Theorie – Kurt Heller
In de meest recente ontwikkelingen op het vlak van hoogbegaafdheid wordt nog een stapje verdergegaan onder de vorm van het van Heller synthese van de hoger aangegeven modellen enerzijds en de theorie over de meervoudige intelligentie van Gardner (1983) anderzijds.In deze theorie vermeldt Howard Gardner (2003) acht vormen van meervoudige intelligentie, met name:
=> de logisch-mathematische,
=> de ruimtelijke,
=> de taalkundige,
=> de lichamelijke,
=> de muzikale,
=> de naturalistische,
=> de interpersoonlijke en
=> de intrapersoonlijke.
Kurt Heller breidde zijn inzichten nog uit met enerzijds de kritische levenservaringen en anderzijds de niet-cognitieve persoonlijkheidsfactoren.
In zijn model gaat Heller uit van de dynamiek tussen:
=> begaafdheidsfactoren,
=> omgevingsfactoren,
=> niet-cognitieve persoonlijkheidsfactoren en
=> prestatiegebieden.
Volgende figuur geeft dit model weer (Drent & van Gerven, 2002):
* De begaafdheidsfactoren bestaan uit de intellectuele capaciteiten en de creativiteit welke terug te vinden zijn in het triadisch model van Renzulli aangevuld met muzikaliteit, sociale competentie en psychomotorische vaardigheden. Deze zijn volgens Heller relatief onafhankelijk van elkaar. Deze begaafdheidsfactoren kunnen zich uiten op acht domeinen, de zogenaamde prestatiegebieden. Het is hier dat de link ligt met de theorie van Gardner. Of deze begaafdheidsfactoren omgezet worden in prestaties, is afhankelijk van de omgevingsfactoren en de niet-cognitieve persoonlijkheidskenmerken.
* Heller geeft de omgevingsfactoren aan die een invloed uitoefenen op het al of niet leveren van uitzonderlijke prestaties. Hierin worden deze van Mönks’ multifactorenmodel opgenomen en verder uitgebreid met ingrijpende levenservaringen. In de wereldwijde kijk op hoogbegaafdheid is dit laatste een zeer nieuw gegeven. Deze ervaringen kunnen zich zowel in de schoolse als in de privéomgeving afspelen. Eén van de meest kritische levenservaringen voor hoogbegaafde kinderen is het gevoel te hebben anders te zijn. Dit gevoel proberen ze op een creatieve wijze te verklaren binnen hun denkpatroon.
* De begaafdheidsfactoren alleen zijn echter niet voldoende om af te leiden of iemand al of niet bijzondere prestaties kan leveren en daarom vult Heller het model aan met wat hij de niet-cognitieve persoonlijkheidsfactoren noemt. Hierin wordt de motivatie van Renzulli’s model ingevuld en nog verder uitgebreid met stressgevoeligheid, werk-en leerstrategieën, regulatievaadigheden en zelfvertrouwen/faalangst.
(met dank aan Tessa Kieboom en SLO)
Geplaatst op 3 maart 2011