PSALM 24
De psalmberijming van 1773 is een nog altijd in Nederland gebruikte berijming die in 1773 op last van de Staten-Generaal in Nederland is ingevoerd, en die daarom ook wel de Statenberijming wordt genoemd. Het uitgangspunt van deze berijming vormen de melodieën van de Geneefse psalmen en de tekst van de psalmen in het Oude Testament. Ik heb ze vroeger op de zondagsschool en op de basisschool geleerd.
Voor een overzicht van gebruikte psalmen op deze website kijk HIER
Psalm 24 (HSV)
1 Een psalm van David. De aarde is van de HEERE en al wat zij bevat, de wereld en wie er wonen.
2 Want Híj heeft haar gegrondvest op de zeeën en haar vastgezet op de rivieren.
3 Wie zal de berg van de HEERE beklimmen? Wie zal staan in Zijn heilige plaats?
4 Wie rein is van handen en zuiver van hart, wie zijn ziel niet opheft tot wat vals is, en niet bedrieglijk zweert.
5 Hij zal zegen ontvangen van de HEERE en gerechtigheid van de God van zijn heil.
6 Dat is het geslacht van hen die naar Hem vragen, die Uw aangezicht zoeken; dat is Jakob. Sela
7 Hef uw hoofden op, o poorten, en verhef u, eeuwige deuren, opdat de Koning der ere binnengaat.
8 Wie is deze Koning der ere? De HEERE, sterk en geweldig, de HEERE, geweldig in de strijd.
9 Hef uw hoofden op, o poorten, ja, verhef ze, eeuwige deuren, opdat de Koning der ere binnengaat.
10 Wie is Hij, deze Koning der ere? De HEERE van de legermachten, Hij is de Koning der ere. Sela
Psalm 24 (berijmd)
Vers 1
Al d’ aard’ en alles wat zij geeft,
Met al wat zich beweegt en leeft,
Zijn ‘t wettig eigendom des HEEREN.
Hij heeft z’, in haren ochtendstond,
Op ongemeten zeên gegrond,
Doorsneden met rivier en meren.
Vers 2
Wie klimt den berg des HEEREN op?
Wie zal dien Godgewijden top,
Voor ‘t oog van Sions God, betreden?
De man, die, rein van hart en hand,
Zich niet aan ijdelheid verpandt,
En geen bedrog pleegt in zijn eden.
Vers 3
Die zal, door ‘s HEEREN gunst geleid,
En zegen en gerechtigheid
Van God, den God zijns heils, ontvangen.
Dit ‘s Jacob, dit is’t vroom geslacht,
Dat naar God vraagt, Zijn wet betracht,
En zoekt Zijn aanschijn met verlangen.
Vers 4
Verhoogt, o poorten, nu den boog;
Rijst, eeuw’ge deuren, rijst omhoog;
Opdat de Koning in moog’ rijden.
Wie is die Vorst, zo groot in eer?
‘t Is God, d’ almachtig’ Opperheer;
‘t Is God, geweldig in het strijden.
Vers 5
Verhoogt, o poorten, nu den boog;
Rijst, eeuw’ge deuren, rijst omhoog;
Opdat g’ uw Koning moogt ontvangen.
Wie is die Vorst, zo groot in kracht?
‘t Is ‘t Hoofd van ‘s hemels legermacht;
Hem eren wij met lofgezangen.