Jacobus 5: Ziekenzalving
Geschreven in februari 2004 door Dineke van Kooten.
Jacobus 5 wordt regelmatig aangehaald als voorbeeld voor gebedsgrond/belofte voor lichamelijke gebedsgenezing.
Mijn vraag is daarom: Wat staat er nu precies in de grondtekst? En: Wat is de teneur van deze brief van Jacobus.
In de Statenvertaling lezen we:
Jakobus 5: 13 Is iemand onder u in lijden Dat hij bidde. Is iemand goedsmoeds? Dat hij psalmzinge.
Jakobus 5: 14 Is iemand krank onder u? Dat hij tot zich roepe de ouderlingen der Gemeente, en dat zij over hem bidden, hem zalvende met olie in den Naam des Heeren.
Jakobus 5: 15 En het gebed des geloofs zal den zieke behouden, en de Heere zal hem oprichten, en zo hij zonden gedaan zal hebben, het zal hem vergeven worden.
Jakobus 5: 16 Belijdt elkander de misdaden, en bidt voor elkander, opdat gij gezond wordt; een krachtig gebed des rechtvaardigen vermag veel.
In het Nederlands wordt Jakobus 5: 15a door de Nieuwe Vertaling (NV dat is de NBG-vertaling 1951) vertaald als: “En het gelovige gebed zal de lijder gezond maken”, terwijl de Statenvertaling (SV) zegt: “En het gebed des geloofs zal den zieke behouden”. De SV blijft hier het dichtst bij de oorspronkelijke tekst, want in het Grieks staat ‘behouden’. Dat dit de juiste vertaling is, wordt bevestigd door deze zelfde Griekse woorden die in het hele Jakobus boek in totaal vijf keer gebruikt worden. Waarbij de andere vier keer (Jakobus 1: 21[i]; 2: 14[ii]; 4: 12[iii] en 5: 20[iv]) dit Griekse woord de betekenis heeft van ‘geestelijk behoudenis’ of ‘zalig maken’. Een belangrijke tekst waarin dit Griekse woord voorkomt, is Jakobus 1: 21 waar het gaat over het Woord dat, na de bekering van de zonden, onze zielen kan zalig maken. De overige drie gevallen liggen geheel op deze zelfde lijn, zodat het voor de hand ligt dat ook 5 vers 15 zo moet worden vertaald. Dus niet zoals de NV zegt: “de lijder gezond maken”.
Direct daarna in 15b wordt door de NV gesproken over “en de Here zal hem oprichten. En als hij zonden heeft gedaan, zal hem vergiffenis geschonken worden.”. De SV vertaalt: “en de Heere zal hem oprichten, en zo hij zonden gedaan zal hebben, het zal hem vergeven worden.”
Dit Griekse woord ‘oprichten’, komt verder niet in de Jakobus brief voor. Waardoor we de betekenis van dit woord dus niet kunnen afleiden uit andere teksten met ditzelfde woord. In de wetenschap gaat men dan op zoek naar de betekenis van dit woord in zijn context. We letten dan op de betekenis van het woord van 15a, waardoor dit woord in deze tekst (15b) ook een geestelijke betekenis krijgt. Gezien de inhoud van deze tekst is dat erg voor de handliggend. Het woord ‘oprichten’ krijgt dan een geestelijk betekenis: te midden van het lichamelijk lijden, wordt zijn hoofd opgetild en ‘juicht’ hij om de behoudenis van zijn ziel en de vergeving van zijn zonden!
Jakobus 5: 16 wordt door de NV vertaald met: “Belijdt daarom elkander uw zonden en bidt voor elkander, opdat gij genezing ontvangt.” De SV zegt: “Belijdt elkander de misdaden, en bidt voor elkander, opdat gij gezond wordt.”
Opvallend aan dit vers is dat het een algemener karakter krijgt. Ging het in vers 14 en 15 over de zieke wiens ziel na een gelovig gebed behouden wordt, in vers 16 wordt iedereen die de brief leest aangesproken en aangespoord.
Ook het Griekse woord voor ‘genezing ontvangen’ wordt verder niet door Jakobus gebruikt. Zodat niet bij voorbaat duidelijk is wat hier bedoeld wordt. Het kan betekenen dat iedereen wordt genezen van de macht van zijn zonden en misdaden, zodat men daardoor en daarin niet meer gevangen is. Men wordt spiritueel genezen.
Het zou ook kunnen betekenen dat ieders lichaam wordt genezen. Maar gezien het dominante karakter van de behoudenis van de ziel in de gehele perikoop, lijkt het mij logisch dat Jakobus de geestelijke, spirituele genezing bedoelt. Bovendien lijkt het mij, gezien het algemene karakter van vers 16, onwaarschijnlijk dat Jakobus bedoelt dat de gemeente geen ziekte meer zal kennen en zich, daardoor – bij wijze van spreken – uit de gebrokenheid van de schepping kan bidden en belijden. Het zal de gemeente wél duidelijk wel (beter en goed) gaan, door de genezing van zonden en misdaden. Laten we de gevolgen daarvan niet onderschatten en de bevrijdende werking zal zichtbaar zijn, ook voor de buitenwereld. Dat kan niet anders.
Jakobus heeft het overigens aan het einde van dit vijfde hoofdstuk nog steeds over de behoudenis (het zalig maken) van de ziel en de vergeving van zonden. Het lijkt daarom niet voor de hand dat hij met deze éne tekst een uitstapje maakt naar de lichamelijke genezing van de gemeenteleden.
Deze uitleg wordt bevestigd door het 10de[1] vers, waar Jacobus het heeft over het voorbeeld van de doorstane misère en het volhardingsvermogen van de profeten en in vers 11[2] over de volharding van Job en Gods barmhartigheid en ontferming. Anders zou Jacobus de gemeente erop hebben gewezen dat het met hèn zo erg niet hoeft te zijn als met de profeten en met Job en dat het hèn niet hoeft te overkomen, want zij worden er van genezen.
Voor mij zijn de teksten van Jakobus 5 dus geen onwankelbare belofte voor genezing van mijn lichaam, maar deze teksten geven mij wèl een rotsvast vertrouwen voor genezing van mijn ziel en de verlossing van de kracht en de macht van de zonden (zoals in de gehele brief van Jakobus te lezen is) en een aansporing in volharding en tot het volgen van de bijbelse voorbeelden. Dit alles te midden van de ziekte met de bemoediging van het gebed en de zalving met olie. Wat voor gevolgen dit voor mijn lichaam zal hebben, weet ik niet, maar mijn lichamelijke genezing is in dit verhaal geen doel op zich!
In Jakobus 5: 15 gaat het over de ziekenzalving. Ziekenzalving is m.i. een gebruik wat in de kerk ‘altijd’ zal moeten plaatsvinden. Ik kan hierover namelijk geen argumenten elders in de bijbel vinden, die een andere (diepe) kant belicht waardoor je deze handeling niet zou moeten toepassen of er momenten zouden zijn waardoor het gebruik van ziekenzalving verdieping van het geestelijk leven in de weg zou kunnen staan, in tegendeel.
Wat in dit 15de vers aan de orde gesteld wordt door Jakobus, is mijns inziens een intens en een diepe helende vorm van pastoraat, een wezenlijke vorm van ziekenzorg. In feite zou op deze manier het bezoek van ouderlingen en de zalving van de zieke ‘standaard’ in de gemeente moeten plaatsvinden, omdat:
- het een zegen is als een ander voor en met jou – als zieke – bidt, omdat je zelf – vanwege je ziekte en alles wat daarbij komt kijken – (soms) geen woorden meer hebt en kunt vinden. De Here Jezus en de Heilige Geest bidden dan voor ons (Romeinen 8: 22, 26 en 34b[v]). Maar het is ook heerlijk als je daadwerkelijk mag ervaren als mensen met jou bidden en precies onder woorden brengen wat jou bezig houdt. Dat kan alleen maar als hij /zij de tijd heeft genomen om te luisteren.
- juist in de stille uren allerlei dingen boven kunnen komen. Zaken van verdriet, gekwetstheid, afgewezen zijn en zonden gaan door je gedachten heen en houden je bezig. Het is goed en noodzakelijk om in een vertrouwde omgeving (te leren) je zonden te belijden. Dat werkt helend. (Psalm 32: 3 – 5[vi])
- olie in de bijbel op diverse manieren belangrijk is, onder andere als (1) bereiding van het voedsel, dat van levensbelang is (1 Koningen 17: 12[vii]); (2) teken van een speciale opdracht, van afzondering en toegewijd zijn aan God (Exodus 30: 25[viii]), zoals bij de genezing van melaatsen. (Leviticus 14: 14 – 18[ix]); de zalving tot priesters. (Exodus 28: 41[x]); en de zalving tot koning. (1 Samuël 10: 1[xi] ; 1 Samuël 16: 13[xii]); (3) lichaamsverzorging (Esther 2: 12[xiii]) en verkwikking; en ten slotte als teken van de inwoning van de Geest. (Jesaja 61: 1[xiv])
Aangezien olie op diverse manieren dus een belangrijke betekenis heeft in de bijbel, zou het kunnen dat Jakobus de situatie van een (ernstig) zieke zodanig vindt dat Jacobus vindt dat deze genoemde versterking van olie ook nodig is voor de zieke. Het lijkt mij bij Jakobus geen teken van genezing, maar van versterking.
- wanneer je ziek bent er veelal negatief met je lichaam wordt omgegaan (pijn en lichamelijk ongemak, onderzoeken, medicijnen toedienen, bijwerkingen medicijnen), dan is het goed daar ook iets positiefs tegenover te stellen. Het biedt in zo’n situatie alleen al vertroosting wanneer iemand om kracht met, en voor je bidt en daar het teken van de zalving bij gebruikt. Er gebeurt dan ook op een positieve manier iets met je lichaam. Het teken aan je voorhoofd is een blijvend teken wat je met je meedraagt, waardoor je er niet alleen voor staat. Dat alleen al zal heling geven. (Zelfs leren omgaan met je ziekte is daarin een gebedsgenezing.) Zalving is het Heilig Avondmaal voor de zieke, als teken, ter vertroosting en voor de groei.
Aan dit alles zijn – naar mijn mening – wel een aantal voorwaarden verbonden, wil dit kunnen plaatsvinden. Het zalven is te heilig en te teer om zonder de volgende basis te gebeuren:
- Deze handeling – het zalven met olie – moet een proces zijn. Het kan geen losstaande handeling zijn. Even snel bij iemand toepassen zonder te weten waar het hart van iemand naar uitgaat.
- Bidden, zonden belijden èn zalven kan alleen maar als de ouderling of pastor naast iemand kan zitten en niet vanuit de ‘gezonde’ hoogte ‘barmhartigheid’ verleent. Zoals de Samaritaan (Lukas 10: 31 – 35[xv]) en Jezus (Johannes 8 : 6 – 11[xvi]) deden.
- Er moet een basis van vertrouwen en (h)erkenning zijn.
Let wel: denk hierbij ook aan een regelmatige voorbede in de gemeente en als gemeenteleden individueel voor de (langdurig) zieken (1 Timoteüs 2: 1 en 3[xvii]). Paulus noemt hier dan wel dat we moeten bidden voor alle mensen. Ik noem hier speciaal de zieken, omdat wij als mensen de neiging hebben om alleen te bidden voor die mensen die we net ontmoet hebben of waarvan we voor het eerst van hun verdriet hebben gehoord. Maar hoe vaak is het niet uit het oog uit het hart? En een (chronisch) zieke is in het bijzonder iemand die we door de praktische omstandigheden niet vaak zien.
Kortom het wonder van heelheid, genezing van geestelijk wonden en kwetsuren zal geschieden als we onze zonden belijden en samen bidden. Ook zal er geestelijk heelheid en genezing van een ziekenzalving uitgaan, daarom pleit ik ervoor deze rituelen, deze vorm weer in onze protestantse gemeenten in te voeren weliswaar ingebed in een proces van diepe, helend pastoraat waarin men samen op weg gaat zoals de Samaritaan deed. Daaruit zal ook de vrucht van de lichamelijke genezing gevonden worden, maar nu NIET als doel!
Dineke Sinke
februari 2004
[1] Jakobus 5: 10 Mijn broeders, neemt tot een voorbeeld des lijdens, en der lankmoedigheid de profeten, die in den Naam des Heeren gesproken hebben.
[1] Jakobus 5: 11 Ziet, wij houden hen gelukzalig, die verdragen; gij hebt de verdraagzaamheid van Job gehoord en gij hebt het einde des Heeren gezien, dat de Heere zeer barmhartig is en een Ontfermer.
Aanvullende teksten/citaten m.b.t. gebedsgenezing:
- Mattheüs 20:20-22
20 Toen kwam de moeder der zonen van Zebedeüs tot Hem met haar zonen, Hem aanbiddende, en begerende wat van Hem.
21 En Hij zeide tot haar: Wat wilt gij? Zij zeide tot Hem: Zeg, dat deze mijn twee zonen zitten mogen, de een tot Uw rechter- en de ander tot Uw linker hand in Uw Koninkrijk.
22 Maar Jezus antwoordde en zeide: Gijlieden weet niet wat gij begeert; kunt gij den drinkbeker drinken, dien Ik drinken zal, en met den doop gedoopt worden, waarmede Ik gedoopt worde? Zij zeiden tot Hem: Wij kunnen.
23 En Hij zeide tot hen: Mijn drinkbeker zult gij wel drinken, en met den doop, waarmede Ik gedoopt worde, zult gij gedoopt worden; maar het zitten tot Mijn rechter-, en tot Mijn linker hand, staat bij Mij niet te geven, maar het zal gegeven worden dien het bereid is van Mijn Vader.
- Marcus 8:31-33
31 En Hij begon hun te leren, dat de Zoon des mensen veel moest lijden, en verworpen worden van de ouderlingen, en overpriesters, en Schriftgeleerden, en gedood worden, en na drie dagen wederom opstaan.
32 En dit woord sprak Hij vrij uit; en Petrus, Hem tot zich genomen hebbende, begon Hem te bestraffen;
33 Maar Hij, Zich omkerende, en Zijn discipelen aanziende, bestrafte Petrus, zeggende: Ga heen, achter Mij, satanas, want gij verzint niet de dingen, die Gods zijn, maar die der mensen zijn.
Marcus 10:32
(het ging hiervoor over het lijden en sterven van Jezus)
32 En zij waren op den weg, gaande op naar Jeruzalem; en Jezus ging voor hen; en zij waren verbaasd, en Hem volgende, waren zij bevreesd. En de twaalven wederom tot Zich nemende, begon Hij hun te zeggen de dingen, die Hem overkomen zouden;
35 En tot Hem kwamen Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs, zeggende: Meester! wij wilden wel, dat Gij ons deedt, zo wat wij begeren zullen.
36 En Hij zeide tot hen: Wat wilt gij, dat Ik u doe?
37 En zij zeiden tot Hem: Geef ons, dat wij mogen zitten, de een aan Uw rechter-, en de ander aan Uw linker hand in Uw heerlijkheid.
38 Maar Jezus zeide tot hen: Gij weet niet, wat gij begeert. Kunt gij den drinkbeker drinken, dien Ik drink, en met den doop gedoopt worden, daar Ik mede gedoopt word?
39 En zij zeiden tot Hem: Wij kunnen. Doch Jezus zeide tot hen: Den drinkbeker, dien Ik drink, zult gij wel drinken, en met den doop gedoopt worden, daar Ik mede gedoopt word;
40 Maar het zitten tot Mijn rechter- en tot Mijn linker hand staat bij Mij niet te geven; maar het zal gegeven worden dien het bereid is.
- Henri Nouwen Open uw hart: “Als we anderen willen genezen, is voor ons, mensen, de belangrijkste vraag niet: “Wat moeten we zeggen of doen?” maar: “Hoe kunnen we innerlijk voldoende ruimte maken om het verhaal te ontvangen?” Iemand genezen houdt de bescheiden maar ook zeer veeleisende opdracht in een vriendelijke open ruimte te scheppen en die ter beschikking te stelen aan de vreemdeling. Daar kan hij zich dan onbevreesd verdiepen in zijn verdriet en pijn en het vertrouwen vinden om in al zijn verwarring op zoek te gaan naar nieuwe wegen.”
- Johannes 6: wonderbare spijziging – storm op zee – zoeken ze Jezus op en zegt Hij:
26 Jezus antwoordde hun en zeide: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: gij zoekt Mij, niet omdat gij tekenen gezien hebt, maar omdat gij van de broden gegeten hebt, en verzadigd zijt.
36 Maar Ik heb u gezegd, dat gij Mij ook gezien hebt, en gij gelooft niet.
44/54 Die Mijn vlees eet, en Mijn bloed drinkt, die heeft het eeuwige leven; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage.
65 En Hij zeide: Daarom heb Ik u gezegd, dat niemand tot Mij komen kan, tenzij dat het hem gegeven zij van Mijn Vader.
66 Van toen af gingen velen Zijner discipelen terug, en wandelden niet meer met Hem.
67 Jezus dan zeide tot de twaalven: Wilt gijlieden ook nietweggaan?
68 Simon Petrus dan antwoordde Hem: Heere, tot Wien zullen wij heengaan? Gij hebt de woorden des eeuwigen levens.
[1] Jakobus 5: 10 Mijn broeders, neemt tot een voorbeeld des lijdens, en der lankmoedigheid de profeten, die in den Naam des Heeren gesproken hebben.
[2] Jakobus 5: 11 Ziet, wij houden hen gelukzalig, die verdragen; gij hebt de verdraagzaamheid van Job gehoord en gij hebt het einde des Heeren gezien, dat de Heere zeer barmhartig is en een Ontfermer.
[i] Jakobus 1: 21 Daarom, afgelegd hebbende alle vuiligheid en overvloed van boosheid, ontvangt met zachtmoedigheid het Woord, dat in u geplant wordt, hetwelk uw zielen kan zaligmaken.
[ii] Jakobus 2: 14 Wat nuttigheid is het, mijn broeders, indien iemand zegt, dat hij het geloof heeft, en hij heeft de werken niet? Kan dat geloof hem zaligmaken?
[iii] Jakobus 4: 12 Er is een enig Wetgever, Die behouden kan en verderven. Doch wie zijt gij, die een anderen oordeelt?
[iv] Jakobus 5: 20 Die wete, dat degene, die een zondaar van de dwaling zijns wegs bekeert, een ziel van den dood zal behouden, en menigte der zonden zal bedekken.
[v] Romeinen 8: 22 Want wij weten, dat het ganse schepsel te zamen zucht, en te zamen als in barensnood is tot nu toe.
Romeinen 8: 26 En desgelijks komt ook de Geest onze zwakheden mede te hulp; want wij weten niet, wat wij bidden zullen, gelijk het behoort, maar de Geest Zelf bidt voor ons met onuitsprekelijke zuchtingen.
Romeinen 8: 34b Christus is het, (…) Die ook voor ons bidt.
[vi] Psalm 32: 3 Toen ik zweeg, werden mijn beenderen verouderd, in mijn brullen den gansen dag.
Psalm 32: 4 Want Uw hand was dag en nacht zwaar op mij; mijn sap werd veranderd in zomerdroogten. Sela.
Psalm 32: 5 Mijn zonde maakte ik U bekend, en mijn ongerechtigheid bedekte ik niet. Ik zeide: Ik zal belijdenis van mijn overtredingen doen voor den HEERE; en Gij vergaaft de ongerechtigheid mijner zonde. Sela.
[vii] 1 Koningen 17: 12 Maar zij zeide: Zo waarachtig als de HEERE, uw God, leeft, indien ik een koek heb, dan alleen een hand vol meels in de kruik, en een weinig olie in de fles! En zie ik heb een paar houten gelezen, en ik ga heen, en zal het voor mij en voor mijn zoon bereiden, dat wij het eten, en sterven.
[viii] Exodus 30: 22 Verder sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:
Exodus 30: 23 Gij nu, neem u de voornaamste specerijen, de zuiverste mirre, vijfhonderd sikkels, en specerijkaneel, half zoveel namelijk tweehonderd en vijftig sikkels, ook specerijkalmus, tweehonderd en vijftig sikkels;
Exodus 30: 24 Ook kassie, vijfhonderd, naar den sikkel des heiligdoms, en olie van olijfbomen een hin;
Exodus 30: 25 En maak daarvan een olie der heilige zalving, een zalf, heel kunstiglijk gemaakt, naar apothekerswerk; het zal een olie der heilige zalving zijn.
[ix] Leviticus 14: 14 En de priester zal van het bloed des schuldoffers nemen, hetwelk de priester doen zal op het lapje van het rechteroor desgenen, die te reinigen is, en op den duim zijner rechterhand, en op den groten teen zijns rechtervoets.
Leviticus 14: 15 De priester zal ook uit den log der olie nemen, en zal ze op des priesters linkerhand gieten.
Leviticus 14: 16 Dan zal de priester zijn rechtervinger indopen, nemende van die olie, die in zijn linkerhand is, en zal met zijn vinger van die olie zevenmaal sprengen, voor het aangezicht des HEEREN.
Leviticus 14: 17 En van het overige van die olie, die in zijn hand zal zijn, zal de priester doen op het lapje van het rechteroor desgenen, die te reinigen is, en op den duim zijner rechterhand, en op den groten teen zijns rechtervoets, boven op het bloed des schuldoffers.
Leviticus 14: 18 Dat nog overgebleven zal zijn van die olie, die in de hand des priesters geweest is, zal hij doen op het hoofd desgenen, die te reinigen is; zo zal de priester over hem verzoening doen voor het aangezicht des HEEREN.
[x] Exodus 28: 41 En gij zult die [kleding] uw broeder Aäron en ook zijn zonen aantrekken; en gij zult hen zalven, en hun hand vullen, en hen heiligen, dat zij Mij het priesterambt bedienen.
[xi] 1 Samuël 10: 1 Toen nam Samuël een oliekruik, en goot ze uit op zijn [Sauls] hoofd, en kuste hem, en zeide: Is het niet alzo, dat de HEERE u tot een voorganger over Zijn erfdeel gezalfd heeft?
[xii] 1 Samuël 16: 13 Toen nam Samuël den oliehoorn, en hij zalfde hem in het midden zijner broederen. En de Geest des HEEREN werd vaardig over David van dien dag af en voortaan. Daarna stond Samuël op, en hij ging naar Rama.
[xiii] Esther 2: 12 Als nu de beurt van elke jonge dochter naakte, om tot den koning Ahasveros te komen, nadat haar twaalf maanden lang naar de wet der vrouwen geschied was; want alzo werden vervuld de dagen harer versieringen, zes maanden met mirreolie, en zes maanden met specerijen, en met andere versierselen der vrouwen;
[xiv] Jesaja 61: 1 De Geest des Heeren HEEREN is op Mij, omdat de Heere Mij gezalfd heeft, om een blijde boodschap te brengen den zachtmoedigen; Hij heeft Mij gezonden om te verbinden de gebrokenen van harte, om den gevangenen vrijheid uit te roepen, en den gebondenen opening der gevangenis;
[xv] Lukas 10: 31 En bij geval kwam een zeker priester denzelven weg af, en hem ziende, ging hij tegenover hem voorbij.
Lukas 10: 32 En desgelijks ook een Leviet, als hij was bij die plaats, kwam hij, en zag hem, en ging tegenover hem voorbij.
Lukas 10: 33 Maar een zeker Samaritaan, reizende, kwam omtrent hem, en hem ziende, werd hij met innerlijke ontferming bewogen.
Lukas 10: 34 En hij, tot hem gaande, verbond zijn wonden, gietende daarin olie en wijn; en hem heffende op zijn eigen beest, voerde hem in de herberg en verzorgde hem.
Lukas 10: 35 En des anderen daags weggaande, langde hij twee penningen uit, en gaf ze den waard, en zeide tot hem: Draag zorg voor hem: en zo wat gij meer aan hem ten koste zult leggen, dat zal ik u wedergeven, als ik wederkom.
[xvi] Johannes 8: 6 En dit zeiden zij, Hem verzoekende, opdat zij iets hadden, om Hem te beschuldigen. Maar Jezus, nederbukkende, schreef met den vinger in de aarde.
Johannes 8: 7 En als zij Hem bleven vragen, richtte Hij Zich op, en zeide tot hen: Die van ulieden zonder zonde is, werpe eerst den steen op haar.
Johannes 8: 8 En wederom nederbukkende, schreef Hij in de aarde.
Johannes 8: 9 Maar zij, dit horende, en van hun geweten overtuigd zijnde, gingen uit, de een na den andere, beginnende van de oudsten tot de laatsten; en Jezus werd alleen gelaten; en de vrouw in het midden staande.
Johannes 8: 10 En Jezus, Zich oprichtende, en niemand ziende dan de vrouw, zeide tot haar: Vrouw, waar zijn deze uw beschuldigers? Heeft u niemand veroordeeld?
Johannes 8: 11 En zij zeide: Niemand, Heere! En Jezus zeide tot haar: Zo veroordeel Ik u ook niet; ga heen, en zondig niet meer.
[xvii] 1 Timoteüs 2: 1 Ik vermaan dan voor alle dingen, dat gedaan worden smekingen, gebeden, voorbiddingen, dankzeggingen, voor alle mensen;
1 Timoteüs 2: 3 Want dat is goed en aangenaam voor God, onzen Zaligmaker;