Titel: De Nieuwe Standenstaat: Een Diepgravend Overzicht van Martin Sommers Analyse van Sociale Verhoudingen in Nederland
In zijn boek De Nieuwe Standenstaat biedt auteur en journalist Martin Sommer een scherpe, en op sommige punten controversiële, analyse van de sociale en politieke verhoudingen in Nederland. Het werk kan worden gezien als een poging om de veranderingen in de sociale structuur van de samenleving te doorgronden, door te stellen dat Nederland in de 21ste eeuw niet langer een egalitaire samenleving is, maar eerder een samenleving die doet denken aan een ‘standenstaat’ – een samenleving waarin de sociale mobiliteit is afgenomen en de macht en privileges geconcentreerd zijn in de handen van een elite.
1. De Standenstaat: Historisch en Conceptueel
De term ‘standenstaat’ verwijst naar een sociaal systeem waarin de samenleving is opgedeeld in verschillende, in principe gesloten, sociale groepen of ‘standen’. Dit was kenmerkend voor feodale systemen en vroegmoderne samenlevingen, waar bijvoorbeeld adel, geestelijkheid, en de boerenbevolking elk hun eigen sociale status en rechten hadden. Het idee van een standenstaat lijkt in de 21ste eeuw misschien een relictie uit het verleden, maar volgens Sommer is er veel in de hedendaagse maatschappij dat doet denken aan dit historische systeem.
Sommer begint zijn betoog met een historische vergelijking, waarbij hij uitlegt hoe Nederland in de tweede helft van de 20ste eeuw een egalitaire samenleving was, waarin sociale mobiliteit mogelijk was en iedereen, ongeacht afkomst, in principe gelijke kansen had. Dit ideaal was gebaseerd op het idee van een welvaartsstaat, waar de overheid zorgde voor gelijke toegang tot onderwijs, gezondheidszorg en werkgelegenheid.
2. De Veranderingen in de Sociale Structuur
Volgens Sommer zijn deze egalitaire idealen echter steeds verder uitgehold. In plaats van een samenleving waarin de sociale kloven kleiner werden, heeft Nederland zich ontwikkeld naar een land waarin sociale mobiliteit juist afneemt en de verschillen tussen rijk en arm groter worden. De oorzaken van deze ontwikkeling zijn divers en worden door Sommer in verschillende hoofdstukken grondig geanalyseerd. Zo wijst hij op de rol van de globalisering, de opkomst van de technologische elite, de neoliberale politiek van de afgelopen decennia en de verstarde arbeidsmarkt als factoren die bijdragen aan het ontstaan van een nieuwe standenstaat.
In de traditionele standenmaatschappijen had men duidelijk afgebakende groepen – de adel, de burgers, de boeren. In de moderne samenleving zijn de grenzen tussen de groepen minder zichtbaar, maar volgens Sommer zijn ze wel degelijk aanwezig, alleen verscholen achter economische structuren en sociale instituties. Hij maakt een onderscheid tussen verschillende soorten elites: de culturele elite (zoals politici, journalisten en academici), de economische elite (zoals de grote bedrijven en de financiële sector) en de technologische elite (waar de invloed van bedrijven als Google en Apple wordt besproken). Deze elites hebben, volgens Sommer, meer invloed op het beleid en de samenleving dan ooit tevoren, terwijl de rest van de bevolking steeds meer aan de zijlijn staat.
3. De Sociale Mobiliteit: Is Er Nog Hoop?
Een van de kernpunten van De Nieuwe Standenstaat is het verlies van sociale mobiliteit. Sommer stelt dat de kansen voor mensen uit lagere sociaaleconomische lagen steeds meer beperkt zijn. Het onderwijs is volgens hem een belangrijk voorbeeld van hoe de samenleving in toenemende mate gepolariseerd is geraakt. Hogere vormen van onderwijs, zoals universiteiten en elite-instellingen, zijn in de praktijk voorbehouden aan kinderen uit welgestelde gezinnen. Degenen die geboren worden in de lagere sociaaleconomische klassen krijgen steeds minder kansen om via onderwijs te stijgen op de maatschappelijke ladder.
Dit heeft volgens Sommer een diepgaande invloed op de sociale cohesie. De kloof tussen rijk en arm wordt groter, terwijl de elite zich steeds meer afzondert van de rest van de bevolking. In plaats van een samenleving waarin iedereen dezelfde kansen krijgt, lijkt de nieuwe ‘standenstaat’ zich steeds verder te verankeren, met de elite als een quasi-autonome groep die niet alleen economisch maar ook cultureel dominant is.
4. De Politieke Gevolgen: Oplossingen of Versterking van de Standenstaat?
Een ander belangrijk aspect van het boek is de kritiek op de politieke elite. Sommer stelt dat de politieke partijen, ondanks hun retoriek over gelijkheid en solidariteit, in de praktijk weinig doen om de sociale ongelijkheid te bestrijden. In plaats daarvan versterken ze, vaak onbewust, de posities van de bestaande elites.
De rol van de politieke instituties is volgens Sommer bijzonder belangrijk: de staat is steeds meer gaan functioneren als een instrument van de elite, in plaats van een bemiddelaar die de belangen van alle lagen van de samenleving dient. Dit heeft geleid tot een situatie waarin de overheid eerder een versterker is geworden van de status quo, dan een kracht die verandering bevordert. Sommer wijst ook op de opkomst van populistische partijen, die volgens hem in sommige gevallen proberen de onvrede van de onderklasse te kanaliseren, maar geen fundamentele oplossingen bieden voor de dieperliggende structurele ongelijkheden.
5. Wat te Doen?
Sommer sluit zijn boek af met een oproep tot actie. Hij pleit voor een herstel van de sociale mobiliteit, voor een democratisering van de economische en culturele instituties, en voor een herwaardering van solidariteit en gelijkheid als basiswaarden van de samenleving. Dit betekent niet alleen het hervormen van het onderwijs, maar ook het herstructureren van de economie, zodat deze minder in de greep komt van de technologische en economische elites. Ook moeten politieke partijen volgens Sommer de rol van de staat als bemiddelaar en beschermer van de zwakkeren in de samenleving opnieuw omarmen.
Conclusie
De Nieuwe Standenstaat van Martin Sommer biedt een belangrijke en uitdagende kijk op de sociale en politieke verhoudingen in Nederland. Het boek is niet alleen een analyse van de huidige situatie, maar ook een waarschuwing voor de gevolgen van de groeiende sociale kloof. Sommigen zullen het boek wellicht als pessimistisch beschouwen, maar het biedt ook waardevolle inzichten in de wijze waarop de samenleving kan evolueren als de trends die Sommer beschrijft zich voortzetten. Of je nu akkoord gaat met de diagnose of niet, De Nieuwe Standenstaat is een boek dat uitnodigt tot reflectie over de toekomst van de Nederlandse samenleving en haar fundamenten.
Zeker, laten we nog dieper ingaan op de thematiek die De Nieuwe Standenstaat van Martin Sommer aandraagt. Het boek vraagt ons om opnieuw na te denken over de structuren die onze samenleving vormgeven, en vooral over hoe we sociale mobiliteit, ongelijkheid en macht begrijpen in de hedendaagse context. Sommer legt een stevige diagnose van de veranderingen die de samenleving heeft doorgemaakt, en terwijl de oppervlakkige interpretatie misschien zou kunnen suggereren dat hij simpelweg een herhaling maakt van oude Marxistische analyses over de klassenstrijd, gaat hij verder door te onderzoeken hoe de sociale stratificatie in de 21ste eeuw subtieler, maar tegelijkertijd ook veel harder, tot uiting komt.
De ‘Nieuwe’ Standenstaat: Wat Is Het?
In het hart van Sommers betoog staat de stelling dat de klassieke indeling van de samenleving in klassen, zoals bijvoorbeeld geformuleerd door Karl Marx of Max Weber, niet meer adequaat is om de hedendaagse realiteit te begrijpen. De structuur van de samenleving is niet langer eenvoudigweg een conflict tussen kapitalisten en arbeiders, of tussen verschillende inkomensgroepen, maar het is een veel complexer web van overlappende, maar ook vaak gescheiden, sociale werelden. De samenleving is volgens Sommer opgedeeld in gesloten standen of netwerken die zich steeds verder van elkaar verwijderen, niet door formele regels of wettelijke barrières, maar door economische en culturele scheidslijnen die nauwelijks meer te overbruggen lijken.
In deze ‘nieuwe standenstaat’ bestaat er dus een soort institutionalisering van sociale scheidslijnen die niet noodzakelijk zichtbaar zijn in de traditionele zin van het woord, maar die wel degelijk hard en bijna onomkeerbaar zijn geworden. Het idee is niet dat de ‘standen’ van vandaag puur gebaseerd zijn op geboorte of juridisch statuut, zoals in de traditionele standenmaatschappijen, maar op toegang tot en controle over economische en culturele kapitaal. Het is juist deze culturele dimensie die Sommer benadrukt als een wezenlijk onderdeel van de nieuwe standensamenleving.
Culturele Macht en Elites
De sleutel tot de analyse van Sommer ligt in het concept van ‘culturele hegemonie’. Deze term is geleend van Antonio Gramsci, de Italiaanse marxistische denker die stelde dat macht niet alleen via economische controle wordt uitgeoefend, maar ook door middel van culturele dominantie. In de moderne standenstaat is culturele hegemonie niet louter een kwestie van politieke ideologieën die van bovenaf worden opgelegd. Het is juist de manier waarop elites—met name in de media, het onderwijs, de kunsten en de politiek—de norm bepalen voor wat als ‘normaal’, ‘legitiem’ of ‘succesvol’ wordt beschouwd.
Volgens Sommer zijn de culturele elites, waaronder journalisten, politici, academici en zelfs bedrijven die de publieke opinie en informatie bepalen, meer dan ooit in staat om de sociale ladder voor anderen te blokkeren. Dit gebeurt bijvoorbeeld door de norm te stellen dat succes alleen kan worden bereikt door deelname aan het elite-onderwijs of door het naleven van zeer specifieke culturele codes en normen. In feite is toegang tot deze culturele elites in veel gevallen een krachtigere barrière voor sociale mobiliteit dan louter economische factoren.
Dit idee van een ‘cultural gatekeeping’, waarbij de elite niet alleen economisch maar ook ideologisch en normatief dominant is, creëert volgens Sommer een situatie waarbij mensen van buiten deze elites geen toegang hebben tot de zogenaamde ‘mainstream’ cultuur, maar ook de middelen missen om in de meer invloedrijke economische sectoren door te breken. Het ‘cultureel kapitaal’, zoals de Franse socioloog Pierre Bourdieu het noemt, is daarmee de echte valuta geworden waarmee men zich beweegt binnen deze nieuwe standenstaat.
Sociale Mobiliteit: De Illusie van Gelijke Kansen
Een van de centrale thema’s in Sommers werk is de afnemende sociale mobiliteit. In de naoorlogse periode, die door velen wordt beschouwd als de hoogtijdagen van de sociale welvaartstaat, was er een breed geloof in de mogelijkheid van ‘opklimming’. Dit betekende niet alleen economisch, maar ook sociaal en cultureel. Het idee was dat als je hard werkte en voldoende inzet toonde, je de kans had om je sociale status te verbeteren, ongeacht je afkomst.
Sommer stelt echter dat dit ideaal steeds meer een illusie is geworden. Wat we nu zien, is een samenleving waarin sociale mobiliteit vooral gereserveerd is voor een selecte groep die al beschikt over de juiste culturele, economische en sociale middelen om in de elitekringen binnen te dringen. De opkomst van universiteiten als poorten naar de elite en het feit dat steeds meer topfuncties alleen toegankelijk zijn voor degenen met een specifiek opleidingsniveau, leidt tot een situatie waarin afkomst en sociale positie steeds meer bepalend zijn voor de kansen die iemand krijgt.
Deze trend wordt versterkt door de uitwassen van de neoliberale politiek, die in de jaren 80 en 90 sterker werd. Het idee van de meritocratie, dat is het idee dat succes afhankelijk is van persoonlijke verdiensten en inspanning, is volgens Sommer een mythe geworden. In werkelijkheid blijkt het ‘spel’ van sociale mobiliteit verregaand gemanipuleerd te worden door de gevestigde elites, die eenzijdige toegang hebben tot de middelen die essentieel zijn om hogerop te komen (denk aan netwerken, toegang tot goed onderwijs, stageplaatsen, etc.).
Technologische Elites en De Rol van Digitalisering
Een ander belangrijk aspect van Sommers analyse is de rol van technologie en de opkomst van technologische elites. De digitalisering en de opkomst van grote techbedrijven als Google, Facebook, Amazon en Apple hebben een nieuwe machtsstructuur gecreëerd, die volgens Sommer de traditionele sociale verhoudingen verder heeft verstoord. In plaats van te zorgen voor een democratisering van de economie, heeft de digitalisering juist bijgedragen aan de concentratie van economische macht in de handen van een klein aantal grote bedrijven die niet alleen economische macht uitoefenen, maar ook een grote invloed hebben op onze cultuur, politiek en sociale relaties.
De zogenaamde ’technocraten’ binnen deze sectoren vormen, aldus Sommer, een nieuwe soort elite die door hun technologische kennis en toegang tot data de macht hebben om de richting van de samenleving te bepalen. Wat deze technocraten gemeen hebben met eerdere economische elites, is dat ze zichzelf vaak zien als boven de politiek, of zelfs boven de samenleving staan. Ze presenteren zichzelf als objectieve experts die ‘het beste voor de samenleving’ willen, maar tegelijkertijd versterken ze hun eigen positie door monopolistische bedrijfsstructuren en door politieke en economische systemen naar hun hand te zetten.
De Politieke Dynamiek: Een Versterking van de Status Quo
Volgens Sommer zijn de politieke partijen in Nederland (en daarbuiten) niet in staat om een echte breuk te maken met deze trends van maatschappelijke fragmentatie. In plaats van de belangen van de minder bedeelden te vertegenwoordigen, hebben de politieke elites zich vaak in hun eigen culturele en economische bubbels opgesloten. Wat we zien, is dat de traditionele linkse partijen zich steeds meer hebben aangepast aan het neoliberale paradigma, terwijl de rechtse partijen proberen te profiteren van de onvrede van de onderklasse, maar geen structurele veranderingen aandragen.
Sommer stelt dat de nieuwe politieke partijen die beweren de belangen van de ‘gewone mensen’ te verdedigen, vaak slechts populistisch zijn en geen wezenlijke oplossingen bieden voor de diepere structurele problemen die hij in zijn boek schetst. Dit creëert een vicieuze cirkel: de politieke elites blijven hun macht behouden, de culturele elites blijven de norm stellen, en de sociale mobiliteit voor de rest van de bevolking blijft stagneren.
Conclusie: Een Oproep Tot Reflectie en Actie
Martin Sommer slaagt erin een helder en krachtig verhaal te vertellen over de transformatie van de Nederlandse samenleving naar een ‘nieuwe standenstaat’. Hij roept ons op om onze ideeën over sociale mobiliteit, gelijkheid en macht kritisch te herzien. De vraag die hij stelt, is of we als samenleving bereid zijn om de dynamieken van deze nieuwe standenstaat te erkennen en, indien nodig, te doorbreken. Het boek is een uitdaging aan de gevestigde orde, maar ook een oproep om opnieuw te denken over wat het betekent om een rechtvaardige samenleving te zijn.
Het doorbreken van de ‘nieuwe standenstaat’, zoals beschreven door Martin Sommer, is een uiterst complexe en uitdagende taak. Het vergt een diepgaande heroverweging van zowel de institutionele structuren die ongelijkheid in stand houden als de culturele normen die deze structuren legitimeren. In zijn boek biedt Sommer vooral een kritische diagnose van de situatie, maar de vraag hoe we de trend van toenemende sociale en economische fragmentatie kunnen keren, vereist een pragmatische en multidimensionale aanpak.
1. Hervorming van het Onderwijsstelsel: Van Meritocratie naar Gelijkheid
Een van de meest effectieve manieren om sociale mobiliteit te bevorderen en de standenstaat te doorbreken, ligt volgens Sommer in het onderwijs. Het onderwijs is de sleutelfactor in het verschuiven van de toegang tot de ‘elite’-kringen. Zoals hij betoogt, is het onderwijs in Nederland (en in veel andere westerse landen) steeds meer geprivatiseerd en geclassificeerd, waarbij kinderen van hogere inkomensgroepen veel beter gepositioneerd zijn om toegang te krijgen tot de meest prestigieuze universiteiten en netwerken. Dit sluit anderen, vooral diegenen met een lagere sociaaleconomische achtergrond, steeds verder uit.
Wat te doen?
- Investeren in onderwijs voor iedereen: Er moet meer nadruk komen op gelijke toegang tot kwalitatief hoogstaand onderwijs voor kinderen uit alle sociale lagen. Dit betekent niet alleen financiële steun, maar ook structurele veranderingen die ervoor zorgen dat de toegang tot goede scholen, universiteiten en opleidingen niet wordt bepaald door het inkomen van de ouders.
- Onderwijs als middel voor sociale mobiliteit: Het idee van een meritocratie, waarbij enkel persoonlijke verdiensten tellen, moet worden heroverwogen. In plaats van te focussen op het ‘aanleren’ van succesnormen die al een sociale kloof creëren, moet onderwijs dienen als een egaliserend instrument. Dat kan onder andere door onderwijs te baseren op vaardigheden die breed toegankelijk zijn, door in te zetten op gelijke kansen in plaats van op ‘prestaties’ in de traditionele zin.
- Levenslang leren en inclusiviteit: Het onderwijs moet niet eindigen na de middelbare school of universiteit, maar levenslang toegankelijk zijn voor iedereen. Meer nadruk op omscholing en bijscholing kan mensen uit lagere sociale klassen helpen om hun plek in de samenleving te veroveren, ook naarmate ze ouder worden.
2. Economische Herstructurering: Vermijden van Monopolies en Sociale Ongelijkheid
De technologische en economische elites die in Sommer’s betoog een sleutelrol spelen, kunnen niet eenvoudig worden genegeerd. In feite wordt de concentratie van macht in de handen van een paar grote bedrijven, de zogenaamde “big tech”, vaak gezien als een van de grootste uitdagingen voor de toekomst. Deze bedrijven vormen een nieuwe, allesomvattende elite die de economie en cultuur dicteert en tegelijkertijd sociale mobiliteit belemmert voor iedereen die niet bij de technologische top hoort.
Wat te doen?
- Het bevorderen van economische decentralisatie: Een van de belangrijkste stappen zou kunnen zijn om de concentratie van economische macht te breken. Dit zou onder andere kunnen door middel van antitrustmaatregelen die grote technologiebedrijven dwingen tot meer concurrentie en marktdiversiteit. Overheden kunnen bovendien wetgeving ontwikkelen die beoogt de machtspositie van grote bedrijven te verkleinen, bijvoorbeeld door het verbieden van monopolistische fusies of door belastingmaatregelen die bedrijven aansporen meer te investeren in sociale projecten.
- Sociale ondernemingen en coöperaties: Het stimuleren van alternatieve economische modellen, zoals coöperaties, sociale ondernemingen en worker-owned bedrijven, kan ook helpen om economische macht te verspreiden en meer controle terug te geven aan de gemeenschap. Door ondernemingen te creëren die niet alleen gericht zijn op winstmaximalisatie, maar ook op sociale meerwaarde, kan de economische klassenmaatschappij worden doorbroken.
- Weg met de technocratische heerschappij: Het creëren van meer democratische participatie in zowel de technologie-industrie als andere sectoren is van cruciaal belang. Bedrijven moeten meer transparantie bieden over hun werking, en er moet ruimte komen voor publieke invloed op beslissingen die onze economie en samenleving beïnvloeden. Dit kan door middel van strengere wet- en regelgeving op het gebied van dataprivacy, algoritmische transparantie en machtige technologiebedrijven die onder de publieke controle komen te staan.
3. Democratisering van het Politieke Systeem
De politiek heeft in de afgelopen decennia, zoals Sommer terecht betoogt, te weinig gedaan om de bestaande sociale en economische kloven te dichten. Partijen die zich voordoen als vertegenwoordigers van het volk, hebben vaak de belangen van de elites gediend, terwijl ze tegelijkertijd populistische retoriek gebruikten om de onvrede te kanaliseren. De versterking van de politieke macht van de technocraten en de economische elites heeft geleid tot een situatie waarin het politieke systeem meer een versterker van de status quo is geworden dan een oplossing voor de onderliggende problemen.
Wat te doen?
- Politieke vernieuwing en meer participatie: Het politieke systeem moet worden gereformeerd om de kloof tussen politieke elites en gewone burgers te verkleinen. Meer directe vormen van democratie, zoals referenda en burgerjury’s, kunnen bijdragen aan een grotere betrokkenheid van de burgers bij beleidsbeslissingen. Het beperken van de invloed van lobbygroepen die vaak de belangen van grote bedrijven vertegenwoordigen, kan ook een stap zijn richting een meer democratisch beleid.
- De opkomst van een ‘echte’ sociale democratie: Er is een herwaardering nodig van het sociale democratische ideaal. Dit betekent niet alleen het beschermen van de zwakkeren in de samenleving, maar ook het vergoeden van de enorme verschuivingen in de wereldeconomie die de laatste decennia hebben plaatsgevonden. Een focus op de fundamentele zaken van sociale rechtvaardigheid en herverdeling van rijkdom is cruciaal.
4. Het Cultiveren van Sociale Cohesie: Solidariteit en Gemeenschapszin
De ‘nieuwe standenstaat’ creëert in veel gevallen een gevoel van sociale fragmentatie: de verschillende lagen van de samenleving lijken verder uit elkaar te drijven, wat de sociale cohesie ondermijnt. De culturele en economische elites leven vaak in een andere wereld dan de rest van de bevolking, wat leidt tot vervreemding en wantrouwen. Sommigen voelen zich volledig buitengesloten van het debat en van kansen op sociale mobiliteit.
Wat te doen?
- Herwaardering van gemeenschappen en solidariteit: In plaats van het ideaal van individuele prestatie en concurrentie centraal te stellen, zou de nadruk moeten liggen op solidariteit en gemeenschapszin. Dit kan betekenen dat we werken aan sociale netwerken die de kloof tussen de verschillende lagen in de samenleving overbruggen, bijvoorbeeld door lokale initiatieven, buurtgemeenschappen, en andere vormen van gemeenschapsorganisatie te versterken.
- Kritisch nadenken over culturele normen: Wat is succes? Wat is geluk? Deze vragen moeten opnieuw worden gesteld, niet alleen in economische termen, maar ook in culturele en sociale zin. Een samenleving die zich richt op collectief welzijn in plaats van op individuele prestatie kan de basis vormen voor het doorbreken van de sociale barrières die in de nieuwe standenstaat zijn gecreëerd.
5. Het Herdenken van Het “Geglobaliseerde” Systeem
De wereldwijde netwerken van handel en informatie, die als motoren van de globalisering worden gepresenteerd, hebben de sociale scheidingen tussen landen en bevolkingsgroepen versterkt. Het economisch beleid is zo ingericht dat de winsten zich opstapelen in een klein aantal handen, terwijl de rest van de wereld te maken heeft met armoede en onzekerheid.
Wat te doen?
- Lokale en globale solidariteit: Het vergt een herstructurering van zowel nationale als mondiale systemen. De strijd tegen economische ongelijkheid moet zich niet beperken tot het nationale niveau, maar moet globaal worden opgepakt. Dit kan bijvoorbeeld door te pleiten voor eerlijke handelsovereenkomsten, duurzame economische modellen en herverdeling van middelen.
- Weg met neoliberalisme: Het neoliberale paradigma, dat zich richt op marktwerking en zelfregulering, heeft in veel gevallen de ongelijkheid vergroot. Het is tijd om te pleiten voor een andere economie, die meer gericht is op gemeenschappelijk welzijn dan op winstmaximalisatie.
Conclusie
Het doorbreken van de nieuwe standenstaat zal niet eenvoudig zijn en vereist een brede, structurele aanpak die zowel economische, politieke, culturele als maatschappelijke dimensies omvat. Het vraagt om een fundamentele herstructurering van hoe we de samenleving zien en hoe we de verhoudingen van macht, bezit en toegang tot middelen verdelen. Het zal niet gebeuren door kleine hervormingen of door oppervlakkige veranderingen, maar door een diepgaande verschuiving in zowel onze instituties als in onze waarden. Het begint met het erkennen van de nieuwe vormen van uitsluiting en ongelijkheid en eindigt pas wanneer de toegang tot kansen, macht en middelen daadwerkelijk gelijk verdeeld is over de gehele samenleving.