René Gude, het agoramodel en bildung
In de laatste maanden van zijn leven werkt Gude aan wat zijn hoofdwerk had moeten worden: ‘Het agoramodel. De wereld is eenvoudiger dan je denkt’. Het agora-model houdt een manier van onderwijs in waarin de vorming van de persoonlijkheid voorop staat.
website => https://www.kb.nl/het-agoramodel-en-bildung-0
Bildung
Gude pleit voor een breed, op vorming gericht curriculum, waarbij persoonlijke vrijheid en discipline(ring) elkaar in evenwicht houden. Het agoramodel is daarbij een belangrijk hulpmiddel. Hij eindigt met de stelling: ‘de volledige infrastructuur voor de bildung is op iedere school al aanwezig. […] Wij leraren en lerarenopleiders hoeven eigenlijk alleen maar zin te krijgen in wat we al doen. Er is geen onderwijsvernieuwing of stelselwijziging nodig, juist niet. We moeten vooral blijven doen. …En denken’ (Stralen & Gude, 2012, p. 54).
De aanzet hiertoe schreef hij al in 1992. De eerste geslaagde poging is te vinden in zijn bijdrage aan de bundel …En denken! Bildung voor leraren, dat hij samen met onderwijsadviseur Gerard van Stralen (geb. 1946) samenstelde op verzoek van de Faculteit Educatie van de Hogeschool Utrecht (HU) en de Internationale School voor Wijsbegeerte (ISVW).
Op 28 juni 2012 presenteren zij het boek in Slot Zeist, waar Van Stralen vertelt over de inzet ervan. Deze publicatie gaat uit van een onderwijsconcept dat haaks staat op het Nederlandse onderwijsbeleid dat focust op toetsgericht leren van specialistische vaardigheden (Ausbildung) en waarin persoonlijkheidsvorming (Bildung) tot buitenschoolse activiteit is gemaakt en naar de privésfeer verwezen. In het onderwijsveld krijgt het boek een warm onthaal en is het startsein van de landelijke bildungsbeweging.
Gude heeft zich laten inspireren door de Duitse filosoof Peter Sloterdijk (geb. 1947) die hij meerdere malen heeft gesproken over bildung in de 21e eeuw. De weergave van deze gesprekken, waarin Sloterdijk zijn kijk op het onderwijs uiteenzet, De balans tussen disciplinering en liberalisering, vormt de kern van …En denken!
Sloterdijks visie op het onderwijs
Sloterdijk stelt dat de inzet van alle huidige bildungsdebatten eruit bestaat een compromis te vinden tussen disciplinering (Ausbildung) en liberalisering (Bildung). Deze voortdurende wisselwerkingen tussen disciplinerende en liberaliserende krachten is nergens beter waar te nemen dan op scholen, die het centrale zenuwstelsel van iedere samenleving zijn. Scholen moeten de grillen van de samenleving niet volgen. Ze dienen er immuun voor te zijn. De kern van Sloterdijks betoog is dat de school een eigen sfeer heeft, die bepalend is voor de sfeer in de samenleving en niet andersom.
Een goede school bereidt leerlingen voor op een onbekende toekomst; een toekomst waarin de banen waarvoor we ze opleiden mogelijk niet meer bestaan, waarin informatie op heel andere manieren beschikbaar is, en waarin de gedeelde normen en waarden van een ‘Leitkultur’ niet meer vanzelfsprekend zijn.
Scholen moeten de eigenzinnigheid in jonge mensen benadrukken en respecteren. Ontwikkeling kan alleen via eigen prestaties gebouwd worden op datgene wat al aanwezig is.
Sloterdijk wijst erop dat op scholen een pedagogisch pact tussen leraren en leerlingen gesloten moet worden, een juiste mix van heterodidactiek en autodidactiek. Heterodidactiek bestaat niet alleen uit het wegnemen van barrières voor zelfontwikkeling. Er moet een solide basis van niet vrijblijvende disciplinering – in houding en vaardigheden – ontwikkeld worden, die aan bildung ten grondslag ligt en deze een stabiel fundament geeft.
Hier leert de leerling feitelijk wat nodig is om leerling te kunnen zijn. Bij het vormingsproces gaat het er om dat de leerling zijn eigen stempel op de sfeer in de school drukt. Vorming is ‘stemmingmakerij’. Daarnaast zijn er voor zelfontwikkelingsprocessen richtinggevende idealen onontbeerlijk, zoals de leraar die letterlijk en figuurlijk een voorbeeld is en masterclasses met succesvolle figuren.
De Griekse agora en de levenssferen
‘Onderwijs moet opleiden voor een wereld die er nog niet is,’ aldus Sloterdijk. Maar hoe doe je dat? Gude heeft zich over deze vraag gebogen en komt tot de conclusie dat dit voorbereiden op een onbekende toekomst iets anders vereist dan leren lezen, schrijven, rekenen en een vak leren. Er moet iets aan het rijtje worden toegevoegd, namelijk ‘denken’. Het is veel belangrijker dat de school de leerling uitrust met bepaalde basisvaardigheden, waarmee hij/zij zich kan redden in deze snel veranderende wereld. Is er iets constants te vinden in deze wereld waar we iets aan hebben in het onderwijs?
Gude’s antwoord hierop is: de Griekse agora waar al het maatschappelijk verkeer plaatsvond, de centrale publieke ruimte in de Griekse polis. De agora was tegelijk het fysieke marktplein voor de handel, het onoverdekte parlement voor de politiek en de openlucht rechtbank, waar burgers hun conflicten voor de rechters brachten. Het was ook de plaats waar iedereen heen ging om het nieuws te horen. Wie zich energiek in deze levenssferen – de ‘domeinen van burgerschap’ – bewoog, ontplooide zich vanzelf.
De trainingspraktijken
Rond de agora stonden van oudsher de academie voor filosofie en wetenschap, het theater voor kunst, het stadion voor sport en een keur aan tempels voor religie. Filosofie, kunst, sport en religie zijn de civilisatietechnieken voor het trainen van onze basisvaardigheden in het sociale verkeer. Ook hiervoor geldt dat, terwijl je daar respectievelijk prudentia (verstand, inzicht), temperantia (zelfbeheersing), fortitudo (moed) en iustitia (rechtvaardigheid) als maatschappelijke deugden oefent, je bijna vanzelf tot zelfontplooiing komt. Voor die civilisatie- of trainingsprogramma’s verlieten de burgers in hun vrije tijd het actieve leven op de agora.
De vier levensferen en trainingspraktijken (Bron: Het agoramodel, p. 60-61) Download originele afbeelding
Deze trainingsprogramma’s worden door Sloterdijk ‘vrijetijdsbeschavingsoffensieven’ genoemd. Ze zijn essentieel om goed te functioneren binnen de verschillende levenssferen. De programma’s zijn van oudsher civilisatietechnieken die de burger in staat stelden, het intellect en de emoties onder controle te krijgen, respectievelijk via college, voorstelling, wedstrijd of preek. Dit is sinds de Griekse tijd niet veranderd. De trainingsprogramma’s kan iedereen ook thuis beoefenen via krant, tijdschrift, radio, tv en via internet.
Het agoramodel
Omdat de tijd ontbreekt om Het agoramodel zelf te schrijven, zet Gude de hoofdlijnen ervan in gesprekken uiteen. Hij laat zich vrijwel dagelijks interviewen door twee bevriende filosofen – Erno Eskens (geb. 1964) en Florian Jacobs (geb. 1989) – en een bevriend journalist – Peter Henk Steenhuis (geb. 1969). De uitgeschreven gesprekken vormen de basis van dit boek en zijn aangevuld met nagelaten teksten die al dan niet al eerder gepubliceerd waren in Filosofie Magazine, Trouw of de bij ISVW uitgevers verschenen boeken. Het agoramodel verschijnt postuum in 2016.
Het ‘agorabildungsmodel’ is een instrument om de samenhang tussen de trainings- en levenssferen zichtbaar te maken. Het model dient ertoe om leerlingen bewust te maken van de wereld om hen heen door hen met alle sferen van de samenleving in contact te brengen. Zodoende maken zij kennis met de mogelijke rollen die zij straks in de sterk veranderende samenleving kunnen spelen en kunnen zij zich voorbereiden op een leven in de vier trainings- en vier levensgebouwen, die op hun beurt in de alle sferen omhullende ecosfeer staan. Een gebildete leraar is een voorwaarde voor de bildung van leerlingen. Hij heeft een voorbeeldfunctie en is bij dit alles cruciaal. Hij mag de leerling bij dit proces niet aan zijn lot overlaten, maar ook niet betuttelen.
De rollen worden in dit model overzichtelijk gepresenteerd. Hiermee wil Gude aantonen dat de wereld eenvoudiger is dan je denkt. ‘Het agoramodel heeft vooral de pretentie om onze navigatie in de veranderlijke wereld zodanig te vergemakkelijken dat we er met volledige gemoedsrust lekker adequaat in opereren’ (Gude, 2016, p. 63). Met het model worden complexe problemen vereenvoudigd en vanuit verschillende perspectieven in kaart gebracht.
De vier levens- en trainingssferen en de ecosfeer (Bron: Het agoramodel, p. 64) Download originele afbeelding
Het agoramodel is niet alleen bruikbaar voor bildung van leraren en leerlingen, maar ook als wereldbeschouwing, voor professionals om problemen op het werk op te lossen, voor humeurmanagement in je leven en voor ambachtelijk zingeven in bedrijven. Het agoramodel toont aan dat de complexiteit van al deze zaken uit slechts vier sociale omgangssferen bestaat: privé, privaat, publiek en politiek. Daarmee maakt het model de werkelijkheid niet simpeler dan het is, maar maakt de complexiteit concreet en begrijpelijk. In feite moet het model leiden tot eerherstel van die grote projecten die we met elkaar ondernemen.
Bildung en geluk
Bildung vereist dat leerlingen bereid zijn om deel te nemen aan de trainingsprogramma’s voor lijf, verbeelding, verstand en goede wil. Dit is niet te veel gevraagd, volgens Gude, want we hebben een aangeboren aanleg tot saamhorigheid en deze is vatbaar voor bildung. Om tot zelfkennis te komen moeten we de soorten bindingen begrijpen, die mensen met anderen aangaan.
Het agoramodel biedt een overzichtelijk aantal levensgebieden, waaraan mensen kunnen deelnemen. Idealiter neemt een burger aan alle trainingsprogramma’s deel. Het is essentieel dat ze vrijwillig worden beoefend. ‘Als je je soepel door elk van de levensgebieden weet te bewegen, dan ben je goed op weg. Dan ben je gebildet. Als je ze mede weet vorm te geven, ben je gelukkig. Bildung is dus een voorwaarde voor geluk’ (Gude, 2016, p. 102). Of zoals Aristoteles het uitdrukte: ‘Geluk is gelukt zijn.’
Literatuurverwijzingen
- René Gude, Het agoramodel : de wereld is eenvoudiger dan je denkt. Leusden, ISVW Uitgevers, 2016
- Gerard van Stralen & René Gude, …En denken! : bildung voor leraren. Leusden, ISVW, 2012