Hoogbegaafd – Symbiose (casus Gert)
Gert werkte in een groot ziekenhuis. Hij was een kundig en geliefd specialist, en gedurende enige tijd een gewaardeerd voorzitter van de medische staf. Collega`s, medewerkers, patiënten, iedereen droeg hem op handen. Een aimabel mens, met altijd een luisterend oor en een opbeurend woord. Altijd liepen zijn spreekuren uit. Maar, Gert was niet gelukkig. Zijn respectabele staat van dienst noch alle waardering voorkwamen niet dat hij regelrecht op een burn-out afstevende.
Wie gedurende langere tijd wordt overbelast en als reactie daarop continu over zijn grenzen gaat ontdekt op een dag dat zijn ‘accu’ leeg is. Gert voelde zich fysiek en psychisch uitgeput. Gevoelens van onzekerheid, zinloosheid en twijfel aan zijn competenties beheersten hem. Hij betrapte zich erop dat hij, een communicatief sterk en zeer sociaal mens, uren maalde over wat mensen van hem dachten en verwachtten en hoe hij in `s hemelsnaam die verwachtingen moest waarmaken. Thuis manifesteerde zijn ongemak zich het sterkst: hij was ongenietbaar voor zijn vrouw en kinderen.
Gert was op!
Ook op zijn werk merkten sommigen iets aan hem. Daarom tipte zijn collega Babs (zie casus Babs) hem: “Zeg, is een coachtraject ook niet iets voor jou?”
Daar zat hij: uitgeblust, met afhangende schouders, zijn voorhoofd gefronst, een trieste doffe oogopslag. Ja, dit was een burn-out in optima forma! Het eerste wat moest gebeuren: Hij meldde zich ziek (voor het eerst van zijn leven) om zowel zijn lichaam als zijn geest rust te gunnen. Maar stilzitten kon hij niet en dat was ook niet goed voor hem. In de sportschool stelde hij met een trainer een trainingsprogramma op om zijn conditie te verbeteren. De dagen dat hij niet sportte ging hij wandelen. In het begin was hij na een kwartiertje al weer terug, trillend van vermoeidheid, maar langzaam ging het beter. Tot hij echt de smaak te pakken kreeg en uren op pad was.
In de coach gesprekken begonnen we met het analyseren van zijn werksituatie in het algemeen en een paar specifieke werk gerelateerde problemen. Hij verbreedde de focus naar zijn rollen thuis als vader, partner, kind en vriend. We namen zijn manier van denken en waarnemen (zijn cognities) onder de loep aan de hand van vragen zoals:
* ‘Hoe zie en waardeer je jezelf?
* Welke eisen stel je aan jezelf en welke aan anderen?
* Wat verwacht je van jezelf in sociale contacten en wat van de ander?
* Wat wil je beslist verbeterd zien?’
* Beslist boeiende materie, echter vooral omdat het Gert leidde naar de kernvraag: ‘Wie ben IK?’
Ondertussen observeerde ik Gert:
* De snelheid en de gedrevenheid waarmee hij– ondanks zijn uitputting –, deze situatie aanpakte;
* De wijze waarop hij steeds analyserend eerst het focus verbreedde en verbanden legde naar andere (levens)gebieden;
* Om vervolgens in te zoomen op de aspecten waar het werkelijk om ging, leidend tot het hoe en waarom van zijn huidige situatie;
* Zijn authentieke en originele wijze van oplossingen zoeken en uitproberen.
Dat alles overtuigde me al snel van Gerts hoogbegaafdheid. Wat royaal werd bevestigd door de uitslag van de IQ-test. Gert constateerde al snel dat zijn klachten al langer sluimerden. Het ging dus niet om een acute burn-out. Dat maakte het zinvol om op zoek te gaan naar de bron van deze chronische uitputting. Ervaring en vele onderzoeken wijzen uit dat actuele problemen in de arbeidssituatie en in arbeidsrelaties niet zelden, zij het versluierd, duiden op al langer bestaande onopgeloste problemen in ouder-kindrelaties.
Ik vroeg Gert wat de keerzijde was van zijn innemende aimabele gedrag. Die vraag overviel hem zichtbaar maar verschafte hem een nieuw inzicht: hij ging in gesprekken zo ver mee met de ander omdat hij geen eigen mening vormde, en, had hij wél een eigen mening (of idee, wens, verlangen, droom) dan verzweeg hij die, laat staan dat hij er voor op kwam. Waarom? Diep weggestopt vond hij het antwoord: zijn alles overheersende gevoel dat hij niet belangrijk was. Daarom versmolt hij als het ware met de ander, als een kameleon nam hij de kleur van de ander aan. Hij vertoonde kenmerken van destructieve symbiose. Het begrip symbiose stamt uit de natuurkunde en staat voor een samenlevingsvorm waarbij partners niet zonder elkaar kunnen en daar elk, zij het in verschillende mate en vorm, van profiteren.
Er bestaan een aantal varianten van symbiose. De uitersten zijn: destructieve en constructieve symbiose.
Destructieve symbiose kent twee basispatronen die tot elkaar worden aangetrokken. Partij A heeft de instelling ‘Jij moet zo zijn, omdat ik jou zo nodig heb.’ Om dit af te dwingen wordt gebruik gemaakt van dominantie, overheersing, onderdrukking, sadisme, vernietiging of misschien zelfs het doden van andere personen. Partij B voegt zich hier naar omdat het aansluit bij zijn instelling: ‘Ik ben zo, omdat jij mij zo nodig hebt.’ Deze houding leidt tot overmatige aanpassing, zelfopgave, onderwerping, depressie en in het ergste geval: masochisme en suïcide. In een dergelijke destructieve symbiotische relatie staan beide partijen voor de vraag: ‘Wie ben ik?’
Beiden lijden nl. aan identiteitsverwarring of zelfs identiteitsloosheid. Zij spiegelen elkaar hun innerlijke vacuüm zonder dat dat hen iets oplevert. Het doorbreken van deze vicieuze cirkel is buitengewoon moeilijk, niet alleen omdat daarna de aanblik en de omvang van de innerlijke leegte zichtbaar wordt maar ook omdat een jarenlang ingesleten patroon zich niet zomaar laat veranderen. Toch, de kruik gaat zolang te water tot hij barst…. En dat was wat Gert overkwam. Zijn burn-out bracht hem op een cruciaal punt in zijn leven. Dit was een point of no return: zo doorgaan kon hij niet meer. Alleen, hoe verder wist hij nog niet.
Minutieus legde hij wat hem dwars zat onder een vergrootglas en ontdekte dat hij zowel thuis als op zijn werk als bij vrienden en in de familiekring hetzelfde afhankelijke gedrag vertoonde behorend bij partij B in een destructief patroon. Zijn identiteit ging op in die van de ander. (zie Schema I)
Wrang merkte hij op dat juist hetgene waarom hij zo werd gewaardeerd in feite een symptoom was van zijn innerlijke leegte en dat daaruit nu de kernvraag omhoog rees: “Wie ben ik”.? Dat was een eerste stap in zijn zoektocht naar ‘de echte Gert’ zoals hij zei. In het coach traject doorliep hij een ingrijpend transitieproces waarin hij antwoord vond op deze vraag.
Hoe verhelderend de ontdekking van zijn rol in de destructieve symbiose ook was, voor de hoogbegaafde Gert was dat, natuurlijk, niet genoeg. Hij wilde weten wanneer, hoe en waarom hij in deze rol was beland.
Met mij als gids, klankbord en vertrouwenspersoon doorzocht Gert zijn leven. Uiteindelijk constateerde hij dat de situatie rond zijn geboorte bepalend moest zijn geweest. Vlak na de bevalling kreeg zijn moeder een bloeding. De paniek was groot. Gert werd niet in de armen van zijn moeder gelegd maar direct apart in een wiegje en alle aandacht ging naar zijn moeder. De dagen daarna was zijn moeder begrijpelijkerwijs uitgeput. Ze maakte nauwelijks contact met haar baby. Anderen voedden Gert en legden hem na zijn flesje snel weer in zijn bedje. Het was een emotioneel moment toen Gert zei: “Daar en toen kreeg ik de boodschap: jij bent lastig, zoek het zelf maar uit”.
Wat hij ontbeerde was de constructieve symbiose die elke pasgeborene nodig heeft. Daarbij bestaat ook wederzijdse afhankelijkheid echter in een vorm waarvan beiden profiteren: in het geval van de pasgeborene is puur zijn aanwezigheid voor de ouders al een bron van vreugde die hen stimuleert om de voorwaarden te scheppen die het kind nodig heeft om zich te ontwikkelen. Gaandeweg leert en geeft het kind steeds meer en gaat zo steeds gelijkwaardiger bijdragen aan het familieleven. Kenmerkend voor een gezonde symbiose zijn:
* Een basis van rechtvaardigheid en gelijkwaardigheid;
* Een goede balans van egoïsme en altruïsme;
* De bereidheid om de symbiose op te heffen als deze niet meer constructief en functioneel is.
Zie ook schema II. A weet wie hij is, dat hij er mag zijn, en hij weet wat hij wel en niet kan geven aan en kan vragen van B. Vice versa geldt voor B hetzelfde. In feite een schematische weergave van het tweede gebod: Heb je naaste lief zoals jezelf.
Voor Gert was nu het moment aangebroken om de cognities dat hij lastig was en alles zelf maar moest uitzoeken te ontzenuwen. Voortvarend ging hij deze uitdaging aan en ontdekte dat mensen elkaar nodig (mogen) hebben en, dat hij anderen nodig had. Hij stond helemaal niet overal alleen voor! Zo ontdekte hij de mens Gert en de kwaliteiten en mogelijkheden van Gert.
Dat veranderde zijn gedrag totaal. Hij nam afstand van de ander, zelfs zoveel dat hij zich isoleerde van zijn omgeving (zie schema III). Hij vertoonde typisch pubergedrag: ”Ja, dat kan jij nou wel zeggen, maar ik denk daar anders over.“ Hoewel moeilijk voor zijn omgeving was deze fase voor hem noodzakelijk en zinvol als onderdeel van het proces wat hij doormaakte. Hij had het nl. nodig om zich los te maken van de zuigkracht van het ingesleten destructief symbiotische gedrag. Door zich af te zetten en zelfstandigheid te oefenen leerde hij wie hij was en leerde hij grenzen ontdekken bij zichzelf en bij de ander.
Na korte tijd kwam hij weer in balans. Zijn houding naar patiënten en collega’s, maar ook thuis en in de familie en vriendenkring was echter ingrijpend veranderd:
* Hij voelde zich niet meer voor iedereen verantwoordelijk, wat tot gevolg had dat hij zijn medewerkers en zijn kinderen niet meer achter de vodden zat;
* Hij voelde zich niet meer als enige verantwoordelijk voor de zorg voor zijn ouders;
* Hij verrichtte als voorheen consciëntieus zijn taken, maar nam niet meer automatisch en als vanzelfsprekend taken over van wie zijn afspraken niet nakwam. Hij sprak de ander aan op zijn verantwoordelijkheid en op de gevolgen van het niet nakomen van afspraken;
* Hij nam meer tijd voor zichzelf door zijn deelname aan diverse commissies binnen zijn kerk te beperken tot een commissie die bij hem paste;
* Hij ging een dag minder werken;
* Regelmatig maakte hij lange wandelingen met zijn hond. In de natuur vond hij de rust en de inspiratie om te schrijven over werkervaringen en over zijn visie op misstanden onder medisch specialisten.
Natuurlijk bleef dit niet zonder gevolgen. Zijn omgeving, die eraan gewend en gehecht was om veel aan en van hem te vragen en te krijgen, reageerde heftig. Er volgden confrontaties en verwijten. Sommige contacten verwaterden. Bewonderenswaardig was hoe zijn vrouw en gezin bereid en in staat waren met hem mee te groeien van situatie I naar situatie III.
Dat sommigen die moeite niet namen was voor Gert een nare maar verhelderende ervaring. Het leerde hem dat hij voor hen alleen waardevol was geweest toen hij hun fouten toedekte en/of hen moeilijke zaken uit handen nam.
Gert kwam binnen als een ongelukkige Atlas, zwaar gebukt onder het torsen van de hele wereld. Tijdens het coach traject zag ik hem `lichter` worden, opgewekter, levenslustiger. Een gelukkig mens schudde mijn hand bij ons afscheid.