Peter Rollins – Verslaafd aan God
De mens heeft een ontembare zucht naar zekerheid en bevrediging van zijn behoeften. Dat resulteert in het scheppen van afgoden. Zelfs van God kunnen wij zo’n afgod maken. Dat is de rode draad in dit boek ‘Verslaafd aan God‘ van de spraakmakende theoloog Peter Rollins.
auteur: Piet van Die
datum: 29 november 2017
website: https://www.pietvandie.nl/recensies/boeken/zelfs-van-god-kun-je-een-afgod-maken/
Rollins is een vertegenwoordiger van de Emergent Church, een nieuwe vorm van kerkzijn die zich niet gemakkelijk in een hokje laat onderbrengen. Ze is, zeg maar, vloeibaar. Ze neemt de vorm aan van de context waarin zij opduikt. Rollins is net zo vloeibaar en dynamisch. De orthodoxe ketter – zo noemt hij zich.
Hoewel een vertegenwoordiger van een nieuw soort kerk, deelt hij zijn boek in in een drieslag waarin je bijna de hink-stap-sprong van de Heidelbergse Catechismus terugziet: ellende-verlossing-dankbaarheid. Bij Rollins heten ze oude schepping-nieuwe schepping-nieuw collectief.
Rollins start bij onze ‘ellende’. Die begint al vroeg, namelijk als je als kind van de moeder gescheiden wordt. Dan ontstaat een gemis, een kloof waardoor de mens een hang naar zekerheid en geborgenheid krijgt. Maar door die hang gaan we afgoden scheppen: producten waarvan we ten onrechte denken dat ze ons gelukkig maken.
Van God kan ook zo’n ‘geluksproduct’ gemaakt worden. En Rollins is van mening dat kerken en geloofsgemeenschappen dat op grote schaal doen. Maar dat is een afgod die niet waarmaakt wat hij belooft. Rollins wil laten zien dat de boodschap van het evangelie de afgoden wil vernietigen. Het wil ons brengen tot een levensinstelling die deze hang naar zekerheid opgeeft en het kwetsbare, barre leven omarmt.
Jezus is ons dat komen voordoen. Sterker nog, in hem verscheen God die de afgod teniet doet. Hij ‘daalde af’ en deelde met ons dit eindige, kwetsbare leven. Zo werd zichtbaar hoe en wie de ware God is: een mysterie dat dit imperfecte leven omarmt en zinvol maakt, een mysterie dat nooit een verlengstuk kan zijn van onze primaire wensen en behoeften.
Door deze boodschap kan een nieuwe gemeenschap ontstaan. Een gemeenschap waarin wij ons niet wentelen in een collectief eigen gelijk, maar waar we geconfronteerd worden met mensen die anders zijn dan wij en die tegelijk een spiegel zijn waarin wij ons eigen ware gezicht zien en leren aanvaarden. Kortom, een gemeenschap waarin vermeende gedeelde identiteit gebroken wordt en ieder individu zijn ware aard kent en aanvaardt.
Mijn leeservaring: ik ging van uiterste naar uiterste. Op sommige punten raakte Rollins mij diep en las ik hem met instemming. Zijn redenering is vaak scherpzinnig, zijn ideeën aanstekelijk. Vooral waar hij spreekt over God als mysterie. Citaat: ‘De afgod die wij begeren is niet alleen zinvol voor ons, maar is zó buitengewoon zinvol dat al het andere daadwerkelijk zinloos wordt. Daarentegen is de God die in de liefde te vinden is niet zinvol, maar God is die werkelijkheid die de wereld zinvol maakt’.
Maar ronduit teleurstellend vond ik het derde deel. Je denkt: nu komt het, nu horen we wat het praktisch gaat betekenen en hoe we moeten leven. Maar het hoofdstuk is een opsomming van cursussen, evenementen en performances (liturgieën kan ik het niet noemen) die gepraktiseerd worden in Rollins’ eigen gemeenschap in Belfast en die maar één richtpunt lijken te hebben: de ontregeling en deconstructie van onze hang naar zekerheid.
Zo eindigt het boek spartaans en ‘kaal’. Geen woord over het gebed of het geloof in het dagelijks leven. Een anticlimax. Jammer, want het boek verdiende meer. Rollins heeft er zich op het laatst te gemakkelijk vanaf gemaakt.
Peter Rollins bestrijdt het idee van geloof als drug in zijn nieuwste boek Verslaafd aan God #leestip
De vierde zomerse leestip is Verslaafd aan God, waarin Peter Rollins onze verslaving aan een God die gelukkig maakt aan de kaak stelt. In onderstaand interview vertelt hij waarom hij dit boek geschreven heeft. En we mogen een boek weggeven!
datum: 9 augustus 2017
website: https://www.lazarus.nl/artikel/2017/08/interview-peter-rollins-uit-verslaafd-aan-god
Dit interview staat achterin het boek Verslaafd aan God.
Kun je iets zeggen over de titel Verslaafd aan God?
Het wordt tegenwoordig bij kerkmensen steeds populairder om specifieke theologische taal te vermijden in hun gesprekken en in de dingen die ze schrijven. Dat zie je bijvoorbeeld in bijbelvertalingen die mikken op een tekst die geschreven is in ‘omgangstaal’. In tegenstelling tot deze trend ben ik geïnteresseerd in het opnieuw doordenken en opnieuw bezig zijn met veel van deze oude theologische begrippen. Ik geloof namelijk dat deze termen een diepgang, een zeggingskracht en een gewicht hebben waar wij nog maar nauwelijks aan toe zijn gekomen. Ze hebben een stimulerende kracht die ver uitgaat boven het eenvoudige begrip van de termen waarin zo vaak door religionisten (aanhangers van de polytheïstische religie uit de Griekse oudheid) over wordt gepreekt.
De centrale term die ik in dit boek wil onderzoeken en ontsluiten is afgoderij. In het bijzonder wil ik laten zien hoe het idee van God zoals dat in grote delen van de kerk wordt gepreekt niets meer is dan een onmachtige afgod. Eenvoudig gezegd leidt dit tot de stelling dat God wordt behandeld als niets meer dan een product, een product dat zekerheid en bevrediging belooft terwijl het niets anders dan onwaarheid en onvrede laat zien.
Dat mag een krasse bewering zijn, maar het betreft de kern van mijn theologische project. Wanneer de lezer dit door heeft zal hij begrijpen wat ik bedoel wanneer ik beweer dat de huidige kerk grofweg de oude schepping representeert. Mijn stelling is dat een nieuwe gemeenschap mogelijk is, een gemeenschap aan de afgoderij voorbij. Een gemeenschap die groepsgrenzen kan overschrijden en ons kan leren hoe de wereld te omarmen en te vechten voor echte emancipatie.
Welke factoren inspireerden of dwongen je om juist nu Verslaafd aan God te schrijven?
Al mijn boeken zijn geschreven als een poging om te spreken over de kern van de zaak als datgene waarmee we moeten worstelen om een nieuwe en levende gemeenschap geboren te laten worden. Een gemeenschap gebouwd op de bevrijdende boodschap die wordt gevonden in het gebeuren van Christus. Mijn boeken en artikelen proberen het archimedische punt te vinden van waaruit we de gigantische structuur omver kunnen werpen die een reactionaire en afgodische levensvorm propageert, in een valse vermomming van het christelijk geloof; een structuur waar we met ons gezonde verstand misschien de spot mee drijven, maar die we omarmen op liturgisch en inhoudelijk niveau. Dit laatste boek is mijn meest systematische en meest duidelijke schets van het probleem zoals ik het zie. In die zin geloof ik dat het een hermeneutische sleutel biedt waarmee al mijn andere werk kan worden begrepen. Het geeft een beeld van de omheining waarbinnen de rest van mijn werk zijn plek vindt.
Welke specifieke trends of kenmerken van de moderne kerk probeer je in dit boek tegen te gaan?
In wezen beweer ik dat de moderne kerk meedoet aan veel van de concrete praktijken die zijn bedacht om het leven een idee van veiligheid te geven. Dat doet zij door verkondiging aan te bieden én gebeden én liederen die onze groepsidentiteit versterken en vervulling beloven. Zodoende wordt de kerk een soort coffeeshop die feelgood-drugs verkoopt aan wie er binnenkomen.
Het probleem is echter dat onze poging om de moeilijkheden die bij het leven horen te vermijden, er niet toe leidt dat we vrij zijn van het lijden maar eerder dat we er angstig van worden. De waarheid dat we lijden, kunnen we misschien een groot deel van de tijd vermijden, maar we lopen altijd het gevaar om er direct mee geconfronteerd te worden. Hierdoor neigen we ertoe om het idee van veiligheid vast te houden of het nu via de kerk is, via drank of via drugs.
Zulke dingen zijn op zichzelf genomen geen probleem, maar eerder de ‘oplossing’ voor een probleem, namelijk het probleem van de pijn. Niettemin komt de beperktheid van deze oplossing de volgende dag al aan het licht wanneer we de terugkeer ervaren van alles wat we hadden onderdrukt. De pijn is niet doorstaan maar eenvoudig vermeden. Met als gevolg dat we worden verleid om de cyclus te herhalen.
Er is echter een andere manier om met onze pijn om te gaan. Deze andere manier houdt in dat je deelneemt aan een symbolische handeling. Je zou bijvoorbeeld naar een dichter kunnen gaan luisteren die het lijden aan verlies op muziek zet, een individu die in staat is om het soort lijden dat je voelt lyrisch te verwoorden. In zo’n dichter ontmoeten we een mens die geweldig veel moed heeft getoond, want door te kunnen zingen over haar lijden laat ze zien dat ze er niet door is verslagen. Wanneer we luisteren naar de muziek worden we uitgenodigd om ons te laten raken door de donkere kant van de muziek om zo onze eigen donkere kant te ontmoeten op een manier die we kunnen hanteren.
Mijn zorg is dat de meeste van de momenteel bestaande kerken werken als een soort drug, met voorgangers die lijken op de aardigste en meest oprechte drugdealers. Waar we voor betalen zijn onze liederen, preken en gebeden die ons eerder helpen om ons lijden uit de weg te gaan dan om het te verwerken. In tegenstelling daarmee pleit ik voor gemeenschappen die eerder lijken op professionele rouwenden die voor ons huilen op een manier die ons confronteert met ons eigen lijden, de stand-up comedians die spreken over de pijn om mens te zijn of de dichters die, in het plaatselijk café, zingen over het leven.
Met andere woorden: een kerk waar de liturgische structuur God niet behandelt als een product dat ons heel zegt te maken (en een oplossing is voor al onze problemen), maar als het mysterie dat ons in staat stelt uitbundig te leven te midden van de moeilijkheden van het leven. Een plaats waar we worden uitgenodigd om de werkelijkheid van ons mens-zijn onder ogen te zien, niet zo dat we wanhopig worden, maar zo dat we bevrijd raken van de wanhoop die al binnen in ons smeult, de wanhoop die ons tot slaaf maakt, de wanhoop die we weigeren onder ogen te zien.
Wat voor weerstand heb je ontmoet bij het religieuze establishment als gevolg van je boek?
Weerstand is een interessant fenomeen, omdat het niet hetzelfde is als louter een verschil van mening. Er zijn meer dan genoeg mensen die het niet met me eens zijn, van wie ik velen als mijn beste vrienden beschouw. Er zijn echter situaties waarin ik een soort venijnige onenigheid tegenkom die je zou kunnen aanduiden met ‘weerstand’. Wat hier interessant aan is, is de manier waarop deze reactie vaak precies het tegenovergestelde van een echt meningsverschil aangeeft.
Weerstand ontstaat wanneer iemand een diep innerlijk conflict ervaart naar aanleiding van wat er gezegd is. Dit conflict is vaak het gevolg van een of andere innerlijke botsing waarin iets van het gehoorde herkenning vindt, maar men niet in staat is of niet bereid om dat uit te spreken. Misschien klinkt dat in het begin vreemd, maar de mensen die de meeste weerstand laten zien ten aanzien van wat ik zeg, doen dat vaak omdat ze het gevoel hebben dat het klopt.
In het algemeen merk ik dat mensen bereid zijn om dit innerlijke conflict te erkennen en ermee aan de slag te gaan zolang ik ze benader op een niet agressieve, vriendelijke manier. In feite zijn sommige mensen die me in het verleden het felst hebben aangevallen vervolgens vrienden geworden. Vanwege de ontregelende aard van mijn werk denk ik vaak dat wanneer je geen weerstand voelt ten opzichte van de ideeën die ik onderzoek, je er niet serieus genoeg mee bezig bent. Ik weet dat ik er zelf nog steeds weerstand tegen voel.
Welke van je ideeën schijnen de grootste controverses binnen het christendom te hebben opgeroepen?
Sommige mensen zijn van hun stuk gebracht door de manier waarop ik sommige vragen, geloofsvoorstellingen en gedachten die veel mensen in de kerk fundamenteel vinden, tussen haakjes zet. Met het ‘tussen haakjes zetten’ verwijs ik naar het academische handwerk waarbij je sommige vragen parkeert om meer elementaire en potentieel nog belangrijkere vragen te stellen. Terwijl de kerk en haar meest uitgesproken opponenten de neiging hebben zich te richten op zaken die te maken hebben met het bestaan van God, de historiciteit van de verschillende dogma’s en de status van de Bijbel ben ik vooral bezig met de betekenis van het Christusgebeuren zoals beschreven door de apostel Paulus en welke manier van leven daardoor wordt uitgedrukt. Verder ben ik bezig met hoe we zo’n leven kunnen beginnen en daar vorm aan kunnen geven.
Heb je feedback gekregen op de ideeën die in het boek Verslaafd aan God staan van mensen buiten de christelijke leefwereld?
Ja. Eigenlijk was mijn eerste inspiratie om het boek te schrijven het directe resultaat van het uitwisselen van ideeën met een aantal mensen die zichzelf niet zouden omschrijven als theïstisch of religieus. Ze wisten niet dat er zoiets was als een geloof dat werkelijk onwetendheid omarmde, verschil in ere hield en een onmiddellijke omarming van het leven bepleitte.
Wanneer ik het land doorga om her en der te spreken, ontdek ik dat meer en meer mensen zonder enige religieuze achtergrond zich direct bezighouden met deze christelijke visie. Bovendien ben ik vaker in gesprek met mensen van diverse religieuze tradities (boeddhisten, hindoes, moslims en christenen). Ideeën als het loslaten van je tribale groepsidentiteit, de wereld omarmen in plaats van de wereld mijden, en het afwijzen van systemen die met de kwaliteit van Haarlemmerolie beloften doen over weten en vervulling, vinden weerklank op alle mogelijke plaatsen. Misschien omdat deze onderwerpen groter zijn dan welke religie ook en belangrijk blijken te zijn voor allen die geïnteresseerd zijn in wat het betekent om menselijk te zijn.
Leverde het schrijfproces van dit boek voor jou in persoonlijk opzicht nog verrassingen op?
Een van de redenen waarom ik zo geniet van het schrijven is dat het je op plaatsen brengt waar je nooit van had kunnen dromen toen je aan het begin van je reis stond. Wanneer een boek af is, praten schrijvers vaak alsof ze de uitkijkpost al kenden die ze zouden bereiken, maar het avontuur van het schrijven is veel anarchistischer dan dat. Als een schrijver begint met een sterk omlijnd idee van waar hij wil eindigen en daar dan aankomt, dan is hij is waarschijnlijk bezig met louter dogmatisch werk in plaats van het gevaarlijke en opwindende werk van het echte denken.
In het begin had ik niet het idee dat ik een boek zou schrijven dat zo zich zo sterk bediende van theologische taal. Dat was niet mijn oorspronkelijke bedoeling. Ik wilde alleen onderzoeken wat het betekent om menselijk te zijn en hoe we het leven volledig kunnen omarmen. Maar toen ik schreef kon ik niet voorbijgaan aan de provocerende bronnen van de christelijke traditie, hoewel ik veel werk moest verrichten om ze te redden uit de klauwen van de kerk. Als iemand die nooit enige bedoeling had om iets te schrijven wat academici systematische theologie noemen, zag ik dat dit vorm begon te krijgen, terwijl ik de contouren van het landschap onderzocht waar ik doorheen reisde.
Wat is de belangrijkste boodschap waarvan je hoopt dat de lezer die meeneemt uit Verslaafd aan God?
Mijn voornaamste wens is dat dit werk er een bijdrage toe levert om de lezer op een positieve manier te prikkelen en te verontrusten. Liever dan dat ze het eenvoudig eens of oneens zijn met de boodschap, hoop ik dat degenen die met het boek aan de slag gaan op een nieuwe en gunstige manier reflecteren op hun leven. Terwijl elke schrijver er heimelijk wel een zeker genoegen in schept als hij zijn lezers weet te overreden om net zo naar de wereld te kijken als hijzelf doet, is mijn voornaamste wens niet dat mensen het eens zijn met mijn visie op de wereld, maar dat ik ze iets in handen geef dat hen stimuleert om zichzelf moeilijke vragen te stellen.
Mijn belangrijkste aandachtspunt is niet te veranderen wat mensen geloven, maar lezers te vragen om zelf na te denken over waarom ze geloven wat ze geloven. Ik nodig mensen uit mee te doen met een soort archeologisch graafwerk met als doel te ontdekken of hun geloofsvoorstellingen hen ervan weerhouden het niet-weten en het lijden te omarmen en zo ja, wat ze eraan zouden kunnen doen.
Ten slotte hoop ik dat het boek voor die lezers die ontdekken dat ze nu vragen gaan stellen bij sommige dingen die ze ooit als vanzelfsprekend zagen, hen zal aanmoedigen om op zoek te gaan naar gelijkgestemde mensen die dezelfde weg bewandelen, individuen die misschien medewerkers worden in de opdracht om de nieuwe gemeenschappen te smeden waar de christelijke tekst vingerwijzingen voor geeft.
Onlangs was Peter Rollins in Amsterdam om op een speciaal belegde studiedag een presentatie te geven aan de Protestantse Universiteit. Hij verklaarde daar wat onwennig te zijn omdat hij nooit in een academische setting optreedt, maar daar was eerlijk gezegd weinig van te merken. Met een verbazende overtuigingskracht hield hij een stevig verhaal over de basisideeën die ten grondslag liggen aan zijn nu in het Nederlands vertaalde boek, The Idolatry of God (Verslaafd aan God).
auteur: Bert Altena
datum: 20 april 2017
website: https://www.bertaltena.com/peter-rollins-verslaafd-aan-god/
De Noord-Ierse Rollins (1973) is filosoof maar ook actief in een avant-gardistische christelijke voorhoede van experimenterende geloofsgemeenschappen. Hij noemt zichzelf een pyrotheoloog, die de heilige huisjes van kerk en theologie in brand zet. Hij hanteert graag de methode van de rebel, die radicale dingen zegt én doet, en zo een ontregelend effect heeft. De rebel die zich niet laat vangen in de strakke kaders van een academisch discours, konden de deelnemers aan de genoemde studiedag ervaren.
In Verslaafd aan God strijdt Rollins op twee fronten. Tegen conservatieve theologie die blijft steken in een voor-kritische letterlijkheid aan de ene kant en tegen een liberale theologie die met haar over-kritische geest de radicaliteit van de christelijke boodschap ontmantelt. Voor Rollins gaat het er juist om de radicaliteit te bewaren, wat betekent dat de vreemdheid, het paradoxale, het geheim, het ontregelende wordt gekoesterd. In een interview dat de vertaler, Rudolf Kooiman, had met Rollins en dat achterin het boek is opgenomen, zegt hij het zo: “Mijn belangrijkste aandachtspunt is niet te veranderen wat mensen geloven, maar lezers te vragen om zelf na te denken over waarom ze geloven wat ze geloven. Ik nodig mensen uit mee te doen met een soort archeologisch graafwerk met als doel te ontdekken of hun geloofsvoorstellingen hen ervan weerhouden het niet-weten het lijden te omarmen en zo ja, wat ze eraan zouden kunnen doen” ( 214).
Bij dat archeologisch graafwerk hanteert Rollins het instrumentarium dat wordt aangereikt door de psychoanalytische theorie van Freud en Lacan. Aan het begin van de geestelijke ontwikkeling van de mens staat de fundamentele ervaring van de scheiding (moeder – kind) en dus van verlies. Mensen zijn een heel leven bezig om die verlieservaring te verwerken, door iets of iemand te zoeken wat hen (weer) gelukkig zou kunnen maken. Dat kan van alles zijn, geld, roem, macht, liefde. Ook godsdienst vervult vaak deze functie, om ons gelukkig te maken en een gevoel van vervulling te geven.
Volgens Rollins is dat echter net niet de bedoeling. De christelijke traditie is niet het antwoord op onze oer-vraag of oer-behoefte, maar een andere manier om met het fundamentele gevoel van verlies en tekort om te gaan, namelijk door deze in stand te houden, in plaats van weg te drukken. Al het andere is een af-god. God treedt aan het licht waar mensen het vermogen ontwikkelen om het leven te nemen zoals het is. “De boodschap is dat te midden van de overtuiging dat het leven geen zin heeft (het verlies van de afgod), het leven nog steeds kan worden ervaren als zinvol door het omarmen en beamen van het leven zelf: door te eten, te drinken en door ons te verheugen over het leven zoals het is. Dat is een revolutionaire boodschap die ons vertelt dat het verlies van ‘God’ (de religieuze afgod), hoewel traumatisch, een nieuwe ervaring kan ontsluiten van God die in ons midden woont, iets wat juist in de daad van het omarmen van het leven wordt bevestigd” ( 93).
Het verrassende van Rollins is, dat hij vanuit dit centrale uitgangspunt traditionele begrippen heel anders leest en van een nieuwe inhoud voorziet. Anders dan de vrijzinnige (liberale) theologie die in een stamelende verlegenheid begrippen als werken der wet, afgogderij, erfzonde, kruis en opstanding het liefst links laat liggen, vult Rollins ze op een nieuwe radicale manier in. Erfzonde is bijvoorbeeld een concept dat we niet kunnen missen, ook al zijn liberale christenen daartoe geneigd, omdat het allemaal veel te zwaar klinkt en te negatief en ieder mens wezenlijk het goede in zich draagt, enzovoort. Erfzonde of oerzonde is “een uitdrukking die niet betekent dat er niets goeds in ons is, maar in plaats daarvan verwijst naar het idee dat er geen deel van ons bestaan is dat niet gekenmerkt en beïnvloed wordt door het effect van deze scheiding en vervreemding” (33).
Rollins schudt de boel behoorlijk op, als een punker in de theologie.
In zijn De orthodoxe ketter, vorig jaar in vertaling verschenen, gaf hij al een aantal zelfgeschreven of bewerkte verhalen, die gebruikt zijn in de meetingachtige vieringen die hij met zijn makkers organiseert. Ook in Verslaafd aan God lezen we in het hoofdstuk ‘Wil je je geloof kwijtraken? Kom dan bij de kerk’, enkele praktijkvoorbeelden. ‘Don’t try this at home’, werd er gegrapt in Amsterdam, en dat is wel een beetje terecht, want het zijn behoorlijk ver doorgevoerde theatrale ensceneringen die niet zomaar in iedere reguliere kerkelijke setting toegepast kunnen worden.
Neemt niet weg dat de basisideeën, door Rollins met overtuiging gebracht, uitdagen om de christelijke traditie te herwaarderen als de kritische stem die altijd nodig blijft om valse vanzelfsprekendheden te ondermijnen.