Succesvolle kinderen – teleurstellingsfabrieken
We tuigen onze kinderen af in de hoop op succes. Wie breekt deze teleurstellingsfabrieken af?
Rond een jaar of zes kwam mijn jongste zoon Jetro in zijn eerste selectieteam terecht. Ik betoog al jaren dat stelselmatig selecteren leidt tot een voortdurende competitie, met faalangst en depressies en stress tot gevolg. Bijna 53 procent van de studenten kampt met burn-outklachten zoals emotionele uitputting, en bij bijna negen procent is een risico aanwezig op het plegen van zelfmoord. Maar ik tekende geen protest aan toen mijn zoon voor een clubteampje geselecteerd werd. ‘Moet ik zijn droom verstoren?’
auteur: Peter Henk Steenhuis
datum: 25 maart 2022
website: https://www.trouw.nl/opinie/we-tuigen-onze-kinderen-af-in-de-hoop-op-succes-wie-breekt-deze-teleurstellingsfabrieken-af~b7d0b8f3/
Zo leggen we de bal bij onze kinderen. Is dat moedig? Ontkennen is zinloos: wij proberen ons kroost iets te laten uitstijgen boven het gemiddelde. Journaliste Lorianne van Gelder schreef een prachtig stukje over het eerste tienminutengesprek op de crèche van haar zoontje, die destijds nog geen negen maanden oud was. Van Gelder kreeg afvinklijstjes voorgelegd. ‘Aanvankelijk reageerde ik enthousiast. Hij heeft een bovenmatig ontwikkeld zelfbeeld, is motorisch zijn leeftijd vooruit, is socialer dan zijn leeftijdsgenootjes. Maar iets verderop stond bij ‘cognitieve ontwikkeling’ dat hij gemiddeld is. Gemiddeld? Mijn zoon is gemiddeld?’
We wensen dat onze kinderen succesvol zijn, op school, op de muziekschool, op het voetbalveld. En we willen dat het resultaat daarvan gezien of gehoord wordt, want door de prestatie van zoon of dochter groei ik zelf ook een paar centimeter. Ooit meegemaakt dat een kind opvallend getalenteerd was? En zo ja, zeiden de ouders dat dit puur toeval was? In het beste geval stuit je op valse bescheidenheid, zoals wanneer de vader zegt: ‘Die stem moet hij wel van mijn vrouw hebben, ik zing hooguit een paar valse noten onder de douche.’ We laten het voorkomen alsof hun talent toeval is, en dat de kinderen volkomen vrij zijn in hun doen en laten, anders sta je al snel te boek als tijgerouder. En dat willen we ook weer niet.
We hebben in Nederland zeer productieve teleurstellingenfabrieken opgericht. Van de spelers die door Betaald Voetbal Organisaties geselecteerd worden, falen er 49 op de 50. Inmiddels is duidelijk dat we onze kinderen ook bij turnen, bij kunstschaatsen, bij triatlon laten aftuigen in de hoop op succes. Voormalig toptriatleet Renate Timmerman loopt zes jaar nadat ze stopte nog met een brace om haar voet, omdat ze door moest trainen met breuken in haar voet. De misstanden in het turnen hebben inmiddels de Tweede Kamer bereikt, die de topsportcultuur in Nederland moet onderzoeken.
Het antwoord op dat onderzoek zijn wijzelf. Wij hebben die teleurstellingenfabrieken opgericht, wij dienen ze ook af te breken. Maar hoe? Wat doe je, als scouts naar je zoon wijzen, en er een paar dagen later een brief van Ajax op de mat valt?
De bal ligt niet bij de spelers maar bij de ouders.
Hoe weten we wat we willen? En hoe worden we daar zo goed in dat we van ‘succes’ kunnen spreken? Die vragen bespreekt filosofieredacteur Peter Henk Steenhuis in deze serie columns.
Hoezo is mijn kind al na negen maanden gemiddeld?
auteur: Lorianne van Gelder
datum: 28 november 2016
website: https://www.parool.nl/columns-opinie/hoezo-is-mijn-kind-al-na-negen-maanden-gemiddeld~b17b23b9/
Ik had voor het eerst in mijn leven een tienminutengesprek. Het was op de crèche van mijn zoontje, hij is bijna negen maanden oud.
Ik vond het feit dat ik ‘s avonds op de kinderopvang moest zijn en één op één met zijn leidster over hem ging praten al een heel evenement, maar ik was zeker niet voorbereid op wat komen ging.
Allereerst was ik te laat. Dat was stom, ik dacht dat mijn gesprek een kwartier later was dan gepland. Dat kwam me op een impliciete vermaning te staan van de manager van het kinderdagverblijf die meer dan eens tijdens mijn gesprek luid op het raam roffelde.
De leidster van mijn zoon is heel lief. Ze is dol op hem, maar ze legde een lijst voor me waarin hij in staatjes werd beoordeeld.
Ik weet niet precies wat mijn beeld was bij een tienminutengesprek voor baby’s, maar ik had niet verwacht dat we hem al in afvinklijstjes zouden gaan bespreken.
Aanvankelijk reageerde ik enthousiast. Hij heeft een bovenmatig ontwikkeld zelfbeeld, is motorisch zijn leeftijd vooruit, is socialer dan zijn leeftijdsgenootjes. Maar iets verderop stond bij ‘cognitieve ontwikkeling’ dat hij gemiddeld is. Gemiddeld? Mijn zoon is gemiddeld?
Na de initiële blijdschap, teleurstelling, en snel terugschakelen naar het relativerende ‘dit is een tienminutengesprek op een kinderdagverblijf’, dacht ik op de weg terug naar huis: ja hoor, het is begonnen.
Dit eerste beoordelingsgesprek van mijn zoon is het begin van een lange reeks evaluaties, leerlingvolgsystemen, citotoetsen, rapporten en examens.
Uiteraard hadden we de staatjes van het consultatiebureau al gehad, maar dat ging vooral om groei en gewicht. Op een of andere manier had ik dat als minder ingrijpend ervaren.
De discussie over toetscultuur en afvinklijstjes is al jaren aan de gang – meanderend van de momentopname die een citotoets kan zijn en het belang van een afgewogen oordeel van een juf of meester, naar bindend studieadvies en de meningsverschillen over het belang van toetsen bij de kleuters. Maar dan raakt het je eigen leven en wordt het plotseling concreet.
Sympathiek bedoelde ontwikkelingsverslagen worden scorelijsten, een lieve leidster blijkt een jurylid.
Mijn zoon zit voor zijn eerste verjaardag in een beoordelingssysteem waarin hij wordt geregistreerd, afgevinkt en geïnterpreteerd. Tot aan zijn pensioen gaat dat door, via examens, tentamens, sollicitaties en functioneringsgesprekken.
Ik had de naïeve hoop dat het hem in zijn eerste levensjaar bespaard zou blijven.
Lorianne van Gelder (1984) is verslaggever en onderwijsspecialist bij Het Parool. In haar column schrijft ze over onderwijs en opvoeding. Reageren? [email protected].