Is er sprake van “gain-of-function
Unico van Kooten schreef op 22 oktober 2021 op Linkedin:
Waarom is dit nieuws belangrijker dan je prik? Wel, deze figuur lijkt mede veroorzaker te zijn geweest van jou prik. Als je begrijpt wat ik bedoel. Uiteraard blijf je zelf verantwoordelijk voor de toestemming. Tot informed consent ben ik nog niet gekomen.
Waarom laat de wereld “gain-of-function” studies nog toe? Een uitvinding met Nederlandse signatuur. Toch Marion Koopmans en Ron Fouchier?
Gain-of-function study = virussen gevaarlijk maken voor mensen met het oog op bepaalde doelen. Ik noem het “spelen met de hand van God”. Ben benieuwd hoe de CU – Gert-Jan Segers hierover denkt in de politieke onderhandelingen. Dit is tenslotte dé ethische kwestie van formaat. In de meest letterlijke betekenis van het woord.
Is er slechts sprake van zeer veel toegenomen correlatie of kan inmiddels uitgegaan worden van enig causaal verband? De aanwijzingen stapelen zich op dat dit coronavirus door mensen is gemaakt.
Martin Armstrong claimt dat de WEF haar aandelen heeft verkocht voor de (wereldmedia) uitbraak van het virus. Dat is te onderzoeken door de SEC. Gaan zij dit doen? En hoe zit het met de aandelenposities van onze Bill? Ook de contractafspraken met Pfizer en anderen is nader te beschouwen en onafhankelijk te toetsen. Inmiddels zijn de contracten publiek beschikbaar. Waarom heeft onze overheid besloten dit tot Staatsgeheim te verklaren? Graag duiding van dit besluit. Is dat uit te leggen in de context van volksgezondheid?
Heel veel te doen rond Dr. Fauci en de “schuld” wordt nu afgeschoven op Peter Daszak van Eco Health Alliance.
Wat is er toch aan de hand in de wereld? Kan iemand het nog verklaren? En wat is de relatie met de slogan #BuildBackBetter? Kan onze Premier vanuit het Torentje het volk eens wat meer duiding geven? Of moeten we wachten op de volgende crisis, bijvoorbeeld als het monetaire stelsel ploft?
Censuur, tunnelvisie, blokkade op medicatie en preventie, ontkenning aerosolen, ontkenning en framing lab lek theorie, ontslag van medici en monddood maken van wetenschappers. Bizarre, oneigenlijke en onwetenschappelijke polemiek in media en in bestuur. Het simpel te doorgronden publieke opinie beïnvloedingstreintje van experts aan de mediatafel die het volk klaarstomen voor de volgende maatregel. Geen ruimte voor wetenschappelijke bezinning en proportionele weging.
Wat is er toch aan de hand mensen?
Ik observeer toch vooral een bestuurlijke crisis van wereldformaat.
Met name de westerse democratieën lijden schipbreuk en het etter lekt uit alle kieren en kleurt de wereldeconomie witgeel.
Voordat iedereen bleek wordt zou het toch zeer dienstig zijn om klare wijn te schenken.
Nederlanders hebben recht op duiding.
https://www.zerohedge.com/covid-19/dr-anthony-fauci-received-big-pay-increase-prevent-pandemics
https://www.washingtonexaminer.com/opinion/nih-admits-fauci-lied-about-funding-wuhan-gain-of-function-experiments
Leestip: https://www.amazon.com/Real-Anthony-Fauci-Democracy-Childrens-ebook/dp/B08X5YWRRP
Van gen naar ziekte
CASUÏSTIEK
datum:08-09-2000
auteurs: M.H. Breuning en E. Bakker
website: https://www.ntvg.nl/artikelen/van-gen-naar-ziekte-basisbegrippen/volledig
Inleiding
Zie ook de artikelen op bl. 1724 en 1728.
basisbegrippen in de relatie tussen genen en ziekten
Sinds kort is de samenstelling van het menselijk genoom grotendeels bekend. Dit betekent dat de structuur van vrijwel alle menselijke genen is opgehelderd. Als gevolg hiervan zal de kennis over de rol van erfelijke factoren bij ziekten nog sneller toenemen dan voorheen. Van de meeste belangrijke erfelijke ziekten is het oorzakelijke gen al bekend en DNA-technieken vinden ruime toepassing in de diagnostiek.
In de serie ‘Van gen naar ziekte’ zullen korte schetsen worden gegeven van een aantal bekende genen en de bijbehorende ziekte. Om de explosief groeiende literatuur over dit onderwerp te kunnen lezen moet men een aantal basisbegrippen kennen die frequent gebruikt worden bij de beschrijving van genen, polymorfismen en mutaties die leiden tot erfelijke ziekten.
het menselijk genoom
Elke kernhoudende cel bij de mens bevat 46 chromosomen, gerangschikt in 23 paren. Elk chromosoom is een lange draad, een chromatide (alleen op een specifiek moment tijdens de celdeling bestaat een chromosoom uit 2 chromatiden; dit wordt gezien tijdens microscopisch chromosomenonderzoek). Het DNA in een chromosoom heeft 4 verschillende bouwstenen, bestaande uit een base, een suiker en een fosfaat, ook nucleotiden genoemd: deoxyadenosinemonofosfaat (met adenine als base; A), deoxycytidinemonofosfaat (cytosine; C), deoxyguanosinemonofosfaat (guanine; G) en deoxythymidinemonofosfaat (thymine; T). Een enkele (haploïde) set van 23 chromosomen bevat 3 × 109 nucleotiden.
Slechts ongeveer 5 van al dit materiaal codeert voor eiwitten. Een stukje chromosoom dat codeert voor een eiwit wordt een gen genoemd. Het overige, niet-coderende DNA bestaat voor eenderde uit unieke, niet-coderende sequenties, voor eenderde uit laag- en middelfrequent repetitief DNA, en voor eenderde uit hoogfrequent repetitief DNA. In repetitief DNA worden verschillende klassen onderscheiden, waarvan vooral de microsatellieten en minisatellieten toepassing vinden in de DNA-diagnostiek.
Een microsatelliet is een herhaling van 1 basenpaar (mononucleotide), 2 basenparen (dinucleotide), 3 (trinucleotide) of meer basenparen, waarbij de lengte van de herhaling tussen verschillende chromosomen kan verschillen (figuur 1). Een minisatelliet is een wat langere sequentie die een aantal keren achter elkaar wordt herhaald. Variaties in het aantal herhalingen leveren een stukje DNA met een variabele, polymorfe lengte op.
Veranderingen in het DNA treden voortdurend op. Veranderingen in niet-coderend DNA hebben meestal geen effect op de cel en uiteindelijk het fenotype van de mens. Lang niet alle veranderingen in coderend DNA hebben een effect op het fenotype. Zo’n neutrale verandering wordt een polymorfisme genoemd. Een verandering in DNA die wel effect heeft op het fenotype wordt meestal een mutatie genoemd. Het allel, de allelen, zijn de verschillende verschijningsvormen van een gen of een polymorfisme.
de structuur en werking van een gen
In vrijwel alle genen van de mens wordt de coderende sequentie onderbroken door niet-coderend DNA. De coderende stukken worden exonen genoemd, de niet-coderende stukken DNA in een gen heten intronen.
In de kern wordt eerst een preRNA gevormd via transcriptie, waarbij de dubbele DNA-streng uiteenwijkt en een streng wordt overgeschreven in RNA, waarbij in plaats van thymine uracil (U) wordt ingebouwd (figuur 2). Vervolgens worden via ‘splicing’ de intronen eruit geknipt, waarna het rijpe ‘messenger’-RNA (mRNA) uit de kern kan worden getransporteerd naar het endoplasmatisch reticulum. Aan weerszijden van intronen bevinden zich herkenningsplaatsen voor de splicingsmachinerie, aan de 5′-kant de splicedonor, aan de 3′-kant de spliceacceptor.
Het mRNA wordt via translatie vertaald in eiwit, waarbij steeds drie nucleotiden een codon vormen voor één aminozuur (figuur 3). Translatie start vanaf het eerste codon voor methionine (in DNA is dat TAC en in RNA is het AUG), translatie stopt door een stopcodon (in DNA zijn dat ACT, ATC en ATT). De juiste volgorde van coderende tripletten is het leesraam (‘reading frame’) van het gen.
mutaties en ziekten
Op genoom is de wet van Murphy van toepassing, de wet die zegt dat alles wat mis kan gaan, ook werkelijk wel eens mis zal gaan. Elke denkbare verandering in de samenstelling van een chromosoom kan optreden. Het wegraken van één of meer nucleotiden wordt deletie genoemd, het erbijkomen van extra nucleotiden heet insertie; als een stukje sequentie verdubbeld wordt, spreekt men van duplicatie. Het vervangen van de ene nucleotide door een andere heet substitutie (figuur 4).
Als in de coderende sequentie van een gen door een deletie één of twee nucleotiden wegvallen, verschuift het leesraam, en door deze ‘frame shift’ zal een klein stukje geheel andere aminozuurvolgorde volgen en snel een prematuur stopcodon. Dit leidt tot een verkort (getrunceerd) eiwit, dat in de meeste gevallen niet functioneel is.
Een ‘nonsense’-mutatie leidt ook tot een te vroege stop in translatie, echter, doordat door substitutie van één nucleotide een stopcodon wordt gevormd. Een ‘missense’-mutatie is eveneens substitutie van één nucleotide, maar zo, dat één codon verandert, zodat ter plaatse een ander aminozuur wordt ingebouwd. Het is dan nog niet meteen zeker dat de verandering in eiwitstructuur ook werkelijk de oorzaak is van ziekte. In de samenstelling van veel eiwitten komen variaties voor. De meest voorkomende vorm van de coderende DNA-sequentie en van het eiwit wordt ‘wild type’ genoemd, de verschillende alternatieven vormen de allelen.
Er zijn verschillende manieren om vast te stellen of een missensemutatie pathogeen is. Het liefst test men met een in-vitrotest de functie van het eiwit. Dergelijke tests zijn echter voor lang niet alle eiwitten beschikbaar. Een andere manier is de samenstelling van het eiwit bij de mens te vergelijken met die bij andere diersoorten. Functioneel relevante delen van eiwitten zijn vrijwel altijd sterk geconserveerd, dit wil zeggen dat de samenstelling in de evolutie ongewijzigd is gebleven. Een minder belangrijke en indirecte aanwijzing geeft het bestuderen van ‘normale’ personen uit de bevolking: als de variant bij hen niet voorkomt, kan dit erop duiden dat er een relatie is met de ziekte.
Een bewerkelijke, maar vaak effectieve methode is het inbrengen van de mutatie bij een muis, ofwel door het invoegen van de gewenste sequentie via homologe recombinatie (dat is uitwisseling van homologe sequenties), ofwel door het toevoegen van het afwijkende gen, een ‘knock-in’-muis. Het uitschakelen van een gen bij de muis, om de functie van dit gen te testen, wordt ‘knock-out’ genoemd.
Mutaties in de sequenties rond een exon die herkend worden door de splicingsmachinerie kunnen het splitsen van intronen en exonen verstoren. Dit worden splice-sitemutaties genoemd. Het gevolg is meestal uitschakeling van het gen, omdat het normale product niet meer gevormd kan worden.
Wanneer een mutatie tot gevolg heeft dat een eiwit niet goed meer kan worden aangemaakt, heet dit ‘loss of function’. Men spreekt van ‘gain of function’ wanneer door een mutatie de samenstelling van een eiwit zodanig verandert dat het gedrag van het eiwit leidt tot een ziekte.
Het moleculair-biologische jargon kent nog vele termen die niet alle hier de revue kunnen passeren. De samenstellers van de bijdragen in de serie ‘Van gen naar ziekte’ doen hun best zoveel mogelijk geheimtaal te vermijden en zo de vele nieuwe ontdekkingen in het ontstaan van allerlei ziekten voor u toegankelijk te maken.
Meer informatie over erfelijke ziekten is te vinden in handboeken1-3 en op enkele internetsites; overzicht van DNA-diagnostiek in Nederland: http://www2.unimaas.nl/~LOD/tabel. htm; Online Mendelian Inheritance in Man: http://www.ncbi.nlm.nih.gov/Omim/; klinische informatie over erfelijke ziekten: http://www.geneclinics.org/.
Literatuur
- Pronk JC, Beemer FA, Geraerdts JPM, Leschot NJ, NiermeijerMF, redacteuren. Medische genetica. 6e dr. Maarssen: Elsevier;1999.
- Leschot NJ, Brunner H. Klinische genetica. Maarssen:Elsevier; 1999.
- Gelehrter TD, Collins FS, GinsburgD. Principles of medicalgenetics. 2nd ed. Baltimore: Williams & Wilkins;1998.
Wil je meer weten over dit onderwerp?
Kijk op: https://www.dinekevankooten.nl/tag/politiek/
Voor een overzicht kijk op: https://www.dinekevankooten.nl/archief/overzicht-great-reset-corona/