Tweede Kamer – Dr. Pieter H. Omtzigt
Plenair verslag – Tweede Kamer, 45e vergadering
Dinsdag 19 januari 2021
website: https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/plenaire_verslagen/detail/eba01a58-3997-4b97-b225-2715b28fc3ec
De heer Omtzigt (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Ook dank aan de commissie-Van Dam voor het werk dat ze gedaan heeft, waardoor we hier nu met een snoeihard rapport staan. Want deze drie constateringen van de parlementaire ondervragingscommissie waren de hardste die de CDA-fractie gezien heeft in onderzoeken en enquêtes van de Kamer in de afgelopen 70 jaar. De rechtsstaat is in het geding. De regering heeft de Kamer ontijdig, onjuist en onvolledig geïnformeerd, en dat bij herhaling. En openheid, volledigheid en transparantie waren niet de leidende principes richting de Kamer en de pers en bij het samenstellen van dossiers voor rechtbanken. Dit is in meerdere gevallen ingegeven door gewenste politieke of juridische uitkomsten. Vrij vertaald: ze hebben niet de waarheid gesproken, zelfs niet bij de rechter, en ze hebben stukken in dossiers achtergehouden om er maar voor te zorgen dat de ouders geen gelijk kregen. Een grote groep ouders en hun kinderen stond machteloos tegenover machtige instituten van de rechtsstaat. Vrij vertaald: tienduizenden ouders zijn jarenlang vermalen, met gruwelijke resultaten voor privélevens. Zij hebben geen enkele, maar dan ook geen enkele bescherming gehad van de rechtsstaat of zijn instituties. Neemt de regering deze conclusies over of neemt zij daar afstand van? Graag een helder betoog.
In de huidige omstandigheden, namelijk een coronapandemie, nam de regering twee terechte besluiten. Zij formuleerde een inhoudelijke reactie op het rapport en besloot af te treden. In deze omstandigheden kan en moet de demissionaire regering in de ogen van de CDA-fractie de lopende zaken voluit blijven behartigen. Dat betreft in ieder geval de bestrijding van de coronapandemie in al haar facetten, zoals de grote economische en sociale gevolgen, de brexit, de opvolging — heel belangrijk — van het rapport Ongekend onrecht, en de Groningers en de hersteloperatie, die een aantal dingen vandaag zullen herkennen in de inbreng. Dat klinkt uitzonderlijk en dat is het ook. Het rapport Ongekend onrecht vraagt, nee, schreeuwt om herstel van de rechtsstaat, zowel in het kinderopvangtoeslagschandaal als in zijn algemeenheid. Niet wachten. Een paar maatregelen op de korte termijn zijn noodzakelijk. Dit dossier gaat niet weg als we er niet over spreken. De ouders zitten vaak nog diep in de problemen en de rechtsstaatproblemen zijn groot en diep.
Deze problemen zijn niet alleen ontstaan door problemen bij de regering en de Belastingdienst, maar juist ook doordat andere instellingen niet ingrepen, rechters, de Ombudsman en de media, en niet in de laatste plaats doordat de Tweede Kamer zowel als wetgever als als controleur tekortgeschoten is. Wij erkennen dat en vinden dat een groep Kamerleden wanneer het rapport van de commissie-Bosman uitkomt, voorstellen moet doen. Wijzelf denken aan dat we onafhankelijker moeten zijn van regeerakkoorden en grote klimaatakkoorden, meer tijd voor wetsbehandelingen moeten nemen en de commissie voor de Rijksuitgaven moeten heroprichten.
Maar first things first vandaag, en dat zijn de ouders en de kinderen. Zij komen op de eerste plaats en misschien ook op de tweede en de derde. De ouders zijn slachtoffers geworden van een fraudejacht waarbij de Belastingdienst illegaal wetten overtreden heeft. Ouders werden slachtoffer van de hardheid van de regeling. Dat betekende dat zij bij een kleine fout €10.000 moesten terugbetalen. Dat was tegen — tegen! — de uitleg van de landsadvocaat in, zeg ik tegen de heer Dijkhoff. Die had in 2009 proportionaliteit aanbevolen. De Belastingdienst verschool zich achter de brede rug van de rechtspraak en de rechtspraak keek niet in de dossiers. Wat een rechtsstaat!
Tienduizenden burgers kregen het stempel “fraudeur”. Dat kwam in alle systemen. Dat werd hun niet verteld, maar ze ondervonden destructieve gevolgen: geen betalingsregeling, gedwongen verkoop van de woning en van auto’s, verlies van baan, geen vog en soms verlies van gezondheid, van kinderen en erger. Voorzitter, ik durf het niet allemaal op te sommen. In 94% van de gevallen — 94% van de gevallen! — weten we niet meer waarom dat gebeurd is. Hoezo rechtsstaat?
En dan nu de compensatie. We hebben nu ook een compensatieregeling, maar die verandert met de dag. Ik wil graag een tijdpad hebben. En nu een echt tijdpad, zeg ik tegen de regering, en niet zo’n faketijdpad. Wanneer — daar vragen we al anderhalf jaar om — krijgen deze mensen hun recht? Hoe gaat het met private schulden? We zouden namelijk een jaar geleden iedereen binnen een jaar proberen te helpen. Slechts 2% is geholpen. Er is meer geld naar de Belastingdienst — naar de Belastingdienst! — gegaan dan naar de ouders en de compensatie. Graag ook een reactie op waarom de VNG denkt dat het niet uitvoerbaar is, op wat de bewindvoerders nu denken en, heel belangrijk, op dat er eindelijk geld is voor kinderen, 200 miljoen. Alsjeblieft niet meer zittingen van het Kindpanel, maar effectieve manieren om die kinderen, die jarenlang geleden hebben, te gaan helpen.
In dat tijdpad wil ik ook graag horen wat we gaan doen met ouders die in de schuldsanering of in de WSNP zitten. Die kunnen niet in één keer veel geld krijgen, want dan pakt iemand anders het. Private schuldeisers cirkelen soms als haaien om deze mensen heen. Een aantal van deze mensen heeft een rotkerst gehad vanwege de aankondiging op 22 december, omdat ze een maand lang niet wisten waar het over het ging, maar iedereen wel dacht dat ze geld hadden. Graag een concreet plan.
De premier ontmoette de ouders een jaar geleden. Hij zei toen: ik ga na een halfjaar weer met u in gesprek. Is dat gebeurd? Zo dat niet gebeurd is, zou de premier dat op korte termijn alsnog willen doen?
Mevrouw Marijnissen (SP):
Het werk van de heer Omtzigt en mijn collega Leijten is hier al een paar keer genoemd, maar ik wil het ook in zijn termijn graag naar voren brengen. Ik denk dat hun bijdrage groot, groots en goed is geweest voor de democratie en inderdaad de reden is dat wij hier vandaag staan. Dus veel dank daarvoor. Maar ik zou ook wel van de heer Omtzigt willen weten — we weten natuurlijk dat hij de afgelopen tijd een behoorlijk deel van zijn leven heeft besteed aan het boven tafel krijgen van de waarheid — wat nou precies voor hem de momenten waren waarop hij, achteraf bezien, kon vaststellen dat al deze ellende voor al die ouders, althans een groot deel van die ellende, voorkomen had kunnen worden.
De heer Omtzigt (CDA):
De allereerste keer was toen wij hier een wet gemaakt hebben, in 2004. Dat ging om de Wet kinderopvang. Daarbij zijn tientallen amendementen ingediend. Dat was een grote pot, een mix van politieke belangen hier in de Kamer, waarbij iedereen wat in de pot gooide en er uiteindelijk een wet uitkwam die niet werkte. Als ik nou één ding vandaag zie, dan is het een hoop politieke hobby’s in de zin van: we gaan vandaag even de kinderopvang volledig hervormen. Als we één ding geleerd zouden moeten hebben, dan is het: neem daar één tel de tijd voor, doe voorzichtig en maak goede plannen. Dat is de eerste fout.
Het tweede punt waarop wij hadden kunnen ingrijpen was het volgende. Ik verwacht gewoon betere informatievoorziening van het kabinet. Dit is het eerste dossier … Arno Visser van de Rekenkamer heeft een heel mooi stuk in Elsevier geschreven waarin hij stelt dat in alle onderzoeken die we hier de afgelopen 40 jaar gehad hebben, de informatievoorziening niet deugde, en dat we ons iedere keer voornemen om het beter te doen maar er nooit wat gebeurt. Dus ik verwacht van het kabinet voor 1 juli een update van de brief waarin staat wat het met al die punten doet die hier worden genoemd.
Maar dit is de eerste keer dat het kabinet zelf last heeft van de imperfecte informatievoorziening, want het kabinet wist tot juni 2019 zelf niet wat er gebeurde omdat het het niet interessant vond om aan de Kamer te vertellen. En als je het niet interessant vindt om aan de Kamer te vertellen, dan ga je er zelf ook niet achteraan. Daarmee hebben ze zichzelf ondergraven. Wat stom was dat! Maar het gaat tot op de dag van vandaag door, zeg ik tegen mevrouw Marijnissen.
De voorzitter:
Mevrouw Marijnissen. Of was u nog niet klaar?
De heer Omtzigt (CDA):
Nee, ik pak dit er nog even bij.
De voorzitter:
O, is goed.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik had hier willen laten zien hoe dingen zwart gemaakt zijn, maar in dit dossier is, sinds wat er met minister Van der Steur gebeurd is, alles wit gemaakt, dus het effect is minder. In de interne documenten staat ook dat ze, om dat effect van de heer Omtzigt te vermijden, het nu ook in het wit doen. Maar je dacht dat ze het beter zouden doen. Je dacht dat ze het beter zouden doen. Gisteravond kregen wij antwoord op Kamervragen die waren ingezonden op 23 december. Ik zal het u besparen, maar antwoord 9 is: zie antwoord vraag 8. Antwoord 10: zie antwoord vraag 8. Antwoord 11: zie antwoord vraag 8. Antwoord 12: zie antwoord vraag 8. Dat gaat door tot antwoord 24. Identieke antwoorden. Daar staat gewoon bij: wij vinden het niet zinnig om dit antwoord te geven. Dit is de nieuwe Ruttedoctrine. De nieuwe Ruttedoctrine. “Wij hebben hem gehad; we nemen er afstand van en we hebben hem opnieuw weer ingevoerd.” Dus mijn vraag aan de premier is: neemt hij afstand van die Ruttedoctrine en krijg ik hier binnen twee dagen volledig antwoord op, of zijn we gek geworden? Dus door die onvolledige informatie is het ook misgegaan.
Ik moet ook heel eerlijk zeggen — daar kom ik zo meteen op — dat ik onderzoek heb gedaan op Malta, zoals u weet. Ik kwam daar een staat tegen die niet functioneerde. Heel lang heb ik het voor onmogelijk gehouden om een vergelijking tussen Malta en Nederland te maken, maar bij ons functioneert iets anders niet: macht en tegenmacht. Er is hier zo’n innige band tussen het kabinet en de Tweede Kamer dat, als je een moeilijke vraag hebt, jij het probleem bent in het kabinet. Er is zo’n innige band tussen het kabinet en de pers dat er wel vragen aan het kabinet gesteld zijn door moedige journalisten als Jan Kleinnijenhuis en Pieter Klein, maar dat die 20.000, 30.000 ouders — wat zeg ik; 100.000, want het waren allemaal gezinnen — nooit in beeld zijn gekomen in ons land. Er is iets fundamenteels mis in ons land, iets fundamenteels in de checks-and-balances.
En het gaat verder. De rechtspraak beschermt niet. De belangenorganisaties eten allemaal uit de staatsruif. Allemaal! Die noemen wij belangenorganisaties. Maar weet je wat er gebeurt? Ze zeggen weleens wat, maar je hoort ze nooit keihard zeggen: en nu is het afgelopen! En waarom? Omdat dan de subsidie stopt. Ik kan u de voorbeelden daarvan geven. Wij hebben de Staat zo ingericht dat onze kliek in Den Haag — ik zeg “onze”, maar hoewel ik een van de langstzittende Kamerleden ben, doe ik mijn best om daarbuiten te blijven — meer kijkt naar de partijvoorzitter dan naar de kiezer. Dat zullen we moeten veranderen. Daar ligt een bredere agenda onder dan alleen zeggen: er was één belastingambtenaar. Was het maar één belastingambtenaar, die ik kon vinden. Was het maar één minister. Dat is precies waarom ik al vier jaar zeg: dat opstappen kan me niet schelen. Waarom zeg ik dat? Omdat het niet één persoon is. We hebben een structuur en een systeem gecreëerd waarin van alles centraal staat, maar niet de hardwerkende Nederlandse burger. Die staat alleen centraal in de verkiezingscampagne.
Mevrouw Marijnissen (SP):
Dat is een helder antwoord van de heer Omtzigt. Ik heb daar verder geen vragen over. Ik luister met veel nieuwsgierigheid naar de antwoorden van het kabinet hierop. Juist om te voorkomen dat dit het eerste verkiezingsdebat is in de door de heer Omtzigt genoemde verkiezingscampagne, zouden wij het goed vinden als we vandaag echt iets kunnen regelen voor de ouders. De heer Omtzigt noemde dat ook. Want dat is het grootste schandaal van dit allemaal. Alle dingen zijn genoemd, maar deze mensen zitten tot op de dag van vandaag, ook als wij hier staan, nog steeds in onzekerheid en ellende.
Ik wil het meer specifiek over de kinderen hebben, want als er één groep is die hier echt helemaal niks aan kan doen — die ouders konden er ook al niks aan doen — dan zijn dat wel de kinderen. De heer Omtzigt benoemde al dat er nu eindelijk 200 miljoen komt voor die kinderen. Daar zijn wij heel blij mee, maar tegelijkertijd maken wij ons er ook grote zorgen over dat die 200 miljoen niet naar de kinderen gaat die het nodig hebben, maar naar consultants, die u eerder noemde, of naar anderen die daarmee aan de haal gaan. Hoe kijkt de heer Omtzigt ernaar om vandaag samen een voorstel te doen om een kindfonds op te richten, waarbij we er in ieder geval voor zorgen dat die 200 miljoen terechtkomt bij die kinderen, zodat zij in de toekomst met een schone lei kunnen beginnen? We kunnen het niet meer rechtzetten dat hun jeugd hen is afgepakt en dat ze in ellende en bittere armoede hebben moeten opgroeien. Dat is heel treurig, maar we kunnen er wel voor zorgen dat ze in ieder geval in de toekomst een schone lei kunnen hebben.
De heer Omtzigt (CDA):
De SP heeft dat voorstel eerder gedaan. Dat lijkt me een prima voorstel. Mevrouw Leijten heeft ook vaker een voorstel gedaan, namelijk om iets meer afstand te nemen van de Belastingdienst, die de fouten zelf gemaakt heeft. Iets meer afstand zou helpen om dit op een fatsoenlijke manier uit te keren.
De voorzitter:
Mevrouw Van Brenk.
De heer Omtzigt (CDA):
Die samenwerking was goed. Maar het rare is dat we daarvoor geprezen moeten worden, terwijl dat niet uitzonderlijk zou moeten zijn. Want in de Grondwet staat helemaal niet dat ik lid ben van een fractie. Daarin heb ik maar één verantwoordelijkheid en dat is het controleren van de regering. Ik heb niet de verantwoordelijkheid om altijd de regering te steunen of om altijd iets te doen. Misschien zouden we de Grondwet eens wat beter moeten lezen.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Het is mooi dat de heer Omtzigt dat nog even duidelijk maakt, maar dat wordt niet altijd in deze Kamer herkend. Er is een behoorlijk verschil tussen coalitie en oppositie. Maar het is goed dat de heer Omtzigt nog even heel scherp zegt dat de ouders in december in de knel gekomen zijn door uitspraken. We hebben gisteren in een reactie gezien dat de schulden aan de Belastingdienst, aan de overheid, worden kwijtgescholden. Maar een heleboel mensen zitten al ontzettend in de problemen, want die hebben al een heel deel afbetaald. Die hebben dat betaald doordat hun huis te koop is gezet en dergelijke. Mijn vraag is: hoe gaan we dit probleem oplossen? Als de heer Omtzigt de mogelijkheid zou hebben om zelf een regeling te bedenken, hoe zou hij die dan vormgeven zodat al die ouders gecompenseerd gaan worden?
De heer Omtzigt (CDA):
Ik denk dat dat verstandig is. We zien gelukkig de ouders met de grootste problemen. Er zijn ook heel veel ouders die met grote pijn en grote moeite in hun huis konden blijven wonen en het afbetaald hebben. Die worden vooral door deze regeling goed geholpen, want met dit eenmalige bedrag zijn ze uit de problemen. Maar er zal extra gelet moeten worden op de ouders die in de schuldsanering zitten, want op het moment dat je aan hen geld overmaakt, gaat dat geld niet naar de ouders. Ik zou willen — en dat vraag ik ook aan de regering — dat iedereen toegang heeft tot de Commissie Werkelijke Schade en dat wij binnen een paar maanden een duidelijke richtlijn krijgen voor hoe de werkelijke schade vergoed wordt en hoe er omgegaan wordt met het verlies van je baan en je huis, zoals mevrouw Van Brenk terecht zei. Ook moet duidelijk zijn hoe ermee wordt omgegaan als je dat huis vier jaar geleden verloren bent, terwijl de huizenprijzen door het dak zijn gegaan. Of hoe wordt omgegaan met het verlies van gezondheid. Het is zaak om dat nu voortvarend op te pakken. Hoewel ik mij wel kan vinden in de opmerking van de heer Wilders dat die 30.000 redelijk snel uitgekeerd zal moeten worden, wil ik niet de verwachting wekken dat we binnen twee maanden iedereen de werkelijke schade uitbetaald hebben. Dat zal nog lastig worden.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ik blijf worstelen met zoeken naar wat we van dit kabinet op korte termijn kunnen verwachten, omdat zij een oproep doen aan banken, aan verzekeraars en noem maar op. Maar dat zijn particuliere instellingen. We zien inderdaad dat justitie of incassobureaus helemaal gespitst zijn om zo veel mogelijk binnen te halen. In hoeverre denkt het CDA dat er ook een terecht beroep op banken en op verzekeringsmaatschappijen kan worden gedaan, om ook daar een deel van de lasten kwijt te schelden? Dan gaan zij het maar verhalen bij de overheid.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik snap wat mevrouw Van Brenk zegt, maar ik zit hier met het volgende probleem: heel veel van deze ouders hebben niet alleen een schuld bij de Wehkamp of bij de bank, maar hebben ook een schuld bij hun eigen familie. Als je nu tegen die familieleden zegt “jij hebt mij uit de ellende geholpen; je hebt mij 10.000 euro geleend, maar vanwege de overheid moet ik je nu zeggen dat je er maar de helft van terugkrijgt”, dan weet ik niet hoe eerlijk dat is. Oftewel, ik weet het wel: dat moeten we niet doen. Het is best lastig om tegen de lokale ondernemer, die gewoon diensten geleverd heeft, te zeggen: u moet nu hierop een afslag nemen. Wat ik wel vermoed — misschien kan de staatssecretaris van SZW, die dat vandaag nog is, daar iets op zeggen — is dat de overheid er nu zelf achter komt, hoe duur het is om schulden te hebben in dit land. Knétterduur. Als je ziet hoe snel die incassokosten oplopen en hoe je, als je een keer in de problemen zit, nóóit meer uit die spiraal komt. Nu de overheid er zelf voor moet opdraven, zou zij wellicht wat sneller geneigd zijn om maatregelen te nemen, waardoor mensen die een keer in die problemen komen er ook weer uit kunnen komen. Over de afslag: ik hoop dat er goede onderhandelingen plaatsvinden, maar ik weet hoe moeilijk het is om private schuldeisers ergens toe te dwingen. Dus ik laat dat even aan de wijsheid van de staatssecretaris van Financiën, Toeslagen en Douane over.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik waardeer de inzet van de heer Omtzigt samen met mevrouw Leijten zeer, en ik vergat zojuist ook de heer Azarkan te noemen. Ik denk dat de heer Omtzigt met deze twee Kamerleden namens ons allemaal al heel belangrijk werk heeft gedaan. Dus niets dan complimenten daarvoor. Ik deel zijn analyse volledig, maar heb er wel een vraag bij: doet de heer Omtzigt dat hier volledig namens de CDA-fractie? Want dat zou natuurlijk supergoed nieuws zijn. Mijn vraag daarbij is dan ook: geldt die terechte felheid over de manier waarop het kabinet omgaat met de positie van de Kamer en over het niet informeren, geldt die kritiek wat de CDA-fractie betreft dan ook voor alle dossiers? Geldt het zich houden aan de rechtsstaat voor alle dossiers?
De heer Omtzigt (CDA):
Ik sta hier namens de gehele CDA-fractie. En ja, de rechtsstaat staat centraal voor ons.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Geweldig, dat is goed nieuws. Veel dank daarvoor. Ik heb nog een vraag over de beantwoording van de Kamervragen die de heer Omtzigt had gesteld. Ik heb ze ook gelezen. Het antwoord op vraag 8 is “wij vinden het niet nodig om een tijdlijn te geven” terwijl de Kamer erom vraagt. Het is niet aan het kabinet om te zeggen: wij vinden het niet nodig. En dan het antwoord op vraag 9 tot en met 25: “Zie het antwoord op vraag 8”. Ik weet niet wat daar achter de schermen is gebeurd. De heer Omtzigt zegt terecht: die Ruttedoctrine moet van tafel. Maar zou het nou echt zo zijn dat het ministerie van Financiën, waar de heer Hoekstra toch eindverantwoordelijk voor is, van plan was die vraag wél te beantwoorden, en dat vanwege de Ruttedoctrine dat toch niet is gebeurd? Of had het ministerie van Financiën hier gewoon zelfstandig antwoord op de vragen moeten geven en moeten zeggen: met de brief van vrijdag in handen gaan wij geen Ruttedoctrine meer doen; wij gaan voortaan de Kamer goed informeren. Het is mij niet helemaal helder wie er nu achter zit dat die vragen wéér niet zijn beantwoord.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik heb in de stukken … Ik moet zeggen: ik heb tot diep in de nacht doorgewerkt, want dat is het pakketje. Ik heb het wel dubbelzijdig uitgeprint in tegenstelling tot een aantal andere mensen.
(Hilariteit)
De voorzitter:
Klein detail.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik heb echt mijn best gedaan om te kijken wat daarin staat. Ik heb in de stukken van de POK gezien dat de ambtenaren van Financiën op een gegeven moment zeggen dat het de beleidslijn van AZ is om de CAF-stukken niet aan de Kamer te sturen. Dat is heel lelijk. Ik heb toen gevraagd — ik kan u verzekeren dat dit niet door de hele coalitie op prijs werd gesteld — of de desbetreffende bewindspersoon zich herinnerde dat hij of zij de eed dan wel de gelofte op de Grondwet gedaan had. Die wordt namelijk gewoon individueel afgelegd. Artikel 68 is gewoon onderdeel van de Grondwet. In artikel 68 van de Grondwet staat dat een enkel Kamerlid recht heeft op informatie, en dat is inclusief documenten. Dus AZ bellen? Ze moeten kappen met AZ bellen. Kappen! Ik wil van de minister-president horen dat hij telefoontjes gaat weigeren als iemand naar AZ belt om te vragen of hij wel informatie mag verschaffen. Dat is namelijk de persoonlijke individuele verantwoordelijkheid van een bewindspersoon. Ik ben dus heel benieuwd wat er op het ministerie gebeurd is. Ik hoor het graag.
Ik was nog vergeten te zeggen dat in antwoord 6 en 7 door de regering toegegeven is dat de vorige tijdlijn, die niet door mij gevraagd was, maar door een Kamerbrede motie, niet klopte. Er is toegegeven dat de cruciale memo-Palmen daaruit weggelaten was. Er was dus een heel goede reden waarom ik precies wilde weten waarom dat gebeurd was. Ik ga ervan uit dat we dat binnen een paar dagen horen. En ja, dit was wel een klein beetje een valse start met het naleven van de nieuwe regels.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Zeker. Dat laat zien dat je op vrijdag een brief krijgt met de belofte dat alles anders wordt en op maandagavond antwoorden krijgt die nog uit precies hetzelfde tijdperk stammen. Mijn vraag is ook de volgende. Ik ben het ermee eens dat de Ruttedoctrine van tafel moet, maar als het kabinet op vrijdag zo’n brief stuurt, dan mag je toch verwachten dat alle bewindspersonen op hun eigen departementen, waar zij eindverantwoordelijk voor zijn, zeggen: jongens, de Kamer wordt vanaf nu goed geïnformeerd. Als er dan vanuit het ministerie van Financiën, waar — ik moet het toch zeggen — CDA-minister Hoekstra eindverantwoordelijk is, alsnog dit soort antwoorden komen, dan zitten er mijns inziens toch meer schuldigen in dat vak dan alleen maar Rutte.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik had niet anders verwacht vandaag en het stelt me teleur. Ik zal u ook precies vertellen waarom. Vandaag probeer ik aan te geven dat Renske Leijten en ik onze rol als Kamerlid invulling proberen te geven. Als Kamerlid ben ik niet in dienst van lijsttrekker Hoekstra noch van minister Hoekstra. Ik controleer minister Hoekstra. Als u mijn Kamervragen van vorige week en die week daarvoor aan minister Hoekstra ziet over de rotzooi bij ING of de problemen bij Sanderink, dan zult u daar echt geen opzetje in vermoeden, kan ik u verzekeren. Zo controleer ik hem elke dag. Zo controleer ik ook andere CDA-bewindspersonen. Ik heb vier keer Kamervragen gesteld in het februarireces van een jaar geleden, onder anderen aan minister De Jonge, over het toen nog vrij onbekende coronavirus, omdat ik mij daar zorgen over maakte. Dat leverde mij nog een leuk artikel op van een collega uit een van de coalitiefracties die vond dat ik me er niet mee moest bemoeien. Dus uw suggestie dat … Ik ben niet kleurenblind, maar in dit geval wel. Het kan mij niet schelen welke kleur er in het kabinet zit; werkelijk niet.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dit is een misverstand. Het was absoluut niet mijn bedoeling de heer Omtzigt die suggestie aan te wrijven, want ik denk dat we allemaal hebben kunnen zien dat hij ongeacht de coalitiedruk zijn rol als Kamerlid met verve vervult, namens ons allemaal. Het was een aanvulling op zijn vraag hoe het nou kon dat hij weer geen antwoord had gekregen en op zijn terechte constatering dat de Ruttedoctrine van tafel moet. Mijn aanvulling was: ik ben ook benieuwd hoe dat op het ministerie van Financiën is gegaan. Maar ik denk op geen enkele manier dat de heer Omtzigt de waarheidsvinding eventjes laat voor wat het is omdat het toevallig zijn eigen minister is. Nee hoor, echt niet.
De voorzitter:
Dat heeft u duidelijk gemaakt.
De heer Omtzigt (CDA):
Dank u wel.
Voorzitter. Op het laatste punt ben ik nog één zaak vergeten, namelijk dat ik het vrij schandelijk vind dat de gemeenten de gegevens niet kregen vanwege de AVG. Eerst benoem je mensen tot fraudeur en deel je dat met het hele land en met elke woningbouwcorporatie. Zij kregen geen vog of wat dan ook. Dat was tegen alle principes. Maar als je het moet oplossen, is de AVG een sta-in-de-weg om het gemeentes te laten oplossen. Daarmee is de AVG veranderd van een wet die de burger beschermt, in een wet die de overheid beschermt. En dat was nooit de bedoeling. Ik wil dus graag dat die gegevens van alle gedupeerden, en dus niet alleen van hen die zich gemeld hebben, op zeer korte termijn met de gemeentes worden gedeeld.
Voorzitter. Ik heb het hier over informatievoorziening gehad. Punt een. Een jaar lang is tegengehouden dat we hier de CAF-verslagen kregen. Wist ik veel of het alleen om CAF 11 ging of om 170 CAF-zaken? Ik kon het niet uitvinden, omdat er ergens een beleidslijn was die zei: CAF-evaluaties geven we niet; ik ben niet geïnteresseerd in mails van Kamerleden; ik ben geïnteresseerd in officiële evaluaties. Die zijn geblokkeerd. Daarna is het memo van mevrouw Palmen geblokkeerd. Daarna kregen we het memo van mevrouw Palmen, maar daarin waren alle cruciale conclusies wit weggelakt. Bij mevrouw Palmen moest mevrouw Leijten een soort voorleesjuf zijn om ons te kunnen vertellen wat er stond. Schokkend dat dat nodig is.
Dus nu weer: mag ik alsjeblieft de antwoorden op mijn Kamervragen? En zo nee, wat is dan de brief van vrijdag waard?
Ik ga overigens nog een paar andere dingen uit die brief langs. Het is goed dat er een regeringscommissaris komt voor een informatiehuishouding, maar wat is haar of zijn taakomschrijving? Mag deze persoon ook dwingende aanbevelingen doen over welke informatie genoteerd en bijgehouden wordt? Want het probleem met het Torentje is dat daar niet wordt genotuleerd. Ja, als je geen notulen hebt, dan hoef je ook niks te bewaren. Wij zouden dus graag een taakomschrijving zien met de taak om te zeggen wat er bijgehouden moet worden.
Dan artikel 68 van de Grondwet. Daar zegt de regering: als we nu iets gaan weigeren, dan vragen we eerst een intern juridisch advies. Ik had liever een extern advies gezien, maar ik vind het vooruitgang. Dit gaat natuurlijk alleen werken als wij dit juridisch advies te zien krijgen. Dus: als een stuk geweigerd wordt, krijgen we dan te zien of de juridische dienst van het ministerie ook vindt dat dit geweigerd kan worden?
Ik miste het goede beleid van de regering uit 2002, van minister De Vries. Hij heeft een haarfijn stuk geschreven over hoe je de Kamer informeert. Als de regering nu gewoon zegt “dat is onze nieuwe beleidslijn”, dan zijn we in een keer weer klaar. Graag dat.
Dan het achterhouden van de stukken voor de rechtbank. Collega Wilders begon er al over. Gisteravond laat — u ziet mijn kleine oogjes — kregen we drie stukken met interne beleidsinstructies, die tot 2019 gaan, waarin gewoon staat: hou de stukken achter. Ik pak de stukken er even bij. Het zijn er veel; ik heb medewerkers die mij helpen met ordenen, want anders was het een drama, voorzitter. Er staat hier gewoon: toezichtmeldingen worden niet aan het dossier voor de rechtbank toegevoegd. En verder: dat het om onrechtmatigheidsonderzoeken gaat, delen we niet mee; als het woordje “onderzoek” in het stuk staat, gaat het niet naar de rechtbank, en stukken die over fraude gaan, gaan daar ook niet naartoe. Dus iemand stond voor de rechtbank vanwege fraude, maar de regering gaf een onvolledig dossier. Mijn vraag: is dit met terugwerkende kracht rechtgezet? Want in 2008 zegt de landsadvocaat: dat kan niet. Er zijn dus mensen in dit land die rechtszaken verloren hebben omdat de overheid het vertikte om informatie te geven. Dat is een bananenmonarchie. Daarom vraag ik u: is dit bij deze ouders rechtgezet? En zo niet, kunt u ze informeren als u bij hun een onvolledig dossier heeft afgegeven? Het gekke is dat deze instructies na het advies van de landsadvocaat nog een jaar lang van kracht waren. De landsadvocaat zegt in 2008 dus tegen ons “kappen”, maar wij doen het niet.
Voorzitter. Dan een paar reflecties voor de minister-president. Kan hij op een paar vragen reflecteren? Waar handelde de regering onrechtmatig? Dat is belangrijk om te weten, want je betaalt meer dan 1 miljard aan schadevergoeding, dus er zal toch wel ergens onrechtmatig gehandeld zijn. En richting wie? Graag een volledige lijst. En kan hij reflecteren op zijn eigen rol en op de rol van het ministerie van Algemene Zaken hierin? Wanneer is hij ergens voor verantwoordelijk en wanneer heeft hij besluiten genomen die hiervoor zijn? En wat weet hij over discriminatie en etnisch profileren?
Voorzitter. Deze problemen kunnen zich ook elders voordoen. Zijn er vergelijkbare problemen met wetten die voor mensen snoeihard uitpakken? Dat kan bij het UWV zijn; we hebben “de Participatiewet” al gehoord. Bij de jeugdzorg kan ik me daar zomaar iets bij voorstellen. Bij de IND gebeuren ook weleens dingen die echt niet kunnen. Zouden wij daarvan een lijst kunnen hebben voor 1 juli? Kunnen burgers ook hun input leveren? Denk ook aan andere zaken waar fraudeurs slachtoffers kunnen worden, zoals de pgb-fraude van dit weekend, waar kwetsbare cliënten straks de rekening van krijgen.
Dan nog een klein dingetje. Er waren 30.000 mensen die het stempeltje “fraudeur” kregen, maar de commissie-Van Dam vond er nog een stuk of 60.000 tussen 2005 en 2012. Moeten die mensen nog steeds terugbetalen? Of is er nog een andere grote groep?
Voorzitter. De regering heeft veel goede voornemens voor zichzelf. Dat is positief. Maar als het niet gaat lukken, is er geen extra rechtsbescherming geregeld voor de burger. Met het huidige pakket maatregelen wordt erop vertrouwd dat de overheid zichzelf verbetert. Dat kan lukken, maar het kan ook mislukken. Vandaar ook mijn voorstel: bereid een extra pakket voor, voor wanneer de burger weer vermalen dreigt te worden. Hervorm het bestuursrecht, waarover wij de hoogste rechter hoorde zeggen dat dit ervan uitgaat dat de overheid gelijk heeft. Schaf de marginale toets af en doe een echte toets. Bestuursrecht is niet geschikt voor toeslagen. Die moeten onder belastingrecht vallen. Heel veel zaken zijn onder bestuursrecht terechtgekomen, waarbij er eigenlijk betere rechtsbescherming van de burger had moeten zijn. Kunnen we daar een hervorming van zien?
Kom met een brede en nieuwe klokkenluidersregeling. Er is iemand ontslagen in dit dossier; dat klopt. Dat was de klokkenluider. Knap hoor. Hij was de eerste die ontslagen werd hier. Kan deze man alsnog een lintje krijgen, in plaats van zijn ontslagbrief? Kunnen we dus echt een betere klokkenluidersregeling hebben, een regeling die ergens op lijkt, die rijksbreed is en die ook geldt voor mensen met een tijdelijk contract?
Wanneer kunnen wij de belastingombudsman tegemoetzien? Die werkt in andere landen goed, want die heeft overzicht over waar het misloopt. Als 1.000 ouders geklaagd hadden bij een belastingombudsman dat dit misging, dan ben ik ervan overtuigd dat er een krachtiger signaal geweest was. Mijn vraag aan de regering is of deze voorstellen voor de formatie klaar kunnen zijn.
Maar er is meer nodig om het geschonden vertrouwen te herstellen. Daarvoor is dit debat misschien te kort en te politiek. Ik zal binnenkort wat voorstellen doen voor een nieuw sociaal contract. Ik vind dat ik dat verplicht ben na alles wat ik gezegd heb. Maar vreemde ogen — de heer Dijkhoff heeft een punt — kunnen goed dwingen. Daarom zal ik in mijn tweede termijn een voorstel doen om de Venetië-Commissie een advies uit te laten brengen over de rechtsbescherming, en dan met name het bestuursrecht, in Nederland. Functioneert het stelsel van macht en tegenmacht in Nederland? Functioneert de Nederlandse rechtsstaat? De Staat en de instituties hebben in dit geval namelijk gruwelijk gefaald. In dit geval zou ik in de tweede termijn ook graag een korte toelichting willen hebben: acht de regering het wenselijk een staatscommissie op te richten, niet alleen, zoals ze nu doet, over democratie, maar ook over de rechtsstaat zelf? Ik had een paar jaar geleden niet gedacht dat ik het ooit zou voorstellen, maar ik zou hier graag een reflectie op willen van de regering: ziet zij hier ook de noodzaak toe?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. O, de heer Azarkan heeft een vraag.
De heer Azarkan (DENK):
Ja, ik heb een vraag aan collega Omtzigt. Ik weet dat we, collega Omtzigt, collega Leijten en ik, pak ‘m beet zo’n anderhalf jaar geleden een notitie hebben gevraagd over de vervolging van ambtsmisdrijven. De heer Omtzigt refereerde daar in het laatste algemeen overleg aan, ook met emotie, omdat hij het onterecht vond dat een aantal partijen — GroenLinks, D66 — ons terug wilden fluiten met een ingelaste procedurevergadering. En het was pittig. Ik heb hem daar niet over gehoord. Hoe kijkt hij aan tegen die notitie? Gaat hij die er nog bij betrekken? Want sinds de heer Omtzigt spreekt, zie ik toch een wat beteuterd kijkende minister-president en minister Hoekstra. Die hebben het idee dat ze een beetje betrapt zijn, dat het spel dat gespeeld wordt, eigenlijk een beetje aan het uitkomen is. Ik zit even te kijken: in hoeverre is deze notitie op dit dossier nog van betekenis?
De heer Omtzigt (CDA):
In mijn twaalf minuten heb ik niet alles kunnen doen. Ik heb gezien dat de heer Azarkan, met wie ik inderdaad op stukken van het dossier goed heb samengewerkt, 45 minuten hierover had willen spreken. Ik snap dat, want er is meer te vertellen. Ik heb gezien dat een aantal advocaten aangifte gedaan heeft. We gaan zien wat daarmee gebeurt. Zo werkt de rechtsstaat ook. Want ook al heb ik deze keer kritiek op de bestuursrechter — dat is bij grote uitzondering — ik ga me op dit moment niet mengen in dat proces. Ik ben benieuwd of de regering, zeker naar aanleiding van het feit dat er ook stukken vernietigd zijn, nog nadere gronden gezien heeft ten aanzien van ambtsmisdrijven, maar ik heb gezien dat het OM met een besluit gekomen is. Ik heb er echter voor gekozen om niet alles te doen in de afdeling “het is vervelend wat mij gebeurd is”. Ik kan het allemaal hebben. Ik vind het allemaal prima. Hoe harder u tegen mij schreeuwt door een telefoon, hoe meer Kamervragen u krijgt. Hoe harder u wat tegen mij zegt, hoe harder ik doorga. Ik vind het allemaal prima. Ik doe het. En ik blijf het doen, de komende jaren. Het maakt me niet uit of ik in de oppositie, de coalitie of waar dan ook zit. Ik sta voor de rechtsstaat. Ik sta voor niks anders. Gaan we hier nog wat mee doen? Dat is een vraag aan het kabinet ten opzichte van of ze bij de Belastingdienst nog nieuwe dingen gevonden hebben. Het ligt op dit moment geloof ik bij de pg van de Hoge Raad.
De voorzitter:
Tot slot op dit punt.
De heer Azarkan (DENK):
Ik vraag dit ook omdat in die analyse nadrukkelijk staat dat het gewoon strafbaar is als bewindspersonen beschikkingen nemen, bevelen geven of bestaande beschikkingen of bevelen handhaven wetende dat daardoor de Grondwet, andere wetten of algemene maatregelen van bestuur worden geschonden. In 2017 was het — de heer Omtzigt weet het als geen ander; ook daarbij zijn we aan het begin samen opgetrokken — helder dat die wetten werden geschonden. Dat was ook in de CAF 11-zaak helder. Tot onze verbijstering bleef het maar doorgaan. Ondanks alle vragen die we stelden, bleef het maar doorgaan. We konden ons niet voorstellen waarom dat gebeurde. Waarom worden vier wetten overtreden? Nou zit het ‘m ook nog in artikel 68 van de Grondwet. Volgens mij zegt de heer Omtzigt hier klip-en-klaar: ik heb gewoon verkeerde stukken, verkeerde informatie gekregen. Het zou mij overigens verbazen als hij met deze minister-president nog zou kunnen samenwerken in een volgend kabinet. Maar er is toch ook sprake van het schenden van artikel 68 van de Grondwet, plus die andere artikelen? En dat is toch gewoon strafbaar?
De heer Omtzigt (CDA):
Als de heer Azarkan het strafbaar vindt, kan hij als Kamerlid zelf aangifte doen. Ik zie een kabinet dat politieke verantwoordelijkheid neemt. Voor het strafrecht, merk ik op, moeten er ook intentie en volledige kennis zijn, dus niet dat het gebeurde terwijl je het niet wist. Ik heb aan het begin van mijn betoog gezegd: het stomme van het informatiebeleid van deze regering was dat het niet alleen tot een onvolledig geïnformeerde Kamer leidde, maar ook dat het kabinet tot in een zeer laat stadium zelf niet doorhad wat er aan de hand was. Voor het strafrecht is dat een verschil. Voor de politieke verantwoordelijkheid maakt het geen enkel verschil, want daarvoor moet een minister weten wat er aan de hand is. Als de heer Azarkan mij uitnodigt iets te doen: ik zal het niet doen. Maar het is aan ieder Kamerlid zelf.
De voorzitter:
Tot slot.
De heer Azarkan (DENK):
Ja, tot slot. Die intentie is wel belangrijk, maar ik maak uit het verhaal van de heer Omtzigt op dat … Laat ik het zo zeggen: is hij nou van mening dat dit kabinet de intentie had om het goede te doen en per ongeluk de verkeerde informatie heeft gegeven? Of zat daar een strategie achter?
De heer Omtzigt (CDA):
In ieder geval zou het dan beginnen met de intentie om 30.000 gezinnen tussen de wielen te gooien. Ik ben ervan overtuigd dat dit niemands intentie hier was. Als ik dat niet was, hadden we al veel eerder een ander debat gehad. Maar het was wel het gruwelijke gevolg van hoe we hier de wetten ingericht hebben, hoe we ze uitgevoerd hebben en hoe hier de fraudejacht ontspoord is. In de FSV-applicatie zitten 150.000 namen. Ik vraag de regering nog steeds wanneer deze mensen een voor een erover worden geïnformeerd dat hun spullen illegaal zijn opgeslagen, want dat moet volgens de privacywetgeving. Ik stel die vraag dus nogmaals. Dat moet allemaal gebeuren. Maar ik ben niet van de afdeling dat ik het strafrecht ga gebruiken voor de Grondwet. In ons verkiezingsprogramma ziet u dat wij vinden dat er een grondwettelijk hof opgericht moet worden. Ik zou graag artikel 68 onder dat grondwettelijk hof brengen. Dat zeg ik erbij. Het is niet toevallig dat dit in het programma staat. Dat heeft een correlatie met het feit dat ik in de programmacommissie zat.
De voorzitter:
Die notitie is geen Kamerstuk, maar is uit 2019, overigens.
De heer Omtzigt (CDA):
Dat is een stuk waar u zich …
De voorzitter:
Ik ga niks zeggen.
De heer Omtzigt (CDA):
Misschien is het wel goed om dat aan de Handelingen van dit debat toe te voegen, want het is voor de geschiedschrijving goed om te weten wat daar gebeurd is.
De voorzitter:
Ja, maar dat stuk is gewoon openbaar en alle Kamerleden hebben het gekregen.
Dank u wel.
De heer Omtzigt (CDA):
En ieder ander ook, ja.
De voorzitter:
Ja. Dank u wel. Er is behoefte aan een hele korte schorsing, van twee minuten.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De heer Omtzigt (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Het is een trieste gelegenheid om dit debat te moeten voeren en te weten dat we ook aan het eind van dit debat slechts een aantal kleine stapjes hebben gemaakt op weg naar zowel een herstel van de rechtsstaat als naar, misschien nog belangrijker, genoegdoening van de ouders en de kinderen. Ik ben ook blij dat de SP zo meteen met een motie over de kinderen komt, want die zijn heel lang het kind van de rekening geweest en zelfs vergeten, tot vandaag, bij de compensatie.
Voorzitter. Een paar dingen die opvallen. Wat opvalt is dat ik hoop dat we een duidelijke analyse krijgen van hoe we dit kunnen voorkomen. Dat is niet eenvoudig, zeg ik erbij. Want we hebben dat stelsel van machten en tegenmachten gewoon onvoldoende gerealiseerd. Het is wellicht de andere zijde van het geweldige polderland dat we hebben, waarin we mekaar altijd weten te vinden. Dat heeft voordelen, maar het nadeel is dat we mekaar onvoldoende scherp hebben gecontroleerd, aan alle kanten, van de Ombudsman tot de rechterlijke macht, van de Tweede Kamer tot de regering. We zitten er niet scherp genoeg in als er iets misgaat. Dat zullen we ons moeten realiseren als land. Als we ons dat niet realiseren, dan rommelen we onszelf weer zo’n ramp in. Ik zeg dat vanuit Enschede, waar ik woon. Ik weet dat in Culemborg in 1991 een vuurwerkfabriek is opgeblazen. Er lag één heel duidelijke aanbeveling, namelijk: zorg dat je geen vuurwerkopslagplaats in een wijk hebt. Negen jaar later ontplofte een hele wijk in Enschede omdat negen verschillende inspecties verantwoordelijk waren, maar niemand de verantwoordelijkheid nam. Als dat hier weer gebeurt, en als er weer zoiets gebeurt omdat wij hier niks gedaan hebben, dan zullen ze over een aantal jaren vernietigend oordelen over ons en over dit debat. Het zal dus een heel proces worden om dit allemaal recht te zetten.
Ik hoop zo van de regering en van de premier te vernemen waarom in juni 2019 de stopknop niet is ingedrukt. Iedereen is in paniek, iedereen denkt aan de politieke consequenties en niemand aan de ouders. Ik hoop te horen hoeveel dossiers er zijn achtergehouden waardoor de rechtspraak in dit land niet eerlijk verlopen is. En ik hoop die lijst van wetten die overtreden zijn te krijgen. Want je betaalt geen miljard compensatie als je geen wetten overtreedt. Voor 10 februari wil ik weten hoe het met de schuldeisers zit. Ik snap de vraag van de heer Wilders, maar dat van die schuldeisers moet gewoon duidelijk zijn. De regeringscommissaris moet duidelijk kunnen maken welke informatie bijgehouden wordt. Ik verwacht gewoon het nakomen van de brief van minister De Vries over artikel 68.
Op de andere zaken kom ik later terug. Ik ga drie moties indienen. De eerste gaat over de Venetiëcommissie. Die heeft collega Dijkhoff al aangekondigd.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de rechtsstaat geschonden is en dat het wenselijk is extern advies van onafhankelijke experts te vragen;
besluit de Venetië-Commissie te verzoeken om advies uit te brengen over de volgende zaken:
* de rechtsbescherming van burgers in Nederland, met name onder het bestuursrecht (inclusief reikwijdte, rechtsbescherming, marginale toetsing en rol Raad van State);
* het stelsel van macht en tegenmacht in theorie en praktijk, inclusief de Staten-Generaal en de rechterlijke macht,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Omtzigt, Marijnissen, Dijkhoff en Segers. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 11 (35510).
De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter. Wij kunnen ook zelf naar de rechterlijke macht kijken. Daarom heb ik samen met mijn collega Chris van Dam, die dit uitstekende werk in korte tijd heeft gedaan met een commissie die hard gewerkt heeft en een bepaalde mate van eenheid gevonden heeft die wij hier niet altijd vinden in commissies met zulke verschillende en sterke personages, gemeend om ook om een staatscommissie te moeten vragen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat in het rapport Ongekend onrecht geconstateerd wordt dat bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag grondbeginselen van de rechtsstaat zijn geschonden;
overwegende dat deze constatering betrekking heeft op zowel de wetgevende, de rechtsprekende als de uitvoerende macht;
overwegende dat er aanleiding is om te vrezen dat deze problemen zich breder voordoen in het overheidsoptreden;
verzoekt de regering voorbereidingen te treffen om een staatscommissie in te stellen die in brede zin het functioneren van de rechtsstaat analyseert en met voorstellen komt om deze te versterken, en de Kamer daarover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Omtzigt en Van Dam. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 12 (35510).
De laatste motie.
De heer Omtzigt (CDA):
Ja.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de wet rondom de kinderopvangtoeslag te rigide in elkaar zit;
constaterende dat ook de uitvoering te hard heeft uitgepakt;
constaterende dat bovendien niet altijd volgens de wet gehandeld is;
constaterende dat dit te laat en te summier bekend is geworden en er dus te laat is ingegrepen;
overwegende dat vergelijkbare patronen ook binnen andere wetten en uitvoeringsinstanties aan de orde kunnen zijn;
verzoekt de regering met behulp van een externe partij — bijvoorbeeld de Ombudsman — een onderzoek uit te voeren met als doel een doorlichting van andere wetten en regelingen waar hetzij de wet, hetzij de uitvoering hardvochtige effecten heeft op groepen burgers, en hierbij gebruik te maken van reeds bestaande onderzoeken;
verzoekt de regering tevens deze partij in ieder geval te laten kijken naar de Participatiewet, het pgb en de wetten die door het UWV worden uitgevoerd;
verzoekt de regering tot slot een voorstel voor een dergelijk onderzoek binnen drie weken aan de Kamer voor te leggen, burgers de mogelijkheid te geven om voorbeelden aan te leveren, en een eerste rapportage voor 1 juli aan de Kamer te doen toekomen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Omtzigt, Segers en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 13 (35510).
De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter, een laatste punt. Dat ga ik met …
De voorzitter:
Heel kort, meneer Omtzigt, anders is het niet eerlijk naar anderen toe.
De heer Omtzigt (CDA):
Dat ga ik met een schriftelijke vraag afdoen. Er komt een onderzoek; ik begrijp dat het gaat om de eerste week van juni. Ik heb er wat vragen over hoe dat vormgegeven moet worden, maar ik zal die vraag schriftelijk stellen. Dank u wel.
Eric Arends in gesprek met politicus Pieter Omtzigt
Pieter Omtzigt (Den Haag, 1974) geldt als de pitbull onder de Nederlandse parlementariërs. Ruim 17 jaar is hij al Tweede Kamerlid voor het CDA.
Afgelopen jaar deed hij van zich spreken door nipt achter Hugo de Jonge te eindigen bij de chaotisch verlopen lijsttrekkersverkiezingen voor zijn partij; door opnieuw corruptie en machtsmisbruik aan de orde te stellen in Malta en – vooral – door zich vast te bijten in de pijnlijke toeslagenaffaire bij de Belastingdienst.
Hier is het interview te beluistere: Pieter Omtzigt – Het Marathoninterview – VPRO
Toch is hij binnen het CDA niet altijd door iedereen op handen gedragen. Omtzigt laat zich er graag op voorstaan dat zijn belangrijkste taak als volksvertegenwoordiger is om de regering te controleren – óók als die bestaat uit bewindslieden uit zijn eigen partij. Sommigen vinden hem te eigengereid.
Omtzigt studeerde econometrie in Groot-Brittannië en in Italië, waar hij in 2003 in Florence promoveerde aan het European University Institute. Als Kamerlid pendelt hij op en neer tussen Den Haag en Enschede. In die laatste stad woont hij samen met zijn echtgenote Ayfer Koç, die fractievoorzitter is van het CDA in de Enschedese gemeenteraad. Zij hebben samen vier dochters.
Eric Arends is journalist en presentator bij radioprogramma’s Bureau Buitenland (VPRO) en Argos (Human/VPRO). Daar maakte hij onder meer reportages over de Italiaanse maffia in Nederland en de affaire rond oud-Transavia-piloot Julio Poch.
Eerder werkte hij bij de Volkskrant, waar hij onder andere portretterende interviews maakte voor Volkskrant magazine (Hans Teeuwen, Adelheid Roosen, Rudi Carrell e.a.) en correspondent was in Italië.
Arends is nieuwsgierig naar de aard van Omtzigt: waar komt zijn enorme vasthoudendheid uit voort en hoe onafhankelijk kan hij zijn als lid van een regeringspartij die zich uiteindelijk moet voegen naar de afspraken in de coalitie? Verder: houden we de rechtsstaat nog overeind? Maar ook: waarmee krijgen we hem dansend op de tafel?
Wil je meer weten over dit onderwerp?
Kijk op: https://www.dinekevankooten.nl/tag/politiek/
Voor een overzicht kijk op: https://www.dinekevankooten.nl/archief/overzicht-great-reset-corona/