PSALM 145
De psalmberijming van 1773 is een nog altijd in Nederland gebruikte berijming die in 1773 op last van de Staten-Generaal in Nederland is ingevoerd, en die daarom ook wel de Statenberijming wordt genoemd. Het uitgangspunt van deze berijming vormen de melodieën van de Geneefse psalmen en de tekst van de psalmen in het Oude Testament. Ik heb ze vroeger op de zondagsschool en op de basisschool geleerd. We zongen ze thuis, bijvoorbeeld na het eten aan tafel.
Voor een overzicht van gebruikte psalmen op deze website kijk HIER
Psalm 145 (HSV)
1 Een lofzang van David. Mijn God en Koning, ik zal U roemen aleph en Uw Naam loven, voor eeuwig en altijd.
2 Iedere dag zal ik U loven beth en Uw Naam prijzen, voor eeuwig en altijd.
3 De HEERE is groot en zeer te prijzen, gimel Zijn grootheid is niet te doorgronden.
4 Generatie op generatie zal Uw werken roemen, daleth zij zullen Uw machtige daden verkondigen.
5 Ik zal spreken van de heerlijke glorie van Uw majesteit, he en van Uw wonderlijke daden.
6 Zij zullen de kracht van Uw ontzagwekkende daden in herinnering roepen; waw Uw grootheid, die zal ik vertellen.
7 Zij zullen de mond doen overvloeien van de gedachtenis aan Uw grote goedheid, zain en vrolijk zingen van Uw gerechtigheid:
8 Genadig en barmhartig is de HEERE, cheth geduldig en groot aan goedertierenheid.
9 De HEERE is voor allen goed, teth Zijn barmhartigheid rust op al Zijn werken.
10 Al Uw werken zullen U loven, HEERE; jod Uw gunstelingen zullen U danken.
11 Zij zullen de heerlijkheid van Uw Koninkrijk in herinnering roepen kaph en van Uw macht spreken,
12 om de mensenkinderen Zijn machtige daden bekend te maken, lamed de glorierijke heerlijkheid van Zijn Koninkrijk.
13 Uw Koninkrijk is een Koninkrijk van alle eeuwen, mem Uw heerschappij omvat alle generaties.
14 De HEERE ondersteunt allen die vallen, samech Hij richt alle gebogenen op.
15 De ogen van allen wachten op U, ain U geeft hun hun voedsel op zijn tijd.
16 U doet Uw hand open pe en verzadigt al wat leeft, naar Uw welbehagen.
17 De HEERE is rechtvaardig in al Zijn wegen, tsade goedertieren in al Zijn werken.
18 De HEERE is allen nabij die Hem aanroepen, koph allen die Hem in waarheid aanroepen.
19 Hij vervult het verlangen van wie Hem vrezen, resj Hij hoort hun hulpgeroep en verlost hen.
20 De HEERE bewaart allen die Hem liefhebben, sjin maar Hij vaagt alle goddelozen weg.
21 Mijn mond zal van de lof van de HEERE spreken, taw alle vlees zal Zijn heilige Naam loven, voor eeuwig en altijd.
Psalm 145 (berijmd)
Vers 1
O God, mijn God, Gij aller vorsten HEER,
Ik zing, verheugd, Uw groten naam ter eer;
Ik zal den roem van Uwe majesteit
Verhogen tot in d’ eindlooz’ eeuwigheid;
‘k Zal dag aan dag U eer en dank bewijzen.
De HEER is groot; al ‘t schepsel moet Hem prijzen;
Zijn grootheid streeft het kloekst begrip te boven.
Laat elk geslacht Zijn werk en almacht loven.
Vers 2
Ik zal, o HEER, dien ik mijn Koning noem,
Den luister van Uw majesteit en roem
Verbreiden, en Uw wonderlijke daân
Met diep ontzag aandachtig gadeslaan.
Elks juichend hart zal Uw geducht vermogen,
De grote kracht van Uwen arm verhogen;
Ik zal mijn stem met aller lofzang paren,
En overal Uw grootheid openbaren.
Vers 3
Zij zullen, uit de volheid van ‘t gemoed,
Gedachtig aan den milden overvloed
Van Uwe gunst, die roemen bij elkeen,
En juichen van al Uw gerechtigheên.
De HEER is goed en vriend’lijk en weldadig,
Barmhartig, mild, lankmoedig en genadig;
Hij doet Zijn gunst aan allen klaar bemerken;
Zijn goedheid is verspreid op al Zijn werken.
Vers 4
Al wat Gij wrocht, zal juichen tot Uw eer;
Uw gunstvolk zal verblijd U zeeg’nen, HEER,
En roemen van Uw koninkrijk, Uw macht,
Uw heerlijkheid en Goddelijke kracht;
Om, waar zich ‘t hart ooit voelt in leerzucht blaken,
Uw heerlijkheid, Uw macht bekend te maken,
En d’ eer Uws rijks, zo groot, zo hoog verheven,
Voor aller oor den hoogsten roem te geven.
Vers 5
Uw heerschappij verduurt zelfs d’ eeuwigheid;
Uw koninkrijk is eind’loos uitgebreid.
Gij ondersteunt hem, die voor ‘t onheil zwicht:
Wie nederstort, wordt door U opgericht.
‘t Ziet al op U; ‘t blijft alles op U wachten;
Gij sterkt door spijs, te rechter tijd, hun krachten;
G’ ontsluit Uw hand, ontfermend en weldadig,
Opdat Uw gunst, al wat er leeft, verzadig’.
Vers 6
De HEER is recht in al Zijn weg en werk;
Zijn goedheid kent in ‘t gans heelal geen perk.
Hij is nabij de ziel, die tot Hem zucht;
Hij troost het hart, dat schreiend tot Hem vlucht;
Dat ongeveinsd, in ‘t midden der ellenden,
Zich naar Gods troon met zijn gebeên blijft wenden;
Hij geeft den wens van allen, die Hem vrezen;
Hun bede heeft Hij nimmer afgewezen.
Vers 7
De HEER bewaart de ziel, die Hem bemint;
Maar Hij verdelgt, dien Hij godd’loos bevindt.
Mijn blijde tong zal roemen in den HEER,
En alle vlees zal juichen tot Gods eer.