Kabbalah – 02
Hoewel dat in het Kabbalistisch denken het getale een grote rol speelt, is de Kabbalah niet identiek aan Kabbalistiek (getallen magie). Het getal is belangrijk omdat Hebreeuwse letters een getalwaarde hebben. De kern van het Kabbalistisch denken ligt in de mystieke exegese (uitlegging, in het bijzonder uitlegging van de Bijbel, welke onderzoekt wat de tekst bedoelt te zeggen en hoe deze voor de lezer begrijpelijk wordt) van Bijbelteksten.
Deel 1: https://www.dinekevankooten.nl/archief/kabbalah/
datum: 24 May 1998
website: https://jodendom-online.nl/
De tekst van de 32 paden
Een samenvatting.
1. Bewonderenswaardige of verborgen intelligentie is de naam van het 1e pad. Het is het licht dat aanvang van het Begin – dat – geen – begin – heeft aangeeft. Het is de 1e heerlijkheid en geen schepsel kan tot dit wezen doordringen.
2. Verlichtende intelligentie heet het 2e pad. Het is de kroon der Schepping en stralende éénheid welke het meest nabij komt. Het is boven ieder hoofd verheven en wordt in de Kabbalah Tweede heerlijkheid genoemd.
3. Heiligende intelligentie of 1e Wijsheid is de naam van het 3e pad. Het schept geloof. Zijn wortels zijn Amen. Het is de uitstraling van de Moeder van het Geloof.
4. Intelligentie die ontvangt – en – bewaart is de naam van het 4e pad. Het verkreeg deze naam omdat de emanatie bevat van de hogere intelligenties. Van hieruit emaneert de Hoogste kroon opnieuw in een subtiele vorm.
5. Onmiddellijke of directe intelligentie is de naam van het 5e pad. Zij staat het dicht in gelijkheid met de emanaties uit de Hoogste kroon: emanerend uit de diepste wijsheid.
6. Intelligentie van bemiddelde invloed is de naam van het 6e pad, omdat dáár de toevloed van emanaties wordt vermenigvuldigd en de daaruit voortkomende invloed wordt doorgezonden naar de uitverkorenen: de gezegende mensen die zich met haar verenigen.
7. Verborgen intelligentie is de naam van het 7e pad. Hieruit ontvangen de intellectuele deugden, die gezien worden door de in – geloof – vergeestelijkte mens, hun kracht en straling.
8. Absolute of volmaakte intelligentie is de naam van het 8e pad. Van hieruit emaneert de morele kracht van het beginsel. Het verbindt zichzelf met de wortels die in Chesed verborgen liggen.
9. Louterende intelligentie is de naam van het 9e pad. De weg van ondergang en verheffing, het lijden, de beproeving en de overwinning, telt, bepaalt, verbetert en hen verenigt, opdat zij niet aan zichzelf teniet gaan.
10. Luisterrijke intelligentie is de naam van het 10e pad. Het is boven ieder hoofd verheven en gezeten op de troon van Binah, verlichtend de G´ddelijkheid van alle lichten. Het dwingt de macht van het Archetype tot het vormen van de gezichten.
11. Fonkelende intelligentie is de naam van het 11e pad. Dit is het kleed van de hogere en lagere oorzaken. Als dit pad wordt betreden, wordt de Oorzaak – der – Oorzaken bekend en grote waardigheid bereikt.
12. De intelligentie van de G´ddelijkheid is de naam van het 12e pad. Dit pad omvat de grootsheid en weerspiegelt die ook.
13. De verenigde intelligentie is de naam van het 13e pad. Dit is het wezen van de luister. Het onthult waarheid aan allen.
14. De verlichtende intelligentie is de naam van het 14e pad. Hier liggen de verborgen plannen en ideeën; de basis van alle heiligheid.
15. Vestigende intelligentie is de naam van het 15e pad. In Job 38: 9 wordt hierover gezegd: ‘…toen Ik wolken maakte tot haar kleed en duisternis tot haar windselen…’ Het wordt zo genoemd omdat het een gestalte geeft aan het licht der schepping in de duisternis van de wereld.
16. De triomferende en eeuwige intelligentie is de naam van het 16e pad. Het is de pad van de verrukking en luister. Het wordt ook het Paradijs voor de rechtvaardigen genoemd.
17. Beschikkende intelligentie is de naam van het 17e pad. Het geeft de rechtvaardigen volharding in de Heilige Geest.
18. Intelligentie van het Huis der wijsheid is de naam van het 18e pad. Vanuit dit huis wordt het geheim en de verborgen betekenis – die verscholen ligt in de schemer – teruggevonden.
19. Intelligentie van de geestelijke werkzaamheid is de naam van het 19e pad. Het boek, waaruit wij dit alles bestuderen, geeft hier geen omschrijving voor.
20. Intelligentie van de wil is de naam van het 20e pad. Het wordt zo genoemd, omdat het – werkzaam in de individuele persoon – de ontvangst van de hoogste luister voorbereidt.
21. Intelligentie van bemiddeling is de naam van het 21e pad. Het ontvangt de G´ddelijke zegeningen van Boven en stort deze naar beneden. Hierdoor is het werkzaam in alles wat bestaat.
22. Intelligentie van de gelovige of gelovige intelligentie is de naam van het 22e pad. Op dit pad verblijven de geestelijke deugden tot zij doorstromen naar hen die in de schaduw blijven.
23. Intelligentie van de standvastigheid is de naam van het 23e pad. Het wordt zo genoemd, omdat het de bron van alle standvastigheid in de rangorde van de schepping is.
24. Intelligentie van de verbeeldingskracht is de naam van het 24e pad. Het heeft model gestaan voor de schepping van de wezens, die overeenkomen met zijn aspecten
25. Intelligentie van de verleiding of de beproeving is de naam van het 25e pad. Ontleent de naam aan het feit dat het de eerste beproeving symboliseert waarmee G´d Zijn schepselen toetst.
26. Intelligentie van de vernieuwing is de naam van het 26e pad. Dit wordt zo genoemd, omdat G´d door dit pad Zijn schepping hernieuwt.
27. Natuurlijke intelligentie is de naam van het 27e pad. Het wordt zo genoemd, omdat hierdoor alles, in de sfeer van de zon, volmaaktheid bereikt.
28. De actieven intelligentie is de naam van het 28e pad. Op deze weg wordt de geest van iedere G´ddelijk wezen geschapen. Op deze weg ontstaat ook de werkzaamheid en de energie van deze verheven wezens.
29. Lichamelijke intelligentie is de naam van het 29e pad. Dit pad is zo genoemd, omdat het, het lichamelijke deel creëert van alle lichamen onder de hemelen. Het is de kracht die deze lichamen doet groeien.
30. Intelligentie van het collectieve is de naam van het 30e pad. Het biedt de astroloog de mogelijkheid, middels zijn wetenschap, de Hemelse tekenen te determineren. Het is het pad dat deze wetenschap onderwijst.
31. Eeuwige intelligentie is de naam van het 31e pad. Het beheerst de beweging van de zon en de maan en zorgt ervoor dat zij niet van hun baan afwijken.
32. Besturende intelligentie is de naam van het 32e en laatste pad. Dit pad wordt zo genoemd, omat het de bewegingen van de 7 planeten regelt.
Er is maar weinig geschreven over de praktische toepassingen van deze paden. Zij komen waarschijnlijk overeen met de stadia van Yoga. Het oorspronkelijk gebruik is ook onduidelijk. Wij gaan ervan uit dat deze paden symbool zijn voor de reis van de mysticus. De 32 paden met hun corresponderende Sefiroth, sterrenbeelden, hemellichamen en de drie prima materia.
De Sefirothische boom dient als en meditatie-object. Het is mogelijk door meditatie de tegenstellingen met elkaar in overeenstemming te brengen. Ook de meest wezenlijke uitersten. Door deze verbindingen heen is het mogelijk contact te leggen met de verschillende natuuraspecten die aan de gezichten gestalte geven. Ieder pad stelt derhalve een evenwicht voor tussen de twee Sefiroth die het verbindt. Er zijn 32 paden en maar 22 letters van het Hebreeuws alfabet. Deze 22 letters vormen de sleutel tot de paden. De Sefiroth zelf – de overige 10 paden – zijn de sferen op de boom. Omdat mijn toetsenbord de letters niet kan weergeven, heb ik ze niet in het schema vermeld.
Misschien is het je al opgevallen, maar iedere pad heeft een vorm of differentiatie van de oorspronkelijk intelligentie, die door Kether van de aanvang af is ontplooid. Deze vormen van intelligentie kan je beter opvatten als ‘bewustzijn’. De 32 paden van wijsheid duiden 32 specifieke vormen aan van bewustzijn. Dit komt overeen met de gedachten van vele psychologen en vele Oosterse geleerden, dat er méér dan één bewustzijn zou bestaan.
In de 3e deel van de Zohar, Idra Rabba Kadisj \, wordt er een vermelding gemaakt van twee Edens (Hof van Eden):
1) Een Eden van het hogere bewustzijn; een Eden die niet in zichzelf besloten ligt. Het is verdeeld over 32 paden en derhalve alleen bekend aan de Microprosopus. Hetgeen betekent dat de 32 paden der wijsheid van de Sefirothische boom in de configuratie van mens ligt besloten. Dit is het Eden van de Bijbel, dat naar het G´ddelijke Eden van de Macroprosopus gevormd en geordend is. Dit Eden verlangt naar verlossing en wedergeboorte in de oorspronkelijke staat van het licht.
2) Een Eden van het verborgene; een Eden dat totaal in zichzelf besloten ligt. Over dit verborgen Eden wordt gezegd dat geen mens dit ooit aanschouwd heeft of ooit zal kunnen aanschouwen. Alleen de Macroprosopus kent dit Eden, daar het de woning van Kether is. Dit Eden verkeert in een absolute staat van eenheid en is niet vervuild door de Zondeval.
De twee Edens kunnen niet verenigd worden, aleer de lagere naar het hogere is teruggekeerd. Volgens de Kabbalah kan dat alleen door het werk van de mens mogelijk zijn. Nog eens kort gezegd: er is in dit hoofdstuk erg veel over de Sefiroth geschreven, omdat iedere gedachte over de Kabbalah zonder ook maar het minste begrip van de Sefirothische boom, vruchteloos is. De Sefiroth is als ware de lamp die het licht van de Ejn Sof in al zijn spectrale schakelingen doorgeeft aan de andere lampen en hierin het wezen en de gehele natuur doordrenkt; een ordening tot stand brengen die het gehele scala van verschijnselen in de Schepping van de wereld omvat. De menselijke ziel en psyche, vormen hierin slechts één facet van de vele gebieden waarin de Sefiroth werkzaam zijn. In de Sefiroth kan men slechts de samenhang en de wetmatigheid van zowel de materiële als de psychische wereld begrijpen. Daarom zal zij nooit beter te begrijpen zijn dan men de Ejn Sof kan begrijpen:
‘…Alleen de werking is tastbaar voor de menselijke geest, maar nooit zal men het wezen van de wilsdaad van de Ejn Sof kunnen doorgronden. Men kan slechts bidden om INzicht…’
———————————————
De becijfering van de Naam
De drie methoden van interpretatie (profetisch kabbalisme)
De kabbalist gaat er van uit dat het geschreven Woord van G´d het resultaat is van Zijn inspiratie en dat de Schrift de essentie van Zijn wezen bevat. Verder gelooft hij dat G´d in deze heilige Schrift verborgen is en dat derhalve een verborgen betekenis schuilt in de woorden van de Schrift: een essentie die door Hem opgespoord en blootgelegd moet worden. Om dat te doen gebruikt de kabbalist 3 methoden van interpretatie:
I) Gematria: iedere Hebreeuwse letter heeft een getalswaarde. Is eenmaal de getalswaarde van het woord bekend, dan kan de overeenkomst worden gevonden tussen dit woord en een ander woord met een zelfde getalwaarde. Op die manier kan één getal verschillende begrippen vertegenwoordigen. Deze begrippen kunnen weer gezien worden als een nadere verklaring van elkaar. Ik geef een voorbeeld van deze methodiek, maar begrijp 1 ding wel: mijn toetsenbord kent geen Hebreeuwse lettertekens, dus moeten we dat maar zonder doen. Genesis 49: 10 ‘…de scepter zal van Juda niet wijken, noch de heersersstaf tussen zijn voeten, totdat Silo komt en hem zullen de volken gehoorzaam zijn…’ Volgens de kabbalist is deze tekst een profetie van de komt van de Messias: De gematrische ontleding van de zinssnede totdat Silo komt; is in het Hebreeuws Iba Shlh, en heeft een totaal van 358. Je schrijft in het Hebreeuws: Jod (=10), Beth (=2) en Àlef (=1) = 13 én Sjien (=300), Jod (=10), Làmed (=30) en Hê (=5) = 345 + 13= 358. Het woord Messias wordt gespeld met: MSjCH en als je dat woord omzet in cijfers, kom je ook op 358. En het klopt dat het en profetie van de komst van de Messias is. Dit alles leidt tot de wat rare verklaring in Numeri 21: 9: ‘toen maakte Mozes een koperen slang en plaatst die op een staak; en wie, wanneer een slang hem gebeten had, op de koperen slang de blik richtte, bleef in leven…’ De koperen slang van Mozes is in het Hebreeuws NChSj: Noen (=50), Chêth (=8), Sjien (=300) = 358, komt wederom op het zelfde getal als die van de Messias. Deze Gematria – methode wordt, in het huidige kabbalisme, als kern van de leer beschouwd. Misschien schilt hier het misverstand dat men de Kabbalah niet kan begrijpen als men de Hebreeuwse taal niet beheerst.
II) Notarikon:dit is de uitleg waarbij d.m.v. afkortingen en rangschikking de betekenis van woord en zin wordt beïnvloed. Deze methode maakt weer gebruik van 2 manieren:
## Het vormen van een woord door de begin – en eindletter van een ander woord of woorden;
## De letters van een naam (woord) te zien als de begin – of eindletters van elk woord van een zin.
III) Temoera: is de 3e methode van rangschikking die in de kabbalistiek wordt toegepast. Deze methode is moeilijker dan Gematria en Notarikon. In Temoera worden volgens vaste regels de letters van het alfabet onderling verwisseld en gerangschikt. Def meest eenvoudige regel: de omkering van de 1e helft van het alfabet met daaronder de andere helft, leidt tot opmerkelijke resultaten: K I th ch z v h d g b a EN L m n s o p th q r sj Jeremia 25: 26: ‘…en de koning van Sesach zal na hen drinken…’ en in Jeremia 51: 41:‘…ach, hoe is Sesach veroverd?’ Sesach blijkt, na het toepassen van de Temoera methode, niets anders dan Babel te zijn: SESACH/SJESJAK wordt SjSjK en in de opstelling van het halve alfabet – als boven – is elke letter verwisseld met de letter erboven of eronder, Sj (e) Sj (a) K (Sjesjak): b (a) b (e) l, dus Babel.
Deze drie methoden van interpretatie zijn bekend geworden als het profetisch kabbalisme. Ondanks dat de schriftgeleerden niet gelukkig waren met deze methoden, werden zij wel door hen en kabbalisten toegepast. Dit leidde tot de noodzaak van uniformiteit (onderlinge overeenstemming).
Tetragrammeton en G´ds andere Namen
In dit gedeelte van mijn verslag, wil ik een beknopt overzicht geven van de Namen van G´d, in het licht van het kabbalisme en de beroemdste constructie van die Namen in het Tetragrammeton. De Tetragrammeton is aanduiding voor de uit vier letters bestaande G´dsnaam JHW-H. Volgens de methodiek van de Temoera, zijn er verschillende Namen van G´d gevonden. Elke woord van 4 letters is een Tetragrammeton. De kabbalist gebruikt deze aanduiding alleen voor de onuitspreekbare Naam van G´d: JHWH. Wanneer dit Tetragrammeton van vocalen wordt voorzien, krijgt het de uitspraak: ADOKAI [met de ‘n’ mogen we niet buiten de teffilot/gebeden zomaar uitspreken]; DE HEER. Vroeger werd deze uitspraak 1 keer per jaar uitgesproken door de hogepriester. Dat gebeurde op de Grote Verzoendag. De Grote Verzoendag (Jom Kippoer) is de plechtigste dag van het Joodse jaar, in de Joodse kalender 10 tisjri. Het is de laatste dag van de tien dagen van inkeer, die op 1 tisjri, het Joodse Nieuwjaar (Rosj Hasjana), beginnen, waarbij de hogepriester, geheel in het wit gekleed, in het allerheiligste van de tempel vergiffenis vroeg voor de zonden van het volk. De verzoening vond plaats doordat de schuld van het volk werd gelegd op een van de twee bokken die de hogepriester ter beschikking stonden. Door loting werd vastgesteld welke van de twee bokken aan G´d zou worden geofferd en welke de woestijn in zou worden gestuurd, beladen met de schuld van het volk en een prooi van de woestijndemon Azazel.
Ik ben die Ik ben
De Tetragrammeton heeft zijn oorsprong in de in: “Ik ben die Ik ben” (Exodus 3: 14). Voor die tijd stond hij bekend als de Sjem ha-meforasj, de 72-lettergrepige Naam van G´d, bestaande uit 216 letters. Volgens de overlevering vormen de verzen van Exodus 16: 19- 21 de oorsprong van de Sjem hameforasj. Ieder vers bevat 72 letters. De letters van vers 19 werden los van elkaar opgeschreven, in de juiste volgorde, de letters van vers 20 werden óók los van elkaar opgeschreven, maar in omgekeerde volgorde. De letters van vers 21 werden in de juiste volgorde geschreven. Als het van boven naar beneden wordt gelezen, worden 72 namen van 3 letters gevonden die samen weer 1 Naam vormen. Aan deze 3 letterwoorden wordt dan nog AL of IH toegevoegd, die de namen van de 72 engelen van de Jakobsladder weer vormen. Geschreven Hebreeuws heeft geen klinkers, vandaar de onuitsprekelijke Naam van G´d verloren is gegaan. 300 n.Chr. werd het door kabbalisten teruggevonden. Zij gaven hem de aanduiding Tetragrammeton, de Naam dat tot op heden zo gebleven is: en woord van 4 letters. De 72-lettergrepige Naam van G´d Sjem ha-meforasj, werd uitgedrukt door de letters JHW-H.
Het Tetragrammeton, door de 4 letters van de grote Naam JHW-H te groeperen: (ZIE FIGUUR website)
De overeenkomst tussen Sjem hameforasj en het Tetragrammeton, ligt in het feit dat de andere regel van de Gematria op het 4 letterwoord JHW-H van toepassing wordt gebracht:
Jod = 10
Hê = 5
Waw = 6
Hê = 5
26
hierbij wordt de waarde van de som van de letters toegevoegd:
Jod = 10
Hê + Jod = 15
Jod + Hê + Waw = 21
46
26 +
72
En 72 is gelijk aan de Naam Sje hameforasj. JHW-H en Sjem hameforasj zijn beide van gelijke kracht. Deze kracht – macht van de Heilige Naam – wordt onthuld in het traditionele geloof. M.b.v. dit geloof kon Mozes de Rode Zee doen wijken.
Wanneer je via de Tetragrammeton het 4 letterwoord van G´d goed uitspreekt, manifesteert de macht van G´d Zich, aldus de kabbalisten. Er is ook haast geen tekst uit de middeleeuwen te vinden waarin de macht van G´d niet wordt geroepen d.m.v. het Tetragrammeton. Vaak werd er gedacht dat deze magiërs van de middeleeuwen in bezit waren van de juiste uitspraak, maar de plicht hadden erover te zwijgen.
Tetragrammeton en de Sefiroth
Zoals eerder besproken, is de schepping tot stand gekomen door de manifestatie van de Sefiroth, maar ook met de geboorte van het 4 letterwoord. Het Tetragrammeton. Deze 4 letterwoord verenigt de Sefiroth. Toen Chochmah zich manifesteerde, ontstond de letter Jod. Bij het verschijnen van Binah, kwam Hê boven water. De 3e letter, Waw, symboliseert de hemelen en verscheen samen met de Sefiroth Chesed t/m Jesod. De 2e – of lagere – Hê symboliseert de aarde em verscheen met Malchoeth. In het Tetragrammeton ligt de Sefirothische boom besloten:
# Jod wordt gezien als de Vader. Vandaar dat hij geïdentificeerd wordt met de Sefiroth Chochmah, die ook mannelijk is.
# De 1e Hê wordt beschouwd als vrouwelijk en is in dat opzicht de Moeder en wordt geïdentificeerd met Binah.
# De Wow is de Zoon, die uit hun vereniging komt. Waw heeft getalwaarde 6, vandaar dat hij zich verenigt in de 6 Sefiroth, die het lichaam van de Microprosopus vormen.
# De laatste Hê is Malchoeth, de Bruid van de Microprosopus of Nachbah. De Bruid die uit hem voortkomt, is Eva, de zogenaamde lagere moeder.
Technisch gesproken wordt Sefiroth Thifereth, schoonheid, de Zoon genoemd, daar deze in het centrum (het hart) staat van de Sefiroth die het lichaam van de Microprosopus vormt.
Na alles wat geschreven is over de Tetragrammeton, zal duidelijk zijn dat de aanduiding van de Heilige Naam over meer mogelijkheden beschikt dan het aanroepen van magische krachten. Maar deze zaken gaan wij, als christenen, niet verder behandelen. Wij zijn christenen die de Joodse Kabbalah doornemen, maar wij willen Messiah niet te kort doen, niet waar?
Het Tetragrammeton en de Sjem hameforasj zijn de meest gebruikte Namen in de Kabbalah. Er zijn nog andere Namen van 14, 22 en 42 letters en die zijn minder bekend. Daarom nog even het volgende: de Naam van G´d (Sjem betekent naam), die opgebouwd is uit 14 letters, wordt gevonden door de Naam op bouwen uit Deuteronomium 6: 4: ‘ hoor Israël, de Heer is onze G´d: de Here is Eén’. Vervolgens pas je de Temoera toe. Deze tekst is tevens de tekst van de Mezoezàh, het kokertje dat door gelovige Joden op de rechter deurpost wordt bevestigd met de smalle stroken perkament. Daarin staat de met de hand geschreven teksten die betrekking hebben op de Naam uit Deuteronomium 6: 4- 9 en 11: 13- 21. De Naam uit 22 letters zijn (let wel, ik kan geen Hebreeuwse letters via mijn toetsenbord weergeven en lees het van links naar rechts, zoals de Joden dat doen):
Sàmech (S), Taw (T/Th), Koef (K), Gimmel (G), Àlef (…)
Sàmech (S),Taw (T/Th), Sàmech (S), Pe (P)
Sàmech (S), Yod (Y), Sàmech (S), Pe (P), Sàmech (S), Pe (P)
Daleth (D), Yod (Y), Waw (W), Gimmel (G), Sàmech (S), Yod (Y), Sàmech (S)
De reeks vocalen van deze 22 letters wordt als volgt samengesteld:
ANQTM PSTM PSPSM DYVNSYM: Nakatam Pastan Paspasim Dionsim.
De traditie wilt dat deze Naam van 22 letters een kabbalistische rangschikking is van de Zegening der Priesters van het dagelijks gebedenboek voor de Joodse eredienst. De zegening luidt: “de Here zegene u en behoede u. de Heer late Zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig. De Here wende Zijn aangezicht naar u en geve u vrede…”. Deze Naam was zo populair dat hij in de dagelijkse gebeden in de synagoge werd opgenomen.
Hij ontleent zijn kracht – volgens de heersende opvattingen – aan het feit dat hij, evenals het Hebreeuwse alfabet, uit 22 letters bestaat. De Naam die uit 42 letters bestaat, zou zijn opgebouwd uit de 1e 42 letters van de Bijbel (gewoon van links naar rechts lezen):
ABG YTS
QRA STV
NGO YCS
BTR STG
CQBTNA
YGL PZQ
SQVSYT
Vooral de middeleeuwse magiërs ontleende veel van hun magische praktijk aan kennis van deze Namen. Vanuit hun pragmatische (niet uitgaande van starre leerstellingen, maar inspelend op de gegevens, feiten zoals deze zich voordoen) gezichtspunt was de theorie van de Namen weinig tot nut en alleen grondige kennis van de Namen an sich was alles wat men nodig had. Veel van de huidige kabbalisme komt deze benadering vort. Dit heeft het gevolg dat vele die de magie beoefenen zich ten onrechte kabbalisten noemen. Persoonlijk vind ik het misbruik van Zijn Namen maken. Ten eerste mag je Zijn naam niet ijdel gebruiken en ten tweede is magie ten strengste verboden. De Kabbalist bevestigt mijn mening:
Magie en Kabbalah
Magie is geen kabbalisme en dat geldt visa versa ook. De echte kabbalist gebruikt de Namen voor het verkrijgen van G´ddelijke hulp bij het zoeken naar een relatie tussen ‘boven’ en ‘benenden’, bij zijn streven deze krachten te organiseren en te vitaliseren. Bij de magiërs is het anders. Zij zijn gericht op macht en heerzucht. De natuur dient, volgens hen, geholpen te worden om tot een hereniging te komen. In hun zelfzuchtige opvattingen, koppelen zij demonische machten uit het duistere rijk van Kelippoth met de dynamiek van de natuur, om iets of iemand te winnen of zelfs iets of iemand te vernietigen. Dit is geen weg voor de kabbalist. Alles is heilig voor hem en de Namen van G´d zijn de krachten die de schepping naar EENheid dragen.
Abraham Abulafia
Abraham Abulafia omschrijft een methode waardoor de eenwording met G´d bereikt zou kunnen worden. De kabbalist die in het profetisch kabbalisme (beheersen van de drie methoden van interpretatie) is ingewijd, richt zijn geconcentreerde krachten langzaam op 1 punt in G´d. Op deze wijze vereenzelvigt hij zich met G´d. De rangschikking van getallen en letters vormt de ladder waarlangs hij opstijgt. Dit is niet het uittreden van de ziel zoals bij de Merkavàhmystiek. Dit is een meditatietechniek, die in de Oosterse mystiek gebruikelijk is. het is een verfijnde geestelijke discipline met als doel éénwording en transformatie (omvorming, vervorming, herschepping, gedaanteverwisseling of omzetting van energie, van een chemisch element in een ander), zonder hypnose en opdreunen van magische formules.
Abulafia gaat ervan uit dat de ziel in de mens in gevangenschap verkeert en dat het letterlijk gebonden wordt door het karakter. Abulafia leert je hoe deze karakters, zegels of knopen van de ziel te ontleden en hierdoor het G´ddelijke in zijn oorspronkelijke éénheid te ervaren. Abulafia denkt dat de ziel, bij het waarnemen van de stoffelijke wereld, de vormen van deze wereld opneemt. Het leven van de ziel komt steeds meer in de greep van deze vormwereld en raakt het G´ddelijke steeds verder op de achtergrond tot het, van dit G´ddelijke door de gebondenheid aan de natuurlijke wereld van de stof, geen weet meer heeft. Wanneer de geest de macht heeft een barrière te vormen tussen het G´ddelijke en het deel van dat G´ddelijke in de mens, de verbannen ziel, dan moet het voor dezelfde geest ook de mogelijk zijn te ijveren voor de bevrijding van de ziel. Let wel: dit geloof Abulafia en vele kabbalisten.
In de Hindoemystiek heb je een personificatie van de 5 Dhyani-Boeddha’s. ik wil me, als christen, daarin geenszins in verdiepen, maar ik wil deze personificatie van 1 lettervorm van de Kabbalah wel vermelden, daar het erg mooi toegepast wordt met de vergelijking van JHWH en de mens:
* JHW-H is de Naam van G´d die onderkend wordt als het Tetragrammeton,
* De mens is naar G´ds beeld geschapen en daarom zou dit JHW-H corresponderen met het lichaam van de mens en visa versa.
Aan de linkerkant horen de Hebreeuwse tekens getekend te worden en aan de rechterkant de Tantrische zaad-lettergreep. En als je die tekens met de Namen erbij zet (zoals ik hierboven gedaan heb), zijn zij in de dezelfde verhoudingen. Op bijna dezelfde manier wijst het Tetragrammeton op de 4 werelden en hun hiërarchie als de Tantrische zaad-lettergreep Hum. Die Hum van de Hindoemystiek vormen dus de 5 stadia van de Dhyani-Boeddha’s. We gaan niet dieper, maar het was wel een leuke wetenswaadigheid.
Abulafia zegt dat het door de kracht komt, die de ziel in staat stelt uit de gevangenschap in de wormenwereld te verlossen. Deze kennis kan je krijgen door je af te wenden van de wereld en je te richten op de G´ddelijke Naam die in de letters van het alfabet verborgen ligt. Doelbewust richten van de geest. Het lijkt op Yoga en is net zo moeilijk, en volgens kabbalisten, net zo lonend. De kabbalist gaat natuurlijk nog dieper in het mystiek, eer ze het kunnen praktiseren, maar hier stoppen wij.
————————————————
Het wezen van de mens
1 Samuël 28: 14: ‘…maar de koning sprak tot haar (waarzegster): vrees niet, maar wat ziet ge? De vrouw antwoordde Saul: ik zie een bovennatuurlijk wezen uit de aarde opkomen’. Hier gaat het om de manifestatie van de opgeroepen geest van de dode Samuël. Uit deze opvatting blijkt duidelijk dat de ziel na de dood onder de aarde verblijft. In dit Bijbelfragment kan je lezen dat er geloofd werd dat de ziel als een losstaand aparte eenheid is. De woonplaats van de ziel is het bloed in het lichaam. Zodra de ziel het lichaam verlaat, gaat het in de aarde wonen.
De opvatting omtrent de huisvesting van de ziel in het bloed komt uit het volgende:
Kosjer of niet-kosjer betreft het eten van vlees. Genesis 9: 3 en 4 zegt dat G´d heeft gezegd dat: ‘alles wat zich roert, wat leeft, zal u tot spijze zijn…alleen vlees met zijn ziel, zijn bloed, zult gij niet eten…’. En de Heer komt in Deuteronomium 12: 23 erop terug: ‘…houdt er echter aan vast dat gij geen bloed eet, want bloed is de ziel, en gij zult niet de ziel eten met het vlees.’ Opgeteld:
* De ziel woont in het bloed van het lichaam,
* Gaat na de dood in de aarde wonen,
* Genesis 9: 3 en 4 en
* Deuteronomium 12: 23
Vereenzelvigen zich in de loop van de geschiedenis met het laatste aspect van een drie-enige ziel: Nefesj: levensadem.
In de Babylonische Talmoed wordt er een beschrijving gegeven van de 2e tempel. In die periode zegt de Talmoed: “…evenals de ziel het lichaam vult, zo vult G´d de wereld. Gelijk de ziel het lichaam verdraagt, zo verdraagt G´d de wereld. Zoals de ziel ziet, maar niet gezien wordt, zo ziet G´d, maar Hij wordt niet gezien. Gelijk de ziel het lichaam voedt, zo geeft G´d voedsel aan de wereld…” Uit alles blijkt dat G´d een nauwe relatie met de ziel heeft. De werkzaamheid van de ziel weerspiegelt de werkzaamheid van G´d, de activiteiten boven en niet zo zeer op aarde.
Een rabbijnse opvatting vertelt ons dat zielen al vóór het lichaam bestaat. De oorsprong van de ziel ligt in de Hemel en zij wordt door G´d aan de mens toegedeeld. Het Daily Prayer Book zegt: “…o mijn G´d, de ziel welke Gij mij gaf is rein, Gij hebt haar geschapen, Gij hebt haar gevormd. Gij hebt haar ingeblazen. Gij houdt haar in stand in mijn lichaam en Gij zult haar aan mij in het leven hierna teruggeven. Zolang mijn ziel in mij woont, zal ik U dank brengen. O Heer, mijn G´d en G´d mijner vaderen. Heer aller werken, Heer aller zielen. Gezegend zij Gij, o Heer, die de ziel aan de doden teruggeeft…”
Ik kan aan de rabbijnse opvatting nog iets aan toevoegen. Er wordt geloofd dat wanneer een kind huilend uit de moeder komt, het in 1 oogopslag alle ellende van de wereld ziet, wat zijn huilen uitlegt. Vervolgens vergeet het de waargenomen ellende in 1 klap. De ziel van het kind zag het verschil tussen het Hemels en aardse leven.
Al gauw namen de kabbalisten deze opvatting over en zij brachten deze gedachten van toepassing in hun theorieën over de zielsverhuizing; de theorie van de reïncarnatie: Gilgul. Sjechinàh wordt niet alleen G´ds vrouwelijke aspect, Zijn beloofde Bruid genoemd. Ze wordt ook Nesjamah genoemd. Nesjamah is de 3e en meest verheven ziel. We komen er later op terug; alleen al m te ontdekken of deze vorm van reïncarnatie dezelfde, toch wel occulte, vorm reïncarnatie is, die wij in de Westerse wereld kennen.
De ziel en haar indeling
De ziel wordt in 5 afzonderlijke delen omschreven:
I. Gaat over de driedeling van de ziel,
II. Over de oorsprong van de ziel,
III. Het onderscheid tussen het mannelijke en vrouwelijke in de ziel,
IV. De relatie tussen ziel en individu en
V. De ziel in het hiernamaals.
I. De drie graden van de ziel
De ziel kunnen wij in 3 graden verdelen:
1. Nefesj: grove element en de drager van alle instincten en lichamelijke begeerten,
2. Roeach:element van de morele deugden, de kennis en onderscheid tussen goed en kwaad,
3. Nesjamah: element van de hoogste graad van de drie-eenheid die met recht zie genoemd mag worden.
Deze drie graden van de menselijke ziel pre-existeren in de 1e wereld, de wereld van de emanatie: Atsiloeth. Gedurende ons leven op aarde, functioneren zij min of meer als een drie-eenheid in blijvende werking op elkaar. Om dit te begrijpen, gaan ze de drie graden van de ziel apart bespreken.
ad 1. Nefesj
Volgens de Sefer ha- Zohar is dit de enige deel van de ziel die zondigen kan. Dit deel is tevens geheel aan het lichaam gebonden. Verder wordt het de animale (dierlijke) ziel genoemd, omdat het vele instincten en begeerten bevat. Kabbalisten noemen deze ziel ook het vitaal beginsel van de mens, omdat het meeste grove en laagste van de 3 zielelementen is. Volgens de Zohar is aan de mens eerst de Nefesj geschonken. Pas als de mens geschikt wordt geacht, zal hij de elemententen Roeach en Nesjamah ontvangen, ondanks zij al latent aanwezig zijn.
ad 2. Roeach
De bemiddelaar tussen de mens en G´d. In Roeach zit het moraal. Dit niveau wordt ook wel de intellectuele geest genoemd. Roeach is geest, zoals Nefesj instinctmatig is en Nesjamah is de eigenlijke ziel, de ‘opperziel’. Roeach manifesteert zich in een overbruggende kracht tussen twee uitersten van de ziel: Nesjamah en Nefesj, hoewel Roeach duidelijk met Nefesj verbonden is. Nefesj en Roeach zijn één en hetzelfde element met twee aspecten, waarin de Nefesj de zetel voor Roeach vormt. Het misleidende hiervan is dat de kabbalist kan denken dat hij met zijn meditatie in zijn geestelijke ontwikkeling voltooid is. Dat komt door het volgende Bijbeltekst uit Jesaja 32: 15: ‘…een weide voor de kudde, totdat over ons uitgestort wordt de Geest uit de Hoge…’.
ad 3. Nesjamah
Het hoogste gebied wat bereikt kan worden. Volgens sommige kabbalistische opvattingen kan de Nesjamah pas ervaren worden, wanneer je dood bent. De volmaakte toegewijde mens kan alleen een overledene zijn. Het is de volmaakte toewijding van de mens. Zij wordt over het algemeen geïdentificeerd met de Sjechinah, met G´d in de wereld. Nesjamah is niet aan de lagere elementen gebonden.
1. Nefesj is de menselijke ziel an sich, met zijn eigen menselijke instincten die hij volgen zal. Op een gegeven moment leert dit mens de Tora kennen. Hij gaat in de materie verdiepen en komt tot bekering.
2. Door de bekering wilt je de Tora in je hart hebben, die als zijn geweten zal functioneren. Tora leert je de normen en waarde aan die Hasjem zien wilt. Je bent nog wel aan je Nefesj, je menselijke instincten gebonden.
3. Wanneer je dan overlijdt, zal hij in de Hemel komen om met Hasjem in eeuwigheid, Olam haba, te leven. Dat is het ultieme die je bereiken kan, maar niet in je aardse bestaan. Wij kunnen pas volmaakt en toegewijd zijn, wanneer wij van dit aardse bestaan verlost zijn. In dit stadium is de Tora klaar met jou en je bent niet meer gebonden aan je menselijke instincten, Nefesj. Je hebt het volmaakte stadium bereikt: Nesjamah.
De zielelementen en de Sefiroth
Er is een correspondentie tussen de Sefiroth en de zielelementen:
1. Nefesj: Sefiroth Netsach, Hod en Jesod. Zij vertegenwoordigen de materiële wereld.
2. Roeach: Sefiroth Chesed, Gevoerah en Thifereth, de morele wereld.
3. Nesjamah: Sefiroth Kether, Chochmah en Binah
Persoonlijk voel ik me meer voor de opstelling van Isaäk Luria. De correspondentie tussen de midden Sefiroth:
1. Nefesj in Malchoeth.
2. Roeach in Thifereth.
3. Nesjamah in Kether.
Ik zal je vertellen waarom ik dit beter vind.
* Malchoeth komt overeen met de 4e wereld: Assiah. Deze vertegenwoordigt de aarde. Nefesj is het element waarin onze zielen op deze aarde bevat.
* Thifereth staat ook voor, naast schoonheid, het middenpunt tussen leven en dood, genade en oordeel (zie bladzijde 23) dat uit het moraal komt: Roeach. Tevens vertelde ik je toch dat Roeach zetelt in Nefesj? Ik vertelde je op bladzijde 24 dat de manifestatie van Thifereth is het 2e drietal, het drietal van G´ds morele macht, zetel van ethische eigenschappen is!
* Kether is de 1e wereld, Atsiloeth, de wereld van de G´ddelijke straling en emanatie. Het niveau waarop de mens “het Plan”, de blauwdruk van het Zijn leert kennen. “Het Plan” is afgepakt en misbruikt is door de New Agers.
II. De oorsprong van de ziel
Volgend de kabbalistische traditie is de ziel in het Hof van Eden gevormd door het bijkomen van de 4 winden: Noor, Zuid, Oost en West. Het gebeurde op hetzelfde moment toen G´d ‘beneden’ de 1e mens geschapen had uit de 4 elementen: vuur, lucht, water en aarde. Na deze 2 handelingen, toen het voltooid was, is de mens met ziel ontstaan. In de kabbalistische visie is de mens uit delen van twee werelden gemaakt. De wereld van beneden (de 4 elementen) en de wereld van boven (de 4 winden). In de 4 winden, zijn ook de 4 elementen aanwezig: lucht in de Oostenwind, water in de Zuidenwind, vuur in de Noordenwind en aarde in de Westenwind. Kort gezegd: de ziel van de mens bestaat uit stof van de hogere wereld en het lichaam van de mens uit stof van de lagere wereld.
Volgens de Zohar heeft G´d alle zielen die voor de belichaming van de mensen bestemd waren, geoordeeld. Elke ziel verscheen in deze fase in de gedaante die later het lichaam voor G´d zou zijn. Zij smeekten en baden Hem om in de Hemelen te mogen blijven, maar G´d zond hen toch naar de plaats op aarde waar intussen het gevormde lichamen op hen wachtten. Voordat de ziel afdaalt naar de wereld van de aarde, moet zij van het aardse paradijs opreizen naar de Merkavàh. Daar aangekomen ontleent de ziel haar wezen aan de Troon. Het zou kunnen dat op dat moment de zielelement Nesjamah ontnomen wordt. Dit is de voorbereiding, volgens de Sefer hazohar, op het aardse bestaan van ons allemaal; nadat de oorspronkelijke deling man-vrouw voldaan is.
III. Man-vrouw, de oorspronkelijke indeling
De door G´d geschapen zielen waren niet te onderscheiden in mannelijk of vrouwelijk. Deze tweeheid was één in zichzelf, gelukkig gehuwd en uiterst close met elkaar. Eenmaal beneden aangekomen, worden zij gescheiden en alleen G´d weet waar de twee helften op aarde rondlopen. Door de weg van de Waarheid kan de ene helft de andere vinden en in het aardse leven herenigd worden. Als de 2 helften elkaar tijdens het leven hier ontmoeten, voldoen zij aan de Waarheid, daar hun hereniging al vaststond voor hun geboorte. Alleen gebeurt het vaak dat die 2 delen elkaar niet vinden, want er is geen garantie dat zij elkaar vinden. Wanneer de mens verdorven raakt, kan de wederhelft aan een ander gegeven worden. Na de dood zullen zij uit elkaar gehaald worden, wat voor G´d een gruwel is. Vergeet niet dat G´d Zelf dit verordend heeft. Op dat moment zullen de delen van de zie, die ooit bij elkaar hoorden, herenigd worden.
IV. De ziel van de mens
Psalm 24: 7 zegt: ‘heft de poorten, uw hoofden omhoog en verheft u aloude ingangen, opdat de Koning in ere ingaat…’ Volgens de kabbalist kan je op die manier je ziel leren kennen. Men kan geen kennis hebben van G´d zonder dat hij ingaat door de poorten van het lichaam. De poorten van de ziel dienen eerst gepasseerd te worden, wil de G´ddelijke Koning bereikt worden.
De ziel is middelaar tussen de mens en het G´ddelijke. Dit benadrukt de kabbalistische traditie nog eens extra in de opvatting over de werkzaamheid van de ziel tijdens de slaap. De ziel zou tijdens de slaap het lichaam verlaten. Halverwege, tussen Hemel en aarde, wonen 128000 gevleugelde figuren die als taak hebben de woorden, die door de mensen op aarde gesproken worden, door te geven ter beoordeling. De ziel van een slecht mens ontmoet een menigte onreine geesten, op het moment dat zij het lichaam verlaat. Zij vangen de ziel op, klemmen zich aan haar vast en ondertussen vertellen zij de ziel leugens over wat er binnenkort op aarde zou plaatsvinden. De ziel van een goed mens gaat dwars door de laag van de onreine geesten omhoog naar de sferen van de Heilige Engelen. Zij krijgen de waarheid omtrent gebeurtenissen die op aarde staan te gebeuren staan, te horen. Op de terugweg worden deze zielen lastiggevallen door de onreine geesten. De onreine geesten proberen het nieuws uit de Hemel te ontfrutselen en deze ten goede van henzelf aan te wenden.
De oorsprong van de droom
Vervolgens geven de zielen het nieuws van de engelen door aan mensen, in een vorm van een droom. Kabbalisten zien dromen van een G´ddelijke aard. Zij baseren dat op de Bijbeltekst Numeri 12: 6: ‘…hoort Mijn woorden, indien onder u een profeet is, dan maak Ik, de Here, Mij in een gezicht aan hem bekend, in een droom spreek Ik tot hem…’De op 1 na hoogste profetische wijsheid is het visioen (innerlijk gezicht, het zien van personen, zaken of toestanden die op natuurlijke wijze niet zichtbaar zijn). De droom is hiervan de laagste graad. In dit geval geeft de engel de info door aan de ontvanger. De kabbalist gelooft dat ‘s nachts de Nesjamah de mens verlaat. Dat is het moment dat de mens aangevallen kan worden door de onreine geesten. Door je aan de Tora te houden, bescherm je jezelf, op het moment dat je slaapt. Zolang de Nesjamah in je lichaam aanwezig is, zou een onreine geest je niet kunnen aantasten. Volgens de Zohar wordt de mens, op wiens ziel door G´d goedgunstig gezien wordt, onmiddellijk zwaar beproefd door aardse problemen. Door lijden kan de ziel zich in haar ware kracht berust worden. Wanneer een mens niet meer droomt, geloven de kabbalisten dat dit een voorteken is dat hij snel sterven zal. In dat geval brengt de ziel van haar reizen naar boven geen info meer terug. 30 dagen voor het sterven stijgt de ziel ‘s nachts op naar de plaats boven die voor haar bestemd is.
V. De dood en de ziel
In die 30 dagen leeft de mens zonder de Nesjamah.
Het oordeel
In deze periode is de Nesjamah naar boven gezonden voor het oordeel. De Nesjamah bekent de gedachten, woorden en daden van de mens. Ondertussen is de doodstrijd in het lichaam van de mens heviger dan ooit. Wanneer het oordeel van boven gunstig uitvalt, zal het lichaam van de stervende hevig transpireren en de pijn verdwijnt. In dat geval keert de Nesjamah terug m de stervende bij te staan. Daarna kraait de zwarte haan (zwart, omdat de kleur van het oordeel is) 3 maal en dát geluid kan alleen de stervende horen. Bij de laatste kraai verschijnen alle verwanten en vrienden van de overleden mens vóór hem. Wanneer het oordeel gunstig is, verheugen vrienden en verwanten zich op de kost van de stervende en de ziel wordt onmiddellijk opgenomen naar de voor haar bestemde plaats. Wanneer het oordeel ongunstig valt, wordt de mens alleen door zijn zondige vrienden herkend en een groot wéé-wéé-geroep verscheurt de stilte van het ogenblik wanneer de gedaanten in vurige zuilen veranderen die naar de hemel schieten. De ziel van de mens wordt voor een bepaalde tijd gevangen gehouden op aarde.
De opstijging van de Nefesj
De 1 zegt na 7 dagen en de ander zegt na 12 maanden, maar hoe dan ook; volgens de kabbalisten stijgt de Nefesj op. Zij wordt begeleid door de Tora, die bij het graf van de gestorvene de wacht houdt. De Tora bereidt de weg voor de Nefesj. Dit doet zij door naar de grot van Machpelah te gaan, de rustplaats van de aartsvaderen. Wanneer de Tora daar is aangekomen, keert de Tora terug naar het graf om over de beenderen van het lichaam te waken tot de dag van de wederopstanding. Intussen bereikt de Nefesj de poorten van de Hof van Eden. Daar staan de Cherubs met het vurige zwaard. Indien zij waardig wordt geacht, wordt ze daar toegelaten. In de Hof wachten haar 4 engelen. Zij reiken aan de Nefesj de gestalte van een nieuw lichaam aan. Dan wacht de Nefesj op het moment dat zij zich mag verenigen met het lichaam van de Koning. Maar, daarvoor moet zij ook waardig geacht worden. Uiteraard kan het ook gebeuren dat de Nefesj van de overleden mens niet waardig geacht wordt het Hof te betreden. In dat geval wordt zij overgeleverd aan de vorst van de duisternis: Doemah. Hij is de vorst van de hel: Gehinnom. De Nefesj wordt door 7 poorten geleid naar het binnenste van de hel. Daar wordt ze rondom ingesloten met vuur. Op Sabbath gaan alle poorten van de hel tijdelijk open en de daar verblijvende Nefesj mag tot aan de buitenste poort gaan om met andere Nefesj-zielelementen om te gaan. Tot de dag van de wederopstanding blijven deze zielen in de hel.
De Hemelvaart
De zielen die een afstand naar de Hemel hebben afgelegd die evenredig is aan de daden tijdens hun leven op aarde, worden door G´d bewaard tot het moment dat zij weer herenigd worden met hun lichaam. Dat is op het moment van de wederopstanding aan het einde van de tijd. Wanneer er geen verlossing heeft plaats gevonden, zal de Nefesj met het lichaam worden verenigd en de Roeach, die bij het lichaam in de aarde heeft moeten blijven, verenigd zich met Nefesj en Nesjamah. Deze laatste 2 moeten weer neerdalen om het lichaam te verlichten. Hier wordt de Gilgul beschreven. Deze zielen gaan opnieuw in de kringloop van de wedergeboorte en worden op deze manier opnieuw in een lichaam van een mens geplaatst. Wanneer een ziel bewust buitensporig gezondigd heeft, kan het in dieren, planten of harde materie voortleven. Deze Gilgul-theorie wordt in het boek Sefer Bahir voor het eerst beschreven dit zou een vorm van straf moeten zijn. Indien de ziel, na de 3e keer, niet de gewenste toestand bereikt, wordt de ziel gedwongen een dolend bestaan te gaan leiden: Dibboek. De ziel die wel waardig wordt geacht, wordt betrokken bij het Grote Werk, het herstel van de gehele schepping: Tikkoen.
Sjechinàh
De mens zou volgens de kabbalistische opvatting een tweeslachtig wezen zijn. Ikzelf geloof dit persoonlijk ook.
Volgens dezelfde opvatting zou G´d ook tweeslachtig zijn. G´d zou zelfs maar half zijn, in ieder geval niet volledig. De uitspraak laat ons mens maken heeft, volgens de kabbalistische opstelling, betrekking op de Sjechinàh. Er zal hierover een kort verslag geschreven worden omtrent de Nesjomme en Sjechniàh om een en ander te verduidelijken. Deze zal onder “Joodse mystiek en Gematria” gepubliceerd worden.
De kabbalisten trekken tevens de bovengenoemde conclusie om de manier hoe Eva uit Adam geschapen is. De mens zou dus mannelijk en vrouwelijk zijn. Wij zijn immers naar G´ds evenbeeld geschapen. Dit wordt benadrukt met de opvatting dat je altijd in contact moet blijven met het vrouwelijke gedeelte, opdat zijn geloof sterk mag blijven. Simpel gezegd: de man moet niet zonder de vrouw door het leven gaan. De Sjechinàh wordt vertegenwoordigd door iedere levende vrouw. De man moet bij verre reizen G´d smeken de Sjechinàh op hem te laten rusten, zodat hij, in afwezigheid van zijn vrouw, geen onvolledige man hoeft te zijn dat zwak in zijn geloof komt te staan. De vrouw die thuis blijft, moet zich 6 dagen per week aan de Torastudie wijden. Daardoor zal er een blijvende aandacht van G´d, d.m.v. de aanwezigheid van de Sjechinàh, voor de man zijn. De kabbalist denkt, dat hij dan op de juiste weg is om de bruidegom van de Tora, dus de bruidegom van de Sjechinàh te worden.
————————————————————
Kabbalah in deze tijd
De kabbalistische traditie is terug te brengen op 6 stellingen:
A. De ware transcendente (boven zekere grens uitgaand; bovenaards) G´d is niet de Schepper van het heelal en deze wereld. Hij wordt aangeduid als de Ejn Sof, die alleen omschreven kan worden wat hij niet is. Hij is onbegrensd, daardoor zonder wil, zonder verlangen, zonder plan.
B. De Schepper is de Sefiroth Kether, Hij emaneerde uit de Ejn Sof.
C. De Schepper heeft een vrouwelijke tegenhanger. Zij is het aspect van Hemzelf. Zij leeft in ballingschap op deze wereld: de Sjechinàh.
D. De basiswet die alles beheerst, is de Wet van de tegenstelling.
E. De verlangde eenwording van het universum met het G´ddelijke (het herstel van de oorspronkelijke eenheid), hangt af van de verlossing van alle zielen en die verlossing hangt af van de eenheid van de tegenstelling.
F. Alleen de mens is instaat de ziel te verlossen. Hij moet kwaad als realiteit aanvaarden en hij moet ook de betekenis van het kwaad kennen.
Mystiek, rationalisme en transformatie
Mensen die zeggen dat de Kabbalah occult is, zouden niet weten waarover zij praten. Occult is een breed begrip. Binnen het christendom is occult alles wat van de tegenstander van G´d komt, die Hasjem op een sublieme wijze weet te imiteren en Hem te gruwelen van zijn daden. Wat wel een feit is, is dat sommige schrijvers van de zogenaamde Kabbalah bij het grote publiek ervan weet te doordringen dat Kabbalah nuttig en belangrijk is, omdat zij de leer van de Drie-eenheid aanhangen, wat zo fundamenteel is voor het christendom. Ook zijn er lieden die de verlichte theorieën van Joodse mystici binnen de context van witte en zwarte magie behandelen. Daardoor ziet de publieke opinie dat de Kabbalah vaak als een geestelijke afwijking. Waak zien men de mysticus als een neuroot die de werkelijkheid wilt ontvluchten. De reden van zijn meditaties is de adequate compensatie op een leeg gevallen plaats die, zo niet in kwantiteit, de kwaliteit bij een waarachtig zoeken. Deze afzondering is even groot als zijn deelname aan het maatschappelijk leven.
Agadàh
Door de invoering van de legende, Agadàh, werd de kabbalisme oorzaak van grote geestelijke verandering in de Joodse geschiedenis. De Agadàh is de mystieke beleving van het judaïsme. De wijsgierige Halachàh kan het emotionele element niet opbrengen, terwijl dat emotionele element noodzakelijk is. Alleen door het mythisch ritueel van Kabbalah kon dit bereikt worden. Dit leidde tot 2 belangrijke probleemstellingen:
1. Wat voltrekt zich bij de transformatie?
2. Hoe kan een mythisch ritueel een dergelijke transformatie bewerkstellingen?
Transformatie
Dit is een moeilijk bovennatuurlijk concept wat moeilijk te realiseren is. Het is ongrijpbaar in kwantitatieve analyse of deductieve (uit algemene wetten afleiden hoe verschijnselen zich in bepaalde gevallen voordoen) logica. Het is niet te beschrijven. Mystici zeggen dat het een substantie (materie) is die in de mens bevindt als een gevangene die zucht om bevrijding, die via transformatie realiseert. Voor het gemak noemen we de substantie ‘ziel’. Deze ‘ziel’ verkeert in een gevallen, ongeboren zijntoestand. In dat gegeven is de mens niet volmaakt: onvolledig, zolang de bevrijding of verlossing niet heeft plaats gevonden. Middels transformatie bereikt de ‘ziel’ zijn verlichting, zijn bevrijding uit die gevangenschap. De Agadàh is de emotionele benadering. Zij is het vuur dat de heersende tegenstelling aaneensmeedt.
Yin en yang
Wat is het midden van een tegenstelling? Evenwicht. Dit is het beginsel van yin en yang. Bij transformatie moet het ervaren van de emotie ook in dat evenwicht zijn. Wanneer de emotie wordt beheerst en het evenwicht in ‘hetzelf’ wordt vastgehouden, dan zal de emotie leiden naar een nieuwe dimensie (nieuw ervaringsgebied).
Oorsprong van emotie
De Agadàh schept een wereld waar pantheons (alle godheden te samen) van goden, engelen en machten zijn gehuisvest. Vanuit deze dementie verrijkt de meer tastbare wereld die de mens ervaart, haar structuur en geestelijke inhoud. De mystici geven aan dat dit meer wezenlijke inhoud door het feit dat zij een ogenblik de mythe hebben ervaren.
Noodzaak van mythologie
Agadàh onderwijst, ordent en geneest. Als iemand genezing of verlossing nodig heeft, dan zal het contact met de G´ddelijke wereld van de mythe de verlossing tot gevolg hebben. Middeleeuws rabbijns judaïsme verwierp de pantheïstische (stelsel dat G´d vereenzelvigt met het heelal) eenheid van G´d, kosmos en de mens. Het G´dsbeeld werd inhoudloos. De Joodse riten die dienden om de mens een plaats te geven in het drama van geboorte, dood en wederopstanding als onderdeel van de natuurlijke kringloop in de schepping en de boel werd ongemythologiseerd. De bedoeling van de mythe is juist aan de kringloop van de schepping te ontsnappen door verlossing: de transformatie van de mens. De rabbijnse Jodendom ontkrachtte deze vitale expressie. Alleen de kabbalisten bleven deze gedachten van de noodzaak van de beschreven mythologie vasthouden. Voor hun is de mythe, de Agadàh, niet uit de schepping weg te denken. De rabbijnse Jodendom hield vast aan haar monotheïstische (vereren van slechts één G´d) opvattingen. Kabbalisten zijn gericht op natuurgericht ritueel. Mens en natuur zijn beide aan één en dezelfde pulserende (zich periodiek uitzetten en weer inkrimpen) vitaliteit onderhevig zijn. Door de rabbijnse Joden wordt mythologie niet langer gezien als een G´ddelijke wereld. In plaats daarvan zag men haar als een niet te verklaren geheimtaal. Het fundamentele probleem voor hen is de onttroning van het G´dsbeeld.
Geestelijke leegte bij de moderne mens
Zowel in de oudheid als in de middeleeuwen leefde de mens in de zekerheid van het bestaan van de G´dheid. Deze zekerheid wil de moderne mens niet meer. G´d is zo goed als dood.
De wederopleving van de mythe en de religie
De kabbalisten hervonden een nieuwe geestelijke vitaliteit: de heropleving die alleen mogelijk is als de mythe haar plaats herkrijgt en die weer opening biedt aan religieuze beleving van het G´ddelijke zoals dit vanaf de oudste tijden geordend ligt. Kabbalisten vinden dat de moderne mens deze mythe nodig heeft om weer tot herkenning te komen.
Kabbalistische metafysica en mythologie
De 4 basiselementen van de mythologie zijn:
1. Het eeuwige: de kern van het kabbalisme. De Ejn Sof is de eeuwige of oneindige. Ejn Sof kan alleen begrepen worden uit hetgeen hij niet is. de Zohar zegt dat: “…van hem geen spoor gevonden kan worden en dat het evenmin denkbaar is dat hij door enig middel of enig tactiek bereikt kan worden…”
2. De oorspronkelijke eenheid: de 1e Sefiroth Kether is grijpbaar voor het verstand als werkzaam deel van de emanerende Ejn Sof. In Genesis wordt Kether ook wel de Schepper-G´d genoemd. Ejn Sof kan niet scheppen, omdat hij onbegrensd is. Het wil van scheppen is begrenst. Hij zou door het scheppen zichzelf begrenzen. Hij heeft geen gedachte, geen wil, geen bedoeling of verlangen. Ook dat zou hem begrenzen. Kether, de kroon, de 1e Sefiroth werd uitgedrukt door de Ejn Sof, doordat hij zich emaneerde. In Kether ligt de blauwdruk en de essentie van de volgende Sefiroth. De Zohar zegt: “…zo is het 1e deeltje dat Hij schept een simpel punt dat daarna omgezet wordt in een gedachte. In die gedachte grifte Hij, de Schepper-G´d, de tekens die de overige Sefiroth of archetypes zouden worden. Vanuit het midden van deze gedachte ving Hij aan het blauwwerk op te richten…” Dit begin is niet door een naam of enige hoedanigheid te kennen: bestaand en niet-bestaand genaamd: Mie: wie? Eenmaal dit gegeven voltrokken was en het volledig openbaar moest worden in noembaarheid, dus kenbaar aan een naam, schiep Hij, de Schepper-G´d, Eleh: deze. Hij werd gekend bij deze naam. Vervolgens traden de 2 woorden Mi en Eleh in elkaar en werden Zijn Naam: Elehim. Deze exegese van de Zohar is een antwoord op de vraag die in Jesaja 40: 26 gesteld wordt: ‘…wie heeft dit alles geschapen?’ Men wilt hier bewijzen dat de Naam voor Kether, ook de Schepper-G´d van toepassing is. Zoals Kether, de kroon van de Sefirothische boom is, is hij mannelijk en als hij schept, geschiedt dat door de 4 heilige boeken van het hindoeïsme, de Veda’s, de Mahabharata, en de Ramayana, gelijk bij de Joden de Tora. De Ejn Sof is dus onbegrensd en had de eindige wereld in zijn geest geschapen. Om dit te bereiken, schiep hij een tweede, een lagere G´d en zei hem het heelal te schapen, volgens het plan die in zijn geest lag. Het is namelijk onmogelijk voor de Ejn Sof om zelf in actie te komen. Hij komt in actie, via de lagere, 2e G´dheid Kether. Vele geloofsstromingen, m.n. het Hindoeïsme, hangen dit gegeven aan.
3. Scheiding van de tegenstellingen; in het scheppingsverhaal, zoals de Zohar dit vertelt, wordt deze doorbraak gezien als een punt, een bal van geconcentreerde energie, waarin alle nog komende activiteiten liggen opgesloten. Volgens de Zohar zullen vanuit deze bal: deze monade (ondeelbaar bestanddeel) of dit punt in de ruimte, alle dingen hun bestemming krijgen. De 1e en meest eenvoudige manifestatie van deze monade bestond uit een rechte lijn en een cirkel. De rechte lijn en de cirkel zijn afhankelijk van elkaar, maar zij kunnen niet onafhankelijk van elkaar tot stand komen. Zo kan de rechte lijn niet uit zichzelf of zonder de punt tot stand komen en de cirkel niet zonder de rechte lijn, die als onmisbaar essentieel deel de punt in zich draagt. Waar dit punt ook ligt, het is de aanvang van de schepping: een centrum dat voor eeuwig vast ligt. Zo ligt het punt in deze ruimtelijke zin van de schepping waarop de 1e mens, Adam, geschapen werd, in het midden van de wereld en is het op zichzelf het midden van deze wereld. Het is hetzelfde punt waar Adam is begraven de plek die ook de plaats is van de hoeksteen van de tempel. Hier wordt de berg Golgotha aangetroffen, de schedel plaats, waar de Christus is gekruisigd. Dit ruimtelijke punt, het centrum, is in en door alles, ook in de mens. Het gaat hier om de manifestatie van de tegenstellingen in de schepping. Het gaat om een eindeloze variatie op deze tegenstellingen in de schepping die keer op keer in de scheppingsverhalen naar voren komen: steeds weer een nieuwe benadering van de Schepper/schepping. Ieder cultuur heeft zijn eigen verhaal, attributen, locaties en menselijke voorstellingen van het scheppingsverhaal, maar de dynamische structuur van het scheppingsverhaal blijft constant. Het punt wordt ook wel de zaadgedachte of G´ddelijke kiem genoemd, waarin alles wat nog komen moet besloten ligt. Dit punt wordt in de ruimte gekenschetst (omschreven) als de 1e manifestatie van de tegenstellingen die in dit punt besloten ligt. Dit punt wordt in de Zohar Resheth genoemd; het begin, het startpunt nog voor het mysterie daar is. Nog een mysterie: toen de Ejn Sof vanuit het midden van de oneindigheid dit punt voortbracht, gebeurde dat door expansie (uitbreiding) van zichzelf. Zijn lichaam is als ijle (dunne) toestand: ether (bovenlucht, dampkring, hemel). Deze punt putte deze ether uit en vormde op die manier het licht. De Hebreeuwse letter Jod staat voor dit punt. De Zohar vertelt dat dit licht zich voorbereidde en uit dit licht verschenen 7 vloeibare letters van het alfabet. Op dat momnet verschijnt de duisternis en hierin ontstaan ook 7 vloeibare letters. Daaropvolgend het firmament (uitspansel), dat voortkomt dat het licht en de duisternis met elkaar in conflict komen en, eveneens 7 vloeibare letters met zich meebracht. Op dat ogenblik kwamen de 7 letters van de duisternis op om opgenomen te worden in het firmament. Dit alles nog steeds in vloeibare toestand. Op het moment dat het firmament verdichtte, namen de letters materiële vorm aan, aan de linker- en de rechterzijde. Op die manier vormen het 1e paar tegenstellingen in de schepping. Het komt er op neer dat wanneer het punt in het begin zich manifesteert, alle tegenstellingen daarmee manifest worden, omdat zij allen in dit Resheth in potentie aanwezig zijn. Dit was over de tegenstellingen, nu komen we op de scheiding. De 1e daad in de schepping was scheiding (Genesis 1: 6- 10). Eerst de scheiding tussen de wateren. De wateren symboliseren de chaos die aan de schepping vooraf ging. Daarna volgde de scheiding van Hemel en aarde. Volgens kabbalistische traditie is het water van boven manelijk en het water van beneden vrouwelijk. Pas na het scheiden van het water kon het aanvang van het scheppen van de wereld beginnen. Ook hier weer een paring van tegenstellingen vanuit de scheiding van de tegenstellingen. Tot op het ogenblik van scheiding, is er een beklemming daar het licht niet voortgebracht kon worden. In Genesis ontstaat het licht pas na de scheiding tussen Hemel en aarde.
4. De eenheid van de tegenstellingen: in de Talmoedische literatuur leefde het idee van de Sjechinàh: het aspect van G´d dat in de wereld van de Schepping verblijft. In deze visie wordt de Sjechinàh opgevat als het actieve beginsel van G´d in de dagelijkse aangelegenheden van een volk, Israël in het bijzonder. Het is de wijze waarop Hij, G´d, in de wereld is. Zijn ‘gezicht’, zoals kabbalisten zich uitdrukken. In de Kabbalah verandert dit echter. Daar wordt de Sjechinàh de vrouwelijke tegenhanger van G´d; een wezenlijk aspect van deze G´d als 1 van de vele aspecten van die G´d heeft. Enerzijds wordt de Sjechinàh gezien als het verbannen Israël, anderzijds is zij de ziel van de mens die, samen met G´d, een éénheid wilt worden. Dit gegeven is de Kabbalah een systeem van gnostische (kennis, t.w. van G´d; benaming voor laat-hellenistische en vroeg-christelijke systemen om door wijsgerige beschouwing tot de geloofsgeheimen en zo tot verlossing door te dringen) speculatie.
Voor wij verder gaan, wil ik vertellen dat er een verschil is tussen gnostiek en gnosisme. Gnostiek is verzamelnaam voor een veelvormige G´dsdienstig-wijsgerige stroming, die vooral in de eerste eeuwen n.Chr. grote betekenis had, maar ook later momenten van herleving kende. De aanhangers streefden naar het heil door geheime, alleen voor ingewijden gereserveerde kennis (gnosis). Deze kennis heeft betrekking op het G´ddelijke en bovenaardse machten, maar is ook inzicht in het wezen van de mens. Het ontvangen van de gnosis is iemands geestelijke opstanding uit de doden. De geest moet zich van de gebondenheid aan het lichaam bevrijden. Het gnosticisme is waarschijnlijk een uitvloeisel van de ontmoeting tussen de Griekse cultuur en de wereld van het Nabije Oosten en als zodanig een smeltkroes van Perzische, Babylonische, Egyptische en hellenistische elementen. Er bestond ook een christelijke vorm van gnostiek, waarvan Valentinus (gnostisch leraar en stichter van de sekte van de valentinianen) de bekendste vertegenwoordiger is.
Gnostiek is in de loop van de eeuwen aanvaard als een verzamelbegrip van het geheel van sektarische (betrekking hebbend op een sekte) opvattingen die zich naast het vroege christendom vormden. Het zijn opvattingen van wezenlijk christelijke aard. Betreft het gnosisme, het christelijke gnosisme komt naar waarschijnlijkheid van de Joodse. Maar deze 2 stromingen hebben degelijk een overeenkomst: de idee dat de innerlijke spirituele mens zich bevrijden kan door kennis van zichzelf d.m.v. G´ddelijke openbaring. M.b.t. de aard en oorsprong van de mens, kent de gnosticus de oorzaak van de val uit de genade, de middelen die nodig zijn om de verlossing te verkrijgen en de aard van de geboorte en de wedergeboorte.
Voor de Joodse mystici gaf het Schrift een duidelijk bestaan van een vrouwelijk tegenhanger van G´d aan. Het begrip ‘wijsheid’ is representatief voor het vrouwelijk beginsel: ‘…de Here heeft mij tot aanzijn geroepen als het begin van Zijn wegen vóór Zijn werken vanouds af. Van eeuwigheid aan ben ik geformeerd, van den beginne, eer de aarde bestond…”…en Hij de grondslagen der aarde bepaalde, toen was ik een troetelkind bij Hem, ik was een en al verrukking dag aan dag, te allen tijde mij verheugend voor Zijn aangezicht…’ (Spreuken 8: 22, 23, 30). M.a.w. zelfs vóór de verschillen, veroorzaakt door het scheiden van de tegendelen, was de vrouwelijke gezel bij de Heer. Tot zover deze citaten uit het meest gelezen boek ter wereld: de Bijbel.
Naar blijk hebben alle mystieke, religieuze en mythische stromingen grote overeenkomsten met elkaar. Alles wijst er op dat er in het G´ddelijke een dimensie bestaat die slechts gekend kan worden uit hetgeen zij niet is en het niet-ding is alles. Boven dit onbegrensdheid stijgt het veld van eenheid uit, waarin de tegenstellingen, in potentie, liggen opgenomen. Uit de scheiding van deze tegenstellingen in dit G´ddelijk vlak, volgt dan de schepping met in zich besloten het eeuwige terug verlangen naar de oorspronkelijke G´ddelijke eenheid die d.m.v. de verlossing van het verbannen of gevallen deel in de strijd van de tegenstellingen tot stand kwam. De taak van de mens ligt daar, zijn opdracht om deze eenheid tot stand te brengen door deze tegenstellingen met elkaar te verzoenen.
Opbouw van de mythologie
Studie van alle stromingen m.i.b. de studie van de Kabbalah is nodig om de mens opnieuw in contact te brengen met de aarde en de achtergrond van de mythe. Het taak van het individu is een mythologie op te bouwen met een krachtige structuur. Deze structuur dient ieder mens voor zich het G´ddelijk drama te ervaren. De mens is de held van het drama en ervaart de spanning in deze mythe aan zichzelf. Op die manier draagt hij zijn steentje bij aan het herstel van het G´ddelijke orde: eenheid in het heelal. Echter, de mens moet eerst de oorspronkelijke eenheid in zichzelf herstellen m.b.v. een totaal mens: de nieuwe Adam. Deze volledige mens is de eenheid van de tegenstelling. De mens moet een heldendicht schrijven van zijn dagelijkse ontmoetingen met de draak. Met de draak wordt de wereld van alle dag bedoeld.
De Kabbalah moet opnieuw benaderd worden: haar grondslagen en haar geschiedenis in het licht van meer recente benadering van de Joodse mystiek, zoals die leeft binnen bijvoorbeeld het chassidisme.
Mystiek en psychologie
Er wordt wel eens gezegd dat de Kabbalah een mystieke psychologie is. Kabbalisme is in dit geval het voertuig waardoor kennis van het zelf en van G´d bereikt kan worden. De hoogte van die kennis, op die wijze, is zo hoog dat het zelfs de moderne wetenschap verbazen zou. Dit wordt afgeleidt uit de moderne wetenschap die reeds uit kabbalistiek werd ontwikkeld. Doordat vele bestaande stromingen met elkaar overeenkomen, betreft over macro- en microkosmos en omdat blijkt dat gevonden overeenkomsten een duidelijke inhoud hebben, ligt het duidelijk dat de mens veel ingewikkelder in elkaar steekt dan men geneigd is te denken. Zo heeft zijn mystieke achtergrond, volgens de kabbalisten, recht te bestaan.
Eenheid van mens en kosmos
Er is een relatie tussen de menselijke en de G´ddelijke geest. Een relatie tussen mens en heelal en uit deze relatie blijkt de eenheid van het geheel. Slechts 1 van de 4 werelden is in het bewustzijn en de rest ligt buiten bereik van de waarneming. De rest van de werelden zijn van essentiële betekenis in het bewuste leven. Deze betekenis blijkt soms wanneer energie van de niet-bewuste werelden in de bewuste lagen doordringt. Die andere werelden zijn de werelden die de mysticus ervaart. De monade, waardoor de energie van de niet-bewuste werelden doordringt in de bewuste wereld, is het knooppunt in ruimte en tijd waarin de tegenstellingen zijn verenigd.
In de Kabbalah wordt er gezegd dat de hoogste wereld niet werkt zonder de wereld van de mens, de lagere wereld. Dit beginsel hebben de Joodse mystici nooit uit het oog verloren. Dit beginsel staat voor het dagelijks lijden op deze wereld. De Joden hebben dit lijden nooit ontvlucht. Zij onderzoeken de zin van het lijden door het lijden in al zijn facetten te doorstaan. Dat is de ‘ondergang’ en ‘ verheffing’: de kern van het mystiek.
De Sefer hazohar omschrijft de droom
De Zohar begint met een eenvoudige citaat uit de Bijbel:
1 Koningen 3: 4, 5 en 12: ‘…zo ging koning Salomo naar Gibeon om daar te offeren, omdat dit de voornaamste hoogte was: 1000 brandoffers bracht Salomo daar…’ ‘…te Gibeon verscheen de Heer aan Salomo des nachts in een droom, en God zeide: “Vraag, wat zal Ik u geven?”…’ ‘…Zie Ik geef u wijsheid en verstandig hart, zodat uws gelijke vóór u niet geweest is, noch na u zal opstaan…’ Volgens de Zohar verklaren dromen het visoen. De droom kan worden opgewekt door het ritueel of een offerande met het doel gebieden te betreden die in de normale omstandigheden niet toegankelijk zijn en buiten het bereik van het bewustzijn liggen. De droom is, volgens de Zohar, slechts het 60e deel van een hele profetie. De mens wordt in de droom slechts hetgeen getoond dat met dit 60e deel van de profetie overeenkomt en voor zover dit correspondeert met zijn aard. In kabbalistische context levert dit de volgende merkwaardige psychologische veronderstellingen op: “wanneer de mens de volmaaktheid heeft weten te bereiken, verwerft hij een wijsheid die te vergelijken is met de wijsheid van Salomo. De mens kan deze volmaaktheid bereiken middels de informatie die hij uit de droom verkrijgt. In de droom ervaart hij de wijsheid van G´d die hem begeleidt. De volmaaktheid heeft hij pas bereikt als het hem mogelijk is geworden ‘in-wijsheid-te-zien’, gelijk Salomo: oog-in-oog, zonder tussenkomst van een droom.” De Zohar voegt hieraan toe dat “de wijsheid van Salomo boven alle wijsheid uitgaat, omdat de maan haar volheid had bereikt.” Salomo verloor zijn wijsheid, doordat hij veel vrouwen nam, die afgoden vereerden. G´d sprak hem aan en wijsheid verliet hem: “toen kwam de duisternis over Salomo als gevolg van zijn vele zonden. De maan nam af, omdat hij het heilig verband niet onderhield en omging met vreemde vrouwen. Vanaf dat ogenblik werd hij als een gewoon mens. Wederom afhankelijk van de droom.”
Wijsheid is synoniem met de volle maan en het verlies van de wijsheid is hetzelfde als de afnemende maan. Van al die synoniemen die staan voor het vrouwelijke beginsel van G´d, is de maan de belangrijkste en het meest gehanteerde. In de structuur van de droom blijkt het duidelijk dat er een betrekking is met de Sjechinàh, die zich steeds meet ver bergt naarmate de mens zondigt. Kabbalistisch gesproken neemt de maan, de Sjechinàh (het vrouwelijke beginsel) de werking van dit G´ddelijk begeleidend beginsel in de droom af: naarmate de mens zich in de natuurlijke driften verdicht. Wanneer het volle maan is in het zielenleven van de mens, dan is er rechtstreeks contact met het G´ddelijke, zonder tussenkomst van dromen mogelijk.
Mythe en de droomsymbolen
Succesvolle droomuitleg vereist kennis van modellen die in de mythologie besloten liggen. Het eist inzicht in de basisverhouding. Voor dit alles heb je ‘wijsheid van Salomo’ nodig. Op de mens van tegenwoordig, wordt enerzijds het beroep gedaan zichzelf waar te maken uit hetgeen wat hem van binnenuit drijft: een realisatie die van uit zichzelf tot stand kan komen via de mythe, de ware kern van zijn bestaan. Anderzijds wordt deze mens aangezet de oude mythe te doen herleven en de sluimerende, maar gevangen geest vrij te maken. De bevrijding is alleen maar mogelijk d.m.v. disciplines van de huidige wetenschap en daarvoor is het noodzakelijk dat de mythe geplaatst wordt in de wetenschappelijke context van de onvoorwaardelijke erkenning als levend en alles beheersende beginsel. Door erkenning van het licht kan de hedendaagse mens ook bijdragen aan herstel van dat licht in deze wereld. De hedendaagse Kabbalah kan niet bestaan zonder de Kabbalah van vroeger. Het kan niet bestaan zonder vanuit deze oerbron van de Joodse mystiek gevoed te worden.
Kabbalah, an introduction and illumination for the world today door: Charles Poncé
©Jodendom-online 1998