Lessen volgen op een brancard
Dineke Sinke: God meet geen schouders, maar helpt mij wel door de moeiten heen
Haar maatschappelijke carrière liep plotseling ten einde. Na enkele jaren een drukke baan te hebben gehad, kwam Dineke Sinke-van Kooten (43) chronisch ziek en gehandicapt op bed te liggen. Inmiddels is ze wat mobieler, maar de beperkingen blijven. Toch voelt de vroegere pr-manager zich niet langer nutteloos. “Ik kan aan anderen doorgeven wat ik zelf van God heb gekregen.”
auteur: Michiel Bakker
datum: 24 maart 2006
krant Reformatorisch Dagblad
website: https://www.digibron.nl/viewer/collectie/Digibron/offset/0/zoekwoord/Dineke+Sinke/id/tag:RD.nl,20060324:newsml_9babcba3d88735eb23d866f2a0463992
Dineke Sinke gaat voor naar de woonkamer in haar Delftse flat. Ze dirigeert de hond in zijn mand, zet koffie op tafel -haar mok is gesierd met het opschrift “joy”, vreugde- en neemt plaats in een bed voor de boekenkast, die een complete wand in beslag neemt. Dit is de plek waar ze dagelijks heel wat uren doorbrengt en vele tientallen boeken, waaronder diverse pastorale en theologische werken, heeft verslonden.
Hoe anders zag haar leven er een kleine vijftien jaar geleden uit. Na een universitaire studie politicologie en massacommunicatie werkte ze als stafmedewerker public relations bij het christelijke doveninstituut Effatha in Voorburg. In de avonduren verzorgde ze regelmatig her en der in het land lezingen. Samen met haar man Jos was ze bovendien actief in de hervormde gemeente van Delft. “In mijn rode Golf reed ik van de ene afspraak naar de andere. Onderweg zong ik vaak psalmen en gezangen.”
In 1992 werd Sinke zwanger. “In die periode kreeg ik last van de gewrichten in m’n rug. De huisarts en de verloskundige zeiden: “Dat hoort bij een zwangerschap.” Dat verbaasde me, want veel vrouwen hadden er geen last van. Soms kon ik niet lopen van de pijn. De bedrijfsarts zei dat het tussen m’n oren zat. Ik zou een gevecht voeren tussen m’n carrière en het moederschap. Daar herkende ik helemaal niets van. Na vijf maanden kwam ik met veel pijn thuis te zitten en vanaf de zevende maand lag ik hele dagen op bed.”
Rolstoel
Ook na de geboorte van haar dochter hielden de klachten aan. Sinke was niet in staat haar baan weer op te pakken, maar kwam chronisch ziek en gehandicapt thuis te zitten. “Ruim achtenhalf jaar heb ik op bed gelegen. Een paar kleine dingen, zoals naar de wc gaan, kon ik zelf. Lang staan, zitten of lopen, lukte niet.”
Intussen bleef de Delftse zoeken naar een goede behandeling. “Ik dacht niet: Ik wil per se beter worden, maar: Als er een behandeling voor mijn ziekte is, wil ik daar graag gebruik van maken. Zo kwam ik onder meer bij een christenhomeopaat terecht. De Heere heeft haar behandeling willen zegenen. Ik kan nu ruim vijf kwartier zitten, zonder pijn. Ik kan een rondje om de flat lopen. Als ik verder weg wil, ga ik met mijn rolstoel.”
Lange tijd konden medisch specialisten de handicap waaraan Sinke leed, niet benoemen. Pas na jaren stelden ze de diagnose hypermobiliteitssyndroom vast. “Dat is een aangeboren afwijking, die inhoudt dat ik heel los in m’n banden en gewrichten zit. Achteraf besef ik dat ik als kind al veel kneuzingen had, als ik viel”, zegt Sinke. Behalve met chronische pijn heeft ze met een glutenallergie en longproblemen te kampen.
Gebroken wereld
De vraag waarom deze aandoeningen haar treffen, heeft de Delftse nooit beziggehouden. “We leven in een gebroken wereld. Waarom zouden moeiten een ander kunnen overkomen en mij niet? Ik vroeg me wel af wat God me wilde leren met de weg die Hij met me ging. Ik realiseerde me dat de gedrevenheid waarmee ik altijd mijn werk had gedaan, voortkwam uit prestatiezucht. Mijn gevoel van eigenwaarde ontleende ik aan wat ik deed. Het was een hele worsteling om dat onder ogen te zien en het kostte veel tranen.”
Sinke herinnert zich dat een fysiotherapeut anderhalf jaar na de geboorte van haar dochter om haar visitekaartje vroeg, waarop stond: drs. B. M. Sinke-van Kooten, staflid public relations. “Ze vroeg me hoe dat kaartje er nu uit moest zien. Ik kon maar één dingen bedenken: “Dineke Sinke, kneus”. Ik voelde me nutteloos en had het idee dat ik daardoor mijn bestaansrecht kwijt was. Wat kon ik op bed nog betekenen met de talenten die God mij had gegeven?”
Langzamerhand werden haar gedachten omgebogen. “Ik ging inzien dat God, Die al een belangrijke plaats in mijn leven had gekregen toen ik nog jong was, van me hield, ook al kon ik niets doen. Het gaat niet om wat ik doe, wat ik heb of wat de mensen over mij zeggen. Ik mag er van God zijn zoals ik ben.
Wel vroeg ik me af: Hoe kan ik leven met mijn beperkingen en toch niet vereenzamen? Over mijn bed werd een kastje gezet met een computer erin. Ik maakte een gemeentegids voor de kerk en zette de website op voor onze wijkgemeente, de Maranathakerk in Delft. We waren indertijd een van de eerste gemeenten met een eigen site.”
Zondagavondzang
Sinke koos er bewust voor zich niet achter de geraniums terug te trekken. “Je kunt in eenzaamheid wegteren, maar dat is niet nodig. De erediensten volg ik via de kerktelefoon. Vooral op feestdagen mis ik het dat ik niet zelf naar de kerk kan. Een keer in de vier weken komt een groep gemeenteleden bij ons thuis voor een zondagavondzang. Dan zingen we bij de piano. Het contact met de gemeente blijft.”
Regelmatig merkt Sinke dat mensen het moeilijk vinden op een goede manier met haar mee te leven. “Ik heb heel wat gemeenplaatsen gehoord waar ik niets mee opschiet en waarvan de rillingen me soms over de rug lopen. “Je hebt gelukkig nog een mooi huis, een lieve dochter, een fijne man.” Ja, denk ik dan: maar óók veel pijn. Of: “God meet eerst de schouders en legt dan het kruis erop.” Alsof mijn schouders breder zijn dan die van een ander. God meet helemaal geen schouders, maar Hij helpt mij wel door de moeiten heen.”
De mooiste gesprekken ontstaan volgens Sinke als mensen eerlijk zeggen wat ze denken. “Iemand zei: “Ik weet niet wat ik moet zeggen, maar mag ik je een knuffel geven?” Zo’n reactie troost me. Een andere keer was er een vriendin bij me toen ik vreselijk veel pijn had. Ik lag echt te stuiteren in bed. Mijn vriendin vroeg: “Vind je het goed als ik wegga?” Later belde ze op en zei ze dat ze het niet kon aanzien dat ik zo veel pijn had. Daar hebben we toen een goed gesprek over gehad. Openheid en eerlijkheid zijn heel belangrijk.”
Ook op het leven van haar man en dochter Annemarie heeft de ziekte van Sinke impact. “Jos heeft gelukkig een optimistisch karakter, maar voor hem is het eveneens een kruis om als een soort weduwnaar altijd alleen naar verjaardagen en naar de kerk te moeten gaan. Ik heb wel vanaf het begin gezegd dat hij niet allerlei dingen, zoals buitenlandse reizen voor zijn werk aan de TU, om mij moet laten. Dat geldt ook voor mijn dochter. Wel vraag ik hun altijd foto’s te maken als ze iets doen, zodat ik de dingen later kan meebeleven.”
Opleiding
Een wetswijziging in de WAO leverde Sinke begin 2004 een herkeuring op. “De arbeidsdeskundige zei dat ik vier uur per dag kon werken en een halfuur kon reizen. Terwijl ik maar vijf kwartier achter elkaar kan zitten! In diezelfde tijd werd het aantal uren gezinshulp teruggebracht van twaalf naar twee per week. Ik voelde me in de hoek gedrukt, heb vreselijk gehuild en had het gevoel dat God me alleen liet.”
Een kennis vroeg Sinke of ze thuis een adviesbureau zou kunnen starten. Uiteindelijk koos ze ervoor een dag per week de post-hbo-opleiding supervisie aan de Haagse hogeschool te gaan volgen, om mensen te kunnen helpen die in hun werk tegen problemen aanlopen. “Ik lag op een brancard in de klas en tussen de middag kon ik in een heus ziekenhuisbed gaan slapen. Omdat de reis naar school met een pendel veel tijd kostte, werd ik gebracht en gehaald door vrijwilligers van de Johanniterorde. Een kookteam van de kerk zorgde ervoor dat het eten op tafel stond als ik ‘s avonds thuis kwam, zodat het Jos niet extra belastte.”
Het aanvaarden van hulp van anderen, kostte Sinke aanvankelijk moeite. Woorden uit Psalm 118 hielpen haar over die schroom heen: “De Heere is bij mij, onder degenen die mij helpen.” “Ik besefte: Als ik hulp van mensen afwijs, wijs ik God af. Tegelijk is waar wat in de volgende verzen van die psalm staat: “Vest op mensen en op prinsen geen vertrouwen.” Als iemand mij helpt, heb ik de neiging me aan hem vast te klampen en heb ik al snel het idee dat hij me de rest van mijn leven ook zal helpen. Maar God bepaalt wie me helpt. Er is altijd wel weer iemand die voor me klaar staat. Mooi hè?”
Zwakke momenten
Sinke rondde haar opleiding af en startte met Emmaüs, bureau voor pastorale supervisie, coaching en intervisie (www.emmauspastoraat.nl). Elke werkdag ontvangt ze één cliënt aan huis. “Dit werk is me op het lijf geschreven. Ik kan aan anderen doorgeven wat ik zelf van God heb gekregen, help mensen op een andere manier naar hun situatie te kijken. Je kunt zeggen: “Ik ben ziek of gehandicapt en dus ben ik zielig”, maar je kunt ook zeggen: “Ik ben ziek of gehandicapt, maar ik blijf mezelf.” Het verdriet om je situatie is er en dat mag je benoemen, daar mag je tranen om laten, maar als God een deur voor je sluit, opent Hij andere deuren.”
Hoewel ze een balans in haar leven heeft gevonden, houdt Sinke ook haar zw akke momenten, geeft ze eerlijk aan. “Mensen hebben soms het idee dat ik gemakkelijk met mijn situatie kan omgaan, maar mijn vertrouwen op God is zeker geen automatisme. Af en toe wanhoop ik, als ik heel sterk bij mijn beperkingen word bepaald. Bijvoorbeeld als ik toch weer een week op bed moet liggen omdat ik heel veel pijn heb en er dus een streep door mijn programma gaat. Later besef ik dan wel weer dat God door dat alles heen toch voor mij zorgt. Zulke momenten helpen me te blijven leven in afhankelijkheid.”
In de tweewekelijkse serie Kruisdragen vertellen mensen over de manier waarop zij omgaan met zorgen en moeiten die hun levensweg doorkruisen. Hoe vinden zij troost? Waaruit putten zij moed? Vandaag deel 8. “God bepaalt wie me helpt. Er is altijd wel weer iemand die voor me klaar staat. Mooi hè?”