Elkaar verliezen, terwijl je zoveel van elkaar houdt
Daar zaten ze dan, Thijs en Tineke, na het lezen van mijn boek ‘Dwars door de pijn‘. Zij was ziek geworden, net als ik, door de zwangerschap. Hij was net het proces van overname van het familiebedrijf aan gegaan. Zijn broers en zus lieten de zware klus aan hem over, met al de verwachtingen die daarmee gepaard gaan.
Ze hadden twee jongetjes samen, Thomas en Tim, waarvan die zwangerschappen ook niet vanzelfsprekend waren verlopen. Maar nu waren ze wijzer geworden, door schade en schande. Zij was haar persoonlijk ontwikkelingsproces aangegaan en had geleerd niet alleen rekening te houden met de ander, maar ook rekening te houden met haar eigen mogelijkheden en onmogelijkheden, haar eigen grenzen. Ze had geleerd deze steeds beter aan te geven. Ze waren daarom bewust dit proces opnieuw aangegaan: een derde kind. Ze zouden dit samen dragen. Zij droeg het kind. Hij droeg mede de zorg voor het gezin. Het was zwaar, maar af te zien. De maanden en weken werden afgeteld. Ze deden het super, indrukwekkend. Zoals het, mijns inziens, bedoeld was in een relatie. Een schoolvoorbeeld van liefde.
Tegen de bevalling werd opgezien, want vorige keren waren er veel complicaties en werd er veel over de hoofden van het stel beslist. Nu hadden ze gesprekken gehad: wat zijn de mogelijke complicaties en wat willen we wel en wat willen we niet. Iedereen leek mee te werken en te begrijpen. Wat volwassen en gelijkwaardig! En toen het zover was, toen bleek dat goed te werken. Het was niet makkelijk, maar men zette er de schouders met elkaar onder. Er werd afgestemd, meegedacht en keuzes werden in gelijkwaardigheid en naar ieders instemming gemaakt. Een prachtig dame werd er geboren, naar ieders tevredenheid en opluchting. Iedereen straalde, iedereen was dankbaar. Het was nu een kwestie van genieten van de kraamtijd en daarna opknappen. Dat zou ook een intensieve tijd van stap voor stap en trainen worden, maar ook dat was doorgesproken. Het zou een kwestie van geduld zijn. Het was indrukwekkend hoe ze samen naar dit doel toe gewerkt hadden. Het was een feest – ondanks pijn en verdriet, machteloosheid en teleurstelling – dat ze zo ver waren gekomen.
Daar zaten ze dan, Thijs en Tineke. De bijdehante dochter Tanja werd bijna twee. De omgeving was er aan gewend. Iedereen leefde weer door en was opgelucht dat de bevalling en de geboorte voorbij waren. Het was nu alleen nog een kwestie van wachten totdat zij ook weer was hersteld. Maar dat was nu juist het probleem. Het lukte niet om te herstellen, want de tegenslagen kwamen. De moeder offerde zich op voor de kinderen, want die werden stuk voor stuk erg ziek, waardoor oppas en hulp niet makkelijk gevonden konden worden in coronatijd. De broodnodige hersteltijd en de opbouw van de lichamelijke krachten werden verbruikt voor de liefde en zorg voor de kinderen. Vader had zijn handen vol aan het familiebedrijf: de onderhandelingen, de uitvoering, het afscheid en het roer overnemen en langzaam omgooien uit respect voor de ouders. Als hij thuis kwam trof hij een uitgeputte vrouw aan en huilende kinderen. Naast zijn werk had hij nog een grote passie: maandelijks gehandicapte en zieke kinderen met de vrachtwagens van het familiebedrijf de dag van hun leven geven en terminale patiënten met een wens-ambulance naar een plek brengen waar ze nog één keer willen zijn. Dat moest hij toch ook kunnen doen, want die mensen hadden zijn hulp harder nodig, dan de thuissituatie.
Zij voelde zich steeds meer wegglijden in machteloosheid van eenzaamheid en pijn. Hij voelde zich steeds meer wegglijden in machteloosheid van eenzaamheid en hard werken, thuis en op het werk.
Daar zaten ze dan, Thijs en Tineke. Ze hielden zo van elkaar. Ze hadden de klus zo geweldig geklaard. Maar nu? Nu waren ze elkaar kwijt. De stroom van alledaagse dingen dreef hen uit elkaar. En hoe hard zo ook hun best deden om voor de ander te verbergen dat het offer te groot was, ze voelde allebei de diepte van de eenzaamheid, van het gemis van de steun van de ander, van de teleurstelling. Taal, noch inzet of opoffering leek hier verandering in te kunnen brengen. Hun vraag was: wat nu? Zie jij het nog zitten?
Jazeker! Ik luisterde naar beide verhalen en verklaarde af en toe wat er logischer wijs was gebeurd. Ik nam ze mee in mijn helikopter en hielp ze van een afstand te kijken naar hun eigen situatie. Waardoor ze beide tot de conclusie kwamen: het is logisch dat we hier zitten, maar komen we er ook uit?
Ik gaf hun de opdracht een lange brief aan elkaar te schrijven. Zet daarin twee dingen: 1) Wat heb je allemaal voor de ander gedaan! 2) Wat heb je allemaal van de ander gemist! Ze vonden dat nu niet de prettigste klus, maar gingen het in vertrouwen aan.
Daar zaten ze dan, Thijs en Tineke. Ieder met hun eigen brief. Zenuwachtig: wat zal de ander hier van zeggen? Hoe zal de ander hierop reageren?
Eerst mocht Thijs. Ze zetten de stoelen tegenover elkaar. Ik zei tegen Tineke: ‘Deze brief die Thijs gaat voorlezen, gaat niet over jou! Probeer hem buiten jezelf te houden! Alsof Thijs met jou iets deelt wat iemand anders hem aangedaan heeft.’ Tineke keek mij verbaasd aan: ‘Hoe kan dat nu? Het gaat toch over mij?!’ Ik zei: “Dit is Thijs zijn manier van kijken en ervaren. Thijs zijn verslag van ZIJN situatie. Als je dit als Thijs zijn waarheid over JOU gaat interpreteren, dan gaat het kind in je krijsend ten onder en sleurt jou mee en blijft er niets van jou over. Als je dit als Thijs zijn verslag ziet, dan kun je oprecht en eerlijk luisteren naar wat hij te vertellen heeft.’ Ik gaf haar een handgemaakte Waldorfpop in haar armen met de opdracht: ‘Zorg goed voor het kind in je, want het trilt van angst!”
Daar ging Thijs van start:
Lieve Tineke,
Hier zitten we dan. Op een punt waar we tegen elkaar zeggen: het moet anders. We willen anders. We kunnen ook anders.
De afgelopen twee jaar waren intens. Allereerst waren daar de negen maanden van zwangerschap met alle fysieke uitdagingen en belasting die daarbij hoorden; de spanning tot aan het einde aan toe of het goed zou gaan komen; en natuurlijk de euforie en gedeelde geluk rondom de geboorte van onze prachtige dochter. Het waren maanden waarin we volgens mij in veel opzichten het gevoel hebben gehad samen op te hebben getrokken. Verschillende keren hebben we dat ook naar elkaar uitgesproken: we doen dit samen. Het was een tijd waarin ik bewust de beschikbare tijd, aandacht en energie aan thuis en jou ondersteunen besteedde. Veel thuis zijn; geen vrijwilligerswerk, maximaal gebruikmaken van het vaderschapsverlof, met de knulletjes er op uit, zodat jij wat uurtjes rust zou hebben.
Het was een jaar waarin voor mijn gevoel bijna alles in het teken stond van de zwangerschap en de beperkingen die daarbij hoorden. Een offer die we gezamenlijk bereid waren te brengen en waarin we elkaar meestal ook vonden.
Na de geboorte van onze prachtige dochter Tanja veranderde het nodige. Een eenzaam jaar voor ons beiden brak aan. Voor jou stond alles in het teken van overleven en de reikwijdte die je aankon waren de vier muren van ons huis en op discipline en wilskracht de kinderen. Jij was aan het bikkelen met Tanja en jezelf.
Ik begon na de zomer aan m’n nieuwe functie als directeur en het zoeken naar m’n plek en rol rondom het afscheid van m’n vader. Een traject wat ik nauwelijks met je heb kunnen delen (net zoals het jaar ervoor) en waarin ik je erg heb gemist. Alles draaide om Tanja en jouw vermoeidheid. Thuiskomen werd met regelmaat het opvangen van een jammerklacht. Al mijn activiteiten binnen of buiten het werk werden door je teruggegeven als een ongewenste extra last die direct voor jou gevolgen had. Mijn bezigheden werden zo het ideale doelwit om je frustraties op af te reageren. Alle gebeurtenissen, ontwikkelingen, ideeën, voorstellen werden afgemeten aan wat jij aankon. Ruimte om iets met Thomas en Tim te ondernemen was er nauwelijks, want dat was niet leuk voor jou en dus een egoïstisch voorstel, wat jou steunde in je overtuiging dat ik je niet aanvoelde en wilde aanvoelen hoe zwaar alles voor je was. Jouw slechte nachten, jouw pijn, jouw beperkingen, jouw frustraties, jouw eenzaamheid, jouw werk, jouw moeiten, jouw angsten, jouw teleurstellingen, jouw behoeften, jouw tekortkomingen aan rust, tijd, ontspanning, enz. stonden steeds weer centraal en bepaalden de gesprekken en de ruzies.
En ik moest maar proberen daarin mee te bewegen. De ruimte die ik thuis ervoer voor mezelf was de ruimte die paste binnen jouw reikwijdte. En die was niet bepaald ruim.
Al mijn inspanningen om je te ondersteunen ervoer ik als een bodemloze put waarin het nooit goed genoeg was. Weken lang op een slecht matras op de grond bij de jongens op de slaapkamer; zoveel werkuren opgeven om de zaak thuis draaiend te houden; thuis altijd het gevoel te hebben te moeten leveren, omdat er altijd iemand in huis is die vermoeider is en meer recht van spreken heeft om aanspraak te kunnen maken op een spaarzaam moment van rust. Elke keer maar weer zelf zo stabiel mogelijk blijven, zelf geen stress of frustratie uiten, omdat daar al helemaal geen ruimte voor was. Van een man-vrouw relatie met ruimte en aandacht voor elkaar was in mijn beleving weinig sprake.
Naast een gesloten blikveld uitte je vermoeidheid zich ook in angsten en controledrang. Een dieptepunt voor mij was in één van de eerste weken waarin je voor me sprong en me wegduwde bij een krijsende Tanja, die ik uit het bedje wilde tillen om haar te troosten, terwijl jij uitgeput huilend op een andere kamer zat. Maar je werd zo ongelooflijk boos op me, omdat het perse op jouw manier moest (wat dus natuurlijk betekende dat ik dit niet kon doen). Het gevoel dat we deze tijd samen zouden kunnen doen, heb je toen bij me gebroken. Het moest op jouw manier en anders kon ik maar beter oprotten. Een gevoel dat ik het afgelopen jaar meer dan ooit in de jaren daarvoor heb gehad. Het is dat je het zelf niet aankon met de kids, want anders was je me liever kwijt dan rijk geweest. Zo ervoer ik het althans. En ja, zelf heb ik ook meermalen het gevoel gehad dat ik liever wilde vertrekken dan blijven.
Te midden van het begrip voor de omstandigheden en mijn waardering hoe je steeds weer door hebt gezet het afgelopen jaar, heb ik het gemist dat je als vrouw naast me hebt gestaan, me ruimte hebt geboden om mijn plek in het gezin in te nemen. Dat je zag hoe ook ik aan het knokken was om net als jij overeind te blijven en zo goed als ik kon voor jou en de kids te zorgen.
Ik heb het gemist dat je me steunde in m’n werk en me daarin stimuleerde, dat je woorden gaf van waardering voor dat wat ik deed thuis, voor jou en de kids. Ik heb het gemist dat je naast jouw behoeften ook oog wilde hebben voor wat ik nodig had. Ik heb je oprechte vraag en interesse gemist over hoe het met mij ging.
En nu staan we hier. Verlangend om elkaar weer te vinden en samen de weg te vervolgen.
Het maakt me verdrietig en het spijt me dat ik het afgelopen jaar niet de juiste woorden en ingangen heb kunnen vinden om je ten diepste te hebben doen ervaren dat ik naast je sta en dat ik van je houd. Dat ik met jou Thomas, Tim en Tanja groot wil brengen en daar samen van wil genieten. Help me alsjeblieft de juiste wegen hiervoor bij jou te vinden. En help me om mezelf voor jou te openen, zodat ook jij kunt doordringen tot dat wat er bij mij van binnen leeft, zodat we weer die hartsrelatie kunnen ervaren.
Liefste, ik hou van je.
Thijs had de brief voorgelezen, zonder tranen maar met pauzes om de tranen in te slikken en gecontroleerd verder te gaan. Tineke huilde zacht en Thijs keek als een bang vogeltje naar Tineke. Ik voorkwam een reactie bij Tineke door te bedanken voor de mooie brief. Ik vroeg hem wie in zijn leven hem zo teleurgesteld had, aan wiens verwachtingen hij nooit kon voldoen. Hij vertelde over zijn moeder, die het huishouden niet aankon en zijn vader, die zo’n hoge lat had, dat hij er nooit aan kon voldoen. Hij is zijn eigen gang gegaan vanuit machteloosheid en frustratie en gevlucht in zijn missie: andere mensen gelukkig maken. Hij was succesvol op de diverse scholen en opleidingen, maar kreeg nooit dat compliment van zijn vader, want het kon altijd beter. Ik legde aan de hand van poppetjes uit hoe de situatie thuis waarschijnlijk door hem ervaren werd. Het klopte. Het kind in hem, herhaalde nog steeds het mantra: Ik ben niet goed genoeg! Ik doe het nooit goed genoeg!
Tijdens de zwangerschap van Tineke voelde hij zich de sterke man, die zijn liefde voor zijn vrouw zichtbaar kon maken. Maar in de periode daarna voelde hij zich steeds machtelozer, maar ook afgewezen en niet gezien. Beide begrepen hoe het zo heeft kunnen gebeuren. Ik vroeg hem nog een keer de brief voor te lezen. Het was bijzonder om te zien hoe hij zijn eigenaarschap nam. Er zat een andere man.
Tineke vroeg ik te reageren met 10 zinnen die beginnen met ‘Het klopt dat je…’ of ‘Het spijt me dat je…’ De zinnen rolde er uit. Het was mooi om te zien wat dat met Thijs, maar ook met Tineke deed.
Thijs zei onmiddellijk: ‘ik vergeef je!’ Ik kapte dat met dezelfde snelheid af en zei dat in deze situatie geen enkele sprake van vergeving is. Het gaat niet om vergeving, dat maakt het ongelijkwaardig. Op het moment dat je nu gaat vergeven ben jij het slachtoffer en ga je boven de dader staan: ik ben zo goed jou te vergeven. Ik vroeg hem: “Hoe zou het voor je zijn als je zegt: Dankjewel! Wat fijn dat je dit zegt!” Thijs deed dat op zijn manier en je voelde de ruimte opengaan voor Thijs en Tineke. Ze zuchtten allebei in het aannemen en er ontstond een diepe vrede en verbinding. Ze keken elkaar vol liefde aan.
Toen was het de beurt van Tineke. Ik zei tegen Thijs: deze brief gaat niet over jou! Hij begreep nu wat ik bedoelde!
Lieve Thijs,
Hier zitten we dan. Voor mijn gevoel met lege handen. De afgelopen jaren zette ons leven op zijn kop. Eén ding hadden we duidelijk geleerd uit de vorige zwangerschappen: we moeten dit sámen doen. En dat deden we. Tijdens de zware zwangerschap waren we een team. We wisten elkaar in het oog te houden, stemden emotioneel én praktisch op elkaar af, en deden het samen: ik droeg de baby, jij droeg ons samen.
Nadat Tanja was geboren, hoopten we op een soort van ‘terug naar normaal’. 9 maanden hadden we geploeterd, en nu hoopten we dat het weer ‘gewoon’ kon worden. En dat werd het niet. Mijn lichaam had opnieuw veel hersteltijd nodig, het drukke gezinsleven slokte ons op, en wat ons was gelukt om te voorkomen tijdens de zwangerschap, gebeurde daarna wel: we raakten elkaar kwijt.
Als ik voor mijzelf spreek – en ik meen dat dit voor jou vergelijkbaar is – heb ik alles gegeven wat ik had. Ik heb enorm mijn best gedaan, voor jou, voor ons gezin. En toch heb ik vaak het gevoel gehad met lege handen te staan. We wisten elkaar op één of andere manier niet meer goed te bereiken. Ik weet niet meer goed hoe ik met jou kan omgaan, hoe ik uitdrukking kan geven aan mijn liefde, en hoe ik jouw liefde kan ontvangen. Op één of andere manier lukt het niet meer. En dat vind ik een gekke gewaarwording, want de liefde is niet weg. Laat ik dat eerst gezegd hebben. Ik ben nog steeds verliefd op je, of beter gezegd, ik houd nog steeds van je. Ik vind je een mooie man. Jij belichaamt zo veel van wat ik in een man zou willen. Ik ben trots op jou en vind je mooi, van binnen en van buiten. Jouw karakter maakt me blij, jouw inzet en enthousiasme voor je idealen, jouw passie en zorg voor de kinderen, jouw diepe denken en open staan voor feedback en blijvend willen leren, jouw meedenken en kritisch analyseren maar ook jouw praktische levensstijl van gewoon leven en niet zo moeilijk doen. Thijs, ik vind je mooi, ik houd van jou. En toch weet ik niet meer goed hoe ik je lief kan hebben.
Van Dineke kregen we de opdracht om een brief aan elkaar te schrijven, en daarin twee vragen te beantwoorden:
1) Wat heb je voor de ander gedaan?
2) Wat heb je gemist wat je zo nodig had?
De eerste vraag is: wat heb je voor de ander gedaan?
Thijs, wat ik voor jou heb gedaan is dat ik ons kind heb gedragen. Ik heb mijn lichaam gegeven om ons kind te dragen en de enorme pijnen die dat met zich meebracht, doorstaan. Ik heb mijn lichaam gegeven om ons kind geboren te laten worden, terwijl ik dacht dat dit mijn dood zou worden. Ik heb mijn hart gegeven om onpeilbare emoties te voelen, doodsangsten uit te staan. Ik heb mijn tijd gegeven – maandenlang op bed gelegen terwijl het leven voorbij gleed en na de geboorte maandenlang waarin ik niet kon doen wat ik eigenlijk wilde. Ik heb mijn energie gegeven tot in alles wat ik had en nog meer. Ik heb mijn enorme behoefte aan tijd-alleen gegeven, want liggend in de woonkamer kon ik nergens heen en was er bijna altijd wel iemand om mij heen. Ik heb mijn zorg gegeven, door het beetje energie dat ik had constant proberen te geven aan de kinderen en aan jou. Ik heb mijn beschikbaarheid gegeven, door Tanja borstvoeding te geven en dag en nacht daarvoor beschikbaar te zijn. Ik heb geprobeerd om jou en de kinderen een zo normaal mogelijk leven te geven, om jullie zo veel mogelijk dingen te kunnen laten doen die jullie graag wilden: uitstapjes, feestjes, ritten met de vrachtwagen en de ambulance, enz enz. Ik heb zo veel mogelijk geprobeerd het gezinsleven draaiend te houden, boodschappen bedenken zodat ze op tijd bezorgd konden worden, eten koken, kleding op peil houden, de was bijhouden, schoolzaken regelen, en het huis een beetje schoon houden waar dat kon. Ik heb geprobeerd om zoveel mogelijk de zorg en tijdens de lockdowns het thuisonderwijs van de kinderen op te pakken, zodat jij zo veel mogelijk je aandacht op je werk kon blijven richten. Ik heb geprobeerd ons leven niet te laten clashen maar alles te geven zodat het min of meer normaal door kon gaan – normaal voor jullie dan, want ik leed veel pijn en was vaak uitgeput. Kortom: ik heb het gevoel dat ik alles van mijzelf heb gegeven. Alles zodat jullie leven toch op z’n minst door kon gaan.
Ik weet het, daar is van alles over te zeggen, over of dat nou wel zo handig was en dat ik daarin beter voor mijzelf had moeten (laten) zorgen, dat ik niet tot last wilde zijn maar dat wel mág zijn, enz enz. Dat weet ik allemaal, en daar is werk voor mij aan de winkel. Maar dat was nu niet de vraag die Dineke ons stelde. De vraag was: wat heb je gegeven. En dit is, Thijs, wat ik gegeven heb.
Dan de tweede vraag: wat heb je gemist wat je zo nodig had? Ik heb die vraag door mij heen laten gaan en er over moeten denken, en volgens mij zijn er twee dingen die het voor mij zo anders hadden kunnen maken. Wat ik vooral heb gemist, is jouw erkenning. En in het verlengde daarvan is het tweede wat ik heb gemist, het delen van jouw hart.
Het eerste, jouw erkenning
De situatie die wij hebben doorgemaakt, was intens. Dit was niet ‘normaal’. De meeste zwangerschappen gaan niet zo, de meeste vrouwen liggen niet maanden op bed en zijn niet jaren aan het herstellen. Veel mensen weten niet wat het is om te leven met chronische pijn, om constant te moeten rekenen met grenzen die liggen op plekken waar je ze nog lang niet zou willen, om steeds afhankelijk te moeten zijn en veel aan anderen te moeten vragen. Dit was een enorme zoektocht voor mijzelf: hoe doe ik dit? Waar loop ik tegenaan, hoe ga ik daarmee om? Van vriendinnen hoorde ik wel: ‘joh, Tineke, dit is niet normaal wat jullie doormaken.’ Maar Thijs, van jou hoorde ik dat niet.
En als het gaat om de vraag wat ik zo gemist heb wat ik wel nodig had, dan was het dit.
Thijs, jij bent mijn belangrijkste referentiepunt. Als ik iets voel, denk of ervaar, en jij lijkt dat totaal anders te beleven, dan brengt mij dat in de war. Zo ook deze hele situatie van de afgelopen 2 jaar. Wanneer jij mij erkenning zou hebben gegeven over hoe kut onze situatie soms was, over dat je zag hoe gefrustreerd ik soms wel moest zijn, dat je zou zeggen dat het niet normaal was wat we doormaakten, dan zou mij dat zo’n enorm gevoel van bevrijding hebben gegeven. Omdat ik dan zou weten dat wat ik erover voelde, klopte. Nu had ik steeds het idee dat mijn verhaal er niet écht mocht zijn. Ik weet het, daarin hoef ik niet afhankelijk te zijn van jouw bevestiging. Maar jouw bevestiging zou het voor mij zo veel gemakkelijker hebben gemaakt om ook mijn eigen verhaal te aanvaarden. Doordat jij het zo anders leek te ervaren, voelde ik mij van mijzelf vervreemd, twijfelend aan wat ik voelde en dacht, en had ik het gevoel dat mijn ervaring er eigenlijk niet mocht zijn, of op zijn minst overdreven was.
Jouw levenshouding is van: ‘ach, anderen hebben het zo veel zwaarder.’ Of als ik hulp vroeg aan anderen: ‘Joh, anderen hebben toch ook al wel genoeg aan hun eigen leven’ of ‘laat ze vooral anderen helpen die het veel harder nodig hebben dan wij.’ Die hele levenshouding gaf mij keer op keer het gevoel dat er geen échte ruimte was voor mijn verhaal en dat je niet doorhad hoe het écht met mij ging. Dat ik mij aanstelde. Dat ik niet moest overdrijven, want ‘iedereen heeft toch wel eens wat’. Het lukte mij niet om daar boven te staan en mijzelf de ruimte te geven dat mijn verhaal wél bizar en verdrietig is.
Als jij mij erkenning had gegeven, had ik, vermoed ik, met veel meer gemak mijn eigen verhaal durven omarmen. Het doet mij pijn om te constateren dat jij in dit opzicht voor mij eerder een remmende factor bent geweest tot zelfliefde, dan dat je mij daarin helpt.
Dit is een patroon dat zich in zoveel meer dingen uit. Een paar voorbeelden:
Als ik na een slechte nacht met maar 2 goede uurtjes slaap tóch gewoon uit bed kom en de dingen ‘gewoon’ ga doen, vraag ik me altijd af of je doorhebt hóé moe ik ben en wat het van me vraagt om er te zijn.
Als we tegelijkertijd ziek zijn en jij niets anders kan dan in bed liggen maar ik dat eigenlijk ook nodig heb maar tóch voor de kinderen zorg, is dat de situatie.
Zulke situaties waarin ik er toch wel weer ben, en jij daar verder niet echt op reageert, geven mij het gevoel dat je niet écht doorhebt wat er in mij omgaat en dat je me dus niet écht serieus neemt. Het zou voor mij zó enorm helpend zijn als jij mij meer bevestigt in wat ik zie/voel/ervaar, dat het kloppend is, dat het mijn verhaal is, dat dat oke is, dat het niet afgezwakt hoeft te worden omdat anderen het nog veel zwaarder hebben. Het zou mij zo ontzettend helpen als jij laat merken dat er ruimte is voor mijn verhaal, voor mij. Ja, ook zonder jou kan ik tot meer zelfliefde komen. Maar jij, Thijs, hebt een sleutel in handen waarmee je het mij zo veel gemakkelijker zou maken om daar te komen. Ik heb het zo gemist dat je dat hebt ingezet, waardoor ik maar bleef strompelen en zoeken terwijl jij de deur zo gemakkelijk had kunnen openen.
Doordat ik hiervoor geen ruimte ervoer bij jou, ben ik mijn verhaal klein gaan houden, ben ik gaan oppassen om het vooral niet te zwaar te maken, om niet teveel te zeuren, om niet teveel hulp te vragen, om er niet te vaak over te beginnen tegen anderen, om het niet een te grote rol van betekenis in ons leven te laten spelen. Maar dat deed het daardoor juist des te harder, en ik denk dat het voorkomen had kunnen worden als we het eerst, samen, hadden kunnen erkennen. Dat we dan al zo veel verder waren geweest.
En daarmee kom ik bij het tweede dat ik heb gemist, en dat is het delen van jouw hart. Ik moest vaak maar gokken wat ik er in jou omging. Vond je mij een zeur, dat ik wéér klaagde over een pijntje hier of een pijntje daar? Of voelde je je machteloos omdat je er niets aan kon doen? Was je dankbaar voor alles wat ik steeds weer probeerde te geven? Of vond je me tekortschieten? Thijs, ik wéét het vaak gewoon niet, wat jij denkt en voelt en vindt.
Ik wéét dat je uit liefde probeert om jouw sores niet ook nog eens bij mij te leggen, maar Thijs, dat wil ik juist wél. Ik wil wél weten wat er speelt bij jou, wat er in je omgaat, waar je tegenaan loopt op je werk, wat het met je doet dat je vrouw niet kan zijn zoals we hadden gehoopt. Ik wil van je weten wat het met je doet dat mijn kruis jouw kruis bepaalt, dat ons leven is zoals het is. Nu moet ik altijd maar gokken en dat maakt me onzeker. Je wilt niet dat de ander een nog zwaardere last heeft, je denkt vaak vóór mij, maar dat wil ik niet Thijs. Ik denk zelf al wel genoeg, ik wil niet dat jij vóór mij denkt wat ik wel of niet zou willen of nodig hebben of kunnen. Ik wil gewoon dat jij zélf aangeeft wat jíj wilt, en dan zeg ik wel wat ík wil en kan.
Als je nu in opperste frustratie soms roept dat ons leven helemaal om mij draait, dan doet me dat zó ontzettend veel pijn. Omdat je mij niet toestaat om jóú echt te kennen en om jóúw wensen serieus te nemen. Je houdt het bij mij weg, en vervolgens krijg ik dat nog als verwijt te horen ook.
Ik zou zo graag meer in jouw hart hebben gekeken; dat je niet alles maar een soort van ‘neemt zoals het komt en daar het beste van maakt’ maar laat zien dat je er emoties bij hebt, dat je er wat van vindt. Dán zou ik jouw kracht (go with the flow) ook serieuzer kunnen nemen en dat wellicht ook meer zelf eigen maken.
Lieve Thijs, terugdenkend aan afgelopen jaar, zijn we volgens mij in een soort ‘tussen-tijd’ beland. We hebben allebei het gevoel gehad: we moeten deze fase door, overleven, en een soort van pauzeknop indrukken totdat er een betere tijd aanbreekt. Maar we zijn elkaar kwijtgeraakt daarin, de energie is weggesijpeld, het leven zoals we dat zo graag zouden leven laat nog steeds op zich wachten. Bovendien maakt het mij bang, dat als we in moeilijke tijden komen we elkaar niet weten vast te houden maar een soort van onderduiken in de hoop er op een goede dag weer beter uit te komen. Dat wil ik niet. Ik wil mét jou zijn en me veilig bij jou voelen. Maar ik weet niet hoe.
Ja, ik ben ook trots. Trots dat we hier samen zijn. Trots dat we elkaar hebben weten vast te houden op één of andere manier. Je bent nog steeds de man van mijn dromen, ik ben nog steeds verliefd op je. Maar ik weet niet meer goed hoe we liefde aan elkaar kwijt kunnen. En hoe ik jouw liefde kan ontvangen. Ik kijk er naar uit om dat weer te gaan ontdekken.
Thijs, ik houd van je.
Beide slaakten een diepe zucht en tranen werden gedroogd. Toen zei Thijs tien keer: ‘Het klopt…’ of ‘Het spijt me….’ En Tineke zei: ‘Dankjewel! Ik zie het in je ogen! Dankjewel!’ Terwijl ze elkaar in de armen vielen en elkaar lang vast hielden, want meer woorden waren er niet nodig, zette ik koffie.
Daarna bespraken we hoe Tineke juist op zoek was geweest naar die man die haar op zijn handen wilde dragen, maar dat wat wel lukte tijdens de zwangerschap, lukte haar niet in de hersteltijd daarna. We onderzochten de levensgeschiedenis van Tineke en hoe haar jeugd werd belast met een moeder die het niet aankon en de tanden op elkaar zette en ontkende dat het niet ging, waardoor niemand zijn kras op zijn knie of de buts op zijn hoofd aan haar durfde laten zien. Door deze ervaring kon Tineke zich niet op handen van Thijs laten dragen, maar werd ze een spreekwoordelijk zeikwijf omdat in de onderlaag de pijn en de frustratie te groot werden. Ze hoopte dat Thijs haar op een dag in de armen zou nemen en zou zeggen: ‘dappere Dodo, kom eens even hier!’ Maar Thijs kon dat niet, omdat zijn kind in hem tegenover zijn vader stond: nooit goed genoeg! Hij trok zich de onvrede van Tineke persoonlijk aan.
Doordat oude patronen getriggerd werden en het kind in hen zijn overlevingsmechanismen inzette, verloren ze elkaar uit het oog. Het gewonde kind in hen zorgde er voor dat, terwijl ze zoveel van elkaar hielden, ze steeds verder bij elkaar vandaan raakte. Door dit te erkennen en uit te spreken, konden ze weer vanuit liefde naar elkaar kijken.
Met vertrouwen verlieten ze als een pas verliefd stel de ruimte.
Lees meer hierover op: https://www.dinekevankooten.nl/archief/lemniscaat-van-de-communicatie/
P.S. Namen en feiten zijn gewijzigd, natuurlijk.
Dat is helemaal niet belangrijk, denk ik.
Wat in dit artikel heeft jouw geraakt en herken je bij je zelf?, is van veel grotere waarde.