God, mijn Moeder. God, mijn Vader.
De vraag wie ben ik? is één van de meest fundamentele vragen van het mens-zijn. Het is een vraag die ons existentiële houvast zoekt, onze identiteit onderzoekt en onze bestemming beoogt. Wie ben ik – los van wat ik doe, van wat ik bereikt heb, van wat anderen van mij vinden? En: waar vind ik een bedding waarin ik werkelijk mens mag zijn als mijn moeder en mijn vader dat niet konden zijn?
In de zoektocht naar die identiteit en bestemming speelt onze relatie tot het goddelijke een centrale rol. Want de mens, zo leert ons de traditie van het christelijk geloof, is geschapen naar het beeld van God (Genesis 1:27). In de spiegel van God ontdekken we ons ware gezicht.
Maar hoe zien we God? En wie worden wij als we Hem zien – of, misschien wel belangrijker: als we ons gezien weten?
Daarom benader ik God als zowel Moeder als Vader – niet als biografisch-lichamelijke projecties, maar als symbolische archetypen die ons helpen verstaan hoe God bedding biedt voor wie wij zijn en worden. Een bedding waarin we zowel geborgen worden als uitgedaagd. Een bedding die kan helen wat we tekortkwamen. Een bedding die ons uitnodigt tot persoonlijke en geestelijke groei.
God is niet alleen de moeder die ontvangt en koestert. God is ook de Vader die je oproept om op te staan, op weg te gaan, je roeping te volgen – ook als dat eng is. Die stem zegt: “Ik geloof in jou. Je kunt het.”
Het woord “bedding” verwijst naar de plek waar een rivier stroomt – de contouren waarbinnen het leven zijn weg vindt. In een bedding vloeit het water niet doelloos alle kanten op, maar krijgt richting én ruimte. Een bedding is stevig én open. Vasthoudend én meebewegend.
Zo functioneert God in ons leven: als een bedding waarin onze unieke stroom mag vloeien – veilig én vrij.
In de theologie spreken we traditioneel over God als Vader. Maar de Bijbel kent ook moederlijke beelden van God. Het zijn geen concurrerende metaforen, maar complementaire. In God vinden we beide dimensies: het ontvangende, koesterende en dragende (moederlijk), én het roepende, richtinggevende en bevestigende (vaderlijk). Samen vormen ze de innerlijke ruimte waarin wij als mensen tot bloei kunnen komen. Bovendien man en vrouw zijn samen naar Zijn beeld geschapen!
Ook psychologisch zijn de moeder- en vaderbeelden essentieel in onze ontwikkeling. Volgens onder andere de analytische psychologie van Carl Jung en objectrelatietheorieën van Winnicott en Bowlby, zijn moeder- en vaderfiguren (intern en extern) bepalend voor onze hechting, zelfbeeld en vermogen tot zelfstandigheid. In het geloof kunnen we deze innerlijke leegtes of kwetsuren opnieuw benaderen in relatie tot God – die ons niet in de steek laat, maar als moeder én vader bij ons is.
God, mijn Moeder, zegt: Welkom! Je mag er zijn!
De eerste levensopgave van elk mens is: bestaan durven. Dit vereist bevestiging: een diep gevoelde ervaring dat je er mag zijn, zonder voorwaarden. In Psalm 139 spreekt deze fundamentele acceptatie en liefde: “U kent mij. U doorgrondt mij. U was erbij toen ik gevormd werd.” Het is de stem die zegt: “Ik zie je – en ik houd van je.”
Deze moederlijke stem van God is helend voor wie zich in zijn jeugd ongezien, ongewenst of onveilig heeft gevoeld. Het is de stem die onze diepste angst – “Ben ik wel goed genoeg?” – beantwoordt met: “Je bent geliefd, precies zoals je bent.”
Deze ervaring van liefdevolle aanwezigheid is een voorwaarde voor innerlijke rust en zelfvertrouwen. Alleen wie zich gekend en gewild weet, kan werkelijk tot leven komen.
In Psalm 139 horen we een intieme, tedere God. Een God die ons kent van vóór onze geboorte. De psalmist schrijft:
“U was het die mijn nieren vormde,
die mij weefde in de schoot van mijn moeder…
Mijn wezen was voor U niet verborgen
toen ik in het verborgene gemaakt werd…”
– Psalm 139:13-15
Deze woorden zijn een diepe bevestiging van ons bestaan: “Je bent gewild, gekend, geliefd.” In deze God herkennen velen de moederlijke bedding: de plek waar je mag zijn wie je bent, nog voordat je iets gepresteerd hebt.
Deze ervaring kan helend zijn, zeker wanneer de aardse moederband niet (volledig) voedend of veilig was. In God als Moeder vinden we die oermoederlijke bron: een bron van onvoorwaardelijke liefde, geborgenheid en erkenning.
Andere teksten die deze moederlijke kant van God tonen:
- Jesaja 49:15 – “Kan een vrouw haar zuigeling vergeten, zich niet ontfermen over het kind van haar schoot? Zelfs al zou zij het vergeten, ik vergeet jou nooit.”
- Jesaja 66:13 – “Zoals een moeder haar kind troost, zo zal Ik jullie troosten.”
- Mattheüs 23:37 – Jezus zegt: “Hoe vaak heb Ik je kinderen bijeen willen brengen, zoals een hen haar kuikens onder haar vleugels verzamelt…”
Deze beelden nodigen ons uit om te rusten in de liefde van een God die zegt: “Welkom. Je mag er zijn.”
God, mijn Vader zegt: Ga! Je kunt het!
De tweede existentiële opgave is: worden wie je bent. Vanuit de veilige basis ontstaat het verlangen om op weg te gaan – om je leven te leven, verantwoordelijkheid te nemen, keuzes te maken. Hiervoor is bemoediging nodig, vertrouwen, en soms ook een liefdevol duwtje.
In Jozua 1:9 zegt God: “Wees sterk en moedig… Ik ben met je.” Deze stem roept ons tot dapperheid, tot volwassenheid, tot zelfstandige liefde en creativiteit. Het is de stem van de Vader die zegt: “Je hebt alles in je. Ik ben er nog steeds, maar jij mag nu zelf gaan.”
Deze vaderlijke kant van God is belangrijk voor wie in het leven niet werd aangemoedigd, wie zijn kracht niet durfde inzetten, of altijd op veilig speelde. God daagt ons uit: “Vertrouw op mijn vertrouwen in jou.”
Bijbelse voorbeelden waarin God deze vaderlijke stem spreekt:
- Genesis 12:1 – “Trek weg uit je land, verlaat je familie en het huis van je vader, en ga naar het land dat Ik je zal wijzen.” – De roeping van Abraham: durven loslaten en vertrouwen.
- Jozua 1:9 – “Wees sterk en moedig, schrik niet en wees niet bang, want de HEER, je God, is met je, overal waar je gaat.”
- Jeremia 1:7-8 – “Zeg niet: Ik ben te jong. Overal waar ik je heen stuur, moet je gaan… Wees niet bang, want ik ben met je.”
- 2 Timoteüs 1:7 – “God heeft ons niet gegeven een geest van vreesachtigheid, maar van kracht, liefde en bezonnenheid.”
Deze teksten laten een God zien die vertrouwen heeft in wie jij kunt worden. Hij daagt je uit om je potentieel te leven, keuzes te maken, verantwoordelijkheid te nemen. Hij zegt niet: “Je moet perfect zijn,” maar: “Ik ben met je. Je kunt dit.”
Heel worden in God: waar Moeder en Vader elkaar raken
In het samengaan van deze twee stemmen – de moederlijke bedding van zijn, en de vaderlijke roeping tot worden – vinden we een diepe spiritualiteit van heelwording. God is niet óf dit óf dat, maar de volheid waarin wij mogen groeien tot de volheid van ons mens-zijn.
De Bijbel laat zien dat deze twee dimensies voortdurend met elkaar in wisselwerking zijn:
Jezus zelf wordt gekoesterd door zijn hemelse Vader bij de doop: “Jij bent mijn geliefde Zoon, in jou vind Ik vreugde” (Lucas 3:22)
En meteen daarna geleid naar de woestijn: een plek van beproeving en wording. (Lucas 4)
God bevestigt én roept. Hij draagt én daagt uit. In Hem mogen wij leren:
Ik ben geliefd. En ik ben geroepen.
Als we God leren kennen als zowel Moeder als Vader, ontstaat er ruimte om te groeien in wie we zijn. Hij is niet de God van eisen en regels, maar de God van bedding: een veilige basis van waaruit wij op weg kunnen gaan.
Zoals een boom diepe wortels nodig heeft om te kunnen groeien, zo hebben wij een bedding nodig – innerlijk én geestelijk – waarin we geworteld zijn in liefde.
Wanneer we iets tekort zijn gekomen in onze relatie met onze moeder of vader, kan God op die plekken binnenkomen. Niet als vervanging, maar als vervulling. Hij biedt wat we misten: onvoorwaardelijke liefde, aanmoediging, aanwezigheid, bevestiging.
In Jezus ontmoeten we de volheid van deze twee dimensies:
En ook: “Zoals de Vader Mij heeft gezonden, zo zend Ik jullie.” (Johannes 20:21)
Hij zegt: “Kom tot Mij, jullie die vermoeid zijn…” (Mattheüs 11:28)
Het verlangen naar herstel
Voor velen raakt dit thema ook aan pijn: wat we tekortkwamen bij onze aardse ouders. De erkenning van dat gemis is geen beschuldiging, maar een uitnodiging tot innerlijke volwassenwording. God biedt daarin een bedding voor herstel: niet door de geschiedenis uit te wissen, maar door haar te herscheppen – met liefde.
We mogen bij God opnieuw leren wat het is om geliefd, gedragen en bevestigd te zijn. Niet om klein te blijven, maar om vrij te worden.
Deze twee stemmen – “Je mag er zijn” en “Je kunt het!” – zijn als de linker- en rechtervoet op onze weg van heelwording.
Soms hebben we meer behoefte aan rust, koestering, bevestiging. Dan weer is het tijd om stappen te zetten, los te laten, risico’s te nemen. God is in beide aanwezig. Zijn liefde is niet statisch, maar dynamisch: voedend én richtinggevend.
Je zou kunnen zeggen:
God is de liefdevolle bedding waarin wij mogen worden wie we ten diepste zijn – als Zijn geliefde kinderen.
Deze visie op God als bedding is geen theologisch idee alleen, maar een levensweg. Het nodigt uit tot gebed, tot overgave, tot innerlijke verkenning – en uiteindelijk tot heelheid.
Want God zegt:
“Je mag er zijn.” (Zijn)
“En je kunt het.” (Worden)
En daartussen ligt de ruimte waarin jij – geliefd mens – mag leven, groeien en bloeien.
Tot slot: een gebed
God, mijn Moeder,
die mij weefde in het verborgene,
die mij kende vóór het eerste licht,
die mij draagt als de aarde het zaad,
en zegt:
“Je bent gewild. Je mag er zijn.”
God, mijn Vader,
die mij ziet, met ogen van vuur en trouw,
die mij aanspreekt in mijn verlangen,
die mij roept uit de veilige oevers,
en zegt:
“Ik geloof in jou. Je kunt het. Ga op weg.”
Wees de bedding voor mijn ziel,
de ruimte waarin ik mag rusten én groeien,
de diepte die mij draagt als ik twijfel,
de kracht die mij leidt als ik aarzel.
Open mijn ogen voor
wat ik tekort kwam –
in liefde, in nabijheid, in bevestiging.
Niet om te blijven hangen in pijn,
maar om zacht te worden voor mezelf.
Open mijn hart voor
wat mij nog belemmert om te gaan –
oude angsten, stemmen van vroeger,
muren die ik zelf ben geworden.
Genees wat nog pijn doet,
raak aan wat ik niet kon laten zien,
en adem Uw leven in mijn groei –
zodat ik opsta, vol vertrouwen,
en het pad ga dat U voor mij hebt geopend.
Breng mij op het spoor van inzicht,
wijsheid die niet oordeelt maar verstaat,
liefde die niet dwingt maar uitnodigt.
Dat ik word
wie ik in U al ben.
Amen.
Lees ook:
* als-geloven-een-omweg-wordt
* fasen-van-geloven/
Verder:
* spirituele-bypass/
* god-god-laten/