Meister Eckhart: Leven in het eeuwige nu, zonder waarom
De mysticus Meister Eckhart is niet in de laatste plaats populair bij mensen die op afstand staan van het kerkelijke christendom, maar niettemin toegang zoeken tot de religieuze dimensie in hun bestaan. ‘Laten’ is een grondwoord bij Eckhart: achterlaten, toelaten, verlaten. Dominicaan Leo Oosterveen geeft een korte inleiding op zijn laatmiddeleeuwse ordegenoot.
auteur: Leo Oosterveen
datum: 11 oktober 2013
website: https://www.debezieling.nl/
geplaatst in Essay, Het maakbare leven
De late-middeleeuwer Meister Eckhart (1260-1328) is een van de moeilijkst te begrijpen mystici. Toch is hij op dit moment ook een figuur die weer helemaal in de belangstelling staat. Toen paus Johannes XXII Eckhart in 1329, een jaar na diens dood, veroordeelde om zijn ‘ketterse’ gedachtegoed, kon hij niet vermoeden dat deze voorman van de zogeheten Rijnlandse mystiek zeven eeuwen later weer zo druk bestudeerd zou worden.
Begin veertiende eeuw, om precies te zijn tussen 1313 en 1327, heeft Eckhart, dominicaan, filosoof en theoloog, honderden preken gehouden in het Rijndal, van Bazel tot Keulen, onder meer in dominicanessenkloosters en begijnhoven. Die preken baarden opzien. Hij preekte in de volkstaal en stelde ze ook in de volkstaal, het Middelhoogduits, te boek. De inhoud moet verbazing hebben gewekt. Hij bidt God om God te verlaten. Hij relativeert kerkelijke, religieuze en kloosterlijke leefregels en houdt afstand van ascese en de zucht naar extase en visioenen. Alle nadruk legt hij op het ‘laten’: achterlaten van allerlei Godsbeelden waaraan we gehecht zijn, maar ook je verlaten op God, op het toelaten van God die verborgen is achter God: de verborgen Godheid.
Dit proces van laten gaat ver. Voor Eckhart gaat het niet alleen om een achterlaten van onze Godsbeelden, maar ook om voorbij God te komen zoals Hij zich in tijd en ruimte openbaart. Laten is een ‘leven zonder waarom’, voorbij elk ‘om te’, een leven dat binnentreedt in de Godheid, in de eeuwige eenheid, het ‘eeuwige nu’. Beter gezegd: het gaat erom dat dit ‘eeuwige nu’ ons leven binnentreedt en het transformeert. Ware armoede is niet dat we alles opgeven om God een plaats te bereiden (een eigen prestatie), ware armoede is dat God zelf in ons voor zichzelf een plaats bereidt en zo in ons ‘werkt’.
Eckhart meent dat het ‘eeuwige nu’ voortdurend en dynamisch ontvlamt in de zielenvonk van de mens: dat deel van de ziel dat in het eeuwige nu is gegrond. Het is een proces dat zich voortdurend herneemt. Hij ontkent daarbij het belang van Gods binnentreden in onze geschiedenis niet. Integendeel. Gods menswording en de uitstorting van de Geest gebeuren in ieder mens voortdurend, op de bodem van de ziel. Voortdurend worden wij Gods Zoon. Hieruit blijkt de adel van onze ziel. Ook dit proces ziet hij heel dynamisch. Maar uiteindelijk is deze Godsgeboorte in de ziel de opgang naar het eeuwige nu, boven ruimte en tijd uit.
Op alle plaatsen
Wie denkt dat Eckhart een wereldvreemde kluizenaar is geweest, vergist zich. Hij was een zeer druk bezette bestuurder, een intellectueel en een docent (o.a. tot twee maal toe had hij een leeropdracht aan de Parijse universiteit). En hij verwierp wereldvlucht. “Wie God in waarheid bij zich heeft, bezit Hem op alle plaatsen, in alle straten en bij alle mensen, net zo goed als in de kerk, in de woestijn, of in een cel.” Hij benadrukte dat de goddelijke werkelijkheid zich overal en zonder tussenkomst aandient. Sacramenten, kerk, het inoefenen van een heilig leven, hij keert zich er niet tegen, maar relativeert het allemaal wel. Eckhart biedt ook geen mystieke ‘methode’. Op zijn manier getuigt Eckhart van het primaat van de genade. Als je hem leest, heb je soms het gevoel voor een reformator avant la lettre te staan.
Zijn preken in de zusterkloosters, waar hij zich vrijer en experimenteler kan uitdrukken dan in de academie, bleven niet onopgemerkt. Veel van zijn gedachten vertonen verwantschap met die van los samenhangende bewegingen en groeperingen uit zijn tijd, zoals die van de ‘vrienden van God’ en ‘de vrije geest’ en ook met die van de begijnen die zonder een kerkelijk-religieuze regel leefden. Al deze bewegingen werden door de kerkelijke overheid verdacht van ketterij en heresie. Een sprekend voorbeeld is de begijn Marguerite Porete (1250-1310), een tijdgenoot van Eckhart, die als ketter is veroordeeld en verbrand. Haar gedachten zijn niet identiek met die van Eckhart, maar zijn er wel mee verwant. Ook zij schreef in de volkstaal.
Kerkelijke verdachtmakingen leidden tot de pauselijke veroordeling van Eckhart na diens dood en sindsdien gingen zijn geschriften ondergronds, raakten verloren of verstrooid. Leerlingen en medebroeders van hem, zoals Johannes Tauler en Henricus Suso, hielden in afgezwakte vorm aan Eckharts gedachtegoed vast. In het Rijndal waren her en der fragmentarische collecties en compendia van Eckharts werk, al dan niet onder een andere naam. Luther zal in de zestiende eeuw het boek Theologia deutsch vertalen, waarin samenvattingen van de Rijnlandse mystiek te vinden zijn. In de negentiende en twintigste eeuw is het werk van Eckhart, althans wat er van over is (gelukkig veel, maar lang niet alles), opnieuw opgedolven en toegankelijk gemaakt. Talloze vertalingen van zijn preken zijn er wereldwijd verschenen.
Er gebeurt iets
De teksten van Eckhart en van Marguerite Porete stammen uit een andere wereld, zijn moeilijk en verdienen uitleg, maar ze zijn ook heel direct en spreken aan, zo is de ervaring. Hun taal is heel beeldend. Er gebeurt iets als je met deze teksten bezig bent, alleen of in een groep. De actualiteit ervan wordt vooral aangevoeld door hen die op afstand zijn komen te staan van het traditioneel kerkelijke christendom, maar wel opnieuw naar een toegang tot de religieuze dimensie in hun bestaan zoeken, de grensgangers tussen God als persoon en God als een kracht. Sommigen krijgen via deze mystieke teksten ook weer toegang tot de christelijke traditie. Ook mensen die met de interreligieuze dialoog bezig zijn, of met zen, doen soms verrassende ontdekkingen bij Eckhart en Porete. De Rijnlandse mystiek is nog steeds een vindplaats voor religieuze herbronning.