Opgesloten in zijn hoofd (casus Arie)
Toen ik als organisatiecoach werkte bij zijn bedrijf, had ik een aantal bijeenkomsten geleid met het directieteam en de managementteams van de diverse divisies. Ik ontmoette hem bij verschillende sessies. Zijn betrokkenheid en immense inzet vielen me op.
Toen een oefening niet ‘slaagde’ trok hij, opvallend en m.i. grotendeels onterecht, de verantwoordelijkheid daarvoor naar zich toe in de vorm van een zelf beschuldigend debat met zichzelf. Na afloop sprak ik hem daar op aan en stelde voor daar op een ander moment samen naar te kijken. De volgende dag al belde hij voor een afspraak. Ik voelde de urgentie aan en verschoof een aantal afspraken in mijn agenda.
Daar zaten we dan, Arie en ik.
Hij liep af als een wekker, heftig en gedetailleerd. Een enkele vraag van mij trok, zo zei hij, een beerput open. Zijn refrein was: “Dineke, ik denk dat ik gek word van alle gedachten in mijn kop. Ik kan ze niet stop zetten. Misschien ben ik wel bezeten. Het is alsof er in mijn kop allerlei denkprocessen tegelijkertijd aan de gang zijn.” Hij vertelde dat als hij ’s morgens wakker werd, hij tal van antwoorden had op processen die die nacht in zijn hoofd kennelijk gewoon door waren gegaan. Hij had nu het gevoel dat hij waanzinnig begon te worden. Die processen en antwoorden koppelden zich a.h.w. aan de spijlen van zijn bed en kwamen op hem af.
Ik luisterde. En luisterde. Als een traditionele psychotherapeut humde ik af en toe, om hem te laten weten dat ik hem hoorde en dat mijn aandacht volledig bij hem was en bleef. Een enkele keer vroeg ik: “Wat bedoel je? Hoe is dat voor je?” Hij vertelde over:
* zijn intense eenzaamheid vanaf de lagere school en zijn gevoel met niemand contact te hebben;
* de sturing van zijn ouders, zelfs bij zijn studie;
* zijn gevoelloosheid (terwijl ik zag hoe sensitief hij was);
* de vreselijke spanningen in zijn lijf en (op mijn vraag hoe hij die spanning ontlaadde)
* zijn verslaving aan masturbatie en porno;
* zijn asociaal zijn (terwijl ik hem in het managementteam juist ervaarde als opvallend sociaal en gericht op de ander;
* zijn zinloze werk (terwijl zijn betekenis voor het bedrijf zo evident was);
* zijn nutteloosheid voor de maatschappij (terwijl hij vele vooraanstaande posities had bekleed of nog bekleedde);
* zijn terugkerende worsteling met de wens een einde aan zijn leven te maken, in de hoop dan rust te vinden, toch durfde hij niet zo ver te gaan omdat hij bang was dat hij daardoor misschien na dit leven nog veel meer zou moeten uit zoeken.
Na een korte stilte vroeg ik hem: “Weet jij hoe intelligent je bent?” Hij reageerde verstoord – alsof hij mij betrapte op mijn eerste onnozele vraag: “Ja, dat weet ik wel.” Uit een test aan het eind van de lagere school bleek dat hij een IQ van 138 had.
Ik vroeg wat er was gedaan met dit testresultaat. Hij keek mij geërgerd aan, alsof het zonde van onze tijd was om het daarover te hebben: “Hè? Niets. Wat moet je daarmee?” Het was een getal, meer niet. Ik vertelde hem dat mijns inziens dat getal en de betekenis daarvan wel eens de oorzaak konden zijn van al zijn ervaringen. Ik legde uit dat het IQ-getal niet hetzelfde is als een telefoonnummer of een huisnummer, maar dat het iets zegt over zijn genen, zijn manier van leven, zijn manier van denken, zijn manier van voelen en zelfs over zijn manier van geloven.
Even was het stil. Echt stil. Zijn lichaam verstrakte alsof alle cellen hun adem in hielden. Toen zag (en voelde) ik dat alle raderen in zijn hoofd weer op volle toeren gingen draaien. Alle `alsdan scenario’s` passeerden in hoog tempo de revue. Toen hij me verbijsterd aankeek, legde ik hem uit dat:
* een hoog IQ regelmatig betekent een hoog EQ (hoogbegaafd = hoog gevoelig);
* een hoog IQ regelmatig betekent een hoog RQ (hoogbegaafd = hoog religieus gevoel);
* het bottom-up up denken van het reguliere onderwijs (lager, middelbaar en universitair) haaks staat op het top-down denken van een h.b.-er;
* de spanning in zijn lijf, veroorzaakt door al het aanpassen en de denkprocessen in zijn hoofd, er bij tieners voor zorgt dat masturbatie een korte ontspanning oplevert wat bij gewenning hieraan later regelmatig resulteert in pornoverslaving;
* zoveel zien en zoveel ervaren als hij deed het gevoel geeft geen echt contact met de ander te hebben, omdat je steeds ervaart dat het in het contact niet gaat over waar het echt om zou moeten gaan;
* zoveel zien en zoveel ervaren in je werk, en merken dat daarvan nog geen 10% wordt uitgevoerd en tegelijk zien dat anderen dit helemaal niet lijken te zien, noch zich er druk over maken, je het gevoel geeft dat wat jij ziet en doet nutteloos is;
* h.b.-ers over het algemeen goed weten wat ze niet weten maar vergeten wat ze wel weten, waardoor ze snel het gevoel krijgen niet echt vakbekwaam te zijn;
* het aanpassen en het ontbreken van spiegelbeelden ertoe leidt, dat je niet weet wie jij bent en wat jij echt wilt.
Ik noemde deze aspecten puntsgewijs, wetend dat ze later uitgewerkt zouden worden. Op dit moment gaven ze hem erkenning, rust en vertrouwen. Hij keek me aan met een blik van herkenning, ontzetting en ongeloof. Hij deed zijn handen voor zijn gezicht en schokte over heel zijn lichaam. Zonder tranen huilde zijn lichaam. Radeloos keek hij me aan en zei: “Niemand, niemand weet dit van me. Niemand, niemand heeft dit ooit tegen mij gezegd. Ik dacht dat ik gek werd. En jij…”
Het feit dat hij ‘dacht’ zei, gaf me het vertrouwen dat er al een ommekeer was. De eerste stap op een lange, lange weg. Een sprankje hoop was geboren. Naarmate de tijd vorderde bleek het noodzakelijk dat hij:
* zich ziek meldde en naar de huisarts ging;
* zich lichamelijk buitengewoon ging inspannen (fietsen, hardlopen, in de tuin werken). Zo raakte hij zijn adrenaline kwijt en kwamen zijn hersenen tot rust;
* zijn denkprocessen op papier ging zetten. Zo kreeg hij vat op zijn gedachten en denkloops en zo ontwikkelde hij zijn introspectie;
* oefeningen ging doen die hem weer in contact brachten met zijn gevoel;
* een socialisatieverslag schreef(levensloop).
Na zijn vertrek zocht ik direct contact met Aad, iemand die een soort gelijk proces had doorgemaakt. Aad was bereid als buddy te fungeren voor Arie. Zodat Arie zou weten dat hij:
* niet de enige in de wereld is die zo denkt en functioneert;
* zich gesteund weet en geholpen op de momenten dat hij het moeilijk heeft;
* tips krijgt van een lotgenoot / een andere man.
In de praktijk zochten ook de vrouwen van Arie en Aad elkaar op en wisselden ervaringen uit.
Arie bleef een aantal maanden thuis, met alle steun van zijn werk. Hij werd een aantal uren per week vrijgesteld om aan een ‘eigen’ project te werken en indien noodzakelijk hoefde hij 1 dag in de week ‘niet’ te werken (mede omdat zijn werktempo al uitzonderlijk lag). Dat stelde hem in staat zijn hoofd tot rust te laten komen. De praktijk wees uit dat deze vrije uren juist zeer vruchtbaar werden voor het werk.
Arie is een rustige evenwichtige man geworden. Hij weet wat hij kan; wat hij niet moet doen en wat hij wil. Iemand die zichzelf serieus neemt en daardoor ook anderen.