Vergeven is ongelijkwaardig
In veel christelijke contexten wordt eenzijdige vergeving gezien als iets moois: “Vergeef, ook als de ander het niet vraagt.” Maar in werkelijkheid kan dit, zeker bij ernstige grensoverschrijding of misbruik, een ongezond en zelfs schadelijk patroon versterken. Wanneer het slachtoffer moet vergeven zonder dat de dader verantwoordelijkheid neemt, ontstaat er een onevenwichtige relatie waarin het slachtoffer opnieuw tekort wordt gedaan.
Geen wederkerigheid = geen echte relatie
Een echte menselijke relatie bestaat uit wederkerigheid. Als er schade is toegebracht, is het eerlijk en gezond dat de dader erkent: “Ik heb jou iets aangedaan.” En dat het slachtoffer vervolgens kan zeggen: “Ik zie je berouw, en ik ben bereid om je te vergeven.”
Maar als die erkenning ontbreekt, en het slachtoffer tóch ‘moet’ vergeven, ontstaat er geen herstel – alleen eenzijdige opoffering.
De dader blijft vrij van verantwoordelijkheid, terwijl het slachtoffer de last van het kwaad blijft dragen, én bovendien wordt gezien als degene die ‘groots moet zijn’ door te vergeven. Zo wordt het slachtoffer opnieuw gekleineerd.
De asymmetrie van schuld maakt vergeving een machtsmiddel
Wanneer iemand vergeeft zonder dat de ander schuld erkent of herstel zoekt, ontstaat er een ongelijkwaardige relatie. De vergevende partij neemt de moreel hogere positie in – misschien onbedoeld, maar toch reëel. De ander staat dan voor altijd in het krijt.
Dat lijkt edel, maar in de praktijk:
- Kan het gebruikt worden om schuld buiten de dader te houden (“zie je wel, het is vergeven, dus het was niet zo erg”).
- Kan het een schuldgevoel oproepen dat verstikkend werkt, in plaats van bevrijdend (“ik word vergeven, maar ik hoef niks te veranderen”).
- En wordt de relatie nooit gelijkwaardig hersteld, want de balans blijft scheef: de een heeft gegeven, de ander niets teruggedaan.
Ironisch genoeg kan het slachtoffer dan degene zijn die macht overhoudt – of dat juist niet wil, maar zich gevangen voelt in een rol die niet klopt. Of het slachtoffer voelt zich moreel leeg, omdat hij of zij iets moest weggeven (vergeving) terwijl er niets ontvangen werd (erkenning, herstel, gerechtigheid).
Vergeving wordt dan een innerlijke gevangenis, geen bevrijding
Vergeving zou een weg naar vrijheid moeten zijn. Maar als het opgelegd wordt – of gegeven wordt zonder wederkerigheid – dan blijft het slachtoffer vaak zitten met:
- De pijn die nooit erkend is
- Het onrecht dat niet benoemd is
- De verantwoordelijkheid die hij of zij niet had moeten dragen
Zulke eenzijdige vergeving kan zelfs traumatiserend zijn. Het lijkt heilig, maar het is onwaar.
Jezus leert: vergeving hoort bij waarheid en relatie
In de leer van Jezus is vergeving altijd ingebed in gemeenschap, waarheid, en bekering. Hij zegt niet: “Vergeef altijd, zonder iets te zeggen.” Integendeel, in Lucas 17:3 zegt Hij:
“Als je broeder tegen je zondigt, wijs hem terecht. En als hij berouw heeft, vergeef hem.”
Dit is geen juridisch stappenplan, maar wel een diepe geestelijke orde: vergeving zonder waarheid is geen liefde, maar onrecht.
Vergeving zonder gelijkwaardigheid is geen vrede
Wanneer een slachtoffer moet vergeven zonder dat er berouw is, wordt de relatie nooit genezen. De balans blijft scheef, de pijn blijft bestaan, en de dader blijft vrij van confrontatie. Het slachtoffer wordt dan zelf (ongewild) een drager van de leugen: dat wat fout ging geen naam mag krijgen.
Daarom geldt: vergeving zonder gelijkwaardigheid verandert geen relaties, het maskeert ze. En dat is precies waar het Evangelie zich tegen keert: het roept tot het licht, tot waarheid, tot heling – niet tot vroom toneel.
Wanneer vergeving een machtswapen wordt: hoe het slachtoffer dader kan worden
Eenzijdige vergeving wordt vaak gepresenteerd als het hoogste goed — vooral binnen kerkelijke contexten. Maar wanneer vergeving te vroeg wordt uitgesproken, zonder dat het hart werkelijk meegekomen is, en zonder dat de dader verantwoordelijkheid genomen heeft, kan het mechanisme zich omkeren. De relatie blijft ongelijk, maar nu in een nieuwe vorm: het slachtoffer wordt – vaak onbewust – de dader.
De stille eis: “Ik heb jou vergeven, dus nu moet jij… ”
Zodra het slachtoffer “vergeving” heeft uitgesproken, ontstaat er in de relatie een nieuwe morele last. De ander heeft vergeving ontvangen, maar zonder dat er iets is rechtgezet. En nu leeft het slachtoffer — vaak onbewust — met het gevoel: “Ik heb jou iets gegeven wat jij niet verdiende. Nu moet je dat wel goedmaken.”
Dit leidt niet zelden tot subtiele of openlijke vormen van manipulatie:
- de ander wordt voortdurend herinnerd aan zijn tekortkoming (“weet je nog dat ik jou vergeven heb?”);
- of er wordt een schuldgevoel in stand gehouden dat nooit meer af te lossen is;
- of er ontstaat een ongelijkwaardige dynamiek waarin de vergevingsgezinde partij boven de ander blijft staan.
De dader krijgt “alle hoeken van de kamer te zien” — niet door fysieke wraak, maar via onderhuidse verwachtingen, morele superioriteit of emotionele druk. De rollen zijn omgedraaid, maar het kwaad blijft regeren.
Vergeving zonder verwerking wordt een dekmantel voor wrok
Zogenaamde vergeving die niet geworteld is in echte verwerking en gerechtigheid, wordt vaak een dekmantel voor iets anders: bitterheid, macht, controle. Het slachtoffer heeft niet de ruimte gekregen om echt gehoord te worden, en probeert dan op een indirecte manier alsnog erkenning en genoegdoening af te dwingen.
- Het verleden blijft in de lucht hangen, als een onzichtbaar contract.
- De relatie wordt niet vrijer, maar krampachtiger.
- De dader leeft onder een voortdurende morele schaduw.
Zo wordt “vergeving” geen bevrijding, maar een verkapte wraak. En dat heeft niets meer te maken met het evangelische ideaal van verzoening.
Echte vergeving vraagt verwerking, tijd en recht
Wat hieruit blijkt: vergeving zonder innerlijke ruimte en zonder externe gerechtigheid is een gevaarlijke illusie. Niet alleen voor het slachtoffer, maar ook voor de relatie — en uiteindelijk ook voor de dader. Want wie ‘vergeven’ wordt zonder te weten waarvoor precies, en zonder dat het is uitgesproken, blijft in verwarring leven.
Echte vergeving vraagt:
- tijd om het onrecht onder ogen te zien;
- ruimte voor verdriet, woede, rouw;
- duidelijke benoeming van wat fout ging;
- en vervolgens, mogelijk, de bereidheid om los te laten wat is aangedaan — maar zonder de relatie ongelijk te maken.
Pas dan kan er sprake zijn van vrijheid voor beiden.
Vergeving die niet waar is, zaait onrecht in een ander jasje
Wat op het eerste gezicht een heilige daad lijkt — het slachtoffer dat vergeeft — kan in werkelijkheid een verlengstuk van het kwaad worden, als het niet gedragen wordt door waarheid, verwerking en gerechtigheid. Dan verandert de slachtofferrol langzaam in een machtspositie, en wordt het relationele evenwicht nooit hersteld.
In zulke situaties is het niet de dader die verandert, maar de vorm van de schade.
Daarom is echte, wederkerige vergeving geen snelle oplossing — het is een weg, vaak langzaam, pijnlijk, eerlijk en bevrijdend. Alleen dan wordt de cirkel van schuld en vergelding werkelijk doorbroken.