Nederlands Dagblad – Altijd liggen
Dineke van Kooten lag veertien jaar op bed: ‘Ik heb God gesmeekt mij tot zich te nemen’
Duizenden mensen leven met een ziekte of een beperking die – naar de mens gesproken – niet weggaat. Hoe tellen ze hun dagen, hoe houden ze zin in hun leven? Hoe kijken ze naar zichzelf en naar de toekomst?
In deze serie vertellen mensen over verdriet, dood en geloof.
auteur: Gerald Bruins
datum: 02 april 2022
website: https://www.nd.nl/geloof/geloof/1117323/dineke-van-kooten-lag-veertien-jaar-voornamelijk-op-bed-ik-heb-#/reader?page=77
‘De ontdekking dat ik Gods geliefde kind ben, was net zo’n groot wonder als mijn lichamelijke genezing’, zegt Dineke van Kooten (58). Haar ruime werkkamer bevindt zich boven in een oude meelfabriek langs de Delftse Schie, een vaart in het noorden van Rotterdam. Het raam biedt uitzicht op langsvarende schepen. Langs de muren staan de boeken hoog opgetast.
‘Als kind zat ik al los in mijn gewrichten. Ik viel vaak en had problemen met mijn enkels en polsen. Daar was vroeger geen aandacht voor. Mijn problemen werden weggezet als onhandigheid. Ik kom uit een groot domineesgezin met succesvolle kinderen. Als zesde van de zeven was ik de uitzondering. Ik deed mijn best om erbij te horen en leerde niet te luisteren naar mijn lichaam. Daardoor ontwikkelde ik een negatief zelfbeeld.
‘Ik ben waardevol in zijn ogen, ook al voel ik dat niet. Ik vroeg God mij dat te leren aanvaarden.’
Aanvankelijk was ik nog succesvol. Ik was getrouwd, had gestudeerd en was net begonnen als hoofd van de communicatieafdeling van een groot bedrijf.
Maar het ging mis toen ik zwanger werd, op m’n 29e. Je lichaam maakt dan een extra hormoon aan waardoor je bekken ruimer wordt, zodat het kind geboren kan worden. Ik had voortdurend pijn. In de vijfde maand kon ik niet meer lopen, in de zevende maand niet meer zitten. Na de bevalling bleef de pijn in mijn bekken en kwam er rugpijn bij. Twee jaar later belandde ik in het ziekenhuis. De artsen dachten dat ik ontstekingsreuma had. Met de boodschap dat ik niet meer beter zou worden, werd ik naar een revalidatiecentrum gestuurd. Daar moest ik het mee doen. Mijn bekken bleek beschadigd en ik had ontstekingen in mijn gewrichten. Pas jaren later kwam daar een diagnose bij: een ernstige vorm van hypermobiliteit, een aandoening waarbij de gewrichtsbanden en pezen te soepel zijn.
Ik heb veertien jaar lang het grootste deel van de dag op bed gelegen. Schuifelend liep ik naar de wc; dat duurde drie keer zo lang als bij een gezond iemand. Ik kon maar twee tellen zitten; als het langer duurde, kreeg ik meer pijn. Als ik er toch op uit ging – je wilt weleens wat – werd ik voortgeduwd in een rolstoel. De prijs die ik betaalde, was dat ik dagenlang moest bijkomen. Ik beleefde de wereld horizontaal, letterlijk.
Normale menselijke activiteiten lukten niet – samen eropuit met je man, je kind naar school brengen … ik stond buiten de samenleving, buiten het leven. Mijn man en ik groeiden uit elkaar, wat uiteindelijk heeft geleid tot een scheiding. Mijn dochter is ernstig tekortgekomen. Ze moest veel alleen doen. Ze ging al op achtjarige leeftijd kleding kopen met mijn pinpas. Vanuit haar perspectief was dat geen drama, maar het klopte niet. Mijn relatie met haar is nu goed, maar we moesten er hard voor werken.
‘Ik was helemaal verbouwereerd en durfde eerst nauwelijks te geloven dat ik beter was.’
Toen ik hoorde dat ik nooit meer beter zou worden, werd ik zwaar depressief. Nooit heb ik overwogen een eind aan mijn leven te maken. Wel heb ik God gesmeekt om mij tot zich te nemen. Iedereen zou dan beter af zijn, dacht ik. De vraag waarom dit leed mij trof, speelde bij mij niet. Vanwege het lijden in de wereld zou ik niet weten waarom het mij niet zou kunnen overkomen. Mijn worsteling was eerder dat ik mezelf een nutteloos wrak voelde. Wat had mijn bestaan nog voor zin?
Goddank had ik al voor mijn ziekte een levend geloof. Ik heb veel gehad aan de Psalmen en aan bijbelboeken als Job en Klaagliederen. De innerlijke ommekeer kwam twee jaar na de diagnose toen ik het boek Eindelijk thuis van Henri Nouwen las, waarin hij schrijft: je bent Gods geliefde kind. Dat raakte mij diep. Het gaat niet om wat je doet, om wat je hebt of wat andere mensen over je zeggen. Ik ben waardevol in zijn ogen, ook al voel ik dat niet. Ik vroeg God mij dat te leren aanvaarden.
Op mijn zoektocht las ik spirituele boeken uit diverse christelijke tradities, maar ook joodse geschriften. Ik raakte niet uitgelezen en uitgebeden. God werd voor mij steeds mysterieuzer, in de zin dat ik moeilijk kan zeggen wie Hij voor mij is, maar ook steeds groter. Ik kan daar geen woorden voor vinden – zo groot. Achteraf durf ik zelfs te zeggen: als ik niet ziek was geworden, had ik God nooit zo intens ervaren als nu, absoluut niet.
Op 29 oktober 2006 genas ik tijdens een retraite in de kapel van een karmelietenklooster in Gent.
In een afsluitende dienst zei de pastoor, zonder aanwijzing of handoplegging: ‘God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest – U hoeft maar een woord te spreken en mijn geest is genezen.’ Daarna sprak hij dezelfde zin uit met de toevoeging: ‘U hoeft maar een woord te spreken en mijn lichaam is genezen.’ Op dat moment voelde ik een aanraking, alsof iemand een hand op mijn hoofd legde. Tegelijk stroomde er vanuit mijn tenen een enorme kracht door mijn lichaam. Mijn bekken werd rechtgezet. Ik voelde geen pijn meer in mijn gewrichten.
Ik was helemaal verbouwereerd en durfde eerst nauwelijks te geloven dat ik beter was. Later was op scans geen ontsteking of beschadiging meer te zien, helemaal niets. Wat er precies gebeurd is? Ik denk dat ik eerst de dingen moest doen die ik zelf kan: werken aan mijn zelfbeeld, aan mijn grenzen en mijn eigenwaarde. Daarna deed God iets wat ik zelf niet kan: genezen. Maar waarom? Ik weet het niet. Het kwam samen in een punt des tijds. Ik had er niet eens om gebeden.
Het was niet gemakkelijk om na mijn genezing het gewone leven weer op te pakken. Ineens werd het leven weer verticaal. Je gaat zien wat je allemaal hebt gemist. De wereld werd groter, maar was ook veranderd, zelfs de taal die mensen onderling spraken.
Sinds mijn genezing leef ik bewust – bij alles wat ik doe vraag ik me of het Gods bedoeling is. Mijn doel is niet een carrière in te halen, maar mijn gaven en talenten tot ontplooiing te brengen.’
‘dwars door de pijn’
Dineke Van Kooten heeft een coachingspraktijk op het gebied van relaties. Vooral individuen en familiebedrijven kloppen bij haar aan voor hulp. Ze is geboren in het gezin van dominee Geurt Hendrik van Kooten (1919-2005), die zich rekende tot de Gereformeerde Bond, een orthodox-gereformeerde stroming binnen nu de Protestantse Kerk in Nederland.
Vóór haar ziekte studeerde ze massacommunicatie en politicologie. Van Kooten is gescheiden en heeft een dochter (1993). Over haar ‘grillige weg van ziekte naar genezing’ schreef ze het boek Dwars door de pijn (uitgeverij Ark Media, 2021).