Tot in het derde en het vierde geslacht
In de bijbel staat een tekst dat het kwaad drie tot vier geslachten de familie doortrekt en het goede tot in het 1000ste geslacht zijn invloed heeft.
Waarom krijgt het kwade 3 tot 4 geslachten de kans voordat het opgelost wordt?
Dat komt omdat het kwaad – wanneer het gebeurt – een trauma oplevert waar vaak niet over gepraat kan worden.
Spreken is zilver, zwijgen is goud
Niet voor niets kennen wij in onze cultuur het spreekwoord: ‘spreken is zilver en zwijgen is goud.’ We kennen ook het spreekwoord: ‘Iets met de mantel der liefde bedekken’. Beide spreekwoorden zijn er voor om je een excuus te geven om te zwijgen en de confrontatie uit de weg te gaan. Tegenover dit spreekwoord staat de uitspraak van Johannes (8:32): ‘en u zult de waarheid kennen, en de waarheid zal u vrijmaken.’
Als je zwijgt over het kwaad dat jij hebt gedaan, dan is de volgende stap makkelijker om nog een keer kwaad te doen.
Als je zwijgt over jouw trauma door het kwaad dat jou is aangedaan, dan wordt het een monster in je hoofd, die je wilt controleren. Maar het monster komt vaak onverwachts tot leven op een manier die je niet wilt: meestal door agressie (in woord of gebaar). Zwijgen zorgt er voor dat men met behulp van controle de zaak probeert te onderdrukken. Geboden en verboden worden streng gehanteerd, zodat men niet meer met het kwaad zal worden geconfronteerd en het monster ondergronds blijft. Trauma dat ondergronds verstopt is, uit het zich in depressie, in psychoses, in verslavingen.
In de Psalmen zegt David: “Toen ik zweeg, teerden mijn beenderen weg, onder mijn jammerklachten, de hele dag. Want dag en nacht drukte Uw hand zwaar op mij, mijn levensvocht veranderde in een zomerse droogte.” Dat klopt als je zwijgt
Het kwaad is niet het grootste probleem, maar zwijgen veroorzaakt de grootste problemen. Praten is noodzakelijk om kwaad te kunnen ontmantelen. Praten zorgt er namelijk voor dat kwade zaken aan het licht gebracht worden.Praten zorgt dat het kwaad te stoppen is. Praten zorgt ervoor dat de waarheid de kans krijgt om het leven vrij te maken en te helen. Praten zorgt er voor dat er recht gedaan kan worden. Praten zorgt voor helen.
Het is vreselijk moeilijk om te gaan praten, omdat je denkt dat je daarmee het monster wakker maakt en de geest uit de fles raakt en het niet meer te controleren is. Dat is wat het overlevingsmechanisme je vertelt. De realiteit is dat praten vaak voor opluchting zorgt, en ruimte geeft in lijf en lede.
Hoe groter het kwaad (en hoe groter het trauma dat jij veroorzaakt hebt of trauma dat jou is aangedaan) is dat verzwegen wordt, hoe groter de kans dat het doorwerkt in volgende generaties.
Waarom dat zo is? Dat is niet uit straf! Maar dat is omdat er dynamieken in de onderlaag ontstaan (om het kwaad te kunnen ontkennen) die gevolgen hebben voor de generaties na jou, vanwege het zwijgen en vanwege de controle, vanwege de psychische klachten. Een ouder die onder zijn trauma gebukt gaat, ook al denkt hij of zij dat niemand het merkt of weet, kan niet vol het leven aangaan en kan ook niet de volle liefde doorgeven aan zijn of haar kinderen, omdat er delen van hem of haar zijn, die hij uit het licht moet houden.
Bijvoorbeeld: stel dat moeder verkracht is door haar opa of haar vader of haar broer of iemand anders. Zij zal anders tegen mannen aan kijken. Zij zal anders tegen haar eigen lichaam aankijken. Vaak zal er een taboe liggen op seksualiteit. Dat geeft zij door (ongemerkt, onbedoeld) aan haar kinderen. Dat heeft gevolgen voor hoe zij met haar man omgaat, hoe ze naar haar zonen kijkt en hoe ze haar dochters waarschuwt. Haar man, haar dochters, haar zonen horen wel haar boodschap, maar begrijpen niet welk verdriet er onder zit en zullen er andere conclusies uit trekken. Haar man kan denken: ‘ze vindt mij niet aantrekkelijk.’ Haar zonen kunnen gaan denken: ‘onze seksualiteit is wel heel gevaarlijk en oncontroleerbaar.’ Haar dochters kunnen gaan denken: ‘O, bij mannen moet je op je hoede zijn, ze zijn heel gevaarlijk en willen maar 1 ding.’
Zodra ze horen van hun moeder: ‘ik moet jullie vertellen: ik ben als kind verkracht!’ Dan haalt ten diepste iedereen ‘opgelucht’ adem, want ze begrijpen nu waarom ze zo op mannen reageert en begrijpen ze dat ze zo over mannen praat, maar kunnen zij ontdekken hoe zij dat bij zichzelf ervaren én respectvoller met seksualiteit en met mannen/vrouwen om gaan.
Maar waarom duurt dat 3 of 4 generaties?
Omdat de ouder niet kan praten over het trauma, zijn kind er geen vragen over durft te stellen, duurt het meerdere generaties voordat de angel uit het familiesysteem is.
Als zijn kind er ook niet over praat, omdat hij of zij mogelijk (hopelijk) wel weet dát er iets gebeurd is, maar niet wát er is gebeurd en dat te eng vindt om te vragen omdat het bang is de relatie kapot te maken OF bang is dat er een beerput openraakt waar de vader/moeder en/of het kind niet mee om weten te gaan.
Een kleinkind vangt (vaak onbedoeld) iets op en stelt de vraag hardop: ‘Mama, waarom doet oma zo raar?’ of: ‘Mama, opa heeft toch in het verzet gezeten in de Tweede Wereldoorlog?’ Dan gaat een kleinkind het ook onverwachts aan opa iets vragen. [bijv.: ‘Opa, kijk ik vond op zolder. Een foto van een oude boot’] En soms is opa er dan aan toe om het nu wel te vertellen. Elk mens wil zijn hart vrijmaken, wil wat zwaar op zijn maag ligt verwijderen, want het lijkt niet te verteren. Mocht opa die kans niet gegrepen hebben en overleden zijn, dan zie je vaak dat een achterkleinkind de onderste steen boven wil hebben, omdat het toch ergens in zijn dagelijks leven een (indirecte, ondergrondse) rol speelt. Vaak levert die zoektoch op dat de hele familie er op den duur van op de hoogte wordt gebracht en het helingsproces kan beginnen.
In mijn werk kom ik dagelijks deze dynamiek tegen. Daarmee hoor ik verhalen die gaan over misdaad, verzet in de oorlog, trauma uit de kampen, Zuid-Molukse beroepssoldaat ,KNILsoldaten, etc. Er zijn soms feiten bekend, maar meer ook niet. Regelmatig laat het genogram zien dat er iets gebeurt moet zijn, maar is er nooit over gesproken. Feiten als: grootouders woonde in Rotterdam op 14 mei 1940 (bombardement?); woonde in Putten rond 1 oktober 1944 (Razzia van Putten); woonde in Zwijndrecht of Maassluis rond zondag 1 februari 1953 (Watersnoodramp) of woonden voor 1950 in Nederlands-Indië, en ga zo maar door.
Twee casussen wil ik hier benoemen.
Casus I – charlatan
Het achterkleinkind (A – 4de generatie) komt bij mij in coaching. Ze is 39 jaar als we elkaar voor het eerst ontmoeten. Ze is psychotherapeute en moet voor een bijscholing een genogram maken tot 5 generaties. Om de data en gegevens compleet te maken, zoekt ze tantes en ooms op van haar en neven en nichten van haar vader en haar moeder.
Haar ouders zijn er heel erg op tegen dat ze op onderzoek uit gaat. Dat hoort niet! Het verleden is het verleden en ze moet zich richten op de toekomst.
Zich van geen kwaad bewust gaat ze haar zoektocht en de gesprekken aan. Ze hoort zo van een nicht van moeders kant praten over ‘het drama dat haar overgrootmoeder overkwam’. Drama? Onbevangen vraagt ze het verhaal en krijgt puzzelstukjes:
=> Overgrootmoeder (B – 1ste generatie) is 18 jaar oud en woont thuis op de herenboerderij bij haar ouders. Daar komt op een dag (1888) een rondreizend boekverkoper, alias predikheer (C) langs. Zo iemand wordt door een gelovige herenboer als haar vader is, gastvrij onthaald: krijgt eten en drinken en een slaapplaats. In die nacht kruipt hij bij de 18-jarige dochter (B) in bed en verkracht haar. Zij raakt zwanger en vijf maanden later moeten zij trouwen en 4 maanden later (1889) wordt een zoon geboren. De herenboer geeft zijn dochter (B) een eigen boerderij, zodat ze een goed onderkomen heeft. Zij (B + C) krijgen samen 13 kinderen, waarvan 3 jong jong overlijden. Zij (B) zelf overlijdt op 53-jarige leeftijd na een zwaar leven.
=> Het volgende puzzelstukje is dat die overgrootvader (C) een psychopaat blijkt en met leugen en bedrog en vrome praatjes aan zijn trekken komt. Hij heeft het leven van zijn vrouw en kinderen behoorlijk zuur gemaakt. Schuwt het niet om anderen voor zijn karretje te spannen en zijn kinderen in discrediet te brengen, door ze aan te klagen en zwart te maken bij instanties. (Er is geen erger venijn dan kwade tongen.) Daarop volgt dan een onderzoek die of een vermaning voor de kinderen oplevert of een verzachting. Hij (C) overlijdt op 78-jarige leeftijd als aanklager over al het onrecht wat hem is aangedaan door zijn kinderen. Dit oude zuurdesem doortrekt de volgende generaties.
=> De intelligente grootvader (D – 2de generatie) van deze vrouw, zoon van haar overgrootmoeder (B), is een vrome, hardwerkende jongen, net als de vader van haar overgrootmoeder. Hij (haar grootvader D) ziet het leed van zijn moeder (B) en doet er alles aan om voor haar te zorgen en het lijden dragelijk te maken. Vanuit zijn geloof en opvoeding eert hij zijn vader (C) en zijn moeder (B). Hij beschermt zijn moeder tegen zijn vader, die nog steeds veel onderweg is en zijn taak als vader en man verkwanselt. Hij vergoedt waar mogelijk de schade die zijn vader elders aanricht.
De grootvader (D) wordt de patriach van de familie en hij en zijn grootvader (vader van moederskant) worden verheerlijkt om hun daden binnen de familie. Over het gedrag van overgrootvader (C) wordt gezwegen in alle talen. Hij (C) wordt keurig vernoemd door de kinderen, zoals het hoort.
Zij (A) vraagt mij met haar mee te kijken. Ze weet van de basale, levenswetten van het familiesysteem. Ze ontdekt dat er een paar behoorlijk geschonden zijn, al generaties lang, en dat die vanuit het geloof juist verdedigd worden en als eervol, respectvol, trouw en godvrezendheid zijn bestempeld. Maar zij wil de waarheid vinden Ze wil licht over deze zaak. We moeten constateren dat de systemische levenswetten zijn.
1) erkennen wat er is: maar in de familie wordt er niet opelijk erkend wat er gebeurd is. Het verhaal wordt verzwegen.
2) de juiste plek innemen: maar haar grootvader (D) neemt de plek in van zijn vader (C) en wordt (in alle eerbaarheid) de man van zijn moeder (B) en een vader voor de overige 12 kinderen.
3) de balans van geven en nemen: maar deze balans is er niet: haar grootvader is een enorm harde werker die vroeg op staat en voor iedereen van het gezin zorgt. Hij investeert, ondersteunt, zodat het iedereen wel zal gaan en niemand zal kunnen worden, zoals zijn vader (C) is geweest.
4) iedereen hoort erbij: maar eigenlijk wordt haar overgrootvader (C), ook al is hij een misdadiger, dood gezwegen en wordt hij (C) niet zichtbaar omdat haar grootvader (D) die plek heeft ingenomen.
Als dit soort basale levenswetten worden geschonden, dan kan het niet anders dan dat er veel gecompenseerd moet worden om te zorgen dat de familie in evenwicht blijft. Wij gaan op zoek naar de compensatiesmechanismen – de overtuigingen en aannames die dit drama – heeft veroorzaakt. We ontdekken dat:
* ge- en verboden erg belangrijk zijn;
* het geloof een prominente, alles bepalende rol speelt in regels van ‘zo hoort het en zo moet het!’; ‘dit is dé waarheid’.
* een zwaar accent gelegd wordt op eerlijkheid en rechtvaardigheid om daarmee het trauma (een psychopaat, die liegt en bedriegt) nooit meer te herhalen en te voorkomen;
* dat weerstand op overtuigingen het label krijgt: ‘lijden om Christus wil‘; ‘verdraag het maar om Jezus wil’; ‘wees maar de minste’. Het leidt tot formalisme met een vleug van zich boven de ander stellen, want daarmee werd bewezen dat zij (de generatie na C niet zó slecht zijn en het goede doen. Het is allemaal goed gekomen en bijna heilig geworden. Daar stonden ze zich ook min of meer in de diepte van hun hart op voor!
* Hieruit ontstaat formalisme en moralisme, die het hart buiten beschouwing laat, een bewijsdrang die makkelijk leidt tot een concurrentiestrijd: ik doe het beter dan jij. Ik weet het beter dan jij. Maar daarvoor is buitensluiten voor diegene die dat niet doen, noodzakelijk.
Het verhaal gaat nog verder: De kring van verantwoordelijkheden van de grootvader (D) wordt steeds groter. Als de eigen dochter van de grootvader (haar tante E) ook een man trouwt die een psychopaat blijkt te zijn, wordt ook dan niet de psychopaat ter verantwoording geroepen en krijgt ook deze vrouw niet het recht om te scheiden, maar moet ze het verdragen om Christus wil en deot ook nu opnieuw de grootvader er alles aan om het leed voor haar en haar kinderen (die geestelijk en lichamelijk mishandeld worden) te verzachten en is een liefdevolle man en vader voor hen. Nog strakker worden de regels aangehaald, nog sterker wordt het geloof en wordt God gezien als de beschermer, de ondersteuner en de vergever. Grootvader bidt samen met grootmoede dag en nacht voor zijn kinderen en kleinkinderen om ze zo al biddend te beschermen voor het grote kwaad dat in hun bloed zit.
Daarnaast komt haar grootvader (D) in het geweer toen ook de genade van God de Vader leek te worden aangetast door de kring waar hij deel vanuit maakt. Hij zorgt dat de boodschap van deze genadige God wordt beschermd en geëerd. Hij lijdt om Christus wil als er kwaad over hem gesproken wordt en op onterecht gronden ook nu zwart wordt gemaakt door de kring waar hij toe behoort (vanuit jaloezie voor zijn grootsheid) en uiteindelijk in het ongelijk wordt gesteld en verzocht wordt te vertrekken. Hij is de minste en zal nooit kwaad spreken over iemand.
Als zijn kleindochter (A) de stap neemt om wel los te breken van een man die emotioneel arm is en haar kleineert, komt de familie in opstand en sommeert haar per direct het juk weer op haar schouders te nemen, want ze mag niet haar eigen rechter spelen en ontrouw worden aan wat God heeft samengevoegd. De familie doet haar in de ban en ze wordt buitengesloten. Ze voelt zich jaren van God en iedereen verlaten. Ze begrijpt niet hoe dat zo is gekomen. Ze ziet in anderen gezinnen dat men bij scheidingen of leed altijd de broers en/of zussen dragen door de narigheid heen en niet worden buitengesloten.
Als ze dit verhaal uitdiept, begint ze te begrijpen dat ze iets doet wat het familie narratief op losse schroeven zet en de onderliggende grote angst dat een psychopaat weer zal toeslaan, een kans geeft.
Het is een grote bevrijding voor haar als ze ontdekt dat wat ze zelf meemaakt, zo’n geschiedenis heeft. Ze leert haar geschiedenis te achten. Ze leert haar familieleden te achten. Ze leert de vrijheid te nemen om de waarheid in alles te laten schijnen, voor zover zij weet, ook al zal dat pijnlijk zijn.
Haar zoektocht heeft zo’n 15 jaar geduurd. Puzzelstukje voor puzzelstukje kwam ze tegen en kreeg een plaats in haar eigen geschiedenis: ‘O, dus daarom doen we het zo.’ en ‘O, dus daarom gebeurt er dit.’ Zij maakt door haar zoektocht een einde aan de zware last die op de familie is gelegd door een misstap van een (psychopatische) voorvader, waar geen recht over is gesproken, waar geen pijn en verdriet is erkend.
Waarom ze dat niet deden?
Omdat ‘wat de mensen ervan zullen zeggen’ heel belangrijk is. De mensen moeten zien hoe gelovig ze zijn, zodat ze op deze manier een goede getuigenis kunne geven van de genadige God. Zij ontdekt dat met de kennis van nu de genade van God zichtbaar wordt als het kwade bij de naam wordt genoemd en gestraft wordt. Want de waarheid en rechtvaardigheid maakt vrij en geeft alle vrijheid aan het LEVEN met hoofdletters!
En als je dat niet doet?
Dan gaan er geslachten gebukt onder hun lot, en worden familievetes (langdurig en ernstig conflict tussen familieleden of tussen families) een herhaling van toen, waarbij oordelen en veroordelen onderhuids een grote rol spelen om zo de angst (het grote monster) voor herhaling te stillen.
Uiteindelijk verbreken we – als een soort afsluiting van de lange zoektocht – in een ritueel de overtuigingen en aannames die dit haar heeft opgeleverd:
Ze trekt een aantal hele chique kleren over elkaar aan. Ze trekt ze één voor één uit, geeft ze een naam en gooit dat kledingstuk dan in het vuur, zoals dat ook werd aangeraden in de bijbel. Ze springt naakt in het water van de Schie – waar mijn praktijk aan grenst – en als ze eruit komt, trekt ze een mooie linnen jurk aan. Ik zal haar hoofd (denken), haar ogen (kijken), haar mond (spreken), haar hart (voelen), haar handen (doen) en haar voeten (gaan) met olie. Een indrukwekkend moment. Ze bidt zelf om de geest van Waarheid, Liefde en Inzicht. Ze zegent haar familie met Liefde en Licht.
Op het moment dat ze weggaat, staat ze ineens stil en loopt nog even terug en zegt: ‘Wat zou mijn overgrootvader hebben meegemaakt, dat hij zo geworden is?’ Een prachtige vraag om vanuit het helingsproces bij uit te komen en om te erkennen dat iemand van nature niet zo is, maar zijn overlevingsmechanismen hem zo gemaakt hebben. Ik hoor haar zachtjes neurieren: Heer, herinner u de namen…
De weg is vrij om de liefde 1000geslachten te laten doordrenken!
Casus II – beschermengel
Hij (A) komt bij mij. Het lukt hem maar niet succesvol te zijn in het leven. Hij is talentvol. Hij is ambitieus. En toch op het moment suprême komt het er toch niet van, ziet hij er van af om de juiste stap voor zichzelf te zetten. Hij ziet dat gedrag nu ook bij zijn zoon (D) op de middelbare school!
Ik vraag hem een genogram te maken en een levenslijn, want uit zijn verhaal kan ik zo geen oorzaken van zijn belemmeringen of angsten opmaken.
Als hij alles op een rijtje heeft gezet, en voor mij op een groot vel neerlegt, zie ik dat zijn vader (C) en grootvader (B) beide niet tot hun recht zijn gekomen: ziek geworden of werkloos en nooit meer werk gekregen of gevonden. Ik vraag naar hun geschiedenissen. Wat hebben ze meegemaakt? Hij weet het niet en gaat er naar op zoek. Hij vraagt het aan zijn vader, maar die zegt niets, alleen dat hij moet stoppen. Dit gespeur zal hem niets opleveren.
Hij vraagt het aan zijn tante en zij vertellen het ijzingwekkende verhaal.
Het verhaal gaat:
* zijn grootvader (B) is ontkomen aan de razzia’s in Putten door ongezien in een sloot te springen en tot bijna stikkens toe zich langdurig te verbergen tussen het riet. Zijn grootvader krijgt een longonsteking daarvan, blijft kwakkelenen en raaktt er niet echt bovenop. Dan krijgt hij TBC en is vanaf die tijd arbeidsongeschikt. Zijn oma moest voor de kost gaan werken.
* zijn vader (C) is bij een zwaar auto-ongeluk zijn drie vrienden op slag kwijt geraakt en zelf is hij uit de auto geslingerd en in de sloot terecht gekomen, waar omstanders hem ternauwernood uit hebben kunnen halen. Hij is depressief geworden en kan het leven niet meer aan. Hij mist niet alleen zijn vrienden. Hij kan niet van de gedachte afkomen dat hij ook dood behoort te zijn.
Hij gaat voor baantjes als sjouwer en lange werkdagen om zichzelf zo af te matten. Hij is regelmatig werkloos omdat hij dan ruzie krijgt met zijn leidinggevende. Thuis zit hij zwijgend op de bank vaak voor zich uit te staren en soms kan hij onverwachts agressief uit de hoek komen.
Wij zijn samen stil. Wij hebben kippenvel over heel ons lichaam. We kijken elkaar aan.
Dit verhaal is nooit zo in zijn context en volle ernst verteld. Iedereen kent het verhaal, maar het wordt afgedaan met: wat een mazzel hebben ze gehad. ‘Wij hebben beschermengeletjes, haha.’ Twee, bijna 3 generaties is er nooit écht over gesproken, is het afgedaan met een grapje. Maar niemand komt echt tot leven en niemand maakt meer echt plezier. Alléén als er veel alcohol wordt genuttigd, dan wordt het gezellig. Verslavingen zijn er. Ook bij zijn andere broer en twee zussen: verslavingen om zo het leven niet echt te hoeven aangaan, te verdoven of het leven juist aan te kunnen op deze manier.
De werkelijkheid is nu pas zichtbaar. Bij zoveel dood om je heen, kun je niet leven. Eigenlijk had zijn grootvader en zijn vader ook dood moeten zijn, net als de andere Puttense mannen en net als de vrienden die in die auto omkwamen. Hij (A) heeft zijn leven te danken aan het lot, maar had er eigenlijk niet moeten zijn. Het voelt als een vergissing. Dan ben je er toch, terwijl anderen dood zijn.
Maar waarom?
Het voelt als onrecht in plaats van als een groot geschenk. Het voelt als toevallig in plaats van als de bedoeling.
Maar waarvoor?
Dat is precies waar hij mee worstelt: Waarom is hij op aarde? Waarom zou hij geluk hebben? Waarom zou hij leven?
Dit is een inzicht, die met een schok zijn patroon ontmaskert. Hij zit gevangen in het familiesysteem, maar ziet nu pas waarom!
Hij (A) gaat naar het graf van zijn grootvader (B) en bedankt hem met een diepe buiging voor het leven dat hem (A) gegeven is, terwijl het zo anders had kunnen zijn. Hij bedankt hem voor de moed om te vluchten.
Hij bezoekt het monument met al de namen van die mannen die omgekomen zijn. Hij maakt er een diepe buiging: zij stierven, terwijl zijn grootvader kon/mocht blijven leven.
Hij zoekt zijn vader (C) op in het bejaardenhuis en vertelt wat hij heeft ontdekt. Hij bedankt zijn vader voor zijn leven. Hij belooft hem dat hij zal gaan leven omdat het leven hen (de mannen in hun familie) geschonken is door de Eeuwige en het een bedoeling heft. Zijn vader begint te huilen en kan niet meer stoppen. Uiteindelijk zegt hij: ‘Ja, doe dat, jongen! Ik kon het niet!’ Zo krijgt hij alsnog indirect de zegen mee.
Hij bezoekt de graven van de vrienden van zijn vader en legt er verse bloemen bij neer en zegt: ‘het spijt me dat jullie er niet meer zijn! Het spijt me dat jullie geen kinderen hebben gekregen! Ik zal ter ere van jullie het volle leven aannemen, omdat mijn vader is blijven leven en wel kinderen kreeg.’
Hij gaat binnenkort met zijn zoon (D) een bergtocht maken om dit hele verhaal aan hem te vertellen. Hij wil het verhaal zijn zoon de berg ÓP vertellen en op de bergTOP een ritueel doen, waarin hij wil kiezen voor het leven. Hij hoopt dat zijn zoon dat ritueel met hem wil doen. Hij wil met zijn zoon de berg ÁF plannen maken voor de toekomst, om zo ten volle het (werkzame) leven aan te gaan en hij (A) zal hem beloven het voortouw te nemen.
Ik vnid het geweldig indrukwekkend.
Ik waarschuw hem nog wel: ‘dit is jouw tijd, jouw ontdekking, jouw rituelen. Jij hebt gekozen! Heel misschien is jouw zoon (D) er nog niet aan toe. Het is goed om hem uit te nodigen. Het is ook goed om hem zijn eigen tijd te gunnen. Jij mag hem uitnodigen. Jij mag het voordoen. Aan jouw zoon zijn eigen keuze!’