1) Ontwikkeling van je lijf en je Ik
In mijn zoektocht naar de manier waarop de motorische ontwikkeling en de ik-ontwikkeling invloed op elkaar hebben, kwam ik uit bij de antroposofie, die daar bewuster mee bezig lijkt te zijn dan andere tradities of filsofiën.
In de antroposofie, ontwikkeld door Rudolf Steiner, wordt motorische ontwikkeling gezien als een belangrijk onderdeel van de algehele menselijke ontwikkeling, waarbij lichamelijke, geestelijke en spirituele aspecten met elkaar verbonden zijn. Steiner legt de nadruk op de harmonie tussen lichaam, ziel en geest, en hoe motorische vaardigheden zich ontwikkelen in relatie tot deze drie dimensies.
Motorische ontwikkeling
Volgens de antroposofische visie speelt motorische ontwikkeling een cruciale rol in de vorming van het ‘ik’ en de basis voor latere cognitieve en sociale vaardigheden. Steiner beschrijft de motorische ontwikkeling in fasen die overeenkomen met verschillende stadia van de menselijke ontwikkeling, waarin de lichamelijke bewegingen niet alleen fysieke vaardigheden zijn, maar ook diepere, spirituele betekenissen dragen.
1. De vroege kindertijd (0-7 jaar)
In de eerste zeven jaar van het leven ligt de nadruk op de ontwikkeling van het fysieke lichaam. Het kind is nog in de fase van “imitatie”, waarbij het leren van motorische vaardigheden sterk verbonden is met de omgeving en de modellen die het kind imiteert. In deze periode ontwikkelt het kind de basis van motorische coördinatie, van eenvoudige bewegingen zoals grijpen en rollen tot complexere handelingen zoals lopen en spreken.
- Lichaamsbeweging en imitatie: Kinderen leren door te imiteren wat ze in hun omgeving zien. Dit proces helpt niet alleen bij de fysieke motoriek, maar draagt ook bij aan de ontwikkeling van het denken, voelen en willen. Het leren lopen, bijvoorbeeld, is niet alleen een lichamelijke vaardigheid, maar heeft ook diepgaande invloeden op de zintuiglijke waarneming en de algehele ontwikkeling van het kind.
- De ontwikkeling van de ademhaling: In deze vroege jaren is de ademhaling sterk verbonden met de motorische ontwikkeling. Steiner beschreef de ademhaling als een weerspiegeling van de interactie tussen het fysieke lichaam en het ‘ik’. Diepe ademhalingspatronen ondersteunen de ontwikkeling van een sterk ‘ik’ en een gezonde fysieke basis.
2. De schoolleeftijd (7-14 jaar)
In deze fase verschuift de motorische ontwikkeling naar een verfijning van de vaardigheden en een nadruk op het ontwikkelen van sociale en creatieve vermogens. Het lichaam wordt sterker en de motoriek wordt meer gecoördineerd. Het kind begint meer controle te krijgen over zijn bewegingen en leert meer gestructureerde activiteiten zoals handwerken, muziek en sport.
- Handwerken en kunst: Motorische vaardigheden worden verder verfijnd door activiteiten zoals breien, houtbewerken en schilderen. Dit heeft niet alleen invloed op de fijne motoriek, maar stimuleert ook de verbeeldingskracht en de ontwikkeling van het gevoel voor schoonheid en esthetiek. De antroposofie beschouwt kunst als een wezenlijk middel voor de ontwikkeling van de ziel en het ‘ik’.
- Beweging en ritme: Volgens Steiner is ritme van groot belang voor de motorische ontwikkeling. Ritmische bewegingen (zoals dansen of bepaalde vormen van gymnastiek) helpen het kind om een gevoel van harmonie en innerlijke balans te ontwikkelen. Dit ondersteunt de integratie van het lichaam met de geest en versterkt het gevoel van wil en zelfcontrole.
3. De adolescentie (14-21 jaar)
In de adolescentie is er een meer bewuste relatie tussen het ‘ik’ en het lichaam. De motorische vaardigheden zijn verder verfijnd en de adolescent ontwikkelt een meer zelfstandige en gecompliceerde controle over zijn bewegingen. In deze fase ontstaat er een sterker besef van persoonlijke identiteit en de wens om zelf beslissingen te nemen over lichamelijke activiteiten en interesses.
- Zelfexpressie en sport: De adolescent ontdekt de mogelijkheid om via sport en fysieke activiteiten zijn/haar innerlijke kracht en wil te ontwikkelen. Hier is de focus meer gericht op zelfexpressie en het verkennen van persoonlijke grenzen, zowel fysiek als mentaal.
- Harmonie van het zelf: De antroposofie legt de nadruk op het ontwikkelen van een gezonde relatie tussen het fysieke lichaam en de ziel. De puberteit is een periode van grote veranderingen, en het is essentieel dat het individu zich bewust wordt van de veranderende behoeften van het lichaam en het vermogen ontwikkelt om deze veranderingen in harmonie met de geest te integreren.
Het belang van ritme en herhaling
In de antroposofie wordt benadrukt dat motorische vaardigheden niet alleen door oefenen en herhalen van bewegingen worden verbeterd, maar dat deze herhaling ook helpt om een innerlijke ritmische basis te creëren. Dit ritme ondersteunt de ontwikkeling van het ‘ik’ en het gevoel van wil, en heeft invloed op zowel het fysieke als het geestelijke welzijn van het kind.
Lichamelijke opvoeding volgens Steiner
In de antroposofische pedagogie, zoals toegepast in de Vrije School, krijgt lichamelijke opvoeding een bijzondere plek. Het is geen ondergeschikte activiteit, maar een essentiële factor in de algehele ontwikkeling van het kind. De nadruk ligt op het versterken van de motorische en ritmische vaardigheden, het stimuleren van samenwerking en sociale interactie, en het ontwikkelen van een positieve houding ten opzichte van het lichaam en fysieke gezondheid.
Conclusie
Volgens de antroposofie is motorische ontwikkeling veel meer dan alleen het aanleren van fysieke vaardigheden. Het is een proces dat diep verbonden is met de ontwikkeling van de ziel en het ‘ik’. De fysieke bewegingen van een kind ondersteunen de vorming van het karakter, het denken, voelen en willen, en zijn essentieel voor de algehele harmonie tussen lichaam en geest. Het ontwikkelingsproces wordt gezien als een dynamische interactie tussen de fysieke werkelijkheid en de spirituele aspecten van het menselijke wezen.
Ik-ontwikkeling
1. Het ‘ik’ in de antroposofie: een spiritueel principe
In de antroposofie is het ‘ik’ meer dan alleen het persoonlijke ego of het zelfbewustzijn zoals we dat in de psychologie kennen. Het wordt beschouwd als een spiritueel principe, een wezenlijke essentie die door meerdere incarnaties heen reist en zich in elk leven verder ontwikkelt. Dit ‘ik’ is het centrum van de menselijke wil, het denken, en het gevoel, en heeft de potentie om zich te verheffen naar hogere spirituele niveaus.
Steiner beschreef het ‘ik’ als het element in de mens dat het lichaam en de ziel overstijgt. Het ‘ik’ kan zichzelf steeds meer bewust ervaren en begrijpen door zelfreflectie, morele keuzes en spirituele ontwikkeling. Het is door deze ontwikkeling dat de persoon steeds meer innerlijke vrijheid en verantwoordelijkheid kan ervaren.
2. Fasen van ik-ontwikkeling
De ontwikkeling van het ‘ik’ is volgens Steiner een proces dat zich ontvouwt in verschillende fasen, waarbij het ‘ik’ zich aanpast aan de fysieke, emotionele en spirituele veranderingen van het individu. Elke fase speelt een rol in de verfijning van de capaciteiten van het ‘ik’, en in de vorming van de persoonlijkheid en het zelfbewustzijn.
Vroege kindertijd (0-7 jaar)
In de eerste zeven jaar van het leven is de relatie tussen het ‘ik’ en het fysieke lichaam nog niet sterk aanwezig. In deze periode is het ‘ik’ in een soort “latent” stadium, omdat de kinderlijke ziel vooral reageert op de omgeving door middel van imitatie en zintuiglijke ervaring. Het kind leeft nog niet volledig vanuit zijn eigen wil, maar is sterk afhankelijk van de externe invloeden van de omgeving en van de ouders.
De focus ligt op de fysieke en motorische ontwikkeling, waarbij het kind via imitatieve handelingen zijn eerste rudimentaire vormen van wil en zelfbewustzijn begint te ontwikkelen. Het ‘ik’ wordt voornamelijk gevormd door de ervaring van het lichaam en de omgeving.
Kindertijd tot adolescentie (7-14 jaar)
Vanaf zeven jaar begint het ‘ik’ meer bewust te worden van zichzelf, vooral door de groeiende capaciteiten van het denken en voelen. In deze periode is de wil nog sterk verbonden met de zintuiglijke ervaring en het imitatievermogen, maar er ontstaat een begin van zelfbewustzijn.
De ontwikkeling van de wil, gevoelens en innerlijke verlangens komt meer op de voorgrond. In de antroposofie wordt de kindertijd als een fase van onbewuste betrokkenheid beschouwd, waarin de omgeving (en vooral de ouders) de basis legt voor de ontwikkeling van het ‘ik’. Het ‘ik’ maakt zich echter nog niet volledig los van de omgeving.
Adolescentie (14-21 jaar)
De puberteit is volgens Steiner een belangrijk moment in de ontwikkeling van het ‘ik’. Dit is het moment waarop de adolescent zich sterker gaat afbakenen van de ouders en de omgeving, en begint zijn of haar eigen identiteit te vormen. Er ontstaat een diepere reflectie over het ‘zelf’, en het verlangen om de wereld vanuit een persoonlijk perspectief te begrijpen en in te richten.
In deze fase maakt het ‘ik’ de overgang van afhankelijkheid naar onafhankelijkheid. Het individu krijgt te maken met vragen over autonomie, wilskracht, en de zoektocht naar betekenis en waarden in het leven. Dit is het moment waarop het ik zich meer duidelijk gaat afstemmen op zijn eigen hogere idealen en verantwoordelijkheden. Het gaat ook vaak gepaard met innerlijke conflicten, maar deze zijn essentieel voor de verdere verfijning van de wil en de zelfkennis.
Volwassenheid (21+ jaar)
Naarmate het individu ouder wordt, bereikt het ‘ik’ een hoger niveau van bewustzijn, dat minder afhankelijk is van de externe wereld en meer gefocust is op innerlijke ontwikkeling. In volwassenheid wordt de relatie met het ‘ik’ steeds bewuster. Dit is het stadium waarin men zich meer spiritueel en moreel verantwoord begint te voelen, en het ‘ik’ wordt in staat om zijn eigen doelstellingen in het leven te realiseren, zowel op persoonlijk als op sociaal niveau.
Steiner zag volwassenheid als de tijd waarin het ‘ik’ het meest vrij is om zijn eigen keuzes te maken en zijn volledige potentieel te realiseren. In deze fase kan het ‘ik’ ook beginnen met het ervaren van hogere spirituele werelden en begint het te begrijpen dat zijn rol niet alleen beperkt is tot het fysieke leven, maar ook verband houdt met hogere geestelijke sferen.
Ouderdom (45+ jaar)
In de oudere levensjaren kan het ‘ik’ steeds meer afstand nemen van de wereld van de zintuigen en begint het zich meer te richten op de innerlijke spirituele ontwikkeling. Het gaat om het verdiepen van het innerlijke besef van de eigen spirituele aard en het begrijpen van de waarde van de afgelopen levensfasen.
3. De rol van het lichaam in ik-ontwikkeling
In de antroposofie wordt het fysieke lichaam niet gezien als iets dat het ‘ik’ volledig onderdrukt, maar eerder als een instrument dat het ‘ik’ kan helpen om zich te manifesteren in de wereld. Het lichaam speelt een belangrijke rol in de ontwikkeling van het ‘ik’, omdat het ‘ik’ via het lichaam zijn wil en doelen kan realiseren.
In de eerste fasen van het leven (vooral in de kindertijd) is het lichaam nog sterk afhankelijk van externe invloeden, maar naarmate het ‘ik’ zich ontwikkelt, neemt het de leiding over de fysieke processen in het lichaam meer en meer in eigen handen. Het lichaam ondersteunt de ontwikkeling van de wil en de ethiek van het ‘ik’, vooral wanneer het zich in een gezonde balans bevindt.
4. Het ik en de spirituele wereld
Steiner benadrukte dat het ‘ik’ in essentie een spirituele realiteit is die de mens in staat stelt om zich te verbinden met hogere geestelijke werelden. In dit kader kan de ontwikkeling van het ‘ik’ ook worden gezien als een proces van zelfverwerkelijking, waarbij het individu steeds meer in contact komt met zijn hogere, spirituele natuur.
Het doel van de ik-ontwikkeling in de antroposofie is uiteindelijk dat het ‘ik’ steeds meer een bewustzijn krijgt van zijn spirituele oorsprong en bestemming. Dit kan leiden tot de ervaring van innerlijke vrijheid, verantwoordelijkheid voor anderen, en een dieper besef van de verbondenheid met het universum.
5. De rol van opvoeding in ik-ontwikkeling
Binnen de antroposofische pedagogie, zoals die wordt toegepast in de Vrije School, wordt veel nadruk gelegd op het ondersteunen van de ik-ontwikkeling van kinderen door middel van een holistische benadering van opvoeding. Dit houdt in dat de opvoeding rekening houdt met het lichamelijke, emotionele, intellectuele en spirituele welzijn van het kind. Het doel is om een omgeving te creëren waarin het kind zijn eigen wil en zelfbewustzijn kan ontwikkelen op een evenwichtige en gezonde manier.
- Ritme en kunst spelen een cruciale rol in deze opvoeding, omdat ze de ontwikkeling van de wil, het gevoel en het denken op harmonieuze wijze bevorderen. Ritmische bewegingen, muziek, beeldende kunst en drama helpen kinderen om een gezonde relatie te ontwikkelen met hun eigen ‘ik’ en de wereld om hen heen.
Conclusie
De ik-ontwikkeling volgens de antroposofie is een proces waarin het menselijke ‘ik’ zich steeds meer bewust wordt van zijn of haar spirituele aard en rol in de wereld. Dit proces vindt plaats in fasen, van de kindertijd tot de volwassenheid, en gaat hand in hand met de fysieke, emotionele, en spirituele ontwikkeling van het individu. Het ‘ik’ wordt gezien als een actieve, spirituele kracht die in staat is om zich te verheffen, zich te realiseren in de wereld, en een diepere verbinding met het hogere zelf te maken.
LEES VERDER: met betrekking tot de IK-ontwikkeling en IK-sterkte
1) De ontwikkeling van je lijf en je ik: https://www.dinekevankooten.nl/archief/ontwikkeling-van-lijf-en-ik/
2) De rol van cognitie: https://www.dinekevankooten.nl/archief/rol-van-cognitie/
3) het EGO en Ik – wie is wie? (denken – voelen – willen): https://www.dinekevankooten.nl/archief/ego-en-ik/
4) De invloed van buiten op het lijf- en Ik-bewustzijn: https://www.dinekevankooten.nl/archief/buiten-lijf-en-ik-bewustzijn/
5) De Parasitaire systemen in alle soorten en maten: https://www.dinekevankooten.nl/archief/parasitaire-systemen/
6) De ontwikkeling van de ik-sterkte: https://www.dinekevankooten.nl/archief/ik-sterkte/
overzicht: https://www.dinekevankooten.nl/archief/overzicht-ego-en-ik/