Scheppingsorde en rolpatronen
In gesprek over scheppingsorde en rolpatronen rond M/V; „Deugdzame huisvrouw plant ook een wijngaard en drijft handel”
MENS & SAMENLEVING | GENDERKLOOF
Werken, zorgen, leidinggeven; de discussie over de rol en roeping van de vrouw laaide in de afgelopen periode op. Een gesprek over carrièredrang, lastige Bijbelteksten en vacatures in de kerkenraad.
Reformatorische vrouwen worstelen met hun positie in de gereformeerde gezindte. Dat was in het kort de boodschap van een onlangs gehouden studiedag over de plaats van de vrouw in de refowereld (Zie ”Genderkloof op de Biblebelt”). Jannet Herweijer, Gonda van den Heuvel, Elise van Hoek en Maarten Klaassen gaan in gesprek over scheppingsorde en veranderende maatschappij en wat dat betekent voor de rol van de vrouw én van de man.
auteurs: Linda den Hollander en Robert van der Stelt
datum: 2 februari 2024
website: https://www.rd.nl/artikel/1051446-in-gesprek-over-scheppingsorde-en-rolpatronen-rond-m-v-deugdzame-huisvrouw-plant-ook-een-wijngaard-en-drijft-handel
Genderkloof op de Biblebelt
Reformatorische vrouwen worstelen met een genderkloof en hebben behoefte aan een open gesprek over de rol van man en vrouw. Dat was een van de conclusies van de zogeheten Biblebeltdag die eind 2023 werd gehouden in Gouda. Jonge refovrouwen zijn hoger opgeleid, combineren gezin en opvoeding met werken buiten de deur en vinden zelfontplooiing waardevol. Dat botst met de genderspecifieke patronen die binnen een deel van de Biblebelt heersen als het gaat over de verhouding tussen gezin en carrière. Naar aanleiding van de Biblebeltdag publiceerde het Reformatorisch Dagblad diverse opinieartikelen over dit thema, onder meer van antropoloog Miranda Klaver, Bijbels Beraad M/V en voormalig chirurg Hilde Westerman.
De Bijbel benadrukt dat man en vrouw geschapen zijn met verschillende taken, talenten en roeping.
Van Hoek: „De mens is een unieke creatie, geschapen om te leven in relatie met God. Daarvoor maakt het niet uit of je man bent of vrouw. De Bijbel geeft daarmee een gelijkwaardige plek aan mannen en vrouwen. Dat is een belangrijk uitgangspunt.”
Klaassen: „Zeker, dat is cruciaal. De Bijbel spreekt natuurlijk wel over een onderscheid in functie. Zo verbindt God in het Oude en Nieuwe Testament verschillende werkwoorden aan de geslachten. Adam geeft de dieren bijvoorbeeld hun naam. Na de zondeval benoemt God dat hij in het zweet zijns aanschijns zijn brood zal eten. Baren en voeden zijn werkwoorden die bij de vrouw passen. Daarnaast wordt Adam hoofd genoemd en Eva hulp. Zij is geschapen uit Adam en bestemd voor hem.”
Van Hoek: „Woorden zijn belangrijk. Neem bijvoorbeeld hoofd en hulp. Ik zou zeggen: spreek consequent over ”hulp tegenover”, zoals dat ook in Genesis staat. Dan blijkt meer dat man en vrouw een aanvulling zijn op elkaar – het is geen hiërarchie.”
Klaassen: „Dan komt de gelijkwaardige positie inderdaad meer tot uiting. Eva is immers geen hulp onder of boven Adam, maar tegenover. Als het dan vervolgens gaat over wat dat concreet inhoudt, zie ik in de Schrift de lijn naar voren komen dat de man leidinggeeft, initiatief neemt en beschermt. Bij de vrouw zijn de eerste kwaliteiten zorgen, relaties leggen en verbinding zoeken.”
Van den Heuvel: „God schiep de mens, man en vrouw, naar Zijn beeld. Er is inderdaad onderscheid in taken en eigenschappen. Tegelijkertijd: als ik de Bijbel op dit punt lees, zie ik niet een dwingend kader. De deugdzame huisvrouw uit Spreuken 31 floreert bijvoorbeeld door de activiteiten die ze onderneemt. Ze plant een wijngaard, drijft handel, weeft kleding en zorgt voor de armen. Dat is meer dan kinderen baren en voor haar gezin zorgen.”
Herweijer: „Deze vrouw doet dat natuurlijk niet uit carrièredrang, maar ten dienste van het gezin. Daardoor kan haar man een vooraanstaande positie hebben.”
Van Hoek: „Als het gaat over man en vrouw hebben we het al snel over taken. Ik denk dat het helpt als we allereerst denken in verantwoordelijkheden. Die zijn namelijk niet afhankelijk van tijd en cultuur. Ook in de Bijbel zien we verschillen in hoe mannen en vrouwen invulling geven aan hun specifieke rol. Neem Jacob en Ezau. Ezau was krachtig en ging het veld in om te jagen. Jacob diende in de tenten. God doet daarover geen enkele normerende of waarderende uitspraak. Beide mannen worden neergezet als passend op die plek.”
Van den Heuvel: „Als het gaat om de taken, talenten en roeping van man en vrouw kun je op groepsniveau inderdaad spreken over patronen die je vanuit de Bijbel naar voren ziet komen. Maar op individueel vlak moet je oppassen met het opleggen van een strak kader. Want niet alle mannen zijn hetzelfde en niet alle vrouwen zijn hetzelfde.”
Van Hoek: „Maarten, je zei zojuist terecht dat de Bijbel spreekt over de man als hoofd en de vrouw als hulp tegenover. Tegelijk gaat er bij mij ook een belletje rinkelen. Want wat betekent dit voor elke man en vrouw, ook buiten het huwelijk? Met een woord als onderdanigheid, dat vanuit de Bijbel aan de vrouw wordt toegeschreven, kan ik bijvoorbeeld iets ten opzichte van mijn eigen man. Maar ik krijg jeuk van dat begrip in relatie tot alle mannen. Tot hoever kunnen we deze lijnen doortrekken?”
Klaassen: „Een optie is om te zeggen: de scheppingsorde –de man als hoofd, de vrouw als hulp– beperkt zich tot huwelijk en gemeente. Je kunt ook stellen dat de lijnen rond man en vrouw daarnaast het maatschappelijk leven doortrekken. Persoonlijk vind ik het een vorm van secularisatie om te zeggen dat de scheppingsorde wel geldt in gezin en kerk, maar niet in de samenleving. Neem bijvoorbeeld het koningschap in de Bijbel. Vrouwen zijn in Israël geen vorstin. Er zijn twee uitzonderingen. Athália, maar dat was een goddeloze koningin. En Esther, maar dat was buiten de context van Israël. Uit zo’n voorbeeld leid ik af dat de scheppingsorde ook voor het maatschappelijk leven zeggingskracht heeft.”
Van den Heuvel: „Ik denk dat je juist in de Bijbel ziet dat er wel degelijk ruimte is voor een vrouw op een invloedrijke positie, denk bijvoorbeeld aan de richter Deborah.”
Klaassen: „Barak ging natuurlijk wel mee als het leger ten strijde trok.”
Van den Heuvel: „Persoonlijk vraag ik me af of we in onze gezindte niet te krampachtig omgaan met hoe we de kaders rond man en vrouw op het maatschappelijk leven toepassen. Efeze 5, waarin Paulus spreekt over de man als hoofd, staat expliciet in het teken van het huwelijk. Je moet dan voorzichtig zijn dat op andere situaties toe te passen. Daarmee zeg je dan namelijk dat alle mannen het hoofd van alle vrouwen zijn? Dat vind ik ver gaan.”
Klaassen: „Ja, maar dat is natuurlijk ook niet zo. Ik ben niet het hoofd van jullie, zoals we hier nu aan tafel zitten. Dit geldt in de context waarin een man geplaatst is. Bijvoorbeeld in het huwelijk. Maar ook breder. In de tijd van de Bijbel nam de oudste zoon de verantwoordelijkheid voor het gezin bijvoorbeeld over als de vader stierf. Bij het hoofd-zijn van mannen denk ik aan het middeleeuwse ideaal van ridderlijkheid. Elke man moet galant zijn, zorgen voor veiligheid, opkomen voor kwetsbaren. Toen de Titanic zonk, werden er negen keer zo veel vrouwen en kinderen gered dan mannen, die offerden zich op voor de ander.
In 1 Korinthe 11 –waarin overigens het woord huwelijk niet genoemd wordt– vergelijkt Paulus de verhouding tussen man en vrouw met die tussen Christus en de gemeente. God is het Hoofd van Christus en Christus is het Hoofd van iedere man. Het hoofd-zijn van de man wordt dus volledig ingekleurd door Christus, door de liefde waarmee Hij Zichzelf gegeven heeft voor Zijn gemeente. Die liefde vraagt God van alle mannen.”
Van Hoek: „Die manier van denken staat natuurlijk ver af van onze maatschappij waarin autonomie en zelfbeschikking leidend zijn. De keerzijde daarvan is dat vrouwen overgeleverd zijn aan zichzelf, bijvoorbeeld in de prostitutie of mensenhandel. Die ellende heeft er echt mee te maken dat we weggegaan zijn van dat hele mooie plaatje van man en vrouw, als afspiegeling van Christus en Zijn gemeente.”
Niet de Bijbel, maar de tijdgeest en traditie bepalen in de christelijke wereld het denken over M/V.
Klaassen: „Zo stellig zou ik dat niet durven zeggen. Tegelijkertijd is de gereformeerde gezindte niet immuun voor de tijdgeest. Ik heb me wat verdiept in de historische ontwikkelingen rond het denken over gender en gezin. In de 19e eeuw kwam het marxisme op. Dat wilde vrouwen onafhankelijk maken van mannen. Dat ideaal is opgepakt door de feministische beweging en dan komt in de jaren zestig de seksuele revolutie. De opkomst van anticonceptie maakt het voor vrouwen mogelijk de arbeidsmarkt op te gaan zonder last te hebben van kinderen. Die ontwikkeling, die dus al in de 19e eeuw begon, werkt door. En dit denken sluipt ook de gereformeerde gezindte binnen.”
Van Hoek: „Ik begrijp je zorg. Maar we moeten wel nuchter zijn. Het zogeheten kostwinnersmodel –de man werkt, de vrouw is thuis– is een luxe geweest van de afgelopen eeuw. Daarvóór moesten vrouwen vanwege armoedige omstandigheden vaak noodgedwongen werken. Het kostwinnersmodel is niet de norm vanuit de Bijbel en we moeten dat ook niet zo presenteren. Een goede houding is om het positieve erin te koesteren, maar ook open te staan voor een vorm die beter past.”
Klaassen: „Tegelijkertijd staan we als christenen natuurlijk niet passief en neutraal in dergelijke ontwikkelingen. Als ik zie wat er in de 19e eeuw gebeurde, schrik ik er wel van in hoeverre dat praktijk is in de reformatorische gezindte. Als ik dan bijvoorbeeld lees over staatsopvoeding, zie ik parallellen. Hoe vaak komt het niet voor dat een kind dagen achtereen naar een kinderdagverblijf gaat? Deels ook in onze achterban. Ik vind dat toch zorgelijk.”
Jannet Herweijer. beeld William HoogteylingVan den Heuvel: „Mijn kinderen gaan naar een prachtige reformatorische opvang. Daardoor kan ik op andere plekken in de maatschappij mijn talenten inzetten. Ik zie dat niet als iets verkeerds of on-Bijbels. En ik vind het kwalijk dat er soms gesproken wordt over „bedrijfsmatige opvang”. Daarmee doe je moeders en jufs tekort. De vraag die voor elke vrouw centraal moet staan is of je dient op de plek waar je geroepen bent. Zelf ervaar ik als moeder in het gezin mijn eerste roeping. Daarom ben ik rond de geboorte van mijn tweede kindje voor een groot deel gestopt met werken bij de SGP-Eurofractie. Maar naast de roeping in het gezin kan ik op andere vlakken mijn talenten inzetten. Als vrouw kun je echt meer doen dan hele dagen thuiszitten en Instagram volspammen met filmpjes van eigengebakken brood – om maar een voorbeeld te noemen.”
Van Hoek: „Dat lijkt me zonde van de tijd.”
Van den Heuvel: „Maar het stoort mij dan dat zo’n vrouw wordt geroemd, want zij is dan dé moeder die er thuis voor de kinderen is.”
Klaassen: „Dat ligt inderdaad genuanceerder. Maar het is wel belangrijk dat christenen de Bijbelse lijnen rond man en vrouw helder hebben en van daaruit keuzes maken. En ik ben wel bang dat dat niet altijd het geval is.
Ik zeg niet dat het eenverdienersmodel alleen goed is. Maar er zijn vragen te stellen bij sommige motieven om als vrouw –best veel– te werken. Ik vind het bijvoorbeeld lastig als ik bij jonge echtparen zie dat zij de kinderzegen uitstellen in verband met werk en carrière. Dat vind ik een voorbeeld van seculiere beïnvloeding. Tegenwoordig vraag ik in de huwelijksgesprekken expliciet of stellen openstaan voor de kinderzegen. Als dat niet zo is, moet je niet trouwen – uitzonderingssituaties rond bijvoorbeeld gezondheid daargelaten.”
Van Hoek: „Daar ben ik het op zich niet mee oneens. Maar ik denk wel dat je meer moet kijken naar houding en motieven. Als je begin twintig bent, samen ergens wilt starten, maar niet de financiële middelen hebt om een huis te krijgen om daar kinderen te krijgen, kan ik me voorstellen dat stellen het niet overzien. Dus dat is dan niet vanuit materialistisch of ambitieus motief, maar meer vanuit praktische redenen of verantwoordelijkheidsbesef.”
Van den Heuvel: „Mijn indruk is dat veel vrouwen –ook buiten christelijke kring– verlangen naar het moederschap en daarvoor met vreugde en overgave hun carrière op een lager pitje zetten. Het is echt niet zo dat het gros van de vrouwen altijd hun baan op nummer 1 wil stellen en het gezin daarmee automatisch op de tweede plaats komt. Daarmee doen we geen recht aan de werkelijkheid. Veel vrouwen hebben tegenwoordig gestudeerd. Ik vind het dan juist mooi dat ze zoeken naar manieren waarop ze die kennis en capaciteiten kunnen inzetten – ook naast hun gezin.”
Er zou meer aandacht moeten zijn voor hoe de man zijn rol invult, in plaats van alleen te focussen op de rol van de vrouw.
Van den Heuvel: „Eens. Het lijkt soms dat de eerste roeping in het gezin voor de vrouw net wat meer geldt dan voor de man. Maar dat is niet zo. En dus hebben mannen niet carte blanche om voltijds te werken, in allerlei besturen te zitten, actief te zijn in de gemeenteraad en dan enkel op zondag thuis te zijn om het vlees te snijden. Dan gaat er toch iets mis.”
Falende doordenking mannenrol oorzaak genderkloof
Herweijer: „Klopt. De vader heeft de taak zijn gezin te leiden, zorg te dragen voor de kinderen en hen te vormen. Daarvoor moet hij present zijn. Tegelijkertijd is het wel zo dat de ambten en bestuursfuncties vervuld moeten worden. Daarvoor zijn mannen ook nodig.”
Van Hoek: „Hier zit inderdaad spanning. Ik zie vacatures in kerkenraden en signaleer dat maatschappelijke plekken leeg blijven. Ik ben er voorstander van dat mannen thuis present zijn. Maar soms denk ik: vergeten we het publieke en kerkelijke domein niet een beetje?”
Klaassen: „Dit is inderdaad ingewikkeld. We kunnen in kerkenraad en politiek niet zonder jonge vaders. Dat vraagt offers van hun vrouwen. Ik merk dat zelf ook. Mijn functie als predikant brengt onregelmatigheid met zich mee. Daardoor is er voor mijn vrouw eigenlijk geen ruimte voor vrijwilligerswerk of een baan buitenshuis. Terwijl ik haar dat echt zou gunnen en zij dat ook best zou willen. Maar soms is het nodig om jezelf beschikbaar te stellen in dienst van iets groters, vanuit zelfopoffering en -verloochening.”
Van den Heuvel: „Als het gaat over het vervullen van politieke functies en bijvoorbeeld schoolbesturen heb ik wel een oplossing: stel die open voor vrouwen. Toen ik stopte bij de Eurofractie, had ik interesse in een SGP-gemeenteraadslidmaatschap. Dat werk vindt in de avonduren plaats en de voorbereiding zou ik thuis kunnen doen. Zo kan ik de mannen ook ontlasten. Maar dat kon helaas niet.
Elise van Hoek. beeld William HoogteylingIk denk dat er een nieuwe balans moet worden gezocht in de manier waarop man en vrouw hun roeping in het gezin en daarbuiten vormgeven. De industrialisatie bracht met zich mee dat mannen vijf of zes dagen per week moesten werken en dus niet thuis waren. Die noodzaak is er nu vaak niet meer. Mannen van mijn leeftijd nemen bijvoorbeeld regelmatig een papadag. Ik vind dat mooi, zo is de man ook meer thuis aanwezig.”
Klaassen: „Die presentie in het gezin juich ik inderdaad toe. Zelf heb ik geen specifieke papadag. Wel probeer ik bijvoorbeeld drie keer per week mijn kinderen op bed te leggen. Het is een klein voorbeeld, maar ik denk wel dat je ook met een fulltime baan er als man voor je gezin kunt zijn. Vanuit de Bijbel zie ik dat de man naar buiten gaat. Adam is uit de aarde en is er om op die aarde te werken. De vrouw mag dat ook doen, maar ik denk wel dat dit een primaire roeping van de man is. Het huwelijksformulier definieert dat ook zo: dat de man in het zweet van zijn aanschijn brood eet en op die manier voor zijn gezin zorgt. Het is prima als de vrouw bijdraagt en ook werkt, maar wel in de verhouding zoals ik die zojuist schetste.”
Van den Heuvel: „Als je het in het algemeen uitlegt, ben ik het wel eens met wat je zegt. Maar op individueel niveau denk ik dat het wel verschillend ligt. Er is wel enig grijs gebied.”
In het gesprek over M/V sneeuwen singles en vrouwen zonder kinderen onder.
Klaassen: „Eens. En dat is jammer, want gender gaat iedereen aan, gehuwd of ongehuwd.”
Van Hoek: „Ik merk bij singlevrouwen rond dit thema pijn en verdriet. Zeker als ze veertig zijn geweest en de mogelijkheid tot kinderen krijgen er doorgaans niet meer is.”
Herweijer: „Ik ben zelf single. Persoonlijk vind ik het geen probleem om het over de rol van vrouwen en mannen te hebben. Wel merk ik dat er vaak gesproken wordt over dé vrouw – zonder onderscheid te maken tussen moeders, gehuwde vrouwen zonder kinderen en singles. Terwijl dat nogal uitmaakt voor hoe je als vrouw je leven invult.”
Van Hoek: „In het Nieuwe Testament zien we dat Paulus de orde bevestigt, maar het huwelijk wel in een ander perspectief plaatst ten opzichte van het Oude Testament. In de nieuwe werkelijkheid, de nieuwe hemel, zal er bijvoorbeeld geen huwelijk meer zijn.”
Klaassen: „Klopt, maar dat geldt niet voor gender. Dan is het toch ook voor een ongehuwde vrouw relevant om te weten wat haar roeping is?”
Van Hoek: „Jawel. Maar ik kan me voorstellen dat dit thema gevoelig ligt. Er wordt bijvoorbeeld wel gezegd dat God de vrouw voor het moederschap heeft bestémd. Kinderen krijgen vind ik wel van een fundamenteel andere orde dan een onderneming starten, een prijs winnen of promoveren. En tegelijk kan het lijken alsof een vrouw niet tot haar bestemming komt als zij geen kinderen heeft. Dat lijkt me niet juist. Daarom moeten we voorzichtig zijn in het spreken hierover.”
Herweijer: „Zelf heb ik geen gezin. Ook dat is de leiding van de Heere. Daar heeft Hij Zijn wijze bedoeling mee. Persoonlijk denk ik dat de roeping als vrouw van je man of als moeder van je kinderen bovenaan staat, gevolgd door een maatschappelijke roeping. Voor mij gelden de eerste twee niet. Dus kan ik volop invulling geven aan de maatschappelijke roeping.”
Van den Heuvel: „Ja, maar dat kan ook in het huwelijk. Dat geldt niet alleen voor singles.”
Herweijer: „Klopt. Maar als je in een gezin de maatschappelijke roeping bovenaan zet, voldoe je, lijkt me, niet aan wat God vraagt. Als single is dat anders, dan heb je geen roeping thuis.”
Dat vrouwen werken, is prima. Maar leidinggeven is een brug te ver.
Van Hoek: „Ik zou niet weten waarom. Er zijn vrouwen die daar gaven voor hebben. Die mogen ze inzetten. Dat gebeurt in de Bijbel en in de kerkgeschiedenis. Ik denk weleens: wáár zijn de vrouwen op leidinggevende posities?”
Klaassen: „Er is verschil tussen zogeheten functioneel en persoonlijk gezag. Persoonlijk gezag is binnen het huwelijk en de gemeente. Daar ligt de gezagsrol bij de man. Maar een vrouw kan zeker functioneel gezag uitoefenen, binnen een organisatie bijvoorbeeld.”
Van den Heuvel: „Dat geldt dan toch ook voor de politiek?”
Klaassen: „Dat verschilt. Neem jouw wens om een gemeenteraadsfunctie te bekleden. Toen ik in Arnemuiden stond, heb ik van dichtbij gezien dat Lilian Janse plaatsnam in de raad van Vlissingen. Er waren geen mannen te vinden die dat wilden doen. In zo’n geval heb ik er niet zoveel moeite mee, mits het niet ten koste gaat van het gezin. Maar als een moeder vijf dagen in Den Haag leiding moet geven aan een partij, dan vind ik dat echt lastig.”
Van den Heuvel: „Maar je moet wel oppassen om te veel voor een vrouw in te vullen en bijvoorbeeld te zeggen: het kan wel als de kinderen het huis uit gaan. Oudere kinderen hebben hun ouders soms harder nodig dan jongere. Je moet je volgens mij als vrouw afvragen of je op een bepaald moment een taak erbij kunt doen in verhouding tot je andere roepingen. Maar dat geldt dus net zo goed voor de man.”
Klaassen: „Maar dan is er op een gegeven moment ook wel een no-go-area.”
Van den Heuvel: „Hoezo? Wie bepaalt dat?”
Klaassen: „RPF-leider Leerling sprak zich in 2008 kritisch uit over het fenomeen dat moeders als Kamerlid zouden functioneren – een opvatting waarop hij niet terugkwam. Hij vond het onaanvaardbaar dat een moeder met jonge kinderen de hele week in Den Haag is. Dat is inmiddels bij de CU, de opvolger van de RPF, werkelijkheid. Ik kan dat niet rijmen met de scheppingsorde en het feit dat kinderen dan dagenlang zonder moeder thuis zijn.”
Van den Heuvel: „Daar ben ik het wel mee eens. Het moet passen in de fase van je leven. Maar de afweging om wel of niet een functie aan te nemen is echt aan de vrouw zélf.”
Van Hoek: „Ik herinner me dominee Bouter die pleitte voor een Bijbelgetrouwe doordenking in ons land van de man-vrouwverhouding tegenover de culturele ontwikkelingen, ook rond gender. Daarvoor is het hoog tijd”.
Ds. Maarten Klaassen
Maarten Klaassen (1981) is lector voor de stichting Bijbels Beraad M/V. Hij houdt zich bezig met de doordenking van thema’s op het vlak van huwelijk, gender en seksualiteit. Ook is hij predikant binnen de Hersteld Hervormde Kerk. Ds. Klaassen is lid van het hoofdbestuur van de SGP en publiceerde verschillende boeken en opiniërende artikelen. Hij woont in Barneveld, is gehuwd en vader van vijf kinderen. „Het middeleeuwse ideaal van ridderlijkheid is een mooi voorbeeld van de manier waarop de man zijn rol zou moeten invullen.”
Jannet Herweijer
Jannet Herweijer (1984) werkt als ambulant hulpverlener bij hulpverleningsorganisatie KOC. Ze begeleidt kinderen en hun ouders bij opvoedingsvragen rond psychosociale problemen. Ook biedt ze ondersteuning in gezinnen waar sprake is van een verstoorde dynamiek. Herweijer woont in ’s-Gravendeel en is ongehuwd. „Kenmerkend voor de huidige tijdgeest is dat vragen als „Wat wil ik?” of „Wat vind ik prettig?” vaak doorslaggevend zijn voor ons handelen. Terwijl het antwoord op de vraag „Wat zegt de Bijbel?” bepalend moet zijn.”
Gonda van den Heuvel
Gonda van den Heuvel-Van ’t Zelfde (1987) is voorzitter van Sapiëntia, het SGP-netwerk dat zich bezint op de rol van de vrouw in politiek en maatschappij. Ze werkt een dag per week als beleidsmedewerker voor de SGP-fractie in het Europees Parlement. Daarnaast studeert ze aan de kunstacademie. Van den Heuvel woont in Ridderkerk, is gehuwd en moeder van drie kinderen. „Dé identiteit van een christenvrouw bestaat niet. Er is diversiteit in de schepping en ook in de manier waarop vrouwen invulling kunnen geven aan hun roeping.”
Elise van Hoek
Elise van Hoek-Burgerhart (1977) is socioloog. Ze werkt sinds 2004 bij de Nederlandse Patiëntenvereniging en geeft sinds 2010 leiding aan de afdeling Onderzoek en Beleid. Ze werkte mee aan diverse publicaties rond medische ethiek. Van Hoek woont in Amersfoort, is gehuwd en moeder van vier kinderen. „In Nederland zou een grondige en positieve academische en theologische doordenking moeten plaatsvinden over mannelijkheid en vrouwelijkheid. Het verbaast mij dat zo’n voortgaande bezinning nog niet goed van de grond is gekomen.”