Verwar hoogbegaafdheid niet met autisme
Hoogbegaafden denken sneller en complexer. Dat kan lijken op autisme. Een onterechte classificatie kan echter schadelijk zijn, waarschuwen Noks Nauta en Willem de Boer.
Schrijfster Judith Visser (Trouw, 7 oktober) weet als ‘autist’ niet hoe ze moet liegen. Ze is snel overprikkeld, neemt alles letterlijk. Had grote moeite haar rijbewijs te halen (door overprikkeling). Stuurde ooit als 9-jarige een brief naar het AD, die werd geplaatst en niemand had door hoe jong ze was.
auteur: Noks Nauta en Willem de Boer
datum: 19 oktober 2023
website: https://www.trouw.nl/opinie/verwar-hoogbegaafdheid-niet-met-autisme~b54f6026/
Geen van de door haar genoemde kenmerken van autisme overtuigt ons. Sterker nog: we zien hier het zoveelste voorbeeld van onterecht gebruik van de term autisme bij hoogbegaafde mensen.
Hoogbegaafdheid en autisme worden te vaak en onterecht aan elkaar gekoppeld. Hoogbegaafden zijn vaak ook hoogsensitief (prikkelgevoelig). Er zijn echter geen aanwijzingen dat zij vaker autisme zouden hebben. Als het al samen voorkomt, is het nog de vraag of er werkelijk sprake is van een dubbeldiagnose of dat de onderzoeker de hoogbegaafdheid niet ziet.
Anders-zijn
Vele ongetwijfeld goed bedoelende semi-deskundigen hebben zich ontfermd over mensen, die vaak hoogbegaafd zijn en zoeken naar een verklaring voor hun anders zijn. Verkeerde diagnoses leiden tot grote vervolgschade.
Wat is autisme? De officiële term autismespectrum stoornis (ASS) staat in de DSM, een internationaal handboek voor diagnosticeren en classificeren van psychiatrische stoornissen. Voor ASS dienen de verschijnselen te voldoen aan vijf criteria: Blijvende moeilijkheden in communicatie en sociale contacten; Herhalend gedrag, beperkte hobby’s en activiteiten; Aanwezig vanaf de kindertijd; Van invloed op het dagelijks functioneren: beperkingen en/of lijden; Geen gevolg van een verstandelijke beperking, een algemene achterstand in de ontwikkeling of een andere oorzaak.
Het classificeren wordt helaas vaak gedaan door mensen die geen kennis hebben van hoogbegaafdheid. Uit recent onderzoek bleek dat 37 procent van de kinderen die tussen 1 en 3 jaar de diagnose autisme kregen, tussen 5 en 7 jaar al niet meer aan de criteria ervan voldeed. Een signaal dat er dus veel te snel en onterecht werd geclassificeerd.
Waarom zijn wij bezorgd? Omdat hoogbegaafdheid te vaak wordt benoemd als autisme. Als mensen echter op jonge leeftijd leren omgaan met hun kenmerken van hoogbegaafdheid en als de omgeving (zoals de school) leert omgaan met hun specifieke behoeften, dan ontstaan er geen symptomen die aan ASS doen denken.
Onterechte classificaties zijn schadelijk voor de persoon. Het is een vorm van medicalisering. Wie meent ASS te hebben, kan de drang verliezen zichzelf te onderzoeken, zo stagneert de persoonlijke ontwikkeling: “Ik heb ASS, dus ik ben zo…” Bij een hoogbegaafde met symptomen die mogelijk lijken op autisme, maar foutief geïnterpreteerd zijn, dient de begeleiding gericht te zijn op de hoogbegaafdheid.
De psychiatrische classificatie ASS is vooral bedoeld voor die mensen die vanwege autisme niet (zelfstandig) kunnen functioneren in bijvoorbeeld werk of relaties en gespecialiseerde hulp nodig hebben. Schrijvers die zeggen dat ze autisme hebben, maar wel boeken schrijven en een relatie hebben, zijn voor ons geen voorbeelden van mensen met autisme. Ze ervaren wellicht knelpunten in het dagelijks leven, maar noem dit alsjeblieft geen autisme. Wie wel eens een persoon met autisme heeft gezien, die niet zelfstandig kan wonen, ziet meteen dat het een geheel ander beeld is. De DSM-beschrijving gaat over deze mensen.
Wat dan wel? Hoogbegaafden denken sneller en complexer, dus anders dan gemiddeld. Als dat niet al jong wordt gezien en zo nodig wordt ondersteund bij het aansluiten op school bijvoorbeeld, dan kunnen symptomen ontstaan die lijken op ASS. Benoem de verschijnselen en zoek naar oplossingen. Medicaliseren is de slechtste manier. Er is heel veel ‘normaal’, ook als het anders is dan gemiddeld.
Noks Nauta is arts niet praktiserend en psycholoog, Instituut Hoogbegaafdheid Volwassenen (IHBV).
Willem de Boer is coach en adviseur voor hoogbegaafden
Schrijfster Judith Visser (45): ‘Serieus genomen worden, dat is mijn grootste begeerte’
Judith Visser verzint prachtige verhalen maar weet, ‘als autist’, niet hoe ze moet liegen. Menselijk contact kost haar veel energie en een leven zonder haar drie wolfhonden vindt ze onvoorstelbaar.
auteur: Arjan Visser
datum: 6 oktober 2023
website: https://www.trouw.nl/cultuur-media/schrijfster-judith-visser-45-serieus-genomen-worden-dat-is-mijn-grootste-begeerte~b4db5529/
I Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben
“We zijn allemaal met elkaar verbonden en dat geheel zou je God kunnen noemen. Ik denk dat we ook een vrije wil hebben gekregen, maar dat wil niet zeggen dat er geen consequenties verbonden zijn aan de keuzes die we maken. Dat zou dan mijn definitie van de hel zijn: de slechtste uitkomst van al onze verkeerde keuzes tezamen.”
II Gij zult u geen gesneden beeld maken noch enige gestalte van wat boven in de hemel, noch van wat beneden op de aarde, noch van wat in de wateren onder de aarde is
“Als jong meisje was ik ervan overtuigd dat ik contact had met Elvis Presley. Er hing een poster van hem in mijn kamer – een foto uit de speelfilm King Creole, geloof ik, die met dat gele sjaaltje – waar ik elke avond voor ging staan om de dag door te nemen. In het Engels. ‘Oh, Elvis…’ We woonden in een kleine, gehorige flat, dus mijn ouders zullen wel gedacht hebben: tegen wie hééft ze het, dat kind is niet goed bij haar hoofd.
“Elvis was mijn dagboek, m’n privé engel in de hemel, de perfecte imaginary friend. Zelfs mijn eerste kus heb ik op die foto geoefend. Ik heb wel dertig boeken over zijn leven gelezen, wist alles over hem.
“Op een dag las ik in het AD een verhaal van iemand die beweerde dat Elvis ergens op de Bahama’s woonde; dat hij zijn dood in scene had gezet omdat hij al die aandacht zat was. O ja? Met wie stond ik dan iedere avond te praten? Het maakte me zó boos dat ik besloot een brief te sturen naar de krant. Ik leende de typemachine van mijn opa en oma en tikte dat Elvis zijn miljoenen fans nóóit zoveel pijn zou doen alleen maar om zelf een rustig leventje te kunnen leiden. Met vriendelijke groet, J. Visser, Rotterdam. De brief werd geplaatst – ik heb het krantenknipsel nog steeds – en niemand heeft ooit geweten dat de afzender een kind van negen was.”
III Gij zult de naam van de Here, uw God, niet ijdel gebruiken
“Mijn drie jaar oudere broer sneerde vaak: ‘Judith gelooft echt álles wat de juf zegt!’ Ik zat op een christelijke basisschool waar me werd verteld wat ‘gvd’ precies betekende. Bij ons thuis was niemand gelovig, iedereen riep de hele dag door gvd. Ik vond het vreselijk. Hou op! Straks gebeurt er iets verschrikkelijks. Nog los van het feit dat je mensen ermee kunt kwetsen: je bent toch gek als je zoiets doet? Ik roep vaak ‘shit’, ‘kut’ of ‘Jezus’ en het Engelse ‘God damn it’ durf ik wel twintig keer achter elkaar te zeggen, maar God vragen mij te verdoemen? Nee. Ik geloof dat woorden scheppend zijn; dat wat je uitspreekt ook echt kan gebeuren. Ik heb een leuk leven, dat wil ik graag zo houden.”
IV Gedenk de sabbatdag, dat gij die heiligt, zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; maar de zevende dag is de sabbat van de Here uw God, dan zult gij geen werk doen
“‘Als je op zondag wordt geboren’, zei mijn vader, ‘dan ben je heel bijzonder.’ En ik dacht dat het écht zo was. Het bijzondere zit ‘m ook in mijn autisme; toen dat bij mij werd vastgesteld, viel heel veel op z’n plek. Ik deed dingen anders. Ik was snel overprikkeld, nam alles te letterlijk, meed sociaal contact. Voor Zondagskind heb ik verhalen uit mijn jeugd gebruikt en in Zondagsleven volg je mijn hoofdpersonage, Jasmijn Vink, tijdens de jaren daarna.
“Zondagsleven gaat dus óók over mijn overtuiging dat het altijd goed komt. Je hoort mensen vaak zeggen dat je ‘in het nu’ moet leven, maar dat is bullshit. Als het nu niet fijn is, leef je gewoon ‘in het straks’, ooit. Ooit zal ik dit, ooit zal ik dat. Op ongelukkige momenten klampte ik me daaraan vast en voelde me alsnog gelukkig omdat ik ervan overtuigd was dat het ooit beter zou worden.
“Eigenlijk is het maar één keer helemaal misgegaan: toen mijn moeder ziek werd. Ze kreeg kanker, was uitbehandeld in Nederland maar kon in België nog een heftige chemokuur ondergaan. Ik dacht: nu gaat het gebeuren, alles komt goed, maar de kuur sloeg niet aan en ook een ander experiment waar ze nog aan mee kon doen had geen effect. Ze stierf in 2012, 59 jaar oud. En mijn vader bleef met een schuld achter van 30.000 euro. Weet je wanneer ik dat hoorde? Een paar weken geleden, toen hij vertelde dat nu eindelijk alles was afgelost. Ik vroeg hem waarom hij er niet eerder iets over had gezegd, dan zou ik hebben meebetaald. Hij was er te trots voor om mij iets te vragen, denk ik. Maar misschien heeft hij toen ook gedacht: dat ze haar moeder moet verliezen is al erg genoeg.”
V Eer uw vader en uw moeder
“Mijn moeder was extreem liefdevol. Ze stond altijd aan mijn kant, ook als ze wist dat ik fout zat. Het was voor haar geen probleem dat ik graag alleen was; ze bracht het avondeten gewoon naar mijn kamer. Dat ik autisme heb, werd pas ná haar dood vastgesteld – toen het me maar niet lukte mijn rijbewijs te halen omdat ik zó overprikkeld raakte dat ik ‘uit’ ging tijdens de rijles en de instructeur zei: ‘Laat je eens onderzoeken want zoiets geks heb ik nog nooit meegemaakt’ – maar doordat ik voortdurend migraine-aanvallen kreeg, heeft ze me wel extra goed in de gaten gehouden.
“Mijn moeder werkte bij Blokker, mijn vader was eerst postbode, later beveiliger. Harde werkers, allebei. Ik zou de drukte en al die mensen om me heen nooit aan kunnen. Ze hebben zich waarschijnlijk wel zorgen over mij gemaakt; door mijn autisme behaalde ik een lage score op de Cito-toets en werd ik naar het vmbo gestuurd. Na school kreeg ik een baan als receptioniste bij IBM, maar ik wist meteen dat ik het daar nooit heel lang zou kunnen volhouden. Het enige wat ik graag deed was lezen. En schrijven. Dat was mijn echte ambitie: schrijver worden. Ik durfde het pas tegen mijn ouders te zeggen toen ik een contract had getekend voor een boek; als ik het eerder had gedaan zouden ze me niet serieus hebben genomen. Nu waren ze blij voor me. En trots.
“Sinds mijn moeders dood ben ik het contact met mijn vader meer gaan waarderen. Ik sta er vaak bij stil dat ik geen dingen moet doen waar ik later spijt van ga krijgen. Twee jaar voordat mijn moeder zou komen te overlijden hadden mijn man en ik ons huis in Rockanje gekocht. Mijn moeder stond daar de hele dag te verven en te behangen. Op een avond, toen ik ergens heel druk mee bezig was, belde ze me op. Ik was moe, geïrriteerd en snauwde: ‘Jaha!’ waarop zij, de vrouw die zich dagelijks voor mij in het zweet werkte, meteen begon te huilen. Ik voelde me zo… Ik moet er nu wéér om huilen, idioot hè? Ik ben meteen naar haar toe gereden, heb haar omhelsd, mijn excuses aangeboden, maar het was in zekere zin te laat: als je iemand kwetst, breekt er toch een stukje van die persoon af, iets wat nooit meer aan kan groeien. Daarom let ik daar nu zo goed op; ik wil er alles aan doen om te voorkomen dat het bij mijn vader ook gebeurt. Ik vond het zo gemeen van mezelf. Gemeen zijn; dat is het allerergst. Mijn tien geboden zijn: gij zult niet gemeen zijn – en dat dan tien keer.”
VI Gij zult niet doodslaan
“Op mijn vijftiende, toen Senta, de hond die al sinds mijn tweede bij me was, doodging, wilde ik zo snel mogelijk naar de hemel, om haar terug te zien. Ik wist hoe ik het ging doen, had pillen verzameld, maar toen ik in de afscheidsbrief aan mijn ouders schreef dat ze blij voor me moesten zijn, begreep ik dat ze alleen maar zouden denken: onze dochter is dood. Kort daarna raakte ik bevriend met Monique, een meisje uit mijn klas. Ik denk dat de deur voor een mensenvriendschap werd opengezet toen ik had besloten nog een tijdje te blijven. Senta is daar, bij Elvis, dacht ik, ooit zou ik met haar herenigd worden en tot die tijd moest ik er hier gewoon het beste van maken.”
VII Gij zult niet echtbreken
“Mijn eerste huwelijk heeft elf maanden geduurd. We waren twee mensen die totaal niet bij elkaar pasten. Ik was heel jong, nog geen schrijver en niet erg happy met mijn leven. Hij was nóg jonger en ook niet happy. Dat werkte niet.
“Inmiddels ben ik al jaren getrouwd met iemand bij wie ik me helemaal thuis voel. Dit is, denk ik, wat er wordt bedoeld als ze het hebben over ‘meant to be’. Het gevoel was er niet meteen, zoiets moet groeien. In het begin vroeg hij vaak: ‘Is dit voor altijd?’ En dan zei ik: ‘Zoiets weet je toch nooit?’ Dat vond hij een hinderlijk antwoord, maar ik was wel eerlijk. Nu zou mijn antwoord ‘Ja’ zijn, ‘voor altijd’. Tenzij hij wil scheiden natuurlijk, maar ik ben het niet van plan.”
VIII Gij zult niet stelen
“Toen ik nog op kantoor werkte, heb ik de frankeermachine wel eens voor mijn persoonlijke correspondentie gebruikt. Dat is eigenlijk diefstal, maar ja. Het hangt er wel een beetje vanaf van wie je steelt, vind ik. Van een persoon zal ik niet zomaar iets afpakken, maar als ik niks te eten heb, zou ik bij Albert Heijn gewoon een paprika in mijn zak kunnen laten glijden. Geen idee waarom ik nou paprika zeg, haha! Maar oké, als het dan toch een paprika moet zijn, dan wel een groene want die kan je rauw eten. Een rode smaakt alleen lekker als je ’m bakt, dus dan zou ik óók nog boter of olie moeten pikken. Het gaat mij om het principe. Om te overleven mag je stelen – ja, zelfs van mij: by all means – maar eerlijk gezegd denk ik dat het me niet eens zou lukken. Ik heb geen pokerface, ik val onmiddellijk door de mand.”
IX Gij zult geen valse getuigenissen spreken tegen uw naaste
“Het klinkt misschien gek, maar ik weet niet hoe dat moet: liegen. Ik begrijp het concept niet. En ik vergeet vaak dat anderen er wel bedreven in zijn. Tegelijkertijd ben ik, als schrijver, de hele tijd aan het liegen. Ik kan het dus wél, in theorie, op papier.
“Het meisje met de halve ster speelt zich af tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ik had als kind al nachtmerries over de holocaust, heb me altijd verbonden gevoeld met de slachtoffers, maar ik ben niet joods, heb geen familieleden verloren en werd ver na de oorlog geboren: ik moet er dus voor uitkijken dat ik hun tragiek niet claim.
“Het was misschien wel mijn insteek om, al schrijvende, iets beter te kunnen bevatten hoe die massamoord, nog maar tachtig jaar geleden, onder onze ogen heeft kunnen plaatsvinden, maar dat is helaas niet gelukt. Ik hoop wel dat ik bij anderen, mensen die er misschien minder vaak bij stilstaan, iets zal weten over te brengen waardoor het besef doordringt dat zoiets nooit meer mag gebeuren.
“’t Is niet zo dat ik ineens heel prekerig ben geworden of zo, maar ik heb, sinds de dood van mijn moeder, wel de behoefte andersoortige boeken te schrijven. Met meer diepgang. Over mijn begintijd, als thrillerschrijver, praat ik liever niet meer. Ik ben geen fan van achterom kijken. Wat ik heb gedaan is helemaal niet zo interessant, sterker nog: ik kan zelfs een soort verachting voelen voor mijn jongere ik. Kijk, je hebt oude zielen die al heel veel weten en nieuwe zielen alles nog moeten leren. Ik ben zo’n nieuwe ziel.”
X Gij zult niet begeren uws naasten huis; gij zult niet begeren uws naasten vrouw, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn rund, noch zijn ezel, noch iets dat van uw naaste is
“Ooit, weet je nog? Ooit wil ik dit, ooit zal ik dat. Wat het schrijverschap betreft zeg ik: serieus genomen worden. Dat is mijn grootste begeerte. Ik hoef geen prijzen, heb geen belangstelling voor de Grachtengordel en kom niet op het Boekenbal, maar ik wil wel graag doorgaan met mezelf ontwikkelen en laten zien wat ik heb bereikt.
“Voor mijn privé-leven geldt vooral: consolideren. Ik ben heel gelukkig. Vooral met mijn drie geweldige wolfshonden: Yuriko, Fontana en Marshall. Veel mensen hebben een hond voor erbij. Die zeggen: ik heb een mooie baan en een leuk gezin, laten we ook maar een hond nemen. Bij mij komen de honden eerst. Ik denk dat ik misschien wel makkelijker zonder mijn man zou kunnen leven dan zonder de honden. Omdat ik weet dat hij prima voor zichzelf kan zorgen. Mijn honden hebben mij nodig.
“De enige schaduw die boven mijn geluk hangt, is het besef dat ze op een dag dood zullen gaan. Ik laat Yuriko, de oudste, twee keer per jaar preventief onderzoeken. Dat betekent: een echo van alle organen plus een bloed- en urineonderzoek. Dan zijn we er, als ze iets vinden, in ieder geval op tijd bij. Misschien moeten we hier niet te lang over doorpraten. Als Yuriko sterft – afkloppen – houdt het voor mij ook op. Daarom zal ik altijd meer dan één hond hebben, een hond om voor te zorgen. Want anders ga ik mee. Dan ga ik gewoon mee.”
Judith Visser
Judith Visser (Rotterdam, 1978) debuteerde in 2006 met de roman Tegengif. Hoewel succesvol als thrillerschrijver, stapte ze in 2016 over op een ander genre en schreef ze na In seizoenen twee semi-autobiografische romans, – Zondagskind en Zondagsleven, waarin autisme centraal staat. Op 10 oktober verschijnt bij uitgeverij HarperColins haar nieuwe roman Het meisje met de halve ster.