde ik:
Ik ben met mijn vrouw en haar moeder in een kamer. Zij hebben de nacht door gewaakt, bezig geweest met de kleinkinderen. Ik stel voor nu koffie voor hen te zetten, zodat ik iets terug kan doen voor hen. Ik zeg tegen mijn schoonmoeder: “Hoe wil jij de koffie? Het is zo lang geleden dat ik koffie voor jou kon zetten.”
Zij staat schuin voor mij, ik zie haar op de rug. Ik zie alleen een deel van haar rug, maar weet dat zij het is. Ik steek mijn arm uit om haar arm / rug aan te raken, terwijl ik het vraag. Zij wijkt terug, alsof ze niet aangeraakt wil worden.
Mijn schoonmoeder is in 2007 overleden. In de droom besef ik dat ik haar lang niet heb gezien. Ik had een heel warm contact met haar, bij elke begroeting omhelsden we elkaar. Ze wijkt in de droom terug als ik haar aan wil raken. Dat was toen ze nog leefde niet zo. Wil zij als overledene / overgegane afstand bewaren tot mij die nog aan deze zijde van de dood is?
Bij het wakker worden zeg ik tegen mijn vrouw: “Je moeder was bij je vannacht, toen je zoveel met de kleinkinderen bezig was”.
Dat mijn schoonmoeder terug wijkt, dat zit niet in mijn systeem, is zo anders dan ik kan bedenken. Ik heb haar ook als heel echt aanwezig ervaren, ook al zag ik maar een klein stukje van haar rug: een bruin/blauw stukje trui. Ik ervaar dit als een verschijning van haar in de nacht, om naast mijn vrouw voor de kleinkinderen te zorgen. Dit deed ze ook heel graag toen onze kinderen klein waren en bij haar logeerden.
7) Terugschrikken voor een levende
Uit het boek van Bulkeley ontleen ik de volgende droom als voorbeeld:
Een vrouw van in de 80 ligt in haar laatste levensdagen op bed. Een neefje waakt bij haar. Wanneer zij wakker wordt, kijkt zij met grote schrik en afschuw naar haar neefje en roept: “Nee, jij nog niet”. Dan vertelt ze dat zij haar overleden naasten heeft gezien die haar komen ophalen, maar dat het voor hem nog veel te vroeg is om te gaan. De jongen kijkt haar niet begrijpend aan en probeert haar te overtuigen dat er behalve zij tweeën niemand in de kamer is geweest die nacht. Zij blijft erbij dat zij haar naaste familie heeft gezien die al is overleden.
Is dit een wensdenken van de vrouw geweest, dat zij niet alleen het laatste deel van haar weg hoeft af te leggen? Dan zou zij vermoed ik niet zo zijn geschrokken bij het zien van haar neefje. Ik vermoed dat zij wel degelijk iets van de energie van haar overleden naasten heeft gezien tijdens haar slaap. En dat het daarmee een verschijningsdroom is geweest.
– + –
Kun je daarmee zeggen dat dromen ons laten zien dat er een weg is door en na de dood, waarop (het bewustzijn van) een mens verder gaat? Voor de een is het een zeker weten. Zo zegt een vriendin van mij dat zij in haar dromen meermalen haar overleden man heeft ontmoet. Daarmee is het voor haar een zeker weten.
Met verwondering las ik het boek van Robert Moss, zoals hij in zijn trance-dromen heen en weer gaat tussen dag- en nachtbewustzijn en daarin de zielen van overleden mensen kan opzoeken. Tegelijk staat het zo ver af van mijn manier van werken met dromen, dat ik zijn manier voorlopig niet kan integreren in die van mij.
Toen een jonge vrouw eens aan Dorothé Sölle (Duits predikante) vroeg of er een leven was na de dood, antwoordde Sölle: “Als dit leven voor jou alles is, is er voor jou geen leven na de dood.”
Op basis van alles wat ik tot dusver tegen kom, in dromen, in bijna-dood-ervaringen en wat in oude culturen al is geweten over het sterven, kom ik tot een voorzichtig “ja” op de vraag of dromen ons iets kunnen laten zien over een mogelijke weg dóór en ná het sterven.
En … het sterven blijft een mysterie.