Kees Waaijman – ‘Waardeer eigen spiritualiteit’
Ook vage spiritualiteit, van het kaliber ’boeddhabeeld van de Blokker’ is spiritualiteit, zegt hoogleraar spiritualiteit Kees Waaijman. „Men vlucht naar de oosterse tradities, omhelst die als in kalverliefde en staat negatief tegenover de eigen traditie.” Vandaag neemt Waaijman afscheid.
auteur: Monic Slingerland
datum: 12 februari 2010
website: https://www.trouw.nl/
Kees Waaijman legt zijn handen plat op tafel. Aan de rechter zijn de nagels lang, aan de linker kortgeknipt.
Het afscheid nadert voor hem als hoogleraar spiritualiteit aan de Nijmeegse Radboud Universiteit. Ook als directeur van het Titus Brandsma Instituut maakt Waaijman plaats voor een opvolger. Na dat afscheid (dat vandaag plaatsvindt, red.) gaat hij zich als wetenschappelijk medewerker weer aan de Psalmen wijden, het bijbelboek dat hij al intensief bestudeerde. Voor hij verklapt welke zijn lievelingspsalm is, maakt hij zelf alvast de grap die zijn collega’s met plezier debiteren: dat Kees Waaijman een voorkeur heeft voor de 150 mooiste psalmen.
Maar toch is er één zijn favoriet. De langste, psalm 119.
„Omdat”, en Waaijman kijkt naar zijn handen, „omdat die 176 verzen lang atonaal is. Er staan acht sleutelwoorden in, maar geen ervan geeft een dominant aan. Zo is het ook bij atonale muziek, van Schönberg bijvoorbeeld.”
Als Waaijman erbij vertelt dat hij klassiek gitaar speelt, wordt duidelijk waarom zijn nagels zo geknipt zijn, maar ook waar de vergelijking met de muziek vandaan komt.
Atonaal, en niet polyfoon, zoals bijvoorbeeld bij Bach, waarbij de verschillende stemmen samen klinken en allemaal even belangrijk zijn?
„Bij polyfonie rijst er een harmonie op die wijst op een goede afloop. In atonale muziek is die harmonie er niet. Het mooie van psalm 119 is dat die een veelheid van tradities laat zien. Als lezer vraag je je af wie die ’ik’ is, die in psalm 119 aan het woord is. Die ’ik’ gebruikt woorden als ’Woord’ en ’Tora’, de vijf boeken van de oorspronkelijke joodse Bijbel, maar het is de vraag, met welke Bijbel die ’ik’ bezig is. De ik die in deze psalm aan het woord is, probeert verschillende tradities naar elkaar toe te denken. Maar het is geen rommeltje, die psalm.
„Het zijn strelingen, 176 strelende verzen. Hoe streelt jouw woord mijn gehemelte, luidt een ervan. Die psalm, waar ik al een jaar in gezeten heb, streelt mij zoals de roskam het paard, een beeld uit mijn jeugd in de Haarlemmermeer. Ik zag de daggelder, de knecht die per dag betaald kreeg, het paard rossen, met langzame halen. Het paard werd er rustig van en het ging glanzen. God is de daggelder, de psalm de roskam, en ik ben het paard. Bij het lezen van deze psalm probeer ik mij op de juiste manier te laten strelen.”
Bij spiritualiteit denken mensen tegenwoordig ook aan dat fijne gevoel dat ze krijgen bij het kopen van een boeddhabeeld bij Blokker. Uw vak, spiritualiteit, is nogal veranderd, sinds u ermee begon, veertig jaar geleden. Hoe ziet u die veranderingen?
„De academische spiritualiteit is als vak verkokerd en versplinterd. In mijn afscheidscollege doe ik daar een suggestie over. Buiten de universiteit, dus in het veld, is in de spiritualiteit een vaagheid en een breedte gekomen.
„Bij die breedte moet je oppassen dat je niet gaat denken dat dat niet goed is. Ook vage spiritualiteit is spiritualiteit. Van slechte kwaliteit misschien, maar je kunt niet zeggen dat het er niet is.
„Net als met slechte seks, of seksuele aberraties. Dat is er en al heeft het weinig kwaliteit, of wijkt het af van wat wat gangbaar is, het valt wel onder de noemer seksualiteit. Je moet daar niet lelijk over doen, net zomin als we lelijk moeten doen over slechte spiritualiteit. Die had je net zo goed in de woestijn, in de eerste eeuwen van het christendom.
Ik zie wel een ontwikkeling waarin men onkritisch anti-traditioneel is. Men vlucht naar de oosterse tradities, omhelst die als in kalverliefde, en staat negatief tegenover de eigen traditie.”
Is dat pijnlijk voor u?
„Pijnlijk? Een uitdaging. Kalverliefde, het zwijmelen, dat kun je niet overslaan, dat hoort er ook bij.
„Ik denk, terugkijkend op de ontwikkeling van de afgelopen veertig jaar, dat we in de spiritualiteit de breedte moeten houden, en die combineren met diepte. Die breedte is er, ook al vind ik dat misschien niet leuk.
„Wel zou ik daarover willen zeggen dat intolerantie en geborneerdheid niet voorbehouden zijn aan de eigen, inheemse tradities. Zo was ik een keer bij een groep boeddhisten om over de spiritualiteit van Johannes van het Kruis te spreken en ik voelde me een vreemdeling.”
Waardoor voelde u zich een vreemdeling?
„Ik voelde consensus bij de anderen en ik deelde die niet.”
Waarbij voelt u zich dan wel thuis?
„Ik woon in de psalmen.”
Kan iemand als u, die zo doordrenkt is van bijbelse spiritualiteit, wel als objectieve wetenschapper met dit onderwerp aan de slag?
„Ik vond het aan het begin van mijn opleiding, ik was achttien, schokkend om de bewering te horen dat er zogenaamd objectieve kennis bestaat zonder subject. Ik vroeg me af, wie dat bedacht had. Je kunt niet buiten schot blijven, je kunt pas wat zien als je ergens staat.
„Studenten die spiritualiteit bestuderen, veranderen erdoor. Dat is niet te vermijden. De filosoof Paul Ricoeur zegt het al: lezen is omvormen. Je houdt geen droge voeten. Je moet altijd een standpunt kiezen, maar uitgangspunt is dat er geen bevoorrecht standpunt is. Er is veelstemmigheid, er is een Picasso-achtig perspectief als in de schilderkunst. Geen bevoorrecht standpunt. Dat geldt ook voor het kijken naar God.
„Mystiek, dus spiritualiteit van hoge kwaliteit, rammelt aan je standpunt. Mystici ondermijnen je hechte positie. Degenen die niet gewend zijn te bewegen, voelen dan angst.
„Als je voor een huis staat, zie je dat op een bepaalde manier. Loop je naar de zijkant, dan ziet dat huis er anders uit. Je moet wel bij het huis staan om het te kunnen zien.
„Als iemand zegt dat hij psalm 119 begrijpt, dan kom ik even langs, om het tegendeel te zeggen van wat die ander vertelt over deze psalm.
„Bij de academische studie spiritualiteit leren we studenten teksten kritisch te lezen. En hun ontwikkeling academisch te begeleiden.
„Ik ben net terug uit Zuid-Afrika van een serie colleges spiritualiteit, in Bloemfontein. Wat ik geprobeerd heb duidelijk te maken, is dat er ook bij het lezen van de Bijbel geen bevoorrecht standpunt is. We luisterden naar de uitleg van Eckehart, de mysticus, van het verhaal van Martha en Maria, die Jezus op bezoek krijgen. Maria gaat aan de voeten van Jezus zitten luisteren, Martha is druk bezig in huis. Wie is er volwassener? Martha zegt tegen Jezus: ’Hindert jou dat niet?’ Namelijk dat Maria aan zijn voeten zit. Na enig zoeken kun je die vraag op verschillende manieren opvatten.
„Eckehart legt uit dat Martha de volwassene is. Die is dat standpunt van zwijmelen, wat Maria doet, al voorbij, die is alweer aan het werk. Zo komt er ruimte in de tekst.”
Voor u is de bijbelse spiritualiteit belangrijk. Aan het begin van het gesprek zei u dat u het betreurt dat er zo onkritisch negatief gedaan wordt over de eigen traditie. Is er voor u dan niet toch een bevoorrecht standpunt: dat van de bijbelse spiritualiteit?
„Twintig jaar heb ik joodse mystiek gegeven, maar ik ben geen jood. Iedere ochtend luister ik bij ons in huis naar een psalm, iedere avond ben ik er bij de eucharistieviering. De christelijke traditie, in het bijzonder de karmelitaanse, dat is voor mij de speelruimte van waaruit ik naar buiten kijk. Daar hoor ik, daar ben ik thuis.
„Je merkt dat ik de vraag ontwijk. Ik merk bij mezelf een ingebouwde reflex om waar ik woon, dat niet te verheerlijken. Zo’n vorm van bescheidenheid, kun je wel spiritueel noemen.”
Is die ingebouwde reflex, of die bescheidenheid, typerend voor christelijke spiritualiteit?
„Ik wil daar alleen voorzichtig iets op zeggen. Ik wil niet verder gaan dan dit: het is niet goed voor jezelf, negatief te staan tegenover je eigen wortels. „Laten we investeren in spiritualiteit van hoge kwaliteit. Ik heb , als een intuïtieve sprong, daarvoor een afscheidscollege geschreven.”
Is intuïtie voor spiritualiteit van hoge kwaliteit belangrijker dan intelligentie?
„Geen wetenschap kan zonder intuïtie. In de academische bestudering van spiritualiteit, zoals we hier doen op het Titus Brandsma Instituut, is ook berekening nodig, al was het maar bij het schrijven van een wetenschapsplan.
„Als je kijkt naar het werk van Eckehart, dan zie je daarin een scherpte van intellect en een diepte van intuïtie. Ongekend. Of neem Johannes van het Kruis: zo’n helderheid van geest, zo’n redeneervermogen, naast een contemplatieve intelligentie.
„Die hoge spirituele kwaliteit zit ook in onze eigen Moderne Devotie, met Thomas van Kempen. Die is lang veronachtzaamd. Want het kwam maar uit Salland. Daar heb je het weer: ik pleit voor meer oog en waardering voor onze eigen spirituele traditie. Weet je dat we kromgelegen hebben van het lachen, bij de droge humor van Thomas van Kempen, in zijn ’Navolging van Christus’?”