Het Zelf en Ego – Carl Jung
Jung geeft het centrale archetype de naam het Zelf, waarmee de onbeschrijfelijke, menselijke totaliteit (de geest), wordt uitgedrukt in een symbool. Het Zelf of Persoonlijke essentie verbindt het éénmalige met het eeuwige en het enkele met het algemene, het individuele met het collectieve. Het kan opgevat worden als de bron en immaterieel veld met een bovenbewust karakter. Als het permanente centrum van de mens is het onderscheiden (transcedent), maar tegelijkertijd verbonden (immanent) aan elk niveau. Op individueel niveau is het Zelf de uiteindelijke eenheid van het individu, het is de coördinerende entiteit voor de verschillende aspecten van de psyche, zoals fysieke constitutie, persoonlijkheid, persona, persoonlijke en collectieve boven- en onbewuste. Het is de kern en top van de ziel, een dieper en omvattender centrum van een ongeconditioneerde identiteit, waar individualiteit en universaliteit samenvallen. Het Zelf geeft potentie aan het ego om een hoger bewustzijn van de realiteit te ontwikkelen. Het bewust zijn is de grondslag van alle gevoelens, gewaarwordingen of gedachten. Het ego is de perceptuele organisatie, welke ontstaat uit het Zelf tijdens de eerste levensjaren. Ontwikkeling vindt dan plaats van de unieke combinatie van talenten, interesses en afweermechanismen. Uiteindelijk wordt de essentiële verbinding met de omgeving en met anderen vergeten en verbannen naar het onbewuste. Een pasgeboren kind heeft nog geen ego, maar een energie en zijnstoestand die het fundament vormt voor de identiteit. Aanvankelijk is het ego versmolten met het Zelf, hieruit volgt dat kinderen leven vanuit een pre-persoonlijke essentie, terwijl bij de meeste volwassenen het ego overheerst. Bij de geboorte vormen het lagere en hogere onbewuste samen één onbewuste, er bestaat geen bewustzijn dat deze kan scheiden. Wanneer het bewustzijn zich begint te ontwikkelen en een differentiatie tussen bewust en onbewust zich aftekent, ontstaat het onderscheid tussen het lagere onbewuste en het bovenbewuste. Vaak ontstaat deze afsplitsing als gevolg van een trauma. Psychologische ontwikkeling heeft ten doel deze drie-eenheid, terugbrengen te brengen tot een volmaakte bewustheid. Bij gezondheid worden invloeden onderzocht en met een vloeiende beweging verwerkt. Op grotere schaal is het collectief onbewuste ontstaan als afsplitsing van het bewustzijn van de mensheid als gevolg van de zondeval. Dit komt overeen met het inzicht vanuit de homeopathische filosofie, dat de ontwikkeling van de individualiteit vanuit de overgeërfde energie van de voorouders plaatsvindt. Een pasgeboren kind is nog niet ontwikkeld tot individueel bewustzijn, maar leeft vanuit collectieve energiepatronen verbonden aan het lichaam, waarbij de invloed van de miasma’s prominent aanwezig is. Naarmate de persoonlijkheid en constitutie zich vanuit het temperament verder differentieert, treden de individuele karakteristieken op de voorgrond.
auteur: Piet Guijt
datum: 2000-2017
website: https://www.homeopathie-info.com/artikelen/psych/zelfego.html
De ziel is een expressie van een ontvouwend, verbonden zelf, de unieke levenskracht, essentie of energie, waarmee men op de wereld komt. Jung benoemde dit als Anima en Animus. Ze ontwaakt in de materie, maar hoort niet tot de materie. Energie manifesteert zich in specifieke maar universele patronen, op dit niveau zijn alle patronen van mens, dier, plant en materie met elkaar verbonden, zonder zich individueel te differentiëren. Het temperament is bepalend voor de individuele reactie op deze patronen. De ziel is de verbinding met alle andere energievelden, zoals de individuele (bewuste) en de instinctieve (onbewuste) levenskracht. In de ziel wordt de verbinding gemaakt met de persoonlijke, collectieve en transpersoonlijke aspecten van het individu.
De energie van de ziel bestaat uit mannelijke (Yang, Animus) en vrouwelijke (Yin, Anima) aspecten. Iedereen bevat energie van de twee geslachten in verschillende mate. Deze combinatie maakt elk mens uniek en is bepalend voor het temperament en ligt aan de basis van de persoonlijkheid. Iedere vrouw heeft mannelijke en iedere man heeft vrouwelijke aspecten. Mannelijke energie is gericht op materie, deze energievorm beweegt zich verticaal, vertrekkende vanuit de aarde. Over het algemeen wordt mannelijk energie beschouwd als naar buitengericht, actief en scheppend, maar deze is toch ook vaak zacht en verzorgend. Vrouwelijke energie is meer gericht op het energetische, deze energievorm beweegt zich horizontaal en is naar binnen gericht, ontvankelijk en verbindend, maar kan ook sterk en fel zijn.
De ziel is van zichzelf bewust en bepaalt de unieke individualiteit, de ‘ik-ben-heid’, welke via talloze uitdagingen groeit in wijsheid, liefde en kracht. Op het niveau van omgeving heeft de ziel de neiging om zich te richten op mogelijkheden voor expressie en groei. De ziel zal vooral proactief reageren op externe omstandigheden. De energetische dieptestructuur van de ziel, is niet geassocieerd met een bepaalde geconstrueerde inhoud, vanuit invloeden uit de maatschappij, cultuur of familie. De vermogens die met de ziel geassocieerd kunnen worden, zijn over het algemeen verbonden met het waarnemen en sturen van energie, de voorkeur gevend aan vorm, hechten en gevoel. De ziel heeft de evolutionaire intentie het contact met het Zelf te herstellen en drukt zich uit in de vorm van aangeboren patronen (archetypen). Men moet gedurende het leven de eigen essentie zo goed mogelijk ontwikkelen, dit betekent dat de persoon in toenemende mate verbonden is aan de archetypen van het Zelf.
De ziel is de psyche en de plaats waar de hogere en lagere bewustzijnsaspecten van Wil, Verstand, Gevoel en Instinct samenkomen. De Wil, Verstand, Gevoel en Instinct zijn sturend in het handelen, het temperament bepaalt de kenmerkende dynamiek van het gedrag. De hogere zielsaspecten verbonden aan het bovenbewuste en geestelijke niveau, hebben betrekking op verantwoordelijkheid, zelfbewustzijn en moraliteit. De lagere zielsaspecten behoren tot de persoonlijkheid en collectiviteit, deze zijn gericht op erkenning en overleven. De lagere en hogere aspecten van de: Wil, Verstand, Gevoel en Gewaarworden moeten voor gezondheid in bewuste harmonie met de innerlijke essentie functioneren, geïntegreerd tot een eenheid.
De Wil (Vuur) is het belangrijkste aspect van de ziel, omdat hiermee individuele levenskeuzes gemaakt worden, welke het ware wezen vertegenwoordigen. De bewuste wil is het primaire dynamische aspect dat het dichts bij het Zelf staat. Het is een veelzijdig instrument waarmee de geest en hart zich uitdrukt in de wereld, waaromheen zich de gedachten, gevoelens en gedragspatronen van het type vormen. De wil drukt zich uit via de vier bewuste cognitieve functies en het neuro-endocrien-immuunsysteem. Het gaat hierbij om het aspect van de psyche dat uitdrukking geeft aan de ethische principes en idealen van het individu. Op dit identiteitsniveau is de ziel verbonden met de missie en de unieke bijdragen die men in de wereld brengt. De motivatie of zingeving van de ziel is gericht op de creatieve visie op de wereld. Door het ontwikkelen van de wil krijgt men de mogelijkheid om het veelvoud van persoonlijkheidsinhouden te reguleren en richting te geven. Dit resulteert in meer keuzevrijheid in de gedragspatronen, waarbij men zich steeds meer bewust wordt van de individuele levensweg. Op het gebied van de lagere aspecten van omgevingsbewustzijn heeft het ego de neiging zich te richten op gevaren en beperkingen en op het najagen van korte termijn voordeel en plezier. Met betrekking tot het gedrag neigt het ego meer reactief te zijn tegenover externe omstandigheden. Het temperament betreft hier de gedragsstijl, waarop de wilsaspecten over het algemeen niet veel invloed op hebben. De gemoedsaard, tempo en intensiteit van de psychische processen, snelheid van reactie zijn hierbij kenmerkend. Het lagere aspect van de wil is de held, welke gericht is op overleven, erkenning en ambitie.
Het Verstand (Lucht) betreft het intellect, denken en bewust redeneren. De cognitieve functies van het intellect worden direct aangestuurd door de wil en kunnen zich verruimen voorbij het niveau van het ego. Dit vermogen van de menselijke psyche te kunnen veranderen, in tegenstelling tot de onveranderlijke instincten, noemt Jung de ‘Transcendente functie’. De lagere aspecten van het cognitieve intellect die met het ego in verband gebracht kunnen worden zijn analyseren en strategie bepalen.
Het Gevoel (Water) neemt de middenpositie in en is de eigenlijke kwaliteit van de psyche. Dit niveau betreft de onbewuste overtuigingen, houdingen, geheugen, emoties, gevoelens en affectie. Hier richt de ziel zich op interne motivaties, zoals dienstbaar zijn, bijdragen, verbinden, zijn, uitbreiding en bewustwording. De lagere aspecten richten zich op veiligheid, waardering, controle, prestatie, eigen voordeel en op de sociale rollen en wie men naar zijn gevoel zouden moeten of behoren te zijn.
Het niveau van het Instinct is verbonden met Actie en Handelen in de fysieke realiteit (Aarde) en de vitaliteit van een persoon. Dit gebied bevat de aard, hoeveelheid en distributie van energie, welke kenbaar wordt in het gedrag, zoals deze in de objectieve realiteit wordt waargenomen. Het Geheugen is hierbij het gedeelte waar men zich niet volledig bewust van is. Het bevat het gedeelte van kennis en ervaringen dat voor de waarneming toegankelijk is en een schaduwkant welke ontoegankelijk is, dit omvat de verdrongen en onaangename inhouden bevat. Het geheugen vormt de basis van de psychische continuïteit.
Identiteit kan gezien worden als een compositie van twee complementaire aspecten materie en bewustzijn; de individuele mens is een ziel en heeft een ego. Het ego is het laagste niveau van het Zelf en vertegenwoordigt de individualiteit in de wereld. Het ego heeft te maken met de ontwikkeling en het behoud van het gevoel van een afgescheiden zelf, dat de realiteit waarneemt vanuit het eigen individuele perspectief. Het ego is een specifiek aspect van de ziel welke zich ideaal gezien in overeenstemming met het Zelf moet ontwikkelen, zodanig dat alle aspecten van de persoonlijkheid in bewustzijn gebracht worden. Het ego als centrum van de bewuste persoonlijkheid, brengt de capaciteiten van het Zelf in contact met de concrete wereld.
Er is hierbij geen sprake van een zwart-wit dualiteit tussen een ‘positieve essentie’ en een ‘negatief ego’, want het ego is noodzakelijk om structuur en een matrix te bieden aan het Zelf. Het ego streeft naar differentiatie in het bewustzijn en het Zelf naar de integratie van deze functies in het geheel. De ego-Zelf-as moet tijdens de tweede levenshelft hiermee in lijn ontwikkeld, verfijnd, geïntegreerd en getransformeerd worden. Dit betekent dat de soort middelen, die voor de homeopathische behandeling in aanmerking komen veranderen, vooral de Lanthaniden en in opvolgende stadia zijn de plantenmiddelen hierbij veelvuldig geïndiceerd. De drijfveren van het ego zijn een vloeiende mix van een zoektocht naar persoonlijkheid en het streven naar ontwikkeling van het bewustzijn. Het einddoel van individuatie betekent niet dat het ego overbodig wordt, maar dat deze meer passief, transparant en flexibel wordt, in plaats van het individu vanuit een ego-complex te domineren. De persoonlijkheid moet getransformeerd worden en vervangen door een nieuwe, welke niet vanuit beperking functioneert. De diepste drijfveer het ego, de angst voor de dood is hiermee overwonnen. Individuatie wordt bereikt wanneer men niet meer gestuurd wordt vanuit de archetypen, maar onafhankelijk en zuiver panoramisch kan waarnemen zonder verstoring of weerstand van buitenaf. De rol van het temperament verdwijnt hiermee naar de achtergrond. De impulsen en verlangens van de persoonlijkheid moeten hierbij niet onderdrukt of ontkend worden, maar binnen de mogelijkheden gekanaliseerd, aanvaard en gecontroleerd worden. Zelfbewustzijn zorgt ervoor dat deze aspecten gebruikt kunnen worden, zonder dat men zichzelf hiermee identificeert. De biologische driften moeten niet alleen maar aanvaard en uitgeleefd worden, maar verder ontwikkeld worden tot nieuwe en hogere vormen. Het kenmerk van een onvolwassen ego is dat deze liefde en goedkeuring van anderen wil krijgen en worden bewonderd en gerespecteerd. Wanneer deze vervormingen te veel gaan afwijken van het huidige eigen gebied en potentie, kunnen deze pathologie creëren. De kenmerken van een ongezond ego kunnen de vorm nemen aan van het opblazen van het zelf, zoals trots, arrogantie, zichzelf belangrijk vinden, narcisme en zelfverheerlijking. Of tegengesteld, het neerhalen van het zelf door zelfveroordeling, depressie, zelfkritiek, gebrek aan zelfbewustzijn en zelfvertrouwen. Dit kan ertoe leiden dat men te zeer in de ban raakt van hebzucht, angst en overlevingsstrategieën. Er is sprake van inflatie wanneer het ego zich vereenzelvigt met kwaliteiten die toebehoren aan het Zelf, waarbij de relatieve werkelijkheid met de absolute werkelijkheid wordt verwisseld. Het verlies van contact met de essentiële kwaliteit waar een individu het meest gevoelig voor is, veroorzaakt dat de persoon compenseert door een eigen ego-strategie te ontwikkelen in een poging om dit contact met het Zelf plaatsvervangend te hercreëren. De wil is hierbij het sturende mechanisme en het ego is de afspiegeling of reflectie van het Zelf. Het verlies van communicatie tussen Ego en het Zelf resulteert in een individuele verstoring. Het middel gebaseerd op de vitale sensatie correspondeert hier mee. Dit middel correspondeert met het patroon van de verstoring, zoals deze wordt ervaren als gemis vanuit het essentiële centrum, welke gezien kan worden als combinatie van het Keirsey temperament en Sociale/Spirituele archetype. De perceptie van feiten en werkelijkheid die vanuit het bewuste denken naar het onbewuste onderdrukt worden, vormen de schaduw. Jung benoemde deze splitsing tussen het ego en de instinctieve schaduw als een wond in de psyche, een archaïsch waanidee. Naar homeopathische begrippen is dit het bestaan van het Psora miasma. Dit is de primaire onderliggende oorzaak van alle aanwezige complexen. Het homeopathische constitutiemiddel sluit direct aan op dit niveau van deze centrale basiswaan. Hier kunnen de modellen van Meyer-Briggs en John Beebe van nut zijn. Het is van belang bij middelkeuze te onderscheiden dat het bewustzijn beïnvloedt wordt vanuit twee principieel verschillende werelden. De symptomen van deze verschillende niveaus zijn totaal verschillend in karakter, Dit biedt een verklaring, waarom er tijdens de homeopathische behandeling gelijktijdig, maar principieel de onderscheiden groepen van individuele of transpersoonlijke aspecten en constitutionele, instinctieve of archaïsche patronen naar voren kunnen komen, welke om een complementaire behandeling met verschillende middelen vraagt. De persoonlijkheid en constitutie zijn vervolgens ook weer opgebouwd uit verschillende lagen, welke afzonderlijke voorschriften nodig kunnen hebben. Het ideaal is een middel te vinden dat alle patronen in het resulterende grondpatroon weerspiegelt, maar het is uitzonderlijk dat een patiënt op slechts één voorschrift volledig geneest. Eén niveau zal waarschijnlijk dominant aanwezig zijn en kenmerkend voor de persoon en verstoring. Dit betekent niet automatisch dat de afwijkende patronen op andere niveaus of fasen, ook met dit middel zullen genezen.