PSALM 146
De psalmberijming van 1773 is een nog altijd in Nederland gebruikte berijming die in 1773 op last van de Staten-Generaal in Nederland is ingevoerd, en die daarom ook wel de Statenberijming wordt genoemd. Het uitgangspunt van deze berijming vormen de melodieën van de Geneefse psalmen en de tekst van de psalmen in het Oude Testament. Ik heb ze vroeger op de zondagsschool en op de basisschool geleerd.
Voor een overzicht van gebruikte psalmen op deze website kijk HIER
Psalm 146 (HSV)
1 Halleluja! Mijn ziel, loof de HEERE.
2 Ik zal de HEERE loven in mijn leven, ik zal voor mijn God psalmen zingen zolang ik er nog ben.
3 Vertrouw niet op edelen, op het mensenkind, bij wie geen heil is.
4 Zijn geest gaat uit hem weg, hij keert terug tot zijn aardbodem; op die dag vergaan zijn plannen.
5 Welzalig is hij die de God van Jakob tot zijn hulp heeft, die zijn verwachting stelt op de HEERE, zijn God,
6 Die hemel en aarde gemaakt heeft, de zee en al wat daarin is; Die voor eeuwig de trouw bewaart,
7 Die de onderdrukten recht doet, Die de hongerigen brood geeft. De HEERE maakt de gevangenen los,
8 de HEERE opent de ogen van de blinden. De HEERE richt de gebogenen op, de HEERE heeft de rechtvaardigen lief.
9 De HEERE bewaart de vreemdelingen, Hij houdt wees en weduwe staande, maar de weg van de goddelozen maakt Hij krom.
10 De HEERE zal voor eeuwig regeren; uw God, Sion, is van generatie op generatie. Halleluja!
Psalm 146 (berijmd)
Vers 1
Prijs den HEER met blijde galmen;
Gij, mijn ziel, hebt rijke stof;
‘k Zal, zo lang ik leef, mijn psalmen
Vrolijk wijden aan Zijn lof;
‘k Zal, zo lang ik ’t licht geniet,
Hem verhogen in mijn lied.
Vers 2
Vest op prinsen geen betrouwen,
Waar men nimmer heil bij vindt;
Zoudt g’ uw hoop op mensen bouwen?
Als Gods hand hun geest ontbindt,
Keren zij tot d’ aarde weer,
Storten met hun aanslag neer.
Vers 3
Zalig hij, die in dit leven
Jacobs God ter hulpe heeft;
Hij, die door den nood gedreven,
Zich tot Hem om troost begeeft;
Die zijn hoop, in ’t hachlijkst lot,
Vestigt op den HEER, zijn God.
Vers 4
’t Is de HEER, wiens alvermogen
’t Groot heelal heeft voortgebracht;
Die genadig uit den hogen
Ziet, wie op Zijn bijstand wacht,
En aan elk, die Hem verbeidt,
Trouwe houdt in eeuwigheid.
Vers 5
’t Is de HEER, die ’t recht der armen,
Der verdrukten gelden doet;
Die, uit liefderijk erbarmen,
Hongerigen mild’lijk voedt;
Die gevang’nen vrijheid schenkt,
En aan hun ellende denkt.
Vers 6
’t Is de HEER, wiens mededogen
Blinden schenkt het lieflijk licht;
Wie in ’t stof lag neergebogen,
Wordt door Hem weer opgericht;
God, die lust in waarheid heeft,
Mint hem, die rechtvaardig leeft.
Vers 7
’t Is de HEER, die vreemdelingen
Met een wakend oog beschouwt;
Weêuw en wees in twistgedingen
En in kommer staande houdt;
Maar Zijn arm, der vromen hoop,
Stuit de bozen in hun loop.
Vers 8
’t Is de HEER van alle heren,
Sions God, geducht in macht,
Die voor eeuwig zal regeren
Van geslachte tot geslacht.
Sion, zing uw God ter eer!
Prijs Zijn grootheid; loof den HEER.