Samenvatting Trauma en Herstel ~ Judith Lewis Herman
Mensen die afschuwelijke dingen hebben meegemaakt, lopen voorspelbaar psychisch letsel op. Het conflict tussen het enerzijds uitspreken van de wreedheden, die een slachtoffer heeft overleefd en het anderzijds geheimhouden hiervan is de centrale dialectiek van psychische trauma’s. Het slachtoffer zal in zijn of haar leven er niet aan kunnen ontkomen wederom een slachtoffer te worden van stigmatisering.
Deel 1 – Inleiding
Verdringing en ontkenning werkt door op zowel sociaal-maatschappelijk, vriendschappelijk, gezins- en individueel niveau. Over wreedheden wil men liever niet weten. Het universele verlangen geen kwaad te zien, geen kwaad te horen en geen kwaad te spreken maakt dat de omgeving van het slachtoffer zich maar al te vaak gaat opstellen als toeschouwer, om zo alles wat pijnlijk en onaagenaam is niet door te laten dringen en liever te doen vergeten. Zo ontstaan er ontegenzeglijk altijd twee kampen: aan de ene kant het slachtoffer die wel wil maar niet kan vergeten, en andere kant al diegenen die liever hun ogen sluiten, verdringen of ontkennen en er wel in kunnen slagen te vergeten. Deze onmogelijke zelfde verwachting van de omgeving van zwijgen zal doen vergeten, wordt ook aan het slachtoffer gesteld. Deze tegenstelling is voor beide partijen pijnlijk. De zwakste zal de verliezer zijn in deze zwijgende, ongelijke dialoog wat maar al te vaak het slachoffer zelf is.
Daar het slachtoffer door de dader al zwijgen en geheimhouding is opgelegd, zal zich dit hierdoor na openheid gegeven te hebben herhalen. Het slachtoffer zal moeten constateren dat de meest traumatische gebeurtenis uit haar leven geen deel uitmaakt van een door de omgeving erkende werkelijkheid. Haar ervaringen zullen wederom onuitsprekelijk worden, waardoor een gedwongen eenzaamheid het gevolg is.
Angst
Psychische trauma’s zijn een aandoening van de machtelozen: op het moment dat het trauma ontstaat, verkeert het slachtoffer in een hulpeloze toestand overgeleverd aan een enorme externe kracht. Traumatische gebeurtenissen vernietigen de normale patronen van zorg en zorgzaamheid die bij mensen een gevoel van zeggenschap, verbondenheid en zinvolheid doen ontstaan.
Een traumatische gebeurtenis valt buiten het bestek van de gewone menselijke ervaring, niet omdat het zelden voorkomt maar omdat het de normale aanpassing aan de leefomstandigheden buiten werking stelt. De gemeenschappelijke noemer van psychische trauma’s is dat het een gevoel van hevige angst, hulpeloosheid, onmacht en dreigende vernietiging teweegbrengt.
Traumatische reacties doen zich voor wanneer handelen niet baat. Als verzet noch ontsnapping mogelijk is kan het zelfverdedigingssysteem van de mens het niet meer aan en raakt het ontregeld. Dit veroorzaakt diepgaande veranderingen in het prikkelingssysteem van het lichaam, het gevoelsleven, het cognitief vermogen en het geheugen van het slachtoffer.
De traumatische gebeurtenis zelf en de herinnering hieraan roept bij het slachtoffer met een inadequate verwerking het idee op dat hun zenuwstelsel geen deel meer uitmaakt van het heden. Mensen die leven met een onverwerkt psychisch trauma lijden aan een chronische hyperactivering van het autonome zenuwstelsel dat een constante alertheid oplevert die tot totale uitputting kan leiden, wanneer er zich triggers voordoen die refereren aan het trauma zelf of bijbehorende emoties. Vaak treden er slaapstoornissen op, omdat deze waakzaamheid zich ook tijdens de slaap voordoet.
Kenmerk van post traumatische stress is dat het trauma zich op gaat dringen wat herbelevingen van het trauma teweegbrengt. Wakend in flashbacks en in de vorm van nachtmerries tijdens de slaap. Hierdoor kan de gewone draad van het leven niet meer worden opgepakt. De kleinste zaken kunnen een trigger zijn waardoor het slachtoffer geen zekerheid heeft veilig te zijn, waar dan ook. Enorme angst wordt ervaren door het sterk visuele karakter van het geheugen, dat bij kinderen hoort. Deze angst treedt ook op bij het slachtoffer als deze een volwassene is. De constante herhaling van het trauma is een poging van het brein van het slachtoffer om greep te krijgen op wat er gebeurd is om zo controle te krijgen over de overweldigende bijbehorende emoties.
Net als het trauma buiten het bestek van de normale ervaringen gaan, gaan de emoties die een slachtoffer van een trauma voelt buiten het bestek van normale emoties. De intensiteit van vrees, boosheid en verdriet gaat over in angst, woede en depressie met een bijna vernietigende kracht. Om staande te blijven wordt het vermogen hier adequaat mee om te gaan uitgeschakeld. Het tegengaan van deze krachtige emoties komt weliswaar voort uit zelfbehoud, maar de post traumatische stress wordt er door verergerd. Het erkennen en confronteren van deze emoties is de eerste stap naar herstel, al lijkt dit voor het slachtoffer een bijna onmogelijke taak. Nog lang na de gebeurtenis of na het verwerken hiervan ervaren veel slachtoffers dat een deel van hen gestorven is.
Vervlakking kan een verdedigingsmechanisme zijn van het slachtoffer om aan het gevaar te kunnen ontkomen. Dit lijkt een toestand van controle, maar is in werkelijkheid een toestand van volslagen machteloosheid. Afstandelijke kalmte dringt angst, woede en pijn naar de achtergrond, maar leidt uiteindelijk tot verlies. Alle pogingen het trauma met bijbehorende emoties uit de weg te gaan resulteren in bewustzijnsvernauwing, geringe verbondenheid met anderen en een verarming van het bestaan door het isolement van het beleefde trauma, waarin het slachtoffer verkeerd.
Herbeleving en vervlakking wisselen elkaar af, waardoor het slachtoffer zijn stabiliteit steeds meer verliest. Het verliezen van stabiliteit versterkt het gevoel van machteloosheid en onvoorspelbaarheid, hetgeen het slachtoffer in ernstige mate weerhoudt de draad van het leven op te kunnen pakken.
Bij een nog onverwerkt trauma verminderen de dwangmatige herbelevingen, maar treedt vervlakking op de voorgrond. De getraumatiseerde persoon maakt wellicht geen angstige indruk meer en gaat uiterlijk hetzelfde leven leiden als voorheen. De gebeurtenissen blijven echter een andere dan hun gewone betekenis houden en de vervorming van het werkelijkheidsbesef duurt voort. Het slachtoffer klaagt dan dat zij niet werkelijk voelt te leven. Alleen door het herhaaldelijk opnieuw beleven van de verschrikking wordt het gevoel van doofheid en eenzaamheid tijdelijk doorbroken. Dit totdat het slachtoffer in staat is het trauma los te koppelen van zichzelf, het te zien voor wat het is om vervolgens het te kunnen integreren in zijn of haar leven.
Verlies van verbondenheid
Traumatische gebeurtenissen tasten fundamentele menselijke relaties aan. Ze maken inbreuk op familie-, vriendschaps-, liefdes-, en gemeenschapsbanden. Ze brengen ernstige schade toe aan de structuur van het zelf dat in relatie met anderen wordt gevormd en in stand gehouden. Ze ondermijnen de geloofssystemen die zin geven aan de menselijke ervaring. Ze schenden het vertrouwen van het slachtoffer in een natuurlijke of goddelijke orde en leiden tot een existentiële crisis.
De schade in de relationele sfeer is geen afgeleid effect van het trauma, zoals men oorspronkelijk dacht. Traumatische gebeurtenissen hebben niet alleen rechtstreeks effect op de psychische structuren van het zelf, maar ook op de hechtings- en betekenissystemen die de schakel vormen tussen het individu en de gemeenschap. Mardi Horowitz definieert traumatische levensgebeurtenissen als gebeurtenissen die niet kunnen worden ingepast in de innerlijke schema’s van het zelf in relatie tot de wereld. Traumatische gebeurtenissen doen de fundamentele veronderstellingen van het slachtoffer over de veiligheid van de wereld, de positieve waarde van het zelf en de zinvolheid van het bestaan teniet.
In situaties van extreme angst grijpen mensen terug naar hun eerste bron van bescherming. Als er op hun roep geen antwoord komt,
wat bij een traumatische gebeurtenis het geval is, wordt het basisvertrouwen vernietigd. Een gevoel van diepgaande eenzaamheid en aan het lot overgeleverd te zijn wordt een basisgevoel van het slachtoffer. Voortaan zal iedere relatie, van de meest intieme- tot maatschappelijke, doortrokken zijn van een opkomende gevoel van vervreemding en verlies van verbondenheid. Wanneer het vertrouwen weg is, voelt een slachtoffer zich meer verbonden met de doden dan met de levenden.
Veiligheid en verbondenheid zijn de fundamenten voor de ontwikkeling van het zelf. Als dit teniet wordt gedaan, verliest het slachtoffer haar fundamentele zelfgevoel. Het trauma dwingt het slachtoffer om de strijd om autonomie, initiatief, competentie, identiteit en intimiteit geheel opnieuw te moeten gaan beleven om zo weer een positief zelfgevoel te kunnen ontwikkelen. Traumatische gebeurtenissen schenden de autonomie van de persoon op het niveau van de fundamentele lichamelijke integriteit. Het lichaam wordt overweldigd, gewond, onteerd. Bij verkrachting en seksueel misbruik blijkt een complete minachting van de dader voor de autonomie en waardigheid van het slachtoffer. De traumatische gebeurtenis vernietigt dus het geloof zichzelf te kunnen zijn in relatie tot anderen. Het slachtoffer zal een manier ontwikkelen zichzelf te beschermen ten opzichte van anderen.
De neiging tot terugtrekking, schaamte en twijfel treden het meest op. Schaamte is een reactie van hulpeloosheid, op de schending van de lichamelijke integriteit en op de vernedering die men heeft ondergaan in de ogen van de ander. Twijfel is een uiting van het onvermogen om vast te houden aan het eigen standpunt, terwijl men toch verbonden blijft met anderen. Na een traumatische gebeurtenis twijfelen overlevenden zowel aan anderen als aan zichzelf. Niets is wat het lijkt.
Bij traumatische gebeurtenissen delven individuele competenties per definitie het onderspit. Het slachtoffer mag dan nog zo vindingrijk en dapper geweest zijn, ze was niet bij machte de ramp te voorkomen. Schuld- en minderwaardigheidsgevoelens zijn bij slachtoffers vrijwel universeel. De illusie koesteren dat men beter of anders had moeten handelen is wellicht draaglijker dan moeten erkennen dat men volstrekt hulpeloos was.
Het geloof in een zinvolle wereld ontstaat in relatie tot anderen en begint in de vroegste levensfase. Het basisvertrouwen dat wordt verworven in de eerste intieme relatie vormt de grondslag van elk geloof. Het gevoel van recht, gerechtigheid en eerlijkheid breidt zich gedurende de latere levensfasen steeds weer verder uit. Traumatische gebeurtenissen doen het gevoel van verbondenheid tussen individu en gemeenschap teniet en brengen een geloofscrisis teweeg.
Na en tijdens het verwerken van een trauma staan niet alleen de klassieke posttraumatische stresssymptomen op de voorgrond, maar reageert het slachtoffer ook in de vorm van intens verdriet, verstoorde relaties en depressie. Vaak reageert zij zeer heftig op alle vormen van onrecht en geweld tegen anderen. Terwijl zij daarentegen zelf ook zeer agressief en prikkelbaar kan reageren op haar naasten. Dit wisselvallige gedrag is een resultaat van de geestelijke ontreddering veroorzaakt door het trauma. Het heeft niet te maken met de persoonlijkheid van het slachtoffer.
Trauma’s drijven mensen ertoe hechte relaties te ontvluchten en er tegelijkertijd naar op zoek te gaan. De verstoring van het basisvertrouwen, de algemeen erkende gevoelens van schuld en minderwaardigheid, de vrees dat het sociale leven en intieme relaties herinneringen kunnen oproepen aan het trauma, stimuleren het terug trekken uit hechte relaties. De doorstane angst versterkt echter de behoefte aan geborgenheid en bescherming. Totdat het slachtoffer zich hiervan bewust is zullen haar relaties door deze paradox gekenmerkt worden.
Tijdens een herbeleving van het trauma is zij doodsbang om met anderen samen te zijn, maar ook doodsbang om alleen te zijn. Ze verliest het vertrouwen in zichzelf, in anderen en in een hogere orde. Het zelfrespect verdwijnt door de gevoelens van vernedering, schuld en hulpeloosheid. Haar vermogen tot intimiteit wordt aangetast door deze intense tegenstrijdige behoeften en angsten.
De factor die bepalend is voor het psychisch letsel is de aard van de traumatische gebeurtenis zelf. Individuele persoonlijkheidskenmerken spelen nauwelijks een rol. Ieder mens reageert hetzelfde op overweldigende gebeurtenissen. Niemand is hier immuun voor. Er is een simpel, rechtstreeks verband tussen de ernst van het trauma en de psychische gevolgen, of men daarbij nu kijkt naar het aantal mensen dat getroffen is of naar de intensiteit van het letsel.
Uit onderzoek is wel gebleken dat slachtoffers van seksueel misbruik in hoge mate meer last hebben van posttraumatische stressklachten. Dit is echter te verwachten, gezien de aard van het trauma: het wezenlijke kenmerk van seksueel misbruik is de fysieke, psychische en morele schending van de persoon. De dader wil zijn slachtoffer terroriseren, domineren en vernederen, haar volslagen hulpeloos maken. Slachtoffers die het trauma in hun jeugd hebben opgelopen, zijn zeer kwetsbaar voor psychisch letsel, ook in hun volwassen jaren, ook wanneer zij beschikken over een enorme draagkracht en sterkte persoonlijkheid.
Hoe hoger de morele verwachtingen van zichzelf en hoe groter het empathisch vermogen van het slachtoffer hoe groter de kans op posttraumatische stress. Juist degenen met een sensitief, zorgzaam en perfectionistisch karakter zijn kwetsbaar, omdat het trauma niet in te passen is in hun verlangen naar een harmonieuze, liefdevolle wereld dat haaks staat op hun eigen opgedrongen ervaring direct gerelateerd aan het trauma. Hoe groter het verlangen, hoe hoger het intellect en de moraal, hoe groter de kans op het ontwikkelen van posttraumatische stress.
De weerbaarheid van een persoon wordt in grote mate bepaald door de coping strategie. Hoewel zeer krachtige, weerbare mensen de beste kans hebben om een trauma en posttraumatische stress te overwinnen is geen enkele eigenschap van het slachtoffer op zich genoeg om een adequate bescherming te bieden. Geluk hebben wat betreft positieve omgevingsfactoren is de meest bepalende factor, waardoor er een gevoel verbondenheid kan ontstaan. Bij het ontbreken hiervan zal posttraumatische stress onherroepelijk ontstaan en langer voortduren.
Voor een getraumatiseerd persoon is het van enorm groot belang dat er een vertrouwensband ontstaat. Omdat het slachtoffer een totaal isolement heeft meegemaakt, overgeleverd aan de dader, is zij zich voor altijd intens bewust van de broosheid van alle menselijke verbondenheid. Zij wil ten alle tijden duidelijkheid en de verzekering niet in de steek gelaten te worden.
Het bieden van veiligheid en geborgenheid na een trauma is voor slachtoffers van seksueel misbruik binnen het gezin of de familie bij uitstek een belangrijke taak. Omdat de dader zich bevindt binnen de familie, het gezin of de gemeenschap zal het slachtoffer alle vertrouwen in haar naasten en omgeving hebben verloren. Ze kan er niet op vertrouwen dat men haar steunt of bescherming biedt. Gevoelens van wantrouwen, angst en isolement blijven, bestaan wanneer de dader zich in haar directe omgeving blijft bewegen.
Als het gevoel van veiligheid enigzins is hersteld, heeft het slachtoffer hulp nodig van anderen om een positief zelfbeeld op te bouwen. De regulatie van intimiteit en angst is door het trauma ernstig verstoord, waardoor het slachtoffer wisselend behoefte heeft aan afstand en dan weer aan intimiteit. De omgeving dient hier met respect en begrip op te reageren, zo zal het slachtoffer haar autonomie weer herwinnen, die haar eerder is afgenomen. Bij vrouwen die seksueel zijn misbruikt in de familiesfeer zullen de posttraumatische stressklachten verergeren door de geringe draagkracht en verdraagzaamheid van haar naasten.
De samenleving staat nauwelijks toe dat zij zelf haar gevoelens betreft het trauma uit. Door de beschermende houding van familieleden en vrienden kan de noodzaak van het herwinnen van autonomie ook in het gedrang komen. Het kan voorkomen dat familieleden weinig tolerant staan tegenover de te uiten emoties, die het trauma veroorzaakt heeft bij het slachtoffer. Deze intolerantie maakt het slachtoffer wederom onderschikt aan de wens en behoefte van anderen, wat een gevoel van machteloosheid en isolement veroorzaakt. Veel slachtoffers ondervinden problemen juist met hun naaste familie en vrienden om over het trauma te spreken enerzijds door bovenstaand onbegrip en anderzijds door de vrees dat de reactie van anderen de hare zullen overschaduwen.
Het gevoel van verbondenheid terugwinnen is met name problematisch bij seksuele relaties. Het slachtoffer zal met hulp van haar partner een gevoel van controle en zelfrespect moeten terugwinnen. Onherroepelijk zal het slachtoffer door seksuele stimuli gefronteerd worden met flashbacks van het misdrijf, een gevoel van onvrijheid en dwang. Alleen een invoelende en begrijpende partner kan het slachtoffer helpen haar schaamte te overwinnen om zo een hernieuwd zelfrespect op te bouwen.
Ten alle tijden heeft het slachtoffer haar omgeving nodig om tot een beoordeling van haar eigen gedrag te komen. De instelling van haar omgeving is van zeer groot belang hierbij. Een realistisch oordeel komt alleen maar tot stand als de omgeving im staat is te berijpen dat het slachtoffer een zeer geringe keuzevrijheid heeft, zij heeft geen keus het trauma te accepteren als een abnormale levenservaring. Dit houdt in dat men zich rekenschap geeft van de aard van het psychisch letsel en de noodzaak van een langdurig herstelproces. Een ander oordeel dan deze van de omgeving stoelt vaak op onjuiste eigen vooringenomen ideeen over het trauma en de wijze van reageren hierop. De morele gevoelens van schuld en schaamte worden hierdoor bij slachtoffer alleen maar versterkt. Slachtoffers van seksueel misbruik stoelen veelvuldig op star moralisme in hun omgeving. Zelfs directe familieleden en vrienden zullen zich hieraan schuldig maken. Zij hebben vooropgezette ideeen over wat het trauma is en hoe een slachtoffer dient te reageren. Deze ideeen berusten echter op onwetendheid. Het uiten van deze vorm van moralisme tegenover het slachtoffer zorgt voor een enorme kloof tussen het slachtoffer, die weet wat haar is overkomen, en de omgeving, die meent te weten wat het slachtoffer is overkomen. Degenen die het meest menen te weten wat het slachtoffer is overkomen, zijn vaak degenen die het trauma zelden tot nooit tegenover het slachtoffer zullen benoemen. Erkenning van het verhaal van het slachtoffer blijft hierdoor uit. Hierdoor zal het slachtoffer in gezelschap van anderen angst krijgen openlijk te spreken over haar ervaring, omdat zij zich bewust is van de vooropgezette ideeen van haar omgeving. Dit zal het gevoel van verbondenheid van het slachtoffer wederom teniet doen. Belangrijke taak in het herstelproces is het trauma te benoemen voor wat het is. Maar al te vaak wordt een trauma ‘een gebeurtenis’ genoemd in plaats van seksueel misbruik of verkrachting, dit bagatalliseert de ervaring van het slachtoffer, waardoor zij niet de erkening krijgt die zij verdient.
Door het oordeel van anderen kan het schuld en schaamte gevoel van het slachtoffer verergerd worden. Daarentegen doen ook positief bedoelde simpele uitspraken het slachtoffer in haar herstelproces tekort. Traumaverwerking is complex en niet af te doen met simpele uitspraken als ‘jij hoeft je niet schuldig te voelen’ of ‘jij hebt niets verkeerd gedaan’. Dit komt namelijk neer op een weigering van de omgeving zich samen met het slachtoffer te verdiepen in de morele en complexe kwesties, die samenhangen met extreme situaties als het trauma. Van degenen die haar verhaal aanhoren, verwacht het slachtoffer geen absolutie, maar eerlijkheid, mededogen en de bereidheid te delen in de onplezierige wetenschap van wat er gebeurt met mensen die zich in een extreme situatie hebben bevonden.
Ten slotte heeft het slachtoffer tijd en hulp van anderen nodig om te kunnen rouwen om alles wat verloren ging. Als dit rouwproces niet wordt voltooid blijft het slachtoffer gevangen in een traumatisch rouwproces. Door het ontbreken van gepaste sociale steun in een traumatisch rouwproces is de kans op intens verdriet en een depressie bij het slachtoffer groot.
Anderen laten delen in de traumatische ervaring is van uitermate groot belang om de wereld weer als zinvol te gaan ervaren. Het herstel van de breuk tussen de getraumatiseerde persoon en de omgeving is het van levensgroot belang dat het trauma eerst openelijk erkend wordt. Als eenmaal openlijk is toegegeven dat iemand kwaad is berokkend zal de omgeving alles in dienst moeten stellen het slachtoffer een gevoel van genoegdoening te geven. Alleen dan kan een slachtoffer herstellen.
Gevangenschap
Van herhaalde traumatische ervaringen is alleen sprake wanneer het slachtoffer de gevangene is. Bij kindermisbruik is het kind altijd de gevangene, omdat zij ontegenzeglijk afhankelijk is van de volwassene. Een kind heeft tegenover een volwassenen geen kans om te ontsnappen en is onderhevig aan zijn of haar gezag of controle. Een dader van kindermisbruik haalt er bevrediging uit als het kind totaal onderworpen is aan zijn macht. De methoden om controle te krijgen is het systematisch en bij herhaling toebrengen van angst en psychisch dan wel lichamelijk letsel. Dit zijn technieken om mensen machteloos te maken en te isoleren. Angst wordt ook versterkt door de onvoorspelbaarheid van de dader. Op deze wijze wil de dader de autonomie van het slachtoffer vernietigen.
De gevangenschap en psychische controle over het slachtoffer is pas compleet als ze gedwongen is te zondigen tegen haar eigen morele principes en verraad moet plegen aan primaire relaties. Veel mishandelde kinderen werden gedwongen tot seksuele handelingen en vervolgens ingeprent dit niet openbaar te maken, dus geheim te houden. Voor het slachtoffer voelt dit als liegen, wat, ondanks de oneigenlijke machtsverhouding, afbreuk doet aan haar integriteit als mens. Ook dit machtsmisbruik van de dader is er op gedoeld het slachtoffer te vernederen en zijn/haar autonomie te schenden.
Mensen die zijn blootgesteld aan trauma’s ontwikkelen een sluipende vorm van posttraumatische stress. Ieder ander ingrijpend life-event zal bij een getraumatiseerd persoon het gevoel van hevige onrust, spanning en hyperalertheid doen terugkeren. Behalve ernstige slapeloosheid en gejaagdheid klagen slachtoffers vaak over hartkloppingen, buikklachten en benauwdheid. Vervlakking treedt op wanneer het slachtoffer slechts het gevoel heeft te moeten overleven dan te leven. Dit lijkt op passief gedrag terwijl er zich een enorme innerlijke strijd afspeelt.
Ook wanneer de gevangenschap dat seksueel kindermisbruik kenmerkt, wordt opgeheven en het slachtoffer in vrijheid kan gaan leven, zal zij haar identiteit niet terugkrijgen. De nieuwe identiteit, die ze als vrij mens ontwikkeld, moet de herinnering aan haar vernederde zelf omvatten. Haar lichaamsbeeld moet een lichaam omvatten dat geschonden kan worden. Haar beeld van zichzelf in relatie tot anderen moet een persoon omvatten die van anderen kan verliezen en die verloren kan gaan. Haar morele idealen moeten samengaan met de wetenschap van het kwaad, waartoe mensen in staat zijn. Voor veel slachtoffer zorgen deze constateringen voor een gebroken identiteit wat dikwijls gepaard gaat met schaamte, zelfhaat en het gevoel gefaald te hebben.
Het negatieve zelfbeeld, waartoe een trauma leidt, geeft voedsel aan de schuldgevoelens die een depressie kenmerken. En het verlies van geloof gaat samen met de wanhoop van een depressie. Ook de intense woede van het slachtoffer kunnen zorgen voor een verergering van de depressie. Tijdens de onderwerping heeft het slachtoffer geen uiting kunnen geven aan de woede, die zij voelde. Wanneer het slachtoffer na de gevangenschap geen ruimte heeft gekregen haar woede te mogen uiten, zal ook dit een depressie voeden. Daarnaast zit een slachtoffer met een hoop opgekropte boosheid jegens allen die haar niet te hulp zijn gekomen. Slachtoffers van seksueel kindermisbruik zullen altijd pogen hun woede te bedwingen, waardoor zij steeds verder in een gevoel van isolement zullen verkeren.
Kindermishandeling
Bij kindermisbruik krijgt het slachtoffer te maken met enorme aanpassingsmoeilijkheden. Ze moet op de een of andere manier het gevoel blijven houden dat ze kan vertrouwen op mensen, die onbetrouwbaar zijn en dat ze zich veilig moet wanen in een onveilige situatie. Een kind kan zich, meer nog dan een volwassene, niet verweren tegen de macht van een volwassene, wat voor een gevoel van totale hulpeloosheid en machteloosheid bij het slachtoffer zorgt. Een kind beschikt over een groter aanpassingsvermogen dan een volwassene, waardoor zij in haar ontwikkeling een toestand van voortdurende alertheid opbouwt. Ze leert anderen, en vooral de dader, haarfijn aanvoelen. Deze non-verbale communicatie wordt een automatisme bij het kind, waardoor zij, ook in het volwassen leven, altijd het gevoel heeft op hun hoede te moeten zijn. Slachtoffers van kindermishandeling voelen zich vaak veilger in een schuilplaats dan bij andere mensen en kunnen zich uitmuntend onopvallend en kalm gedragen. Dit is echter een verstarde vorm van waakzaamheid. Het isolement en de geheimhouding, die de dader het kind oplegt, zorgt voor het afbreken van vertrouwen in beschermende relaties. Daarnaast wordt het sociale leven ernstig beperkt, doordat het slachtoffer constant de schijn op moet houden.
Het mishandelde kind verkeerd niet alleen ten opzichte van de samenleving in het algemeen in een isolement, maar ook ten opzichte van andere gezinsleden. Behalve dat ze constateert dat een volwassene in haar leefomgeving gevaarlijk is, zal zij ook moeten constateren dat andere volwassenen haar niet beschermen. Gezien vanuit het perspectief van een kind, had de door geheimhouding machteloosgemaakte ouder moeten weten wat er gebeurde: als die zich voldoende om haar bekommerd had zou zij nooit mishandeld zijn. Het kind heeft het gevoel dat zij aan haar lot is overgelaten en dat wekt later vaak meer woede op dan de mishandeling zelf.
In de sfeer van kindermishandeling staat het kind een ongelooflijke zware taak. Zij moet op de een of andere manier een band aangaan met volwassenen die haar, vanuit het misbruik gezien, niet beschermen. Zij moet haar zelfgevoel ontwikkelen in relatie tot de wetenschap dat de ander wreed en onverschillig kan zijn. Ze moet haar lichaamsfuncties kunnen reguleren in een omgeving, waar haar lichaam is misbruikt ten behoeve van de ander. Ze moet zichzelf leren troosten in een omgeving, die geen troost biedt. Ze moet initiatief ontwikkelen in een omgeving, die van haar (heeft) vereist zich volledig ondergeschikt te maken. En tot slot moet zij een vermogen tot intimiteit ontwikkelen in een omgeving, waarin intimiteit gecorrumpeerd is. De existentiële taak van het mishandelde of misbruikte kind is al even zwaar. Ofschoon zij merkt dat zij is onderworpen aan genadeloze machtsuitoefening, moet ze op de een of andere manier haar hoop en zinvolheid levend houden. Het alternatief is ondragelijke wanhoop.
Om dit te kunnen bereiken zal een kind alles, maar dan ook alles, in dienst zetten de fundamentele band met de ouders te handhaven. Zij zal als afweermechanisme doen alsof het misbruik geen effect op haar heeft gehad. Wanneer de ouders en omgeving meegaan in dit bagatelliseren en rationaliseren van de werkelijkheid, is het isolement van geheimhouding van het kind compleet. Deze kinderen leren pijn te negeren, met alle gevolgen van dien.
Een kind dat misbruikt is, gebruikt zelfhaat als vermijding van het onder ogen zien van de realiteit van het misbruik. Als zij zelf slecht is, is de ander goed. En als zij slecht is, zal ze haar best moeten doen om goed te doen. Als zij zichzelf aanpraat dat zij haar lot aan zichzelf te danken heeft, heeft ze voor haar gevoel ook de macht haar lot ongedaan te kunnen maken. Een onmogelijke taak. Misbruikte kinderen zijn vaak sociaal zeer capabel, maar kunnen door hun ingehouden woede ook driftige uitspattingen hebben en/of zeer teruggetrokken en ontoegankelijk gedrag vertonen.
Zelfs als volwassene zal het misbruikte kind zichzelf minderwaardig aan de ander vinden, daar zij de schuld- en schaamte gevoelens van degenen die hen hebben mishandeld op zich nemen. Het overtuigde gevoel van het mishandelde kind dat hij/zij met slechtheid is bezoedeld, wordt een worsteling gedurende de opbouw van haar leven. Dit woekerende gevoel wordt vaak gecamoufleerd door volhardende pogingen van het mishandelde kind zich goed te gedragen. Een mishandeld kind kan goed toneelspelen, daar zij daar tijdens de mishandeling door de dader toe gedwongen is. Ook na het misbruik zal het kind er naar sterven alles te doen wat er van haar wordt verlangd. Het gevolg is dat zij de zorgtaak omdraait en haar ouders gaat beschermen en verzorgen, een efficiënt huishouden voert, goede tot perfecte schoolprestaties levert en zich volledig aanpast aan de sociale normen. Al deze taken zal zij vervullen met ijver en perfectionisme gedreven door haar behoefte genade te ontvangen. Op volwassen leeftijd zal dit kunnen leiden tot een succesvolle carrière. Ze kan echter op geen enkele van haar geleverde prestaties trots zijn, want meestal beschouwt ze haar actieve zelf als onecht. De oprechte waardering en bewondering van anderen sterkt haar alleen in haar gevoel dat niemand haar werkelijk zal leren kennen en dat ze uitgestoten zal worden, zouden zij haar bezoedelde zelf leren kennen.
Een mishandeld kind kan zich geen eenduidige innerlijke voorstelling vormen van een veilige verzorger, die zich voorspelbaar gedraagt. Dit verhindert dat er een normale emotionele zelfregulatie tot ontwikkeling komt. De beelden die het kind wel heeft gevormd bieden niet voldoende troost. Ze staan in een te groot contrast met de verschrikkelijke beelden van de andere volwassene, die haar heeft mishandeld. Resultaat hiervan is dat het kind geen innerlijk gevoel van veiligheid en betrouwbaarheid bij zichzelf kan oproepen, waardoor zij steeds afhankelijk is van externe bronnen.
De herinnering van het kind aan het misbruik is vaak fragmentarisch. Dit verhindert een normale integratie van kennis, herinneringen, emoties en lichamelijke ervaringen. Als het kind gedurende haar ontwikkeling het misbruik heeft gerationaliseerd, zal zij dit op den duur niet volhouden en zodra zij geconfronteerd wordt met de emoties bijbehorend aan de realiteit van het misbruik dat heeft plaatsgevonden, zal zij last krijgen van langdurige hyperactivering. Doordat het gevoel van veiligheid wordt doorbroken ontwikkelen veel slachtoffers maag-darmklachten, eet- en slaapstoornissen. Evenals andere symptomen van fysieke ontreddering. De normale regulatie van emoties wordt eveneens verstoord door het trauma, die herhaaldelijk angst, woede en verdriet oproept. Uiteindelijk leidt dit een afschuwelijk gevoel: dysforie. Dit is een toestand van ontreddering, gejaagdheid, wezenloosheid en volslagen eenzaamheid. Deze dysforie kan variëren tussen een gevoel van onbehagen tot woede, paniek en wanhoop. Een groot aantal overlevenden krijgt, hierdoor last van een depressie op volwassen leeftijd. ‘…Vanbinnen ben ik ijskoud, terwijl mijn buitenkant geen omhulsel meer heeft, zodat het net is alsof ik vloeibaar ben en leegloop. Die angst greep me bij mijn keel en ik verlies de gewaarwording dat ik besta. Ik ben er niet meer.’ Dit gevoel van derealisatie gaat vaak gepaard met een enorme gejaagdheid.
Veel mishandelde kinderen denken dat ze zich aan hun lot kunnen onttrekken als ze eenmaal volwassen zijn. Dit is echter niet het geval. Het slachtoffer zal problemen gaan ondervinden op het gebied van basisvertrouwen, autonomie en initiatief. Bij de taken van volwassenheid, onafhankelijk worden en het aangaan van intieme relaties zal zij worden gehinderd door het onverwerkte trauma.
Bij het aangaan van een intieme relatie zal het slachtoffer of zich er steeds aan willen onttrekken uit angst om in de steek gelaten te worden of zich steeds weer te storten in de armen van iemand die haar zal redden en verzorgen. Grenzen aangeven zal in een intieme relatie erg moeilijk zijn, omdat zij uit angst verlaten te worden zich steeds zal voegen naar de wensen van een ander.
Hechtings-, bindings-, en verlatingsangst komen veelvuldig voor bij slachtoffers van mishandeling.
Veel overlevenden van kindermishandeling zijn uiterst angstig dat hun kind hetzelfde lot zullen ondergaan als zijzelf. Hierdoor zullen ze alles in dienst zetten om hun kinderen optimaal te verzorgen en te beschermen. Overbescherming komt meer voor dan verwaarlozing daar het slachtoffer hun verdriet en woede eerder tegen zichzelf zullen richten, dan dat zij een ander kwaad zullen doen.
Dubbeldenken en dubbel-zijn zijn voor een kind ingenieuze vormen van aanpassing en overleven, maar als volwassene volstrekt zinloos in een klimaat van vrijheid en volwassen verantwoordelijkheid. Deze verschijnselen verhinderen het aangaan van een wezenlijke intieme relatie en het vormen van een geïntegreerde identiteit. De overlevende, die met deze kwesties worstelt, gaat steeds meer gebukt onder de erfenis van haar kinderjaren. Op den duur, meestal rond het dertigste of veertigste levensjaar komen er barsten in het verdedigingsbolwerk. Vaak is de aanleiding een verbroken relatie, een sterfgeval van een dierbare, het verliezen van werk/status of een ander life-event. De schijn kan niet langer worden opgehouden en de onderliggende fragmentatie komt aan het licht. Wanneer er dan een inzinking plaatsvindt, bestrijken zij bijna alle symptomen van het spectrum. De overlevenden zijn bang krankzinnig te worden of te zullen sterven.
‘..Ik denk dat mensen vaak onverwachts sterven, wanneer ze een bepaalde levensfase afsluiten en een andere persoon moeten worden om hun bestaan voort te kunnen zetten. De feniks werpt zich in de vlammen met de vaste bedoeling om te herrijzen, en dan blijkt ineens dat opstijgen niet meer lukt. Het scheelde niet veel of ik was op beslissende momenten gestorven, samen met mijn andere zelf..’
Deel 2
Een helende relatie
De kernervaringen van een trauma zijn onmacht en islolement. Het herstel van het slachtoffer zal dus gebaseerd moeten zijn op het feit dat zij weer bij machte is en zich weer verbonden voelt met anderen. Herstel is alleen mogelijk binnen de context van relaties, het kan onmogelijk in isolement plaatsvinden. In haar hernieuwde verbondenheid met anderen maakt de overlevende zich opnieuw de psychische vermogens eigen die door het trauma zijn beschadigd of vervormd. Deze vermogens liggen op het vlak van autonomie, vertrouwen, competente, identiteit en intimiteit. Zoals ze oorspronkelijk tot stand zijn gekomen, zo moeten ze ook weer worden opgebouwd in relaties met andere mensen.
Stap 1 is dat het slachtoffer weer een gevoel van macht krijgt. Zij moet zelf de stuwende kracht zijn achter haar herstel. Veel goedbedoelde pogingen om het slachtoffer te adviseren lijden schipbreuk wanneer het fundamentele principe van machtsherstel niet in acht genomen wordt. Het enige wat de omgeving kan doen is meeleven, luisteren, helpen waar nodig en vooral veel genegenheid en betrokkenheid tonen.
Een goede therapeut is niet weg te denken uit dit proces. Zij zal het slachtoffer helpen het karwei te voltooien dat zij zelf begonnen is. Ook hierin is de autonomie van het slachtoffer bewaren van essentieel belang. De therapeutische relatie is in vele opzichten uniek. Ten eerste heeft het altijd het enige doel het herstel van het slachtoffer te bevorderen. Een patiënt die in therapie gaat heeft hulp en verzorging nodig, zij onderwerpt zich vrijwillig aan een ongelijke relatie waarin de therapeut de hoogste status en macht heeft. Er worden onvermijdelijk gevoelens opgewekt die verband houden met de universele ervaring van onafhankelijkheid als van een kind ten opzichte van haar ouders. Deze gevoelens doen de machtsongelijkheid toenemen waardoor de patiënt extra kwetsbaar is. Een therapeut heeft de verantwoordelijkheid te waken voor deze ongelijkheid. De therapeut moet zich neutraal opstellen en haar macht niet misbruiken om haar eigen mening en ideeën over te dragen: de patiënt is altijd de baas over haar eigen beslissingen in haar leven.
Deze formele neutraliteit is niet hetzelfde als morele neutraliteit. Het werken vooral met slachtoffers van misbruik en mishandeling vereist een stevige morele stellingname. Er wordt van de therapeut gevraagd getuige te zijn van een misdaad. Zij moet zich solidair opstellen ten opzichte van het slachtoffer en altijd oog hebben voor het feit dat het slachtoffer onrecht is aangedaan. Dit moet ze tot uiting brengen in haar praktijkvoering door altijd de waarheid te spreken. De therapie moet klaarheid verschaffen aangaande de aard en betekenis van symptomen maar aan de andere kant zal de therapeut zich moeten opstellen als een beschermende ouder, die veiligheid verschaft. Dit kan niet door het afwerken van plichtmatige protocollen of het voorschrijven van pillen. Het vereist oprechte betrokkenheid van de therapeut.
Het therapeutisch lotgenootschap komt niet vanzelf tot stand, het moet zorgvuldig opgebouwd worden, wat van beide kanten inzet vergt. Een therapie vereist een samenwerkingsrelatie waarin beide partners elkaars autonomie respecteren.
Bij mensen met een traumatische ervaring als misbruik en mishandeling ontstaat in een vorm van therapie overdracht. Hun emotionele reacties op mensen die zich in een gezagspositie bevinden is vervormd door de angst die ze ooit hebben ervaren voor een dader in eenzelfde positie. Deze traumatische overdracht weerspiegelt niet alleen angst maar ook de hulpeloosheid die ze hebben ervaren.
Er moet voor gewaakt worden dat het slachtoffer haar therapeut gaat zien als haar redder of dat de therapeut zich op gaat stellen als redder. Door beide wordt de controle bij de patiënt weggehaald wat een slecht zaak is. Bovendien is een redder per definitie volmaakt en dat zal een therapeut nooit zijn.
Een slachtoffer is bang om, net als tijdens het misbruik, in de steek gelaten te worden door de therapeut wat een enorme angst en mits uitgesproken woede kan veroorzaken. Wat dit kan verergeren is het gevoel van schaamte en vernedering. Hoewel zij de therapeut broodnodig heeft, vindt zij het vreselijk dat zij haar ziet in haar bevuilde toestand.
Essentieel in de therapie is het waarheidsprincipe: ten alle tijden alles uit te spreken. Dit schept helderheid en wederzijds vertrouwen. Alles gaat in overleg.
Voor de therapeut dient het een les te zijn dat zij hoe dan ook overweldigt zal worden door de emoties van de patiënt. Een therapeut dient ervoor te zorgen dat zij zelf een goed ondersteuningssysteem heeft. Niemand kan een trauma alleen aan. In eerst plaats geldt dit voor het slachtoffer maar in de tweede plaats ook voor derden betrokkenen.
Een getraumatiseerde patiënt zal altijd een therapeutische relatie instappen met de grootste argwaan en twijfel. Daarbij is zij uitermate ontvankelijk voor onbewuste en non-verbale communicatie. Hoewel het therapeutisch bondgenootschap voortkomt uit een contractuele onderhandeling is het geen simpele zakelijke overeenkomst. En hoewel het hartstochtelijke gevoelens van verbondenheid kan oproepen is het geen liefdes-, ouder/kind relatie. Het is een relatie van existentiële betrokkenheid, waarin beide partners zich wijden aan de taak van het herstel.
Wat de therapeut terugkrijgt voor haar engagament is een gevoel van geestelijke verrijking en diepgang. Sommige therapeuten zullen zelfs geïnspireerd worden door de moed, vastberadenheid en hoop die slachtoffers kunnen uitdragen.
Naast het waarheidsprincipe zijn integriteit en vertrouwen de basisbegrippen in een therapeutische relatie. ‘Integriteit is het vermogen om de waarde van het leven te bevestigen tegenover de dood, om te berusten in de eindigheid van het eigen leven en de tragiek van het menselijk tekort, en om deze twee realiteiten zonder wanhoop te kunnen aanvaarden. Integriteit is het fundament waarop het vertrouwen in relaties oorspronkelijk werd gevormd en waarop het geschonden vertrouwen kan worden hersteld. Door het ineengrijpen van integriteit en vertrouwen in verzorgende relaties wordt de generatiecyclus voltooid en het door trauma’s vernietigde gevoel van verbondenheid hersteld. Eerst met de ander in het klein en vervolgens met de gemeenschap en de wereld in het groot.’
Veiligheid
Het herstel verloopt in 3 fasen. De voornaamste taak in de eerste fase is het verschaffen van veiligheid. In de tweede fase zal deze gericht zijn op rouw en herinnering. In de derde fase is het meest van belang het weer in stand brengen van een band met het dagelijks leven. Er is echter nooit sprake van een lineaire volgorde. Zowel de patient als de therapeut raakt vaak onterecht ontmoedigd wanneer kwesties, die opgelost leken, weer de kop op steken. Dit is inherent aan het verwerken van een trauma. Wanneer er sprake is van een bevredigend herstel kan men echter waarnemen dat het gevoel van hyperactivering geleidelijk plaats neemt voor een gevoel van veiligheid, dat dissociatie plaats maakt voor het accepteren van de herinnering en dat stigmatisering en isolement gevolgd worden door een hernieuwde band met de maatschappij.
Traumatische stoornissen zijn complex en er zal dus een allesomvattende behandeling noodzakelijk zijn. Het benoemen van het probleem is van essentieel belang hierbij. Het slachtoffer is al opgelucht als zij erkenning krijgt voor haar probleem. Als ze eenmaal weet wat haar mankeert, begint zij weer grip te krijgen. Ze is niet langer gevangen in de woordeloosheid van het trauma, maar merkt dat er woorden zijn voor haar aandoening en dat zij niet alleen is. Bovendien merkt zij dat ze niet gek is: een traumatische stoornis is een normale reactie menselijke reactie op extreme omstandigheden. En ten slotte beseft zij dat zij niet gedoemd is ten einde aan haar kwaal te lijden, ze heeft uitzicht op herstel, net als al degenen voor haar.
Mensen die beslissen te starten met het verwerken van het opgelopen trauma hebben bij aanvang het gevoel dat zij hun verstand aan het verliezen zijn en zelfs het gevoel zichzelf helemaal verloren te zijn. Direct duidelijkheid verstrekken over het directe verband met het trauma en psychisch letsel dat opgelopen is, schept hierbij duidelijkheid voor de patiënt. Hierdoor wordt in eerste plaats erkenning van het trauma en de schadelijke gevolgen gegeven. Sommige slachtoffers wachten zo lang met hulp zoeken bij hun klachten, omdat zij het toegeven van psychisch letsel als een morele overwinning van de dader zien.
Toch is hulp zoeken onvermijdelijk en zal de therapeut duidelijk moeten maken dat hulp aanvaarden alleen maar moedig is. De erkenning van de realiteit van de aandoening en treffen van maatregelen om de situatie te veranderen zijn tekenen van kracht, niet van zwakheid, van initiatief en niet van passiviteit. Het ondernemen van actie om herstel te bevorderen is allerminst een overwinning voor de dader, maar geeft de overlevende juist weer macht.
Trauma’s beroven het slachtoffer van een gevoel van macht en zeggenschap; het richtsnoer bij herstel is het verlenen van macht en zeggenschap aan het slachtoffer. De eerste taak bij herstel is het bieden van veiligheid: Deze taak heeft absolute voorrang. Overlevenden van misbruik voelen zich onveilig in hun lichaam. Hun emoties lijken niet te worden beheerst. Ze voelen zich ook onveilig ten opzichte van anderen. De orgaanneurose en hyperactivering van het zenuwstelsel, die met posttraumatische stress gepaard gaat kan worden bestreden met behulp van fysieke strategieën, zoals ontspanningstechnieken en lichaamsbeweging om stress in bedwang te krijgen. De verwarring, die ook een kenmerk van de stoornis is, kan worden bestreden met cognitieve gedragsstrategieën. Hiertoe behoren het erkennen en benoemen van symptomen, het bijhouden van een dagboek waarin de symptomen en aanpassingsreacties worden bijgehouden en het uitwerken van een veiligheidsplan. De ontwrichting van relaties ten gevolg van de stoornis wordt bestreden met behulp van interpersoonlijke strategieën: hiertoe behoort het aangaan van vertrouwensrelaties. Tot slot moet het slachtoffer de maatschappelijke vervreemding, die door de stoornis is veroorzaakt, bestrijden met behulp van sociale strategieën. Zoals het inschakelen van familie, vrienden, collega’s ter ondersteuning van het slachtoffer tezamen met een therapeut.
Het verschaffen van veiligheid is in eerste instantie gericht op lichaamscontrole en vervolgens wordt deze uitgebreid tot de omgeving. De fysieke aspecten omvatten de regulering van lichaamsfuncties als slapen, eten en lichaamsbeweging in het juiste ritme. De omgevingsfactoren hebben betrekking op het creëren van een veilige leefsituatie, financiële zekerheid, mobiliteit en het uitwerken van een plan met betrekking tot de zelfbescherming dat alle aspecten van het dagelijks leven omvat. Aangezien niemand zonder hulp van derden een veilige leefomgeving kan creëren, is sociale ondersteuning altijd een van de elementen van een adequaat veiligheidsplan.
Bij de startfase van het verwerken van een trauma voelt een slachtoffer zich meestal nergens veilig, soms gaan er weken voorbij voordat zij weer in staat dagelijkse activiteiten uit te voeren. Periodes van afzondering en gezelschap zoeken, wisselen elkaar lange tijd af. In het algemeen zal het slachtoffer aangemoedigd worden hulp te zoeken bij derden, maar dient hierbij erg selectief te zijn. Familie-en of gezinsleden en goede vrienden zijn vaak van onschatbare waarde, maar vormen soms ook een belemmering voor het herstel of zijn zelfs een bron van gevaar. Preventieve voorlichting en adequate voorlichting is noodzakelijk en nuttig voor de naasten van het slachtoffer. Daardoor leren de naasten niet alleen hoe ze het slachtoffer beter kunnen begrijpen en erkennen in hun zware weg naar herstel, maar ook hoe ze moeten omgaan met hun eigen plaatsvervangende traumatisering. Ook het leven van naasten van het slachtoffer zal worden ontwricht, dit kan gehanteerd en voorkomen worden door de juiste kennis en de moed zich daadwerkelijk in de materie te verdiepen.
De overlevende zelf zal met het oog op haar zelfverzorging, de egofuncties die ernstig zijn aangetast door het misbruik, moeten herstellen. Dit zal erg moeizaam verlopen, dit is echter noodzakelijk om weer eigen controle over het leven te krijgen. Ze moet haar vermogen tot initiatief nemen, plannen uitvoeren en zelfstandig tot een oordeel komen weer zelf moeten ontwikkelen. Ook op emotioneel gebied is dit gegeven essentieel: het vermogen tot zelftroosting is door het misbruik ernstig aangetast en moet dan op latere leeftijd aangeleerd worden op een gezonde zelfverzorgende manier. Doordat de overlevende hier actief mee aan de slag gaat zullen de gevoelens van eigenwaarde, competentie, zelfachting en vrijheid toenemen.
Slachtoffers van misbruik en mishandeling moeten vaak grote offers brengen om in een veilige toestand te kunnen werken aan herstel. Zonder vrijheid is er geen veiligheid en herstel mogelijk, maar voor de vrijheid moet vaak een hoge prijs worden betaald. Soms moeten overlevenden voor het krijgen van vrijheid bijna al het oude opgeven.
Voor een therapeut is het vaak verleidelijk om het veiligheidsaspect te negeren en zich hals over kop te storten op de therapeutische fase. De meest gebruikelijke fout is het vermijden van traumatisch materiaal, maar de op een na grootste fout is onvoldoende aandacht besteden aan een veilige therapeutisch bondgenootschap.
Sommige patiënten willen direct hun traumatische ervaring vertellen in de hoop dat al hun problemen opgelost worden als zij hun hart eindelijk gelucht hebben. Deze hoop is gebaseerd op een fantasie van genezing die het trauma voor altijd zal doen verdrijven. De patiënt stelt zichzelf schreeuwend, huilend, brakend, bloedend en stervend voor in de hoop gereinigd van het trauma herboren te worden. Dit is echter niet de realiteit van traumaverwerking die eerder vergeleken moet worden met het lopen van een marathon. Een slachtoffer moet beseffen dat de weg naar herstel een uithoudingsproef is die een lange voorbereiding en veel oefening vereist. Het lopen van deze marathon zal veel fysieke en mentale conditionering bevatten evenals doorzettingsvermogen en moed. De therapeut zal zich moeten opstellen als coach, het slachtoffer zal zelf de klus van herstel moeten klaren.
De voltooing van de eerste fase wordt niet gekenmerkt door een afzonderlijke, dramatische gebeurtenis maar vindt geleidelijk plaats. Gaandeweg ontstaat er weer een soort van veilig gevoel of in ieder geval voorspelbaar gevoel bij de patient. Ze merkt dat ze weer enigzins op zichzelf en anderen kan vertrouwen en rekenen. Hoewel ze veel meer op haar hoede is en veel minder zelfvertrouwen heeft dan voor de start van de verwerking en nog steeds intieme relaties uit de weg gaat, voelt ze zich niet meer zo verschrikkelijk kwetsbaar en geïsoleerd. Daarbij is ze steeds meer in staat haar meest verontrustende symptomen te temmen. Ze heeft geleerd dat ze op zichzelf kan vertrouwen en heeft ook het gevoel het volste recht te hebben goed voor zichzelf te zorgen. Ze heeft geleerd dat ze in relaties met anderen de middenweg zal moeten bewandelen tussen vertrouwen en zelfbescherming. Met haar therapeut heeft zij een redelijk betrouwbaar bondgenootschap tot stand gebracht, waarin zowel autonomie als verbondenheid gehandhaafd blijven.
Vaak wil het slachtoffer op dit punt een tijdlang de gewone draad van het leven weer opnemen en het trauma uit haar hoofd zetten en soms slaagt zij hier ook een lange tijd in. Maar traumatische gebeurtenissen laten zich niet wegcijferen, op een gegeven moment zal het trauma weer terugkeren en alle aandacht vragen. Dan beseft het slachtoffer zich dat zij het trauma nog niet heeft geintegreerd en is zij toe aan de volgende herstelfase.
Herinnering en rouw
In deze tweede herstelfase vertelt het slachtoffer het trauma, volledig, grondig en tot in detail. Op deze wijze kan het trauma worden getransformeerd en geintegreerd in het levensverhaal van het slachtoffer. Voor het slachtoffer is de traumatische herinnering woordeloos en statisch, gespekt door emoties. Het verhaal zelf ontwikkelt zich niet en onthult echter zelden hoe het slachtoffer zich voelde op het moment dat het trauma plaatsvond.
De keuze om de gruwelen van het verleden onder ogen te zien, berust op de keuze van het slachtoffer. De reconstructie van het trauma vergt van het slachtoffer en van de therapeut als bondgenoot enorme moed: ‘Het slachtoffer moet de kracht en moed vinden om de aandacht te focussen op de essentie van haar lijden. Het lijden zelf mag hem niet langer verachtelijk toeschijnen, doch moet veeleer een waardige tegenstander worden, een deel van haar wezen dat op goede gronden tot stand is gekomen en waaraan waardevolle zaken voor haar latere leven kunnen worden ontleend. Zo wordt de weg vrijgemaakt, voor een verzoening met het verdrongen trauma dat tot uiting komt in de symptomen, maar er wordt gelijktijdig ook ruimte geschapen voor een zekere verdraagzaamheid ten opzichte van de symptomen.’
Vermijding van het traumatische proces leidt tot stagnatie van het herstelproces, terwijl een te snelle onverhoedse aanpak tot een schadelijk herbeleven van het trauma leidt. Actief blootleggen van een trauma mag niet wanneer een andere levenscrisis de aandacht van het slachtoffer opeist.
Voor de therapeut en slachtoffer is het belangrijk te streven naar een geheel maken van het levensverhaal van het slachtoffer. Alles moet daarbij worden besproken: naaste relaties, dromen, idealen, famileomstandigheden, persoonlijkheid etc. Het verhaal omvat nu niet de gebeurtenissen zelf maar ook de bijbehorende emoties. Naarmate het verhaal zich meer zal toespitsen op het trauma zelf zullen de meeste slachtoffers het steeds moeiljker vinden zich in woorden uit te drukken. Het is voor een therapeut van groot belang dan te vragen naar lichamelijke gewaarwoordingen zoals hartkloppingen, verkrampte spieren, slappe benen, misselijkheid.
Wanneer het slachtoffer met de therapeut met woorden en emoties het trauma deelt, moet ervoor gewaakt worden dat er een indirect kanaal wordt gebruikt. Het opsommen van feiten zonder affect heeft geen therapeutische waarde. Het slachtoffer staat, bij het spreken over het trauma, voor de enorme uidaging de waarden en overtuigingen die ze vroeger had en die door het trauma zijn vernietigd, onder woorden te brengen. ‘De leegte van het kwaad zal haar met stomheid doen slaan, ze zal de ontoereikendheid van elk bestaand verklaringssysteem ervaren’. Het arbitraire, toevallige karakter van hetgeen het slachtoffer is overkomen, tart het fundamentele geloof van de mens in een voorspelbare wereld. Voor een volledig begrip zal het slachtoffer zich moeten buigen over morele kwesties van schuld en verantwoordelijkheid en weer een geloofssysteem opbouwen dat haar onverdiende lijdensweg begrijpelijk maakt. Tot slot is het zo dat denken niet volstaat om tot een nieuwe zingeving te komen.
Bij het zoeken naar antwoorden op deze vragen zal het slachtoffer in conflict komen met belangrijke mensen in haar omgeving. Ze voelt zich niet langer opgenomen in het gemeenschappelijk geloofssysteem. Zodoende staat ze voor een tweeledige taak: ze moet haar eigen geschokte veronderstellingen betreffende zin, orde en rechtvaardigheid weer opbouwen, maar ook meningsverschillen met mensen wier meningen ze niet meer kan delen zien op te lossen. Ze moet niet alleen haar gevoel van eigenwaarde hervinden, maar dat gevoel ook in stand houden ten opzichte van het kritische oordeel van anderen. De therapeut heeft als taak de reacties van het slachtoffer in deze te normaliseren, benoemt de gewaarwoordingen door het vinden van het juiste taalgebruik, en deelt de last van het trauma.
Alle incestoverlevenden, die dit proces succesvol hebben doorlopen, benadrukken het volgende: blijf aanmoedigen tot praten, al is het nog zo pijnlijk om aan te zien. Geloven gaat niet van de een op de andere dag. Hoe meer het slachoffer praat, hoe meer zij ervan overtuigd raakt dat het echt gebeurd is en hoe meer het geintegreerd kan worden. Dat iemand anders het slachtoffer steeds weer gerust stelt, is van groot belang, dit is de ontsnappingsroute aan het gevoel van eenzaamheid en isolement. Het verhaal van het slachtoffer zal gefragmenteerd aan de orde komen, dit moeten beide accepteren. Details van het trauma negeren is de grootste fout die gemaakt kan worden. Beide kunnen zich hier schuldig aan maken door de behoefte aan zekerheid.
Omdat het voor een slachtoffer zo moeilijk is de waarheid van het trauma onder ogen te zien, staat zij vaak tweeslachtig in deze kwestie: De werkelijkheid ontkennen geeft haar het gevoel dat ze gek is, maar de werkelijkheid aanvaarden lijkt meer dan een mens kan verdragen. Het idee van catharsis, oftewel uitdrijving van het trauma, is de onuitgesproken wensdroom van ieder slachtoffer: Het is begrijpelijk dat het slachtoffer, en ook de therapeut, hopen op een magische transformatie; een uitdrijving van het trauma en verlossing van het lijden. Dit is echter onmogelijk, het doel bij het spreken over het trauma is integratie. Tijdens de reconstructie van het verhaal ondergaat het verhaal wel een transformatie, maar dan alleen in de zin van dat deze actueler wordt en echter. De fundamentele kracht van de therapie is het geloof in de genezende kracht van de waarheid spreken.
Het is een bewezen feit dat bij slachtoffers van een misdrijf de handeling van het vertellen van het persoonlijke verhaal van hun trauma, mits in een geborgen en veilige omgeving/relatie, werkelijk een verandering teweeg kan brengen in de verwerking van de traumatische gegevens. Deze transformatie van de herinnering gaat gepaard met een verlichting van de symptomen. De reconstructie van het trauma heeft echter weinig effect op de sociale of relationele dimensie van de traumatische ervaring.
Het verwerken en rouwen om de traumatische ervaring is een langzaam, inspannend, vaak frustrerend proces dat lijkt op het samenvoegen van de stukjes van een moeilijke legpuzzel. Eerst wordt de omtrek gemaakt, en daarna moet elk stukje nieuwe informatie worden bekeken, voordat het past in het geheel. Het geduld zal worden beloond met de doorbraak die af en toe optreedt, wanneer er stukjes op zijn plaats vallen en een stuk van de puzzel zichtbaar wordt. De ervaringen die de patient in het heden heeft, geven vaak tientalle hints naar het verleden. De vieringen van feestdagen en bijzondere gelegenheden verschaffen de meeste toegang naar ervaringen of gedragingen van het slachtoffer uit het verleden. Flashbacks en nachtmerries zijn ook waardevolle aanknopingspunten. Het reconstrueren van het trauma is zowel nuttig bij eenmalig als bij chronisch misbruikte slachtoffers.
Trauma’s gaan onvermijdelijk met rouw gepaard. Altijd wordt een verlies ervaren van een hecht met anderen verbonden zelf. Slachtoffers die rouwen om het trauma staan voor een leegte in hun relatie met vrienden, familie en de gemeenschap. Traumatische verliezen brengen een breuk teweeg in de normale opeenvolging van generaties en ontrekking zich aan de normale conventies van een rouwproces. De overlevende zal worden overstelpt door intens verdriet tijdens het vertellen van haar verhaal. Omdat de verliezen zo onzichtbaar zijn of niet worden erkend, bieden conventionele rouwrituelen meestal weinig troost.
Een begin maken met het rouwproces is een de meest gevreesde taak in de fase van hersel. Slachtoffers zijn bang dat hun verdriet nooit meer ophoudt als ze er eenmaal aan toegegeven hebben. Veelal bieden slachtoffers steeds weer verzet tegen het rouwen, niet alleen uit angst, maar ook uit trots. De weigering om te treuren kan bedoelt zijn om een overwinning van de dader te voorkomen. Het rouwen en ervaren van intens verdriet kan echter niet worden overgeslagen in het proces. Alleen hierdoor kan zij haar onverwoestbare levenskern leren kennen.
De meest voorkomende oorzaak van stagnatie in de herstelfase is weerstand van het slachtoffer en hierdoor het steeds uitstellen van het rouwproces. De weerstand tegen het rouwen komt vaak verhuld naar voren, doordat het slachtoffer zich uitspreekt over haar problemen door middel van oplossingen als vergiffenis of compensatie.
Overlevenden van een opgelopen trauma in hun kindertijd staan voor een dubbele taak. Ze moeten niet alleen rouwen om wat verloren is gegaan, maar ook wat ze nooit bezeten hebben. De jeugd, die hen ontstolen werd, is onvervangbaar. Ze moeten rouwen om het verlies waarop het basisvertrouwen is gestoeld. Wanneer ze tot inzicht komen dat zij niet verantwoordelijk waren voor hun lot, worden ze geconfronteerd met de existentiële wanhoop, die ze als kind niet onder ogen konden zien. Deze wanhoop is vooral gebaseerd op de grote angst van het slachtoffer dat zij door het rouwen niet meer in staat zullen zijn liefde te ervaren, te geven en/of te ontvangen. Toch zal het slachtoffer de moed moeten opbrengen dit rouwproces niet te vermijden; dit rouwen zal beloond worden wanneer de overlevende haar stigma van zich afwerpt en weer durft te hopen op nieuwe relaties, waarin zij niets meer te verbergen heeft.
Als het rouwen begint lijkt het of men zich overgeeft aan tranen waar geen eind aan komt. Dit proces is zeer vermoeiend voor de patiënt en duurt vaak langer dan de patiënt wil, maar zal nooit eeuwig duren. Na talloze herhalingen zal er een moment komen dat het trauma niet meer zoveel heftige emoties oproept. Het is een deel geworden van de ervaringen van het slachtoffer. Het trauma is een verhaal geworden temidden van andere herinneringen. Net als andere herinneringen zal het langzaam vervagen samen met het afnemen van de scherpe kantjes van intens verdriet. Het dringt tot het slachtoffer door dat het trauma niet het belangrijkste deel uit haar leven tot nu toe is. Ze zal steeds meer afdwalen naar het leven van nu, het alledaagse leven. Steeds meer zal zij de volgende gedachten krijgen: ‘Ze hoeft zich geen zorgen meer te maken, niet meer te waken. Vergeten zal ze nooit, zolang ze leeft zal zij treuren. Maar er komt een tijd dat het trauma geen centrale plaats meer heeft in haar leven.’
De reconstructie van het trauma is echter nooit voltooid, in elke nieuwe fase van de levenscyclus zullen nieuwe conflicten en uitdagingen het trauma onherroepelijk weer tot leven wekken. De voornaamste taak van deze fase is echter dat de patiënt inzicht heeft gekregen in haar eigen geschiedenis, waardoor zij het leven met hernieuwde energie en hoop tegemoet treedt. De tijd begint weer te lopen. Wanneer de handeling van het vertellen van haar verhaal is afgerond, behoort het trauma pas werkelijk tot het verleden. Dan staat het slachtoffer voor de taak weer een leven op te bouwen in het heden en te werken aan de ambities voor de toekomst.
Herstel van verbondenheid
Nadat de overlevende heeft geleerd haar traumatische verleden te accepteren, staat ze voor de taak een toekomst te creeeren. Ze heeft gerouwd om haar oude zelf dat door het trauma vernietigd is, nu moet ze haar nieuwe zelf ontwikkelen. Haar relaties zijn door het trauma op de proef gesteld en voor altijd veranderd; nu moet ze nieuwe relaties ontwikkelen. De waarden die vroeger zin aan haar leven gaven, zijn ontoereikend gebleken, ze moet een geheel nieuw geloofssysteem opbouwen waarop ze kan vertrouwen en steunen. Veel slachtoffers voelen zich in deze fase als een vluchteling die een nieuw land moet betreden. Vaak is een ‘heropvoeding’ noodzakelijk, waarbij alledaagse, gezonde, normale dingen in het intieme leven van mensen aan de orde komen. Geheimhouding en zwijgen horen hier niet meer bij. Het slachtoffer zal de moedige stap moeten nemen om over haar eigen gevoelswereld te spreken en deze te gaan delen met anderen.
Eens en te meer zal het slachtoffer tijdens deze fase actief zorg moeten gaan besteden aan haar gezondheid, zorg voor haar lichaam, relaties, directe omgeving, materieele zaken etc. Ze moet een veilige basis creëren van waaruit zij de wereld weer actief tegemoet gaat treden. Hulpeloosheid en isolement zijn de kernervaringen van een psychisch trauma; een hernieuwd gevoel van macht en verbondenheid zijn de kernervaringen van herstel. Het slachtoffer ziet in dat anderen van haar een slachtoffer hebben gemaakt en wat voor gevolgen dat heeft gehad. Ze zal hier vanaf nu lering uit trekken; ze weet nu hoe ze concreet het gevoel van zeggenschap en macht weer kan versterken. Dit om zichzelf te beschermen tegen toekomstige gevaren en om een hechter bondgenootschap te gaan sluiten met haar omgeving.
Het herwinnen van een gevoel van macht heeft te maken met de keuze van het slachtoffer een confrontatie aan te gaan met het gevaar. Slachtoffers beginnen in deze fase te begrijpen dat hun symptomen een hyperbool zijn van een gereguleerde reactie op gevaar. Vaak zijn ze intens bewust van hun overgevoeligheid voor dreigende situaties en voor mensen die hen aan het trauma doen herinneren. In plaats van dat deze herbelevingservaringen passief over zich heen te laten komen, geven veel slachtoffers er de voorkeur aan om hun angstgevoelens daadwerkelijk en directief aan te pakken. Een overlevende van misbruik zal er alles aan doen om weer greep te krijgen op haar gevoelens, dit heeft zij bewezen in de vorige fases: door de angst en spanning toe te laten, onder ogen te zien, zal er langzamerhand een verandering komen in de fysiologische reactie van hun lichaam. Ze zullen gewend raken aan de fysiologische gewaarwordingen en leren hoe hiermee om te gaan. Deze vrijwillige blootstelling aan gevaar leidt niet alleen tot een herstructurering van de fysiologische en psychische angstreacties van de overlevende, maar draagt ook bij tot een verbetering van haar tekortschietende sociale reacties.
Magische of neurotische middelen om je veilig te voelen werken in deze situaties niet meer. Welke tactiek je ook gebruikt, aardig zijn, geen eisen stellen, jezelf onzichtbaar maken, wachten op een redder, niets zal werken. Als de slachtoffers realistisch copinggedrag vertonen, zullen zij verbaasd en verheugd zijn over de effectiviteit hiervan. Het blijkt dat ze kunnen leren hoe ze met een touw van een rots moeten afdalen, hun volwassen vaardigheden winnen het uiteindelijk van de angst en de geringe eigendunk, waardoor ze het idee hadden nooit zoiets zouden kunnen.
Het is de bedoeling angst niet uit de weg te gaan en te leren dat ermee te leven valt, en zelfs als bron van energie en inzicht gebruikt kan worden. Een slachtoffer van misbruik moet met name leren dat er gradaties van angst bestaan. Omdat zij existentiele angst hebben ervaren moeten zij leren dat dit gevoel in mindere mate zal blijven voorkomen tijdens hun leven.
Wanneer slachtoffers enige controle hebben over hun angstgevoelens gaan ze vaak nadenken over hun gangbare houding in sociale relaties die misschien niet openlijk bedreigend zijn, maar toch gekenmerkt worden door vijandigheid of een subtiele vorm van macht en dwang. Hierna ontdekken zij ook nog andere vormen van sociale pressie, die hen ook gevangen houdt in de slachtofferrol. Ze moet niet alleen haar innerlijke conflicten overwinnen, maar zich ook losmaken van externe belemmerende invloeden en druk, omdat ze anders in hun dagelijks leven steeds te maken krijgen met een herhaling van het trauma. In de eerste fase zullen slachtoffers zich vooral terugtrekken uit sociale bezigheden uit angst voor ontkenning en vijandigheid. In deze fase willen slachtoffers de confrontatie juist aangaan met hun omgeving. Ze willen geheimen onthullen, de onverschilligheid en ontkenning van anderen aan de kaak stellen en het onrecht wat hen is aangedaan bekend maken.
Overlevenden die in hun jeugd zijn misbruikt hebben vaak een jarenlang zwijgen volgehouden om de goede orde niet te verstoren. Door dit te doen, hebben zij een last gedragen die niet de hunne is. In deze fase zegt het slachtoffer vaak ferm tegen famlieleden dat er vanaf nu onherroepelijk een einde is gekomen aan het stilzwijgen. Daarmee maken zij duidelijk dat zij niet verantwoordelijk zijn voor het gebeurde en niet langer gebukt willen gaan onder schaamte- en schuldgevoelens. Een confrontatie met familieleden bevordert het gevoel van zelfbeschikking van het slachtoffer: Een dergelijke confrontatie is alleen nuttig wanneer deze goed wordt voorbereid. De confrontatie mag pas worden ondernomen wanneer het slachtoffer geheel in staat is haar versie van de waarheid naar voren te brengen, zonder dat ze de behoefte heeft bevestigd te worden en zonder dat ze bang is voor de gevolgen. Het machtsgevoel dat gepaard gaat met de onthulling van het geheim, komt voort uit het spreken van de waarheid, hoe de familie reageert is van geen enkel belang. Weliswaar is het bevredigend als de feiten worden erkend, maar zelfs als een dergelijke reactie uitblijft of er zelfs een reactie is van ontkenning of woede heeft het waarheidspreken van het slachtoffer toch altijd een gunstige uitwerking. De overlevende is in de gelegenheid om het gedrag van haar familie/gezinsleden in deze situatie waar te nemen en komt zodoende dikwijls tot een beter begrip van de druk die als kind op haar is uitgeoefend.
Doordat veel interacties binnen families voorkomen uit vaste gewoontes en als iets vanzelfsprekends worden beschouwd, manifesteert de dynamiek van overheersing en onderdanigheid zich dikwijls in zeer triviale contacten. Het slachtoffer moet worden aangespoord om zelf het verloop van een bijkomst te bepalen, maar moet er rekening mee houden dat misschien niet het wenselijke resultaat wordt behaald. Dit zal zij moeten accepteren. Na een confrontatie voelt het slachtoffer zich vaak moedig en krachtig; niet langer geintimideerd door andere gezinsleden en zo zal zij zich langzaam losmaken van haar betrokkenheid bij destructieve familierelaties. Ze heeft inzicht gekregen in de door het trauma scheefgegroeide familiebanden en heeft meer inzicht in de beperkingen van haar familie. Dit zal haar gaandeweg de vrijheid geven een eigen leven op te bouwen, waar zij altijd zo naar heeft verlangd.
Zelfverzoening is ook een kernwaarde voor herstel. Het slachtoffer heeft niet langer het gevoel dat ze door haar traumatische verleden in de greep wordt gehouden, ze heeft weer greep op zichzelf. Dit is een langzaam proces van veel vallen en weer opstaan. De inzichten die ze heeft gekregen over de persoon die ze vroeger was en de schade die het trauma heeft aangericht bij haar als persoon moeten haar nu maken tot persoon die is en wil zijn. Daarbij moet ze putten uit de aspecten van haar persoonlijkheid die ze waardeert en die ze heeft leren kennen in alle fasen van haar leven en in het verwerkingsproces aangaande het trauma. Door alle aspecten te integreren creëert zij een hernieuwd zelf, zowel in ideale zin als in de werkelijkheid.
Het opnieuw creëren van een ideaal zelf voor de toekomst gaat tijdens deze herstelfase gepaard met een actief gebruik van fantasie en verbeeldingskracht. Tijdens de eerder herstelfase is de verbeeldingskracht door de herbeleving van het trauma geheel aan banden gelegd, waardoor vooral gevoelens van hulpeloosheid en zinloosheid domineerden. Nu heeft zij echter de mogelijkheid weer actief aan haar dromen te gaan werken. Aanvankelijk zal zij zich hiertegen verzetten uit angst voor teleurstellingen en pijn. Het vergt grote moed de vrijheid tegemoet te treden en zo uit de slachtofferrol te stappen. Nu moet het slachtoffer niet alleen haar angsten onder ogen zien, maar ook haar verlangens kenbaar gaan maken.
De therapie in deze fase is het aan het licht brengen van de verlangens van het slachtoffer en het ontwikkelen van initiatieven, bovendien kan er geëxperimenteerd worden met het vertalen van dromen en verlangens naar concrete daden. Dit is een proces van vallen en opstaan, waarbij van fouten geleerd wordt, acceptatie zal volgen en er onverwachte successen geboekt zullen worden.
Het slachtoffer zal zich in deze fase vaak wat avontuurlijker gaan opstellen en tegelijkertijd wordt haar leven gewoner. Nu ze weer langzaam verbondenheid met zichzelf voelt, wordt zij kalmer en is zij steeds beter in staat haar leven met enige gemoedsrust vorm te gaan geven. Wanneer slachtoffers van misbruik gaan inzien dat bepaalde aspecten van hun persoonlijkheid zijn gevormd door het trauma worden ze vergevingsgezinder tegenover zichzelf. Hoe actiever een overlevende zich richt op het opbouwen van een nieuw leven hoe toleranter zij wordt tegenover de herinnering aan haar getraumatiseerde zelf.
Vaak worden ook de positieve aspecten ontdekt, die ondanks het betalen van een veel te hoge prijs aan het licht zijn gekomen. Het slachtoffer zal trots voelen over haar moed het trauma doorstaan te hebben en waardering krijgen voor de aanpassingsstrategieën, die zij heeft toegepast. Mededogen en respect gaan nu samen met een gevoel van vreugde het trauma overleefd te hebben. De overlevende die haar slachtofferrol achter zich heeft gelaten, is zich volledig bewust van haar ‘gewoonheid’ (in tegenstelling tot een gevoel van ‘anders’ te zijn veroorzaakt door het isolement waarin zij heeft verkeerd), haar zwakheden en beperkingen, en ook van haar verbondenheid en verplichtingen jegens anderen. Dit besef zorgt voor evenwicht.
Tijdens deze fase zal de overlevende weer leren vertrouwen te schenken aan diegenen die haar vertrouwen verdienen en diegenen aan wie zij haar vertrouwen beter kan onthouden. Ze zal deze situaties moeten leren inschatten op een gevoel van intuïtie. Dit zal erg onwennig zijn daar dit gevoel zo lang onaangesproken is door het zwijgen wat haar is opgelegd. Ook kan zij leren zich weer autonoom te voelen en toch verbonden te zijn met anderen; ze zal weer in staat leren zijn haar grenzen en gezichtspunten kenbaar te maken en respecteert gelijk ook die van anderen. Ze neemt weer initiatief en begint met het opbouwen van een nieuwe identiteit. Ze is nu zo ver dat zij gaat proberen een hechtere relatie met anderen aan te gaan. Binnen haar eigen kring kan zij nu vriendschappen sluiten waarbij prestatiedrang, imago, of de instandhouding van een onecht zelf geen rol meer spelen.
Haar therapeutisch bondgenootschap doet nu minder intens aan en wordt betrouwbaarder en meer ontspannen. Er is ruimte voor spontantiteit en humor. Crises en verstoringen doen zich in steeds midere mate voor; het zelfwaarnemingvermogen van de patiënt is toegenomen, waardoor zij opgewassen blijkt tegen innerlijke conflicten. Nu ze zichzelf minder veroordeelt verandert ook haar kijk op haar therapeut. Vaak komt een minder geidealiseerd beeld naar voren, maar tegelijkertijd zal zij haar therapeut symphatieker gaan vinden en veel meer bereid zijn de tekortkomingen van haar therapeut door de vingers te zien.
Als de overlevende op het moment geen intieme relatie heeft, kan zij nu zonder angst en zonder twijfel en overwegen een relatie aangaan. Seksuele intitmteit is met name voor slachtoffers van een seksueel trauma een probleem. Het zal voor de overlevende geen gemakkelijke taak worden weer van seks te genieten, daar een trauma de neiging heeft door fysiologische prikkels zich toch op te dringen en door te breken in de seksuele gevoelens en fantasieën. De enige behandeling hiervoor is een gevoel van zeggenschap van de overlevende over elk aspect in haar seksuele leven.
De universele kreet van overlevenden is de wens dat datgene wat hen is aangedaan nooit meer zal plaatsvinden. De bezorgdheid van het slachtoffer om de volgende generatie zet het slachtoffer er vaak toe aan in de eerdere fases kinderen te schuwen. Maar tijdens de herstelfase, wanneer de overlevende het trauma heeft leren aanvaarden, gaat zij vaak ook meer openstaan voor nieuwe vormen van betrokkenheid bij kinderen, soms gaat zij zelfs, indien zij geen kinderen heeft, voor het eerst zelf verlangen naar een kind.
Het kwaad dat het trauma heeft aangericht, wordt pas hersteld als er voor de overlevende aanleiding is om een bepaalde roeping te gaan vervullen. Maatschappelijke actie is voor de overlevende een bron van macht, omdat er dan een beroep zal worden gedaan op haar eigen vindingrijkheid, eigenschappen die ze in een grotere context veel beter kan ontwikkelen dan in haar eentje. Een bondgenootschap met anderen voor een gemeenschappelijk doel heeft hierin een helende werking. Door deel te nemen aan maarschappelijke activiteiten moet de overlevende haar meest volwassen copingstrategieën in stelling brengen, namelijk geduld, altruïsme en humor. Het zal het beste in haar naar boven brengen, in ruil krijgt ze verbondenheid met anderen.
Overlevenden gaan zich soms inzetten voor anderen, die het slachtoffer van een trauma zijn geworden. Wat al deze inspanningen gemeen hebben, is dat ze voortkomen uit de wens om publiekelijke bewustwording te bevorderen. Overlevenden beseffen heel goed dat de mens van nature geneigd is gruwelen en wreedheden uit hun zicht en gedachten te verdrijven. Soms hebben ze dat vroeger zelf ook gedaan. Overlevenden beseffen echter eens en temeer dat diegenen die het verleden trachten te vergeten, gedoemd zijn te herhalen. Elke vorm van maatschappelijke actie van de overlevende berust op het spreken van de waarheid. Overlevenden die beslissen in het openbaar te spreken met de wens anderen daarbij te kunnen helpen, zullen zich verbonden kunnen voelen met een kracht die hun eigen vermogens zal overtreffen.
De laatste herstelfase is niet gebaseerd op de illusie dat het kwaad is overwonnen, maar op de wetenschap dat het niet volledig heeft gezegevierd en op de hoop dat er in de wereld nog liefde bestaat die genezing brengt.
De verwerking van het trauma is nooit compleet. Gedurende de gehele levenscyclus zullen de effecten zich manifesteren. Kwesties die in een bepaalde herstelfase adequaat waren verwerkt, kunnen de kop weer opsteken bij een nieuwe mijlpaal in het leven of ontwikkeling. Posttraumatische stresssymptomen zullen vaak terugkeren in tijden van stress, de overlevende moet hiervan bewust zijn om een terugval te voorkomen. Ofschoon een trauma nooit volledig is verwerkt, komt de overlevende vaak op een punt waarop ze de aandacht afwendt van de taken van herstel en zich steeds meer gaat richten op het alledaagse leven. De indicatie op werkelijke verwerking is het feit dat de overlevende weer een zekere zin van plezier in haar leven krijgt en zich steeds meer gaat bezighouden met relaties met anderen. Ze is meer geinteresseerd in het heden dan in het verleden, en geneigd de wereld met moed tegemoet te treden i.p.v met angst.
Er zijn globaal 7 criteria vastgesteld, waaruit blijkt dat een trauma is verwerkt:
- De fysiologische symptomen van de posttraumatische stress zijn redelijk onder controle;
- De betrokkene kan de gevoelens verdragen die samenhangen met het trauma;
- De betrokkene kan zelf haar herinnering bepalen, ze kan kiezen om het zich te herinneren of niet; het wordt haar niet opgedrongen;
- De herinnering aan het trauma is een coherent verhaal, waarin ook emoties tot uiting komen;
- De betrokkenen heeft weer een adequaat gevoel van eigenwaarde;
- De belangrijkste relaties van de betrokkene zijn stabiel;
- De betrokkene heeft een coherent zin- en geloofssysteem ontwikkeld, waarvan het traumatische verhaal deel uitmaakt.
In de praktijk zullen al deze factoren onderling in verband met elkaar worden gebracht en wordt aan elk aspect aandacht besteed. Het herstelproces verloopt niet volgens een rechtlijnig patroon, maar volgt vaak kronkelpaden en omwegen, waarbij kwesties die al vele malen aan de orde zijn gekomen zich weer aandienen en onder de loep genomen moeten worden om de overlevende de mogelijkheid te bieden de betekenis van wat zij heeft meegemaakt grondiger en vollediger te integreren.
Het slachtoffer, die de bij aanvang al over de enorme moed en daadkracht beschikt dit onvoorstelbare verwerkingsproces aan te gaan, moet zichzelf een overlevende noemen. De weg te willen volgen van trauma naar herstel spreekt al van een enorm karakter. Deze mensen bekijken het leven vaak met weinig illusies maar met veel dankbaarheid. Hun levensvisie is vaak extreem realistisch, wat niet verward moet worden met pessimisme. Zij accepteren dat optimisme alleen is weggelegd voor diegenen die geen groot kwaad zijn berokkend. Een overlevende heeft zijn lot geaccepteerd. Juist daarom weten zij het belang in te schatten van puur geluk, vrijheid, onvoorwaardelijke liefde en zorgzaamheid.
De weg van trauma naar herstel zal beloond worden. De slachtoffers, die een trauma hebben overleefd weten precies wat belangrijk is en wat niet. Doordat zij kennis hebben moeten maken met het kwaad, weten zij het goede te herkennen, omarmen en vast te houden. Doordat zij doodsangsten hebben doorstaan, weten zij het leven met betekenis en hernieuwde verwondering toe te treden. Juist deze mensen, als zij slagen het trauma te overleven, hebben de meeste kans op een rijk, puur, liefdevol en betekenisvol leven, omdat zij over een diepgaand besef beschikken van mededogen. Voor de ander die de moed toont met het slachtoffer en overlevende voor, tijdens en na haar herstelproces mee te willen gaan, zal de beloning even groot zijn.
Bron: Judith Lewis Herman, ‘Trauma en herstel; de gevolgen van geweld – van mishandeling thuis tot politiek geweld’, Uitgever: Wereldbibliotheek, 1995, ISBN 9789028416536, 342 pagina’s
Deze samenvatting is niet van mij. Ik kreeg het ooit van een klant.
Ben jij de auteur? Laat het mij weten!