PSALM 33
De psalmberijming van 1773 is een nog altijd in Nederland gebruikte berijming die in 1773 op last van de Staten-Generaal in Nederland is ingevoerd, en die daarom ook wel de Statenberijming wordt genoemd. Het uitgangspunt van deze berijming vormen de melodieën van de Geneefse psalmen en de tekst van de psalmen in het Oude Testament. Ik heb ze vroeger op de zondagsschool en op de basisschool geleerd.
Voor een overzicht van gebruikte psalmen op deze website kijk HIER
Psalm 33 (HSV)
1 Zing vrolijk in de HEERE, rechtvaardigen! Een lofzang past de oprechten.
2 Loof de HEERE met de harp, zing psalmen voor Hem met de harp en de tiensnarige luit.
3 Zing voor Hem een nieuw lied, speel welluidend met vrolijke klanken.
4 Want het woord van de HEERE is recht en al Zijn werk betrouwbaar.
5 Hij heeft gerechtigheid en gericht lief, de aarde is vol van de goedertierenheid van de HEERE.
6 Door het Woord van de HEERE is de hemel gemaakt, door de Geest van Zijn mond heel hun legermacht.
7 Hij verzamelt het water van de zee als een dam, Hij sluit de diepe wateren op in schatkamers.
8 Laat heel de aarde voor de HEERE vrezen, laat alle bewoners van de wereld bevreesd zijn voor Hem.
9 Want Híj spreekt en het is er, Híj gebiedt en het staat er.
10 De HEERE vernietigt de raad van de heidenvolken, Hij verbreekt de gedachten van de volken.
11 Maar de raad van de HEERE bestaat voor eeuwig, de gedachten van Zijn hart bestaan van generatie op generatie.
12 Welzalig het volk dat de HEERE tot zijn God heeft, het volk dat Hij Zich als eigendom verkozen heeft.
13 De HEERE schouwt uit de hemel en ziet alle mensenkinderen.
14 Vanuit Zijn verheven woonplaats aanschouwt Hij alle bewoners van de aarde.
15 Hij vormt hun aller hart; Hij let op al hun daden.
16 Een koning wordt niet verlost door een groot leger, een held wordt niet gered door grote kracht.
17 Het paard geeft valse hoop op de overwinning en bevrijdt niet door zijn grote kracht.
18 Zie, het oog van de HEERE is over wie Hem vrezen, op hen die op Zijn goedertierenheid hopen,
19 om hun ziel te redden van de dood en hen in het leven te behouden, wanneer er honger is.
20 Onze ziel verwacht de HEERE, Hij is onze hulp en ons schild.
21 Want ons hart is in Hem verblijd, omdat wij op Zijn heilige Naam vertrouwen.
22 Laat Uw goedertierenheid over ons zijn, HEERE, zoals wij op U hopen.
Psalm 33 (berijmd)
Vers 1
Zingt vrolijk, heft de stem naar boven,
Rechtvaardigen, verheft den HEER.
Het past oprechten, God te loven;
Zingt Zijnen groten naam ter eer.
Prijst Hem in uw psalmen,
Met de schoonste galmen;
Roept Zijn weldaan uit;
Laat de keel zich paren
Met den klank der snaren;
Looft Hem met de luit.
Vers 2
Roemt nu met nieuwe lofgezangen
De nieuwe blijken van Zijn gunst;
Het speeltuig moet dien toon vervangen;
Heft vrolijk aan, wijdt Hem uw kunst.
Alles moet Hem eren;
Want het woord des HEEREN,
‘t Richtsnoer Zijner daân,
Is volmaakt rechtvaardig,
Al onz’ achting waardig;
Eeuwig zal ‘t bestaan.
Vers 3
Hij schept in ‘t heilig recht behagen;
Zijn wijsheid is alom verspreid;
Men hoort al ‘t wereldrond gewagen
Van Zijne goedertierenheid.
‘s HEEREN alvermogen
Bracht de hemelbogen
Door Zijn woord in ‘t licht;
Heeft de flonkervuren,
Die den tijd verduren,
Door Zijn Geest gesticht.
Vers 4
Hij doet de grote waat’ren zwellen,
Te zaâm vergaad’ren tot een hoop,
En naar den diepen afgrond snellen,
Daar zij beperkt zijn in hun loop.
Laat al d’ aard’ Hem vrezen,
Die, als ‘t Opperwezen,
‘t Al heeft voortgebracht;
Laat de wereld schrikken;
Laat z’ all’ ogenblikken
Sidd’ren voor Zijn macht.
Vers 5
Geen ding geschiedt er ooit gewisser,
Dan ‘t hoog bevel van ‘s HEEREN mond:
Zijn Godd’lijk’ almacht spreekt, en ‘t is er,
Zijn wil gebiedt, en ‘t wordt terstond.
Schoon de heid’nen samen
List op list beramen,
God verbreekt hun raad;
Schoon de mogendheden
Snood ontwerpen smeden,
Hij belacht haar haat.
Vers 6
Maar d’ altoos wijze raad des HEEREN
Houdt eeuwig stand, heeft altoos kracht;
Niets kan Zijn hoog besluit ooit keren;
‘t Blijft van geslachte tot geslacht.
Zalig moet men noemen,
Die hun Maker roemen
Als hun HEER en God;
‘t Volk, door Hem tevoren
Gunstig uitverkoren
Tot Zijn erv’ en lot.
Vers 7
De grote Schepper aller dingen
Ziet, uit het ongenaakbaar licht,
Het gans gedrag der stervelingen;
Niets is bedekt voor Zijn gezicht.
Uit Zijn vaste woning,
Waar Hij heerst als Koning,
Waar Zijn lof, Zijn eer,
Klinkt door al de bogen,
Zien Zijn Godd’lijk’ ogen
Op al ‘t mensdom neer.
Vers 8
‘t Is God, aan tijd noch plaats verbonden,
Wiens toezicht over alles gaat;
Die’t harte vormt en kan doorgronden;
Die aller werken gadeslaat.
Schilden, bogen, dolken,
Dappre oorlogsvolken,
Wijsheid, moed noch kracht,
Kunnen ooit in ‘t strijden,
Enig vorst bevrijden,
Zonder ‘s HEEREN macht.
Vers 9
Het briesend paard moet eind’lijk sneven,
Hoe snel het draav’ in ‘t oorlogsveld;
‘t Kan niemand d’ overwinning geven;
Zijn grote sterkte baat geen held.
Neen, de HEER der heren
Doet ons triumferen;
Hij, geducht in macht,
Slaat elk gunstig gade,
Die op Zijn genade
In benauwdheid wacht.
Vers 10
Zijn machtig’ arm beschermt de vromen,
En redt hun zielen van den dood;
Hij zal hen nimmer om doen komen
In duren tijd en hongersnood.
In de grootste smarten
Blijven onze harten
In den HEER gerust;
‘k Zal Hem nooit vergeten,
Hem mijn Helper heten,
Al mijn hoop en lust.
Vers 11
Laat ons alom Zijn lof ontvouwen:
In Hem verblijdt zich ons gemoed,
Omdat wij op Zijn naam vertrouwen,
Dien Naam, zo heilig, groot en goed.
Goedertieren Vader,
Milde zegenader,
Stel Uw vriend’lijk hart,
Op Wiens gunst wij hopen,
Eeuwig voor ons open;
Weer steeds alle smart.