Het evangelie van Maria Magdalena
website: https://www.brammoerland.com/teksten/gnostiek/brontekstengnostiek/EvMariaMagdalena.html
(Hieronder volgt een vertaling van Esther de Boer overgezet uit de Koptische tekst. De hoofdletters zijn toegevoegd. De nummering van de pagina’s en de regels is overgenomen uit het handschrift. Wat ontbreekt staat tussen […] of wanneer de tekst moeilijk leesbaar is, vind je dat ook tussen deze rechte haken.
(De bladen 1-6 ontbreken)
(Blad 7)
[…] de materie dus, zal ze gebroken worden of niet
De Verlosser zei: ‘Alle Natuur, alle boetseerwerk en alle ordening zijn in en met elkaar en ze zullen weer tot op hun eigen wortel ontbinden, want de Natuur van de materie ontbindt tot op de dingen die eigen zijn aan haar Natuur alleen. Hij die oren heeft om te horen, moge hij horen’.
Petrus zei tot Hem: ‘Zoals U ons alle zaken hebt verteld, zeg ons dit andere, wat is de zonde van de wereld?’
De Verlosser zei: ‘Er is geen zonde, maar jullie zijn het die de zonde doen, wanneer jullie de dingen doen die overeenkomen met de natuur van het overspel, die noemt men de zonde. Daarom is de Goede gekomen in jullie midden tot wie eigen zijn aan alle Natuur, om haar neer te zetten in haar wortel’.
Verder voegde Hij eraan toe, Hij zei: ‘Daarom zijn jullie ziek en sterven jullie, omdat[…]
(Blad 8)
[…] Hij die begrijpt, moge hij begrijpen. [De materie heeft lijden voortgebracht] dat geen voorbeeld heeft, omdat het gekomen is uit een tegennatuur. Sindsdien is er verwarring in het gehele lichaam. Daarom heb ik jullie gezegd: ‘Weest één van hart en weest zonder menging’, omdat jullie immers één zijn ten opzichte van de verschillende gedaanten van de Natuur.
Hij die oren heeft om te horen, moge hij horen’.
Toen de Gelukkige deze dingen gezegd had, omhelsde Hij hen allen, terwijl Hij zei: ‘Vrede zij met jullie. Mijn vrede, breng haar voor jullie voort, want de Zoon des Mensen is in jullie binnenste. Volg Hem na. Zij die Hem zoeken, zullen Hem vinden. Ga dus en verkondig het Evangelie van het Koninkrijk.
(Blad 9)
Stel geen enkele regel dan degene die ik heb gesteld voor jullie en geef geen wet op de manier van de wetgever, opdat jullie er niet door gevangen gehouden worden’.
Nadat Hij deze dingen gezegd had, ging Hij weg. Maar zij, bedroefd als ze waren, huilden erg, terwijl ze zeiden: ‘Hoe zullen we naar de volken gaan en hoe zullen we verkondigen het Evangelie van het Koninkrijk van de Zoon des Mensen? Als ze Hem niet hebben gespaard, hoe zullen ze ons dan sparen?’
Toen stond Maria op, ze omhelsde hen allen, ze zei tot haar broeders:
‘Huil niet en wees niet bedroefd. En maak geen twee harten, want zijn genade zal met jullie allen zijn en zal jullie beschutten. Laten we liever zijn grootheid prijzen, omdat Hij ons toebereid heeft.
Hij heeft ons Mens gemaakt’.
Toen Maria deze dingen gezegd had, keerden ze hun hart naar binnen, naar de Goede en ze begonnen te oefenen in de woorden van de [Verlosser].
(Blad 10)
Petrus zei tegen Maria: ‘Zuster, we weten, dat de Verlosser jou meer liefhad dan de rest van de vrouwen. Zeg ons de woorden van de Verlosser, die jij je herinnert, die dingen die jij weet en wij niet. Ook hebben we ze niet gehoord’.
Maria antwoordde, ze zei: ‘Wat voor jullie verborgen is, zal ik jullie vertellen’. en ze begon tot hen te zeggen deze woorden:
Ik, zei ze, Ik zag de Heer in een visioen en ik zei tot Hem: ‘Heer ik zag U vandaag in een visioen’.
Hij antwoordde, zei me: ‘Gezegend ben je, omdat je niet geschokt bent wanneer je Mij ziet. Want op de plaats waar het kenvermogen is, daar is de schat’.
Ik zei Hem: ‘Heer, hij die het visioen ziet, ziet hij dat met de ziel (psyche) of met de eerste (pneuma)?’
De Verlosser antwoordde, Hij zei: ‘Hij ziet niet met de ziel noch met de geest, maar met het kenvermogen, dat [is] in het midden van die twee, dat is [het dat] het visioen ziet en dat is het […]
(De bladen 11-14 ontbreken)
(Blad 15)
[…] hem en de Begeerte zei: ‘ Ik heb je niet gezien, toen je naar de aarde onderweg was, maar nu zie ik je, terwijl je onderweg bent naar de hemel. Hoe kun je (me) bedriegen, terwijl je me toebehoort?’
De ziel antwoordde, ze zei: ‘Ik heb jou gezien, jij hebt mij niet gezien en je hebt me niet bemerkt. Ik was voor jou als kleding en je hebt me niet herkend’. Toen ze deze dingen gezegd had, ging ze luid jubelend weg.
Opnieuw kwam ze bij de derde macht, die men de Onwetendheid noemt. [Ze] ondervroeg de ziel, terwijl ze zei: ‘Waarheen ben je onderweg? Door slechtheid werd je gevangen gehouden, ja je werd gevangen gehouden. Oordeel niet.’
En de ziel zei: ‘Waarom oordeel je me, hoewel ik niet geoordeeld heb? Ik werd gevangen gehouden, omdat ik niet gevangen gehouden heb. Ik werd niet erkend, maar ik heb erkend, dat het Al ontbonden wordt, zowel de dingen van de aarde als de dingen van de hemel.’
(Blad 16)
Toen de ziel de derde macht uitgeschakeld had, ging ze naar de kant van de hemel en ze zag de vierde macht. Zij nam zeven gestalten aan.
De eerste gestalte is de Duisternis, de tweede de Begeerte, de derde de Onwetendheid, de vierde de Jaloezie van de Dood, de vijfde het Koninkrijk van het Vlees, de zesde de Dwaze Vleselijke Geleerdheid, de zevende de Driftige Wijsheid. Deze zijn de zeven [machten] van de Woede, ze vragen de ziel: ‘Vanwaar ben je afkomstig, mensendoodster?’ of ‘Waarheen ben je onderweg, jij die plaatsen uitschakelt?’
De ziel antwoordde, ze zei:
‘Hij die mij gevangen houdt, werd doorstoken en hij die mij omkeert werd uitgeschakeld.
En mijn begeerte is voleindigd en de onwetendheid is gestorven. Uit een wereld werd ik ontbonden door een wereld
(Blad 17)
[…] en uit een model door een model, dat van de kant van de hemel is. En de keten van de vergetelheid is tijdelijk.
(5) Vanaf dit uur zal ik de rust ontvangen — ten tijde van het beslissende moment in de aeon — in stilte.’
Toen Maria deze dingen gezegd had, sloot ze haar mond, omdat de Verlosser tot hiertoe met haar gesproken had.
Adreas nu antwoordde, hij zei tot de broeders: ‘Zeg, wat zeggen jullie over de dingen die zij gezegd heeft? Ik geloof tenminste niet, dat de Verlosser deze dingen gezegd heeft. Want deze leringen volgen, als het ware, een andere gedachtengang.’
Petrus antwoordde, hij zei over dit soort zaken, hij overlegde over de Verlosser: ‘Hij heeft toch niet gesproken met een vrouw, verborgen voor ons en niet in het openbaar, opdat we onszelf omkeren en allemaal naar haar luisteren? Heeft Hij haar verkozen boven ons?’
(Blad 18)
Toen huilde Maria, ze zei tot Petrus: ‘Mijn broeder Petrus, wat denk je dus? Denk je dat ik, alleen, ze bedacht heb in mijn hart of dat ik de Verlosser bedrieg?’
Levi antwoordde, hij zei tot Petrus: ‘Petrus, sinds eeuwigheid ben je driftig.
Ik zie je nu terwijl je redeneert tot de vrouw zoals die tegenstanders. Als de Verlosser haar waardig heeft gemaakt, wie ben jij zelf dan om haar te verwerpen? Ongetwijfeld, de Verlosser kent haar grondig. Daarom heeft Hij haar meer liefgehad dan ons. Laten we ons liever schamen en ons kleden met de volmaakte Mens. Laten we Hem voor ons voortbrengen, zoals Hij ons heeft bevolen.
Laten we het Evangelie verkondigen zonder een andere regel te stellen noch een andere wet dan die de Verlosser gezegd heeft.’
(Blad 19)
Nadat Levi nu deze dingen gezegd had, begonnen ze te gaan om te vertellen en te verkondigen.
Het Evangelie naar Maria.
_________
U kunt deze tekst downloaden als PDF-document
Ga ook naar: De betekenis van het Evangelie van Maria Magdalena