Opvolging – niet zoals bedoeld
Het familiebedrijf heeft zeven kinderen. Het is vier generaties het oud. De oudste zoon Aron, is het zesde kind. Er zitten vijf zussen boven hem. Zussen die Aron alles uit handen namen, toen hij jong was. Als baby wordt hij in een kruiwagen rondgereden. Als peuter vertelt zijn oudere zus hem en hun omgeving wat Aron wil en wat hij niet wil. Daarom lijkt het alsof hij een ontwikkelingsachterstand opgelopen heeft. Aron wordt geknuffeld en gedragen door de ene, dan weer door de ander grote zus.
Aron wil dolgraag in het loonbedrijf komen, is idolaat van de machines. Eerst is er de twijfel of hij dat wel kan en nu hij het blijkt te kunnen, is er te weinig werk. Hij zit al in de cooperatie maar moet ergens zijn geld verdienen met tijdelijke banen, om de periodes van ‘komkommer’tijd uit te zitten en als er veel werk in het bedrijf is, dan weer in te springen. Zo gaat dat een tijd door. Hij maakt geen carrière. Hij is altijd de tijdelijke kracht. Hij woont met zijn vrouw en kinderen het kleine huisje op het erf, totdat er ruimte komt in het grote huis. Hij staat tot zijn veertigste letterlijk en figuurlijk in de wachtstand. Dan kan hij fulltime in het bedrijf komen werken, maar mee beslissen mag hij niet.
Tot op de dag dat de overname een feit is. De handtekening wordt bij de notaris gezet.
Zijn ouders verhuizen naar het ‘bakhuis’. Hij verhuist naar het grote huis.
Maar nog steeds heeft hij niets in te brengen.
Het erfdeel van zijn broers en zussen wordt aan hem geleend, waardoor iedereen vindt dat hij eigenlijk aan hen verantwoording schuldig is, maar niemand vraagt er direct om. Want het is hun geld. Vader Philip draait op de achtergrond de scepter. Vader Philip houdt de oude tractoren, die hij door de tijd heen heeft verzameld, in een grote schuur. Daar blijven ze staan, want daar hebben ze immers altijd al gestaan. Ook al moesten ze eigenlijk plaats maken voor nieuwe machines.
De eerste vijf jaar moet alles bij het oude blijven. Aron is wel de baas op papier, maar heeft het nergens geleerd en nergens een kans gekregen om daadwerkelijk baas te zijn. Hij probeert het wel. Aron heeft grootse plannen, maar die worden de grond ingeboord.
Vader Philip, doet zijn beklag bij zijn vrouw over hun onopgevoede zoon, die niet meer doet wat hij zegt. Zijn vrouw informeert indirect hun kinderen, die vervolgens hun broer langs hun neus weg op de vingers tikken. Daarnaast maakt iedereen nog veelvuldig gebruik van de machines, zonder te vragen, want ‘ja, dat overleggen ze wel met pa!’ Maar dat het officieel geen bedrijf meer is van hun vader dat vergeten ze. Ten einde raad word ik door de moeder gebeld of ik kan praten met hun zoon Aron, want zo gaat het niet meer in de familie. Vader Philip is geen prater. Dat heeft hij ook niet geleerd en hij gaat het ook niet meer leren. Dat doen ze niet in de familie, want het gaat zo ook wel.
Ik ga in gesprek met de ouders, informeer bij ze hoe het gegaan is toen zij jong waren. Philips vader (Arons grootvader) vertrok wegens ziekte (rug en nekklachten) van het erf en de jongelui van toen namen het over en trokken in het huis. Al heel jong had Philip de verantwoordelijkheid voor het bedrijf alleen, Dat bedrijf heeft hij stapje voor stapje uitgebouwd. Tien jaar geleden is het bedrijf gerenoveerd en dat is volgens hen voorlopig nog voldoende. Ze zeggen me: ‘Wie krijgt zo’n gezond bedrijf in zijn schoot geworpen?’
Ze vertellen over hun zorgen over hun niet communicatieve zoon Aron, die nu wel de eigenaar is, maar niet overlegd met Vader Philip en zeker niet dankbaar is.
Ik ga op gesprek bij de zoon Aron en zijn vrouw. Ze zijn open en eerlijk en reflectief. Dat is verrassend, want het beeld dat ik heb gekregen uit de verhalen, is een heel ander beeld. De zoon zit wel vol boosheid: niet gezien, niet gehoord, niet serieus genomen. Aron heeft veel verdriet: hij is tot zijn 40ste in de wachtstand gezet en nu hij het bedrijf heeft overgenomen, nu mag hij nog zijn idealen niet waarmaken!
Er wordt ook geen rekening gehouden met het ouder worden van vader Philip. Hij wordt aan alle kanten ontzien. Maar dat daardoor deze zoon Aron – die nu eigenaar is – met schade aan de machines komt te zitten, dat wordt afgedaan met: ‘ach, een klein deukje!’, ‘nou, het is maar een paaltje!’ en verder moet de zoon niet zeuren. Aron ziet zijn vader Philip achteruitgaan, maar daar wil niemand van zijn broers en zussen, noch zijn moeder weten.
Dan ga ik in gesprek met de broers en zussen. Wat blijkt: de tweede zoon Boaz heeft het bedrijf ook over willen nemen, maar daarvan wordt al heel jong gezegd: ‘geen schijn van kans! De oudste zoon is de erfgenaam en neemt het over.’ Maar Boaz is wel het lievelingetje van zijn vader. Boaz wordt regelmatig bevraagd door zijn ouders: ‘Hoe zou jij dat nu hebben gedaan?’, ‘Wat vind jij nu van je oudste broer?’
Het is een kluwen aan misverstanden, vooronderstellingen en aannames en achter elkaars rug om over elkaar, maar niet met elkaar, praten.
Niemand denkt er aan hoe dat voor de oudste zoon Aron, het zesde kind, is geweest en is.
Ik teken op een flapover het genogram, de geschiedenis van het familiebedrijf en de geschiedenis van de overnames, maar ook de waarden en normen van de gezinnen. Ik maak zo de patronen zichtbaar. De onmogelijkheden en de uitdagingen tonen zich vanzelf. Het is erg lastig omdat in het gezin nooit is en wordt gepraat. De dingen worden meestal in het voorbij gaan even genoemd. In de hoop dat de ander begrijpt wat er bedoeld wordt. Als ik dan vraag: wat betekent dat? Dan zeggen ze: Je moet er niet zoveel aandacht aan geven. Maar als ik dóór blijf vragen, dan weten ze eigenlijk niet wat ze bedoelen te zeggen en zijn ze blij met mijn uiteindelijke formulering.
Langzaamaan wordt het patroon zichtbaar en komt in eerste instantie de erkenning voor de oudste zoon door de meeste zussen en broers. Ook de moeder geeft schoorvoetend toe dat er wel wat scheef is gegaanl. Maar ze bedoelen het zo goed. Dat ze vroeger van plan waren ook van het erf te vertrekken als hun zoon het overnam, maar ja: ‘pa, werkt nog zo graag! Is nog ze graag bezig met de machines’
Vervolgens onderzoek ik met zoon Aron of het toch niet handig is om het familiebedrijf van de hand te doen of over te dragen aan de broer Boaz en een bedrijf elders te beginnen. Maar Aron zegt uiteindelijk: ‘híer ligt mijn hart!’
Na een tijdje heb ik het ‘jonge’ stel veel inzicht kunnen geven, heb ik gezorgd voor een externe mentor en input gegeven hoe de gesprekken aan te gaan. Ze leren hoe ze duidelijker kunnen communiceren, maar niet vanuit de aanklagers rol, maar vanuit de volwassenheid: dit zie ik…, dit stel ik voor…, dit heb ik graag…, dit ga ik niet meer accepteren…
De ouders zijn teleurgesteld in mij. Ze vinden me te scherp en verdrietig dat ik zoon Aron niet in het gareel heb gedwongen. Ze moeten wel toegeven dat Aron het bedrijf prachtig aan het ontwikkelen is, ‘maar ja… daar had pa de aanzet toe gegeven!’
Het is een heel lang proces! Uiteindelijk geeft het proces zoon Aron zijn eigen plek als eigenaar van het familiebedrijf. Hij is er trots op.
Kijk voor meer informatie: https://www.dinekevankooten.nl/archief/familiebedrijven/