Sjier Hasjieriem [Hooglied]
Sjier Hasjieriem, Hooglied, wordt in de regel gelezen op Sjabbat Chol Hamo’ed Pesach.
“Haloch weqara’ta ve’aznej jeroesjalajiem l’emor koh ‘amar Hasjem zachartie lach chesed ne’oerajich ‘ahavat kloelitajich lechtech ‘acharaj bamibar be’erets lo’ zroe’ah… Ga en roep in de oren van Jeroesjalajiem zeggend: “Ik denk bij jou weer aan de vriendschap van toen je nog jong was,de liefde van je bruidstijd,- toen je Mij achterna ging de woestijn door, door een niet bezaaid land” [Jermijahoe/Jer. 2:2]
auteur: redactie Jodendom-online
datum: 13 April 2014
website: https://jodendom-online.nl/articles.php?view=article&id=1047
De geleerden leren dat de liefde voor de bruidstijd refereert naar de Torah op Har Sinaj. Dat was een choeppah tussen Hasjem en Zijn Bruid Israël. In een prachtige interpretatie op de vers, leert de Malbim dat het onderwerp van de gehele pasoek – vers – het huwelijk is tussen Hasjem [chatan] en Israël [kallah]. De Berg Sinaj die boven de hoofden van Bnej Jisrael werd gehouden door Hasjem, was de choeppa. “Na’aseh wenisjma…we zullen doen en we zullen horen” was de huwelijksvoltrekking.
\Allegorisch gezien gaat het over een man die van ver komt en naar het huis gaat van een rijk, mooi meisje, die direct voor hem valt en hem alles geeft wat hij nodig heeft. Ze raakt verliefd op hem en trouwt met hem. Hoewel ze uit een bevoorrechte familie komt, volgt ze hem trouw wanneer hij besluit weer weg te gaan, ook al heeft zij geen benul wat de reis met zich meebrengt of wat de bestemming zal zijn.
“Ik denk bij jou weer aan de vriendschap van toen je nog jong was…’ wijst naar de Avot Avraham, Jitschak en Ja’aqov en hun nakomelingen die Hasjem en Zijn manieren kenden en proclameerde Zijn G’ddelijkheid in een wereld waar Hij een vreemde en onherkenbaar was. Daarna ‘trouwden’ Hasjem en Israël en onderhielden een verbond tussen hem middels de jetsiat Mitsrajiem – uittocht uit Egypte en de acceptatie van de Tora. Uiteindelijk, door deze liefde, volgt Israël Hasjem trouw over de gevaarlijke en verlaten wegen van de woestijn. Hiermee behaalden Bnej Jisrael drie niveaus van verdiensten: voor hun huwelijk, tijdens hun choppah en daarna. Hasjem beloofd dat alle drie voor altijd herinnerd zal worden.
————————————————-
Het geheim tussen de man, vrouw en Hasjem
Op gebied van omgang tussen een man en een vrouw, ligt een heel diep geheim. Het feit is namelijk dat de relatie tussen een man en een vrouw een reflectie is van de innerlijke verbinding tussen de hogere en de lagere werelden: tussen de dimensie van de G’ddelijke bron en de fysieke wereld. Tussen Hasjem en het Joodse volk: Bnej Jisrael.
In de intieme diepte van deze relatie ligt een gewaarwording van een eindpunt omsloten. Het is alsof je ergens bent aangekomen of als je daar bent aangekomen, dat je ook nergens meer naar toe hoeft te gaan. Deze gewaarwording ligt in de wortel van de menselijke bewustzijn. In het bewustzijn vindt het proces plaats dat zijn doel heeft bereikt: tachlit. Alles wat beweegt stop hier, het komt tot rust in de meest diepe mogelijke zin. De genoegdoening die ervaren wordt, is geen simpel aards gevoel dat middels dierlijke ervaringen beleeft kan worden. Mensen denken het wel, maar dat is een illusie. Dit kan de reden zijn waarom mensen die geen kosjer manier van leven op nahouden, in hun gemeenschap geen genoegdoening kunnen vinden. Hierdoor verleggen zij hun grenzen tot in de diepste van de afgrond: perversie. Daarom is het geen wonder dat een perverse niet-spirituele samenzijn dit gebied boven alles ontheiligt. Het unieke persoonlijke levenssfeer en bescheidenheid wordt met rasse schreden overtreden en zelfs vernietigd. Het fysieke kan niet verheft worden.
Perversie is dus niet meer dan dronken zijn van het zoeken naar die tachlit die zonder de dimensie van de G’ddelijke bron niet te vinden is. Deze leegte die er iedere keer ontstaat en steeds groter lijkt te worden, is niet te dichten. Hoe komt dat?
Tachlit is het resultaat van de werelden die samenkomen, het is het resultaat van een samenkomst tussen de fysieke en de spirituele wereld. Lichaam en ziel nemen samen deel aan de wortel van het leven zelf. Het geheim is om te beginnen te vinden in de diepte: de bron van alles wat is opgenomen in de intimiteit tussen man en vrouw in deze wereld. Deze tachlit is in feite het natuurlijk bestaan in Olam Haba! Het is de extase van Olam Haba dat de band tussen de verhoogde menselijke ziel en de Schepper duidelijk maakt. Bevestigd. Het doel is bereikt [tachlit], er is geen andere plek om naar toe gaan in deze ultieme en absolute samenzijn.
Alle intieme ervaringen in deze wereld reflecteert zijn bron op een veel hoger bewustzijnsniveau. Wanneer deze hogere ervaring de ultieme en eeuwige relatie tussen de Schepper en de menselijke ziel is, dan moet de parallelle ervaring in deze wereld genereert wordt, buitengewoon krachtig en extatisch zijn.
Deze uiteindelijke ultieme vorm van tachlit is metaforisch te lezen in Sjier hasjieriem, waar Hasjem als de Geliefde van Israël acteert en Israël als Zijn Bruid. Maar gaandeweg zal de lezer ontdekken dat Sjier Hasjieriem een metafoor is van de Tora – de spirituele Geliefde – en de mitswes – de fysieke uitingen van Israël omdat zij van haar Geliefde houdt. Geleidelijk ontdekken wij ook dat deze fysieke omgang die wij kennen tussen de man en de vrouw het ultieme metafoor is van die extase van Olam Haba dat de band tussen de verhoogde menselijke ziel en de Schepper. De fysieke omgang tussen man en vrouw is namelijk dubbel tijdelijk: het duurt maar even en het fysieke leven zoals we dit nu kennen is ook tijdelijk. De liefde tussen de Schepper en de verhoogde ziel is immers voor eeuwig!
————————————————-
Inleiding
Een notitie: Onder meer in pasoek – vers – 5:2 en 8:1 wordt tussen Israël en haar Geliefde Hasjem gesproken over ‘zus’ en ‘broer’. Woord ‘ ‘ach’ – broer – en ‘ ‘achot’ – zus – komt van het werkwoordje ”achah’: samenkomen. Hasjem heeft ons een aantal mitwes – geboden en verboden – gegeven. Hij houdt Zich ook aan alle mitswes, waardoor in Sjier Hasjieriem absoluut geen incestueuze banden worden gepromoot.
Jermijahoe 2:2 is een zeer verkorte en gekuiste versie van Sjier Hasjieriem. Rabbi Akiva, een van de grootste geleerden van de Talmoed, zei eens: “alle liederen in het Schrift zijn heilig, maar Sjier Hasjieriem [Hooglied] is de heilige der heiligen.”
Wat maakt dit lied zo verheven boven alle andere liederen? Zeker wanneer je Sjier Hasjieriem letterlijk zou nemen, omdat er met ongewone passie wordt gesproken. Dit lijkt behoorlijk uit de toon te vallen wanneer je andere boeken van de Heilige Schrift leest die gebaseerd zijn op profetie en geschreven zijn vanuit de Roach Hakodesj, de heilige geest.
De verzen zijn zo verzadigd met betekenis, dat elke commentator nieuwe thema’s vindt in haar mooie en cryptische woorden. Daarom wordt Sjier Hasjieriem tijdens Pesach publiekelijk gelezen. Na de jetsiat Mitsrajiem – uittocht uit Egypte – werd Bnej Jisrael door Hasjem als Zijn uitverkoren volk uitgekozen. Sjlomo Hamelech is de componist van dit lied. Sjier Hasjieriem moeten we ook allegorisch lezen. Het is een dialoog tussen Hasjem en Bnej Jisrael. Hasjem houdt als de man nog steeds van zijn vervreemde en verbannen [de galoet] ‘vrouw’ Israël die naar haar man verlangt en wilt zich weer geliefd bij hem voelen. Daarom rappels zij haar jeugdige liefde voor hem en geeft haar fouten toe. Ook Hasjem herinnert naar Israëls liefdevolle jeugd, haar schoonheid en haar vaardigheden waarom Hij zoveel van hield. Hij kondigt aan dat zij nog steeds Zijn vrouw is en Hij haar man en Hij naar haar terug zal keren.
————————————————-
Hoofdstuk 1
“Jisjqenie minsjieqot piehoe…[lett.] moge Hij me kussen met de kussen van Zijn mond.” Bnej Jisrael, die in galoet zit, verlangt naar Hasjem zoals de tijd van Har Sinaj toen zij de Tora van Hasjem ‘van mond tot mond’ ontving. Want de liefde die Jij ons getoond hebt toen Jij ons redde uit Mitsrajiem, is mij meer waard dan alle andere aardse plezier [1:2].
“Lrejach sjmanecha toviem…als de geur van uit goede oliën, is de spreiding van Jouw befaamde grote daden”. De ‘geur’ van Hasjems wonderen in Mitsrajiem werd overal gevoeld. Daarom hielden de volkeren [lett. ‘alamot; jonge vrouwen die een verwijzing zijn naar de volkeren] van Jou [1:3].
Midrash Sjir Hasjirim 1:3 zegt: “de jonge vrouwen [Israël] houden van Jou met een jeugdige energie [‘almoet’] en kracht.”
In alle vertrouwen volgden wij Hasjem de woestijn in [Jeremijah 2:2, 6]. “Hevie’anie hamelech chadaraw…de koning bracht mijn in Zijn kamer…” Hasjem beschermde ons met Zijn wolken van Glorie [Sjmot/Ex. 13:21-22] [ 1:4].
“Sjchorah ‘anie wena’wah… hoewel ik zwart ben door de zonde…” Ja, mijn Man heeft mij verlaten omdat mijn zonde mij zwart maakt, maar door mijn voorvaderen [Avraham Avinoe, Jitschak en Ja’aqov], ben ik liefelijk in deugdzaamheid [1:5]. Want de zonde is niet genetisch [1:6].“Bnot jeroesjaljiem… dochters van Jeruzalem” Uiteindelijk zullen de volkeren [bnot] naar Jeruzalem komen om Jeruzalem te eren. Dan zullen de volkeren ‘haar dochters’ worden [ 1:5]. “Bnej ‘imie nicharoe vie… de zonen van mijn moeder werden tegen mij opgehitst…Dit is een verwijzing naar de Eirev Rav, de Egyptenaren die met Bnje Jisrael meegingen tijdens de jetsiat Mitsrajiem. Zij stookten Bnej Jisrael op om de Gouden Kalfte bouwen [zie ook “De oorsprong van onoprechte ĝeriem: het paard van Troje”; doorscrollen] waardoor Bnej Jisrael wachters werden van hun wijngaarden [hun wijngaarden van afgoden] [1:6].
“‘Iem lo’ ted’ie lach hajafah banasjiem ts’ie lach b’ieqvej hatso’n… als je niet weet waar je moet grazen, mooiste van de vrouwen, volg [dan] de voetstappen van de schapen… De mooiste onder de vrouwen is Israël, als mooiste volk onder de volkeren. Israël moet de voetstappen volgen van haar voorvaders die de onwankelbare weg van de Tora bewandelden. Dan zal je weten hoe je je kinderen in galoet moet op laten groeien als vrome Joden. We moeten slechts het voorbeeld van de Avot volgen. Dan alleen is het mogelijk onze kinderen op te laten groeien in galoet [1:8].
Hasjem liet aan Bnej Jisrael zien dat zij Zijn geliefde is en “na’woe lchajajich batoriem tsawa’rech bacharoeziem… jouw wangen zijn prachtig met rijen van edelstenen, je nek met kettingen… Toen het volk uit Mitsrajiem wegtrok, bewoog Hasjem de harten van de Egyptenaren. Zij overladen Bnej Jisrael met schatten. Ook toen het volk door de Jam Soef – Rietzeetrok en de Egyptenaren bedolven werden door het water, dreef hun kostbaarheden uit de Jam Soef op het droge. Bnej Jisrael was in twee klappen schatrijk.
Hasjem liet uiteindelijk de Egyptenaren links om of rechts ieder cent uitbetalen voor het werk die Bnej Jisrael in slavernij moesten uitvoeren [1:10-11].
Ondanks de Gouden Kalf, heeft Hasjem Zijn vergiffenis aan Israël verveelvoudigd [1:14].
————————————————-
Hoofdstuk 2
Israël is in galoet, levend tussen de andere volkeren, als de roos van Sharon. Haar doornen beschermen haar schoonheid. Israël behoudt ondanks alle narigheid die haar buren veroorzaken, haar geloof in Hasjem [ 2:1-2]. De Geliefde van Israël is als een appelboom tussen de bomen in het bos. Zo is haar Geliefde onder de goden. Hasjem stijgt boven alle vruchtloze goden van de volkeren. Ze denkt dan terug naar de tijd van Sinaj: “Oefirjo matoq lechikie…en Zijn fruit is zo zoet als mijn gehemelte…” 12 maanden hebben we doorgebracht aan de voet van Sinaj en genoten van de zoetheid van Zijn Tora. “Hij bracht mij in de kamer vol lekkernijen van Zijn Tora” [ 2:3-4]. Maar ondertussen zit zij in galoet tussen de volkeren en is zij “cholat ‘ahavah anie…ik ben ziek van verliefdheid…” naar Hasjem [ 2:5]. Israël was als een vrouw die zich berust had dat zij voor een onbepaalde tijd een aĝoenah – beroofd van haar man, maar wettelijk nog aan hem verbonden – zou zijn. “En dan komt Hij opeens om mij te vertellen dat Hij vanuit de ramen van de hemelen tuurt en mij toestand [in Mitsrajiem] opmerkt en mij redt” [2:9-10; Sjmot/Ex. 3:7].
“‘Ad sjejafoeach hajom wenaso hatslaliem… tot mijn zonde Zijn vriendschap wegblies, de middagzon me schroeit en Zijn bescherming wijkt…” De voorwaarde om “’Dodie lie we’anie li…mijn Geliefde is van mij en ik ben van Hem” [2:16] verdween doorde Gouden Kalf – ‘eigel hazahav – en de verspieders– meraĝliem [Sjmot/Ex. 32 en Bamidbar/Num. 13-14]. Zoals een gazelle Hasjem Israël redde uit Mitsrajiem, zoals gazelle verdween Hij toen zij zondigde [2:17].
Na de zonde van de meraĝliem, sprak Hasjem voor 38 jaar niet meer direct tot Mosje Rabbeinoe [Dwariem/Deut. 2:14-17]. Deze periode wordt uitgebeeld in gedurende nacht: “’Al misjkavie balelot biqasjtie ‘et sje’ahavah nafsjie… gedurende nacht, op mijn bed van mijn woestijn van angst …” Israël zocht Hasjem, maar zoals Hij als had gewaarschuwd in Sjmot/33:3 en Dwariem/Deut. 1:42: “Ik zal niet in jullie midden opgaan… Ik zal niet onder jullie zijn.”
————————————————-
Hoofdstuk 3
Toch moeten we Hasjem blijven zoeken, op alle mogelijke manieren [ 3:1-2]. Het zoeken zal beloond worden, want “kim’at sje’avartie mehem ‘ad sjematsa’tie ‘et sje’ahavah nafsie… Nauwelijks had ik ze gepasseerd, toen ik Hem, Die mijn ziel liefheeft, had gevonden.” Israël vond haar Geliefde, pakte Hem vast om nooit meer los te laten. Israël heeft de dochters van Jeruzalem – de naties – afgezworen om met haar Geliefde naar het huis van haar moeder te gaan en de kamer waar Israël is ontvangen te betreden [3:4-5]. Dit is een verwijzing naar de bouw van de Misjkanin Sjiloh.“Hineh mitato sjelisjlomo…zie de rustplaats van Hem aan Wie vrede behoort…sjisjiem giboriem saviev lah miĝiborej jisrael…met 60 machtige mannen daaromheen, van de machtige mannen van Israël. 60 maal 10.000 mannen waren verplicht Israëls leger te dienen [Bamidbar/Num.1:45-46 op 3:7].
De Misjkan is een metafoor voor zijn privékamer van Zijn Glorie. De hele beschrijving van Zijn privékamer is terug te vinden in de details van de Misjkan: de pilaren van de binnenplaats, de gouden deksel van de Ark waarvan Hij sprak tot Mosje Rabbejnoe, de paroches [gordijn] tussen de Heilige en de Heilige der Heilige [Sjmot 27:10; 17, 22, 26:31-33 op 3:10]. “Tocho ratsoef ‘ahavah mibnot jeroesjalajiem … zijn binnenzijde was uitgedost met liefde door de dochters van Jeruzalem…” Hoewel de vorige verzen bnot jeroesjalajiem een verwijzing was naar de andere volkeren die in de toekomst en masse naar Jeruzalem zullen optrekken, is het deze keer in 3:10 een verwijzing naar Israël. Want de dochters van Tsion – Israël – onderscheidt zich in haar loyaliteit naar Hasjem met de andere volkeren.
————————————————-
Hoofdstuk 4
40 na de jetsiat Mitsrajiem, trok Bnej Jisrael – inmiddels herenigd met haar Geliefde – Erets Jisrael binnen en “kechoet hasjamoe siftotajich… jouw lippen zijn als een draad van scharlaken. [ 4:3]” Dit refereert naar de oprechte belofte die de twee meraĝliem – verspieders – moesten maken aan de herbergierster Rachav. Zij garandeerde haar veiligheid als zij ze zou een scharlaken draad als een teken voor de Joden naar buiten zou laten hangen [Jesjoe’a 2]. De nek van Israël is als de Toren van Dawied Hamelech, het bolwerk van Tsion, maar ook de kamer van het Sanhedrin, de spirituele bolwerk van Israël en de duizenden ronde schilden van dappere soldaten is een verwijzing naar de Tora-studenten, want studenten zijn als pijlen [Tehilliem 127:4-5]. De twee borsten als tweelingen zijn een metafoor voor de broers Mosje Rabbeinoe en Aharon. Zij verzorgden Bnej Jisrael bamidbar, in de woestijn. Zij worden tweelingen genoemd omdat zij even groot zijn. Dit is de reden waarom in Sjemot /Ex. 6:26 eerst Aharon en dan Mosje Rabbenoe werd genoemd en in pasoek 27 eerst Mosje Rabbenoe en dan Aharon. Zowel Aharon als Mosje Rabbenoe waren tsadikiem. Zij waren namelijk sjqoelien…gelijk. Zij leidden Bnej Jisrael als herder naar Kena’an [4:4-5].
“’Iti milvanon kallah ‘iti milvanon tavo’ie… Met Mij van de Libanon, bruid, met Mij van Libanon zal je komen…De Bejt Hamiqdasj, de Tempel, wordt ook wel ‘Levanon’ – bleekmiddel – genoemd. Het is ook geen toeval dat Libanon de cederhout voor de Bejt Hamidasj heeft geleverd. De Bejt Hamiqdasj werkt als bleekmiddel op de zonden van Israël [Talmoed Yoma 39b]. Vanuit de positie dat Israël van haar overtredingen is gebleekt, noemt haar Geliefde haar ‘bruid’ [4:8].
De honing en melk onder haar tong is een verwijzing naar de zoete Tora die op de lippen en in de mond van Bnej Jisrael ligt. “Wereach salmottajich kreach levanon…jouw kleren ruiken naar de geur van Libanon…[ 4:11] is een verwijzing naar de mitswe van de tsistiets en het verbod op sjaatnez [wol met linnen] [Dwariem/Daut. 22:11]. “Een besloten tuin, een put dat verzegeld is, is Mijn bruid” is een metafoor naar tsnioet de ingetogenheid van de Joodse vrouwen in zowel gedrag als in kleding. Deze vrouwen “ma’jan ĝaniem majiem chajiem wenozliem min levanon…reinigen zichzelf in een bron in de tuin een fontein met water, een stroom uit Libanon…” is een metafoor naar de taharat hamisjpacha, de reinheidsvoorschriften van de vrouw middels de maandelijkse onderdompeling in de mikwe [ritueel bad] nadat zij niddah [afgescheiden] is geweest, omdat zij gemenstrueerd heeft. Zulke vrouwen worden door Hasjem geprezen [4:12-15].
————————————————-
Hoofdstuk 5
Van het noorden, van het zuiden, de beloofde verlossing zorgt ervoor dat alle Joden met een noorden- en zuidenwind [4:16] naar Erets Jisrael zullen komen. “Qol dodie rofeq…het geluid van mijn Geliefde Die klopt…” Door al het sluimering heen, geeft Hij dagelijkse waarschuwingen via zijn nevaiem [profeten] [Jermijahoe 7:25]. “Pitchi lie ‘achotie ra’jatie jonatie tamatie… Open jezelf voor Mij, Mijn zus, Mijn liefde, Mijn duif, Mijn volmaaktheid…Zorg ervoor dat Ik niet vertrek [5:2]. Als reactie dat Hasjem op de deur klopt, denk Bnej Jisrael: “Wij zijn gewend geraakt om andere goden te dienen – hoe kunnen we terugkeren naar onze G’d?”
“qantie ‘anie liftoach ledodi wejadaj natfoe-mor… Ik stond op voor mijn Geliefde en mijn handen dropen van mirre…” Maar Israël heeft haar gedrag veranderd en werd rechtvaardig door Avodah Hasjem, het dienen van Hasjem. Hezekijah Hamelech en zijn generatie was volledig perfect. Er is geen generatie geweest die zo perfect was [Talmoed Sanhedrin 94b] [5:4-5]. Maar Zijn besluit lag al vast. Israël reageerde te laat op zijn geklop op de deur waardoor Hij Zijn besluit nietig verklaarde. “Nafsie jats’ah vedabro… mijn ziel ging weg…” Hij zei: “Ik kom niet binnen, aangezien jij in de eerste instantie geweigerd hebt om Mij binnen te laten.” Israël zocht naar haar Geliefde, maar kon Hem niet vinden, ook antwoordde Hij haar niet. Tijdens de rondgang vonden de bewakers van de stad Israël en omcirkelden haar. Dit is een verwijzing naar het leger van Nevoekadnessar die klaar stonden Jeroesjalajiem te belegeren.
“Hikoenie fets’oenie…zij sloegen mij, zij verwonden mij..” Dit is een metafoor voor de vernietigingvan de Eerste Bejt Hamiqdasj. De muurwachters die de mantel van Israël aftrokken, is een verwijzing dat zelfs de engelen – die Bnej Jisrael moesten beschermen – zich afgemeld hadden, waardoor de mantel van heiligheid van Israël werd afgestript [Klaagliederen 1:13 op 5:6-7]. Maar de onderdrukkers moesten toegeven dat Israël uiteindelijk Hasjem loyaal bleef… ‘Im timtse’oe ‘et dodie…wanneer je mijn Geliefde vindt op de toekomstige Dag des Oordeels, dat Israël uit haar ziekte voor liefde alle vervolgingen heeft weerstaan [5:8]. Want Israëls Geliefde wilt niets anders dan Israël zuiveren van haar daden. Maar als veeleisende vergelding van Zijn vijanden aanvangt, dan verschijnt Hij – omringt met tienduizenden engelen [5:10] – met bloed besmeurde gewaden [Jesjajahoe 63:2].
“Ro’sjo katem paz…Zijn hoofd is van fijnste goud…” Toen Hij Bnej Jisrael de Tien Woorden gaf, waren Zijn woorden als fijn goud. “Qwoetsotaw taltaliem sjchorot ka’orev …Zijn lokken zijn golvend zwart als raven…” De kronen die de toppen van de vele letters in de Tora sieren, kan vele en vele van wetten worden afgeleid [Eroevin 21b]. In de hemel wordt de Tora geschreven in zwart vuur op wit vuur.
Zijn ogen zijn als duiven langs de beken, badend in melk [badend in helderheid] … Hasjem’s ogen zien alles duidelijk. Met deze duidelijkheid beloont Hij de rechtvaardigen en bestraft Hij de slechten [5:11-12]. Dat Zijn wangen als een bed van kruiden is, torens van parfum, is een metafoor voor de uitspraken van Hasjem op Sinaj. Hij vriendelijke, glimlachende houding op Berg Sinaj was zoals bedden van kruiden en terpen van zoete kruiden waarmee parfums worden gemaakt. “Jadajw ĝlielej zahav… Zijn armen waren gouden staven…” De Loechot -Tafelen – van de Tien Woorden, die geschreven zijn met ‘de vinger’ van Hasjem [Sjmot/Ex.31:18], zijn begeerlijker dan de fijnste goud [Tehilliem 19:11], gestut met edelstenen [mitswot]. “Zeh dodie wezeh re’ie benot jeroesjalajiem…dit is mijn Geliefde en dit is mijn Vriend, dochters van Jeruzalem…” Het hele lichaam van Israel’s Geliefde een verwijzing naar de Tora en haar mitswot [5:13-16].
————————————————-
Hoofdstuk 6
Maar de volkeren gaan door met het honen van Israël. “Waar is jouw Geliefde dan naar toe gegaan?” [6:1] Toen koning Sirus toestemming gaf om de Bejt Hamiqdasj weer op te bouwen, hebben de heidenen geprobeerd deze herbouw te ondermijnen. Dit deden zij door zich toe te voegen tot de bouwvakkers en hun werk te saboteren [Ezra 4:1-2]. Maar Israëls Geliefde ging naar Zijn tuin, naar de bedden van kruiden. Dat was de teken van Hem om Zijn Bejt Hamiqdasj te bouwen. Hoewel slechts 42000 mensen van Bnej Jisrael uit Bavel trokken om de Tweede Tempel te bouwen, bleven de rest van de 1.000.000 van Hasjems volk vrijwillig achter. Ook zij hebben Hasjem niet verlaten en manifesteert Zich in hun synagogen en bejt hamiqdasjiem.
Israël reageerde op de onoprechte aanbod van de gojiem – heidenen – om hen te helpen met de bouw van de Tweede Tempel als volgt: “Anie ledodi…ik alleen ben van mijn Geliefde…” Jullie helpen ons niet met de bouw van de Bejt Hamiqdasj. “Hasebie ‘ejnajich mineĝdie sjehem hirhievoenie…sla je ogen weg van Mij, voordat Ik door hen wordt overweldigd…” Toen Bnej Jisrael de Tweede Bejt Hamiqdasj bouwde, zei Hasjem dat Hij Israël net zo mooi vond als voordien, alleen bij deze Bejt Hamiqdrasj “zal Ik niet terugkeren met de Ark, de cheroevien en de parochet die je in de Eerste Bejt Hamiqdasj had. Zij roepen een bepaalde liefde bij Mij op die je nu niet hebt door jouw zonde. Maar met alle andere manieren die je hebt vastgehouden zoals van weleer, die zijn Mij dierbaar” [6:2-5].
“Oesjmoniem pielaĝsjiem we’alamot mispar… en de 80 bijvrouwen en de talloze maagden.” De 80 bijvrouwen zijn een metafoor voor Noach’s 80 nakomelingen tot Avraham [Bereesjiet/Gen. 10-11]. Ieder van hen zijn uitgegroeid in vele families. En toch is Bnej Jisrael het uitverkoren volk die als een duif loyaal is naar haar Geliefde [6:8-9]. Wanneer Hasjem naar haar Geliefde afdaalt en de notentuin betreedt, is dat de verwijzing naar Israëls bescheidenheid en haar pretentieloos in haar geleerden, terwijl deze bescheiden geleerden wel vol wijsheid zitten. Hasjem ziet hier in Israël “be’ibej hanachal…groene planten en stromen…”, Israëls goede daden die Hij in haar ziet [6:11-12].
————————————————-
Hoofdstuk 7
Het horen van G’ds lof van haar roemrijke verleden maakt Israël verdrietig. “Sjoevie sjoevie hasjoelamiet…draai je om, draai je om, Sjoelamiet”. Het woord Sjoelamiet [een Joodse meisjesnaam: Sjoela] is gerelateerd aan het woordje ‘sjalem’, wat ‘perfect’ en ‘geheel’ betekent. “Hoe liefelijk zijn jouw stappen in sandalen, dochter van adel…fe’amajich… betekent zowel ‘voetstappen’ als ‘tijden’. De volkeren waren onder de indruk dat Bnej Jisrael op gezette tijden – tijdens de Hoge Feestdagen [Pesach, Sjavoe’ot en Soekkot] – hun pelgrimstocht naar de Bejt Hamiqdasj maakte. “chamoeqej jrechajich kmo chala’iem ma’aseh jedej ‘aman…de rondingen van je heupen zijn als juwelen, een meesterstuk.” Dit is een directe verwijzing naar de nisoech hajajin, wijnplengoffers dat gegoten werden op het altaar op de binnenplaats van de Bejt Hamiqdasj. Het vloeide door pijpen in diepe kuilen onder het altaar. Deze kuilen zijn door Hasjem Zelf gemaakt tijdens de 6 Scheppingsdagen. Ze waren afgerond als een dij en liepen zo de afgrond in. “Sjarech ‘aĝan hasahar… jouw navel is als een maanvormige bassin… Dit is een verwijzing naar de Lisjkat Hagazit(Kamer van Gehouwen Steen), ook wel de zetel van het Sanhedrin, die in een vorm van een halve maan was opgesteld zodat alle rechters elkaar in de gezicht konden aankijken en elkaar van aangezicht tot aangezicht konden spreken. ‘Al jechsar hamazeĝ… waar ongemengde wijn niet ontbreekt… Het Sanhedrin was een eindeloze bron van wijsheid… sjnie sjadajich kisjnej ‘afariem ta’amej tsvijah… jouw twee borsten zijn als reekalfjes, tweeling van een gazelle..” Dit refereert naar de twee loechot waar de Tien Woorden van het Verbond. De nek van Israël dat op een ivoren toren lijkt, is parabel naar het Heiligdom en het Altaar die als een ivoren toren hoog en recht overeind stonden, die van geestelijke kracht en bescherming voorzagen [7:1-5].
Hasjem zegt tegen Israël dat haar hoofd is als de Carmel. Dit is een metafoor voor de tefillien op het hoofd: “dan zullen alle volken van de aarde zien, dat de Naam van Hasjem over jou wordt verkondigd, en ze zullen je vereren” [Dwariem/Deut. 28:10]. De tefillien is de kracht van Israël! De tefillien zijn daarom net zo ontzagwekkend als de verheven kliffen van de berg Carmel. Ten tijde van Nevoekadnessar, bogen de volkeren neer voor zijn beeld, maar Israël niet [Danij’el 3] waardoor Israël rank was als een Palmboom en als een bundel borsten die middels Chananjah, Mishael en Azariah van geestelijk voedsel voorzag waardoor men leerde dat niemand zoveel vrees voor Hasjem kende als Israël [7:6-8].
“Lecha dodie netse’ hasadeh…Kom mijn Geliefde, laten we het veld ingaan.” Israël nodigt haar Geliefde uit om Hem haar geleerden te laten zien die in armoede Zijn Tora bestuderen. “Laten we logeren in de dorpen…” Israël wilt aan haar Geliefde de kinderen van Esaw laten zien, die Hij met veel rijkdom heeft overgoten en nog steeds geloven zij niet in Hem. “Nasjkiemah lakramiem… laten we vroeg wakker worden de wijngaarden in te gaan…” voor gebed en studie. “Nir’eh im-parchah haĝefen pitach hasmadar henetsoe harimoniem… laten we kijken of de wijnstof is uitgebot, of de bloessem al open zijn gegaan, of de granaatappelbomen al in bloei staan… Dit proces van het rijpen: ontluiken, bloeien en vruchtzetting, symboliseert ontwikkeling van de Torageleerden vanaf de Geschriften van de Misjnah tot de Gemara [7:12-14].
“Hadoeda’iem natnoe-reach we’al-ptachejnie kol-mĝadiem chadasjiem ĝam-jesjaniem … de manden geven geuren en buiten onze deur ligt heerlijk ruit, zowel nieuw als oud.” De manden met de heerlijke fruit-geur is een allusie naar de rechtvaardigen, maar zelfs de slechte mensen zullen naar Hasjem zoeken. Zowel nieuwe verordeningen [bijvoorbeeld dat je ook op Sjabbat niet mag fietsen, wat in de tijd van Sjlomo Hamelech fietsen niet bestonden] als de tijdloze wijsheid van de Tora worden in Sjier Hasjieriem uitgebeeld als de oude en nieuwe vruchten. “Dodie tsfantie lach…voor Jou mijn Geliefde, heb ik het bewaard…”Jouw geboden [mitswes] ligt diep in het hart van Israël bewaard.
————————————————-
Hoofdstuk 8
In pasoek 8:1 droomt Israël ervan dat haar Geliefde haar zou troosten als haar broer. Dit verwijst naar de manier waarop Joseef zijn broers troostte in Bereesjiet/Gen. 50:21. “Smo’lo tachat ro’sjie wiemieno tchabqenie… Zijn linkerarm is onder mijn hoofd en Zijn rechterarm ligt om mij heen…” Ondanks mijn klaagliederen in galoet, ondersteunt Hij met Zijn linkerhand mijn hoofd en met Zijn rechterarm ondersteunt hij me. “Hisjba’tie ‘etchem bnot jeroesjalajiem mah ta’ieroe oemah te’orroe ‘et ha’avah… Ik garandeer je, dochters van Jeruzalem: zou je de liefde moeten wakker laten worden of wekken…” Israël garandeert de volkeren niet het lef te hebben om Hasjem uit te dagen Israël te haten of Zijn liefde voor Israël te verstoren. Deze moeite zal totaal geen effect hebben [zie ook 2:6-7], want Israël steeg op uit de woestijn en droeg prachtige geschenken van G’d. Zij steeg spiritueel door zich aan Hasjem te kleven – deveikoet – . “Tachat hapatoeach ‘orartiecha…onder de appelboom heb ik Jou gewekt… De Midrasj vertelt toen Bnej Jisrael aan de voet van Har – berg – Sinaj stond om de Tora te ontvangen [Dwariem 4:11], pakte G’d Har Sinaj op en hield het boven de hoofden van alle mensen en riep: “Als jullie de Tora accepteren, heel goed, maar als jullie dat niet doen, dan zullen jullie onder deze berg begraven worden!”. Israël herinnert Hasjem aan deze gebeurtenis en zei tegen haar Geliefde: “herinner… onder Har Sinaj die als een appelboom boven mij hing en ik mijn liefde [“Na’aseh wenisjma…we zullen doen en we zullen horen.“] voor Jou toonde. En omwille van deze liefde, verzegel mij op Jouw hart zodat Jij mij nooit zal vergeten” [8:1-6].
Deze liefde wekt afgunst in de ogen van de volkeren. Maar de brandende liefde van Hasjem voor Israël, waarvan de vlammen lijken op de vlammen in de Gehinnom, is met vele wateren – synoniem voor de heidense volkeren [Jesjajahoe 17:12-13] – kan deze liefde niet doven [8:6-7] [“wesjadajiem’ejn lah…want ze heeft geen borsten” ]. “Achot lanoe qtanah… We hebben een klein zusje”. Dit verwijst naar: “Heel Israël wilt aan ons binden, groot en klein, met ons samengaan. Maar haar spirituele volwassenheid is nog niet zover.” Israël is nog spiritueel te klein om verlost te worden, oordeelt Hemels Bejt Din. “Hoe zullen we met haar omgaan wanneer ze voor bescherming bij ons komt? Ons antwoord hangt af van haar eigen gedrag in galoet. Als ze niet assimileert noch trouwt met gojiem, dan zullen we de Heilige Stad en de Bejt Hamiqdasj herbouwen” ‘Anie chomah wesjadaj kamiĝdalot…ik ben als een muur en mijn borsten zijn als torens”. Dit is een metafoor dat Bnej Jisrael sterk staat in haar liefde voor Hasjem. Haar synagogen en studiehallen voeden Israël met de woorden van de Tora. Deze synagogen en studiehallen zijn als torens. “‘Az hajijtie ve’ejnajw kmots’et sjalom…dan zal Ik in Zijn ogen zijn als iemand die vrede heeft gevonden.” In de ogen van haar Geliefde zal Israël een perfecte Bruid zijn [8:9-10].Israël is als een wijngaard die uitbesteed werd aan agressieve machthebbers zoals Bavel, Meden-Perzen, Griekenland en tot slot Rome [de huidige galoet]. Israël wordt slecht, heel erg slecht door deze machthebbers behandeld tot op de dag van vandaag. Maar dan zal Hasjem zeggen: “Parmie sjlie lefanaj…de wijngaard is van Mij” [8:11-12]. Hoewel Hasjem Zijn wijngaard had overgedragen aan deze machthebbers, blijft Hij de Eigenaar! Alle wandaden tegen Israël door de volkeren liggen voor Zijn voeten, “niets ontgaat Mij!”
“Hajosjevet baĝaniem chaveriem maqsjiviem leqolech… jij die zich in de tuin bevindt, vrienden voelen zich aangetrokken tot jouw stem…” Dit verwijst dat Israël in afgelegen tuinen [galoet] bevindt, maar de engelen luisteren naar de gebeden van Israël zowel op de plaatsen onder de volkeren als in hun synagogen en studiehallen. “Hasjmie’nie… Laat Mij horen!” Hasjem wilt haar stem horen voordat Israël haar gebeden heeft voltooid… de dienende engelen zullen beginnen om Hasjem te heiligen. “Brach Dodie…vlucht met mij, Mijn Geliefde” uit de galoet! Hasjem is door Zijn Sjechinah voortdurend met Israël in galoet. “Haast Je als een Gazelle [en kom met] de verlossing…. “‘Al harej vsamiem… op de bergen van kruiden”… op de heerlijke kruiden van Berg Moriah. Laat de herbouw van de Bejt Hamiqdasj op Berg Morah, de Tempelberg, snel in onze dagen plaatsvinden. Amen.
Bronnen: Tenach Stone Editie van Artscroll, Limud Yomi Kleinman Edities I en II en Worldmask van rabbi Akiva Tatz