PSALM 99
De psalmberijming van 1773 is een nog altijd in Nederland gebruikte berijming die in 1773 op last van de Staten-Generaal in Nederland is ingevoerd, en die daarom ook wel de Statenberijming wordt genoemd. Het uitgangspunt van deze berijming vormen de melodieën van de Geneefse psalmen en de tekst van de psalmen in het Oude Testament. Ik heb ze vroeger op de zondagsschool en op de basisschool geleerd.
Voor een overzicht van gebruikte psalmen op deze website kijk HIER
Psalm 99 (HSV)
1 De HEERE regeert; laten de volken sidderen.
Hij troont tussen de cherubs; laat de aarde beven.
2 De HEERE is groot in Sion,
Híj is verheven boven alle volken.
3 Laten zij Uw grote en ontzagwekkende Naam loven.
Heilig is Hij.
4 Loof de macht van de Koning, Die het recht liefheeft.
Ú hebt een billijk bestuur gevestigd,
Ú hebt recht en gerechtigheid gedaan in Jakob.
5 Roem de HEERE, onze God;
buig u neer voor de voetbank van Zijn voeten.
Heilig is Hij.
6 Mozes en Aäron waren onder Zijn priesters,
Samuel onder wie Zijn Naam aanriepen;
zij riepen tot de HEERE
en Híj verhoorde hen.
7 Hij sprak tot hen in een wolkkolom;
zij hebben Zijn getuigenissen in acht genomen
en de verordeningen die Hij hun had gegeven.
8 HEERE, onze God, Ú hebt hen verhoord;
U bent voor hen een vergevend God geweest,
hoewel U wraak oefende over hun daden.
9 Roem de HEERE, onze God;
buig u neer voor Zijn heilige berg,
want heilig is de HEERE, onze God.
Psalm 99 (berijmd)
Vers 1
God, de HEER, regeert;
Beeft, gij volken, eert,
Eert Zijn hoog bestel,
Die bij Israël
Tussen Cherubs woont,
En Zijn grootheid toont;
Dat zich d’ aard bewege;
Hij is Isrels zege.
Vers 2
God, die helpt in nood,
Is in Sion groot;
Aller volken macht
Niets bij Hem geacht;
Buigt u dan in ‘t stof,
En verheft met lof
‘t Heilig Opperwezen;
Wilt het eeuwig vrezen.
Vers 3
Looft met hart en stem,
Looft de kracht van Hem,
Die het recht bemint
In Zijn rijksbewind.
‘t Recht hebt Gij gestaafd;
‘t Geen G’ aan Jacob gaaft,
Toond’ aan Isrels leden
Recht en billijkheden.
Vers 4
Roemt nu onzen God;
Knielt op Zijn gebod,
Voor Zijn voetbank neer;
Heilig is de HEER
Op Zijn hogen troon.
Amrams grote zoon
En zijn broeder waren
Bij zijn priesterscharen.
Vers 5
Ook was Samuël,
Op Gods hoog bevel,
Biddend voor Zijn volk,
Als een hemeltolk;
Hij en and’ren meer
Riepen tot den HEER,
Die met gunstig’ oren
Hun geroep wou horen.
Vers 6
Uit Zijn heiligdom,
In een wolkkolom,
Heeft Hij Zijne wet
Bij hen ingezet,
Die door ‘s HEEREN kracht,
Van hen werd volbracht.
‘t Nakroost der Hebreeuwen
Volge dit all’ eeuwen.
Vers 7
Gij, met hen begaan,
Hebt hun wens voldaan;
HEER, die naar Uw woord,
Hun gebed verhoort,
Gij, Gij waart hun lot,
Hun vergevend God;
Schoon z’ ook om hun zonden,
Straffen ondervonden.
Vers 8
Geeft dan eeuwig’ eer
Onzen God en HEER;
Klimt op Sion, toont
Eerbied, waar Hij woont,
Waar Zijn heiligheid
Haren glans verspreidt:
Heilig toch en t’ eren
Is de HEER der heren.