Genderkloof in Biblebelt
Genderkloof in Biblebelt: Gods scheppingsbedoeling wordt vaak genegeerd
Van tijd tot tijd laait in christelijke kringen de discussie op over de vraag of er met een beroep op de zogenoemde scheppingsorde lijnen kunnen worden getrokken naar de positie van de vrouw in de huidige maatschappij. De lezingen tijdens de netwerkbijeenkomst van het Dutch Biblebelt Network op 18 november j.l. waren hieraan gewijd.
VERDIEPING
auteur: PROF. DR. JAN HOEK
datum: 20 DECEMBER 2023
website: https://cvandaag.nl/99278-genderkloof-in-biblebelt-gods-scheppingsbedoeling-wordt-vaak-genegeerd
Cultuursocioloog mevrouw Anneke Pons-de Wit constateert een ‘stille revolutie’ onder refovrouwen. De vrouwen van de jongere generaties in reformatorische kring zijn hoger opgeleid dan hun moeders en oma’s en werken vaker buitenshuis. Meer nog dan omdat het financieel nodig is (denk bijvoorbeeld aan hoge hypotheekschulden) is de wens zichzelf te ontplooien en gegeven talenten optimaal te benutten hierbij motiverend. De religieuze wereld botst in toenemende mate met de dagelijkse praktijk.
Gonda van den Heuvel, voorzitter van Sapientia (netwerk van SGP-vrouwen) en part-time werkzaam voor de Eurofractie van de SGP, signaleert dat vrouwen in eigen kring met allerlei dilemma’s worstelen, zoals: in hoeverre mag je als vrouw ambitieus zijn, mag je je kind naar de oppas brengen en zo ja, hoeveel dagen dan? Ze stelt in dit verband dat de rolverdeling tussen mannen en vrouwen onder de christelijke vrijheden valt. ‘Doen we onszelf niet tekort als we echtparen in een keurslijf dwingen?’ Immers, niet iedere man is een goede bestuurder en niet iedere vrouw blinkt uit in het huishouden. Gezin is voor vrouw én man samen de eerste roeping.
Dat laatste beklemtoont ook SGP-wethouder Paula Schot. Terwijl ze een pleidooi voert voor het huwelijk en voor een stabiel gezinsleven als van grote betekenis voor de samenleving als geheel, plaatst ze ook een kritische noot: ‘De scheppingsorde is in de reformatorische wereld gebruikt om vrouwen thuis te houden en niet te laten participeren in de samenleving.’ Ze acht de traditionele rolverdeling tussen man en vrouw eerder cultureel dan Bijbels bepaald. Vrouwen en echtparen die andere keuzes maken dan de traditioneel gebruikelijke zouden niet daarom veroordeeld moeten worden.
Persoonlijk vind ik de afloop van deze discussie onbevredigend. De zeven reformatorische predikanten zijn niet serieus ingegaan op de door Klaver aangevoerde bezwaren.
Klaver versus Bijbels Beraad
Miranda Klaver, hoogleraar antropologie van religie aan de Vrije Universiteit Amsterdam, schetst in haar lezing ‘Biblebelt feminisme tussen ideaal en werkelijkheid’ recente ontwikkelingen in de reformatorische zuil. Er is een toenemende diversiteit aan levenspatronen binnen de reformatorische wereld. De inzet om conservatieve posities ten aanzien van gender te behouden noemt ze een achterhoedegevecht. De kloof tussen de maatschappelijke veranderingen op het grondvlak binnen de reformatorische gezindte en de door de leidslieden gevoerde strijd voor het behoud van het traditionele gezin, zal volgens haar alleen maar toenemen.
Een kritische reactie hierop verscheen in het Reformatorisch Dagblad. Een zevental predikanten betrokken bij Bijbels Beraad M/V verdedigen met kracht de scheppingsorde waarbij naar hun inzicht Genesis 2:18 fundamenteel is. De vrouw is gegeven als hulp tegenover de man (vgl. 1 Kor. 11:7-9) en de man fungeert als het hoofd van de vrouw. In deze heilige orde is de man geroepen tot het leiden van, zorgen voor en beschermen van hen die aan zijn zorg zijn toevertrouwd, terwijl bij de vrouw het accent ligt op helpen, dienen en zorgen. Deze orde zou ook weerspiegeld worden in hoe man en vrouw lichamelijk en mentaal in elkaar zitten.
Gesteld wordt: ’Adam kan zijn roeping om de aarde te vervullen en te onderwerpen (Genesis 1:28), te bouwen en te bewaren (Genesis 2:15) alleen vervullen met hulp van de vrouw.’ Deze lijn is volgens de broeders een constant gegeven in heel de Schrift. In de oud-Israëlitische samenleving oefenden vrouwen geen leidende taken uit en evenmin in de gemeente in het Nieuwe Testament.
Wat zich hier wreekt is dat de predikanten Genesis 1 lezen door de lens van Genesis 2. Het moet juist omgekeerd.
De scheppingsorde doortrekt het hele leven en kan niet beperkt worden tot bepaalde segmenten, zoals huwelijk en gezin. Vanwege de zeggenschap van Gods Woord moet de deur naar volledige participatie van vrouwen in de politiek en op de werkvloer gesloten blijven. De primaire roeping van de vrouw ligt immers in het moederschap. Dat vrouwen allerlei leidinggevende posities innemen binnen politieke partijen, bedrijven en instellingen en dat moeders van jonge kinderen drie, vier dagen de deur uit zijn om te werken, wordt in verband gebracht met secularisatie en wereldgelijkvormigheid.
Prof. Klaver antwoordt op deze kritische reactie in het RD. Ze wijst erop dat er twee scheppingsverhalen naast elkaar staan aan het begin van de Bijbel (Gen. 1-2:3 en Gen. 2:4v). In Genesis 1:26-28 staat dat de man en de vrouw beiden naar het beeld van God geschapen zijn en dat zowel de man als de vrouw de heerschappij over de schepping en de schepselen krijgen toebedeeld. Hier is geen sprake van hiërarchie of een bepaalde ordening. Maar in de complementaire interpretatie waarin de vrouw als ‘hulp’ van de man fungeert, wordt Genesis 1 volledig overschaduwd door een uitleg van Genesis 2, met als sleuteltekst 2:18. Het daar gebruikte woord voor hulp (letterlijk zoals de Statenvertaling weergeeft: ’een hulp, die als tegen hem over zij’) wijst niet op ondergeschiktheid, maar juist op gelijkwaardigheid (hetzelfde woord ‘Helper’ wordt in Psalm 121:2 op God toegepast!). Haar conclusie is: ’De rolverdeling van de vrouw als een hulp van de man en de man die als enige voor gezag en leiderschap is geschapen, kan alleen stand houden als de roeping van de vrouw losgekoppeld wordt van Genesis 1.’
Klaver verwerpt het idee dat de vrouw net als de dieren onder het gezag van de man staat. Ook verwijst zij naar de zondeval, met name naar Genesis 3:16, waar voor het eerst gesproken wordt over de man die zal heersen over de vrouw. Dit gevolg van de zondeval is in Christus overwonnen (Gal. 3:28; 2 Kor. 5:17).
Op dit nader betoog van Klaver is nog een korte dupliek vanuit het Beraad M/V gevolgd (RD, 02.12.2023). Daarbij krijgt zij het verwijt Genesis 1 en 2 tegenover elkaar te stellen als zouden het twee concurrerende ‘scheppingsverhalen’ zijn. Genesis 2 geeft nadere invulling van de scheppingsgeschiedenis ten aanzien van man/vrouw en van het rentmeesterschap.
In navolging van Christus krijgt de vrouw in de apostolische kerk een gelijkwaardige plaats, wat voor die tijd revolutionair mag heten.
Voortgaand gesprek nodig
Persoonlijk vind ik de afloop van deze discussie onbevredigend. De zeven reformatorische predikanten zijn niet serieus ingegaan op de door Klaver aangevoerde bezwaren. Mijns inziens gaan ze in de fout wanneer ze stellen dat Adam de roeping heeft om de aarde te bouwen en te bewaren en dat Eva hem daarbij tot hulp is. In Genesis 1:26-28 krijgt de mens, die mannelijk en vrouwelijk naar Gods beeld is geschapen, deze opdracht. Dus Adam en Eva samen in volstrekte gelijkwaardigheid, schouder aan schouder. Wat zich hier wreekt is dat de predikanten Genesis 1 lezen door de lens van Genesis 2. Het moet juist omgekeerd.
In Genesis 1 vinden we de principiële hoofdlijn van gelijkwaardigheid en in Genesis 2 de hulplijn dat binnen die gelijkwaardigheid de man een primaire verantwoordelijkheid draagt. Dit kan in de praktijk alleen worden ingevuld in weerspiegeling van de dienende liefde van Christus, zodat de man als hoofd van de vrouw haar op handen draagt en erop gespitst is dat zij in al haar andere begaafdheden tot ontplooiing kan komen, tot Gods eer. Wanneer we het zo zien, komt er ruimte voor de participatie van de vrouw in cultuur en maatschappij in gemeenschappelijke verantwoordelijkheid met haar man voor het gezin. Daarbij hoort een eigen accent op het moederschap, waar dit dankzij de kinderzegen van toepassing is.
In het Oude Testament zien we hoe de lijn van Gods scheppingsbedoeling in de praktijk helaas vaak genegeerd wordt, omdat er in de man-vrouwverhouding sinds de zondeval een breuklijn is gekomen (weerspiegeld in Gen. 3: 16). Er heerst(e) in het oude oosten een patriarchale cultuur, die mede kleuring geeft aan allerlei concrete wetten in het Oude Testament. God heeft zich geduldig willen aanpassen aan de cultuur. Denk hierbij aan de uiterst vrouwonvriendelijke polygamie (Salomo met zijn harem van 1000 vrouwen) en aan toestanden als in het gezin van Elkana met de rivaliteit tussen Hanna en Peninna. De culturele setting van het Nieuwe Testament was eveneens zeer vrouwonvriendelijk.
Deze situaties zijn niet te legitimeren als door God gewild. Dat blijkt heel duidelijk in het Nieuwe Testament. We zien het ook al in bijvoorbeeld Spreuken 31 en in het Hooglied, of in het gebod zowel vader als moeder te eren (soms met de moeder zelfs voorop, Lev. 19:3!).
Veel verworvenheden die liberalen tegenwoordig aan het humanisme of de Verlichting toeschrijven, zouden nooit gerealiseerd zijn zonder de heilzame doorwerking van het christelijk geloof.
In Jezus’ voetspoor
De Heere Jezus heeft aan vrouwen een voor die tijd opmerkelijk grote plaats toegekend in Zijn werk. We lezen van vrouwen die Hem volgen en dienen en die van Hem getuigen. Hij spreekt met Maria en Martha alsof zij mannelijke discipelen zijn en doorbreekt daarmee de toenmalige sociale en kerkelijke codes. Er is van de Heiland geen enkele uitspraak over de vrouw bekend die discriminerend uitgelegd zou kunnen worden. Vrouwen mogen zelfs de eerste boodschappers zijn van de blijde tijding van Jezus’ opstanding op de Paasmorgen!
In navolging van Christus krijgt de vrouw in de apostolische kerk een gelijkwaardige plaats, wat voor die tijd revolutionair mag heten. Vrouwen ontplooien door de werking van de Heilige Geest velerlei activiteiten tot opbouw van de jonge gemeente, al zijn ze geen apostelen of ouderlingen.
Galaten 3:27-28 maakt duidelijk hoe door Christus de ongelijkheid principieel is doorbroken. Vanuit de in Hem gegeven eenheid wordt heel het leven in alle verbanden doortrokken. Zo gaat er van de gemeente een vernieuwende invloed uit op cultuur en maatschappij. Vanuit het christelijk geloof is krachtig stelling genomen tegen het doden van pas geboren meisjes, tegen seksueel misbruik en vernedering van de vrouw in pornografie en prostitutie, tegen slavernij en uitbuiting, tegen vrouwenbesnijdenis en weduweverbranding. Veel verworvenheden die liberalen tegenwoordig aan het humanisme of de Verlichting toeschrijven, zouden nooit gerealiseerd zijn zonder de heilzame doorwerking van het christelijk geloof.
Dat dit alles geen nivellering van man en vrouw inhoudt en dat ook Genesis 2 gezaghebbend overeind blijft staan, vraagt van ons om zorgvuldig af te wegen hoe het specifieke van het man- of vrouw- zijn vandaag gestalte kan krijgen. Dat is beslist geen achterhoedegevecht, maar een spannende leergang waarbij we de voortgaande leiding van de Heilige Geest hard nodig hebben.
Prof. dr. Jan Hoek is emeritus bijzonder hoogleraar theologie van de ETF en de PThU