EXODUS – het eerste gebod
IK BEN DE EEUWIGE JE GOD,
DIE JE HEEFT UITGELEID UIT HET LAND EGYPTE,
UIT EEN HUIS VAN SLAVERNIJ – het 1ste gebod
Het wonder dat Israël is
In de Sinaï riep G’d tegen het volk van Israël uit: “Ik ben de Heer, uw God, die u uit het land Egypte heeft geleid …”
Zou het niet passender zijn geweest voor G’d om te zeggen: “Ik ben G’d … die de hemelen en de aarde schiep”?
auteur: Yanki Tauber
website: https://www.chabad.org/library/article_cdo/aid/2105/jewish/The-Miracle-that-is-Israel.htm
vertaling: Dineke van Kooten
Maar God de Schepper is de God die Israël deelt met de rest van de schepping. Op de Sinaï sprak God niet tot ons als de auteur van de natuur, maar als de uitvoerder van de wonderbaarlijke Exodus.
Omdat we op de Sinaï een verbond met God hebben gesloten waarin we beloofden alle grenzen van de natuur en conventie te overschrijden in onze toewijding aan Hem, en Hij beloofde om alle natuurwetten en conventies in Zijn voorzienigheid over ons te vervangen.
Egyptisch bij Sinai
Tijdens zijn eerste bod op het presidentschap bracht Bill Clinton een bezoek aan de zwaar joodse gemeenschap van Boro Park. Tijdens een privédiner, op een podium vol grijze bebaarde rabbijnen, stelde de heer Clinton dat het verschil tussen hemzelf en de toenmalige president George Bush hierop neerkwam: “Wil je een president die Rachmonis heeft (jammer), of wil je een president die een Rachmonis is? ‘ Het publiek brulde.
auteur: Dovi Scheiner
datum: augustus 2005
website: https://www.chabad.org/library/article_cdo/aid/519620/jewish/Egyptian-at-Sinai.htm
vertaling: Dineke van Kooten
Elke succesvolle spreker zal je vertellen dat je je publiek moet kennen. “Als je in Finland bent”, luidt het gezegde, “begin dan met Finish.”
Maar men kan zich alleen de verwarring voorstellen die zou ontstaan als een Amerikaanse president zijn / haar inaugurele rede in een buitenlands dialect zou beginnen.
Op de berg Sinaï zijn G-d, de Thora en het Joodse volk formeel samengevoegd. In een moment van ongekende openbaring richt G’d zich rechtstreeks tot het Joodse volk, zeggende: “Ik ben de Heer, je G’d.” Verrassend genoeg is het allereerste woord dat God uitspreekt, Anochi – ‘ik’ – een Egyptische term. Wat bedoelt God hiermee?
Als het Joodse volk de Thora ontvangt op de berg Sinaï, verdient het de identiteit van “Mensen van het Boek”. Met het eerste woord van God op de berg Sinaï, uitgesproken in een vreemde taal, laat Hij het Joodse volk doorschemeren wat hun meest urgente taak zal zijn in deze nieuwe rol… het boek vertalen!
God wil niet dat het jodendom functioneert als een privé-cultuurclub, waar het heilige zich kan vermengen met het heilige en heiliger kan worden. In plaats daarvan, terwijl God zijn heilige Thora aan zijn uitverkoren volk toevertrouwt, is Hij van plan dat zij de fakkel van Goddelijkheid naar de donkerste uithoeken van het universum dragen.
Elke keer dat een Jood naar een ver land reist, een buitenlandse spirituele entiteit tegenkomt, of te maken heeft met een kerel die zich vervreemd voelt van God, moet hij / zij beseffen dat de Torah vertaalt. De afgezant van G’d moet diep in zichzelf en de Torah kijken die hij dierbaar is, om alleen het woord te vinden dat de ‘buitenlander’ wil horen.
Dit is de boodschap die God aan het Joodse volk wil overbrengen terwijl Hij Zijn Sinaï-dialoog in een buitenlands dialect opent. Wanneer we iemand tegenkomen wiens waarden in strijd zijn met de leringen van de Torah, moeten we niet wanhopen om hem dichterbij te brengen. Vaak is alles wat nodig is om een ’Egyptenaar’ te inspireren, een paar kalmerende woorden van Thora die in een bekende dictie worden uitgesproken.
Het doel van de geboden
De Tien Geboden zijn in veel opzichten het hoogtepunt van de hele Torah. Maar de Midrasj1
doet een verrassende uitspraak: er staat dat het eerste woord van de Tien Geboden in de Egyptische taal is. Wat betekent dit?
De Tien Geboden zijn de samenvatting van de hele Torah. Ze werden door het hele Joodse volk van God gehoord. Het eerste gebod, “Ik ben God, jouw God, die je uit het land Egypte heeft gehaald” is de basisverklaring van onze speciale relatie met de Oneindige. Het eerste woord, Anokhi, betekent ‘ik ben’. God spreekt over Zichzelf en communiceert met ons.
auteur: Tali Loewenthal
datum: februari 2009
website: https://www.chabad.org/library/article_cdo/aid/519435/jewish/The-Purpose-of-the-Commandments.htm
vertaling: Dineke van Kooten
De midrasj is intrigerend. Er staat dat dit eerste woord Anokhi Egyptisch is, omdat God met ons wilde spreken in de taal die we hadden geleerd toen we in Egypte waren. Dit zegt ons iets over de aard van de Thora en over het Joods zijn. God wil niet alleen met ons omgaan op het heilige, spirituele niveau van ons leven, vertegenwoordigd door Hebreeuws, de heilige taal. Hij wil ook de aardse “Egyptische” dimensie bereiken.
We moeten niet proberen te doen alsof we dit lagere aspect niet hebben. We zouden eerder moeten proberen het te beheersen, het vervolgens verheffen en uiteindelijk in iets heiligs veranderen.
God helpt ons bij deze taak: er zijn Joodse leringen over elk aspect van het leven, inclusief de meest elementaire. De mitswot (geboden) verbinden ons met God op elk niveau van ons wezen. Om deze reden is Anokhi, het eerste woord van de Tien Geboden, in het Egyptisch: het reikt tot aan de ‘Egyptische’ persoon in ons en verandert hem of haar in een Jood.2
Ontmoetingspunt
De wijzen vertellen ons dat elke Joodse ziel die ooit geboren zou worden, aanwezig was bij het geven van de Torah. Dit omvat elke persoon die ooit een echte bekeerling van het judaïsme zou worden. Het was een moment van ontmoeting van het hele Joodse volk samen, en een ontmoeting van het Joodse volk met God.
De herkenning van God die op de Sinaï werd ervaren, blijft in het hart van elke Jood en is de vonk van zijn of haar Joodse identiteit.
Verder werd tijdens zijn veertig dagen en nachten op de berg Sinaï de hele Thora aan Mozes geopenbaard. De wijzen vertellen ons dat “elk nieuw idee dat ooit door een geleerde zou worden voorgesteld in bespreking met zijn leraar – werd verteld aan Mozes op de Sinaï”.
Sinai was daarom het ultieme ontmoetingspunt van God, het hele Joodse volk en de Torah.
VOETNOTEN:
1) Yalkut Shimoni to Exodus 20:2.
2) Based on the Lubavitcher Rebbe’s Likkutei Sichot vol.3, p.893.
Understatement
Denk na over de tien geboden: “Ik ben de Heer, uw God.” Goed begin. Zet de toon; serieuze, gewichtige dingen. Ik had het daarbij kunnen laten, maar Hij koos ervoor om een beetje achtergrondbiografie te geven. “Ik ben de Heer, uw God, die u uit Egypte heeft gehaald.”
“Wie heeft je uit Egypte gehaald”? Praten over de kleine details is zweten! Hoe zit het met “wie heeft hemel en aarde geschapen”? Op een schaal van G ‑ d’s prestaties benadert het beheer van de Exodus beslist niet eens Zijn rol als ontwerper en schepper van het universum!
auteur: Elisha Greenbaum
datum: augustus 2014
website: https://www.chabad.org/library/article_cdo/aid/628700/jewish/Understatement.htm
vertaling: Dineke van Kooten
Het is veel gemakkelijker om het de eerste keer goed te doen dan de rotzooi op te ruimen die ontstaat als je het verkeerd hebt gedaan. Bij alles wat we doen – of we nu een kind opvoeden, een meesterwerk schilderen of een belastingaangifte invullen – streven we naar perfectie. We weten allemaal dat kleine foutjes de neiging hebben om snel spiraalsgewijs op te lopen en waar mogelijk het beste van tevoren kunnen worden vermeden.
Soms hebben we geluk; we stappen in, doen het en gaan eruit. Luxe! Vaak hebben we niet zoveel geluk. De jongen is een paar jaar oud, en help, hij begint op jou te lijken. Het schilderij is buiten proportie. En u kunt zich de “leg uit” -brief van de belastingdienst al voorstellen. Een opgever werpt zijn handen in de lucht, geeft de echtgenoot, de tekenleraar of de accountant de schuld en loopt vol walging weg. Een winnaar houdt zich aan de taak, lost het probleem op en doet er alles aan om te slagen.
De Torah is de boodschap van God aan de mensheid. Daarin spreekt Hij tot ons allemaal, voor altijd. Toen God de wereld schiep, was dat het equivalent van het de eerste keer goed doen. Hij ontwierp het systeem, bracht het tot stand en rustte toen in voldoening op een goed stuk werk. Als Zijn boodschap op de Sinaï ‘Ik heb hemel en aarde geschapen’, zou het niet hebben geleken alsof God ons geen ruimte voor fouten gaf: ‘Wees zoals ik, doe het goed, of anders. . . ”?
Egypte was anders, een slecht land, een slechte situatie, een slechte tijd. God leidde ons uit de chaos en het kwaad en hielp ons ons leven weer op de rails te krijgen. Door Zichzelf voor te doen als “God die je uit Egypte heeft gehaald”, geeft Hij ons de moed om de onvermijdelijke slechte tijden te overleven. Hij vertelt ons dat, hoe slecht het leven ook wordt, waar je ook valt, je weer op je paard stapt en de zonsondergang van succes tegemoet rijdt die net over de horizon te wachten staat.
Gebaseerd op de leer van de Lubavitcher Rebbe.
Hallo, ben ik thuis?
Elke tiener heeft zich wel eens afgevraagd: “Wie ben ik?” Het chassidische denken leert ons een nog fundamentelere vraag te stellen: ben ik?
Kan ik echt bestaan in een wereld gecreëerd door het Oneindige? Laat de alomtegenwoordigheid van G’d enige ruimte voor mij?
auteur: Baruch Epstein
datum: mei 2009
website: https://www.chabad.org/library/article_cdo/aid/905265/jewish/Hello-Am-I-Home.htm
vertaling: Dineke van Kooten
In de Tien Geboden verklaart God “Anochi” – “Ik Ben.” Ik ben echt; Ik ging de schepping vooraf en ben er onafhankelijk van. Als louter mens is uw bestaan vluchtig. Je ‘ik ben’ is onderhevig aan vervulling en wordt maar al te gemakkelijk uitgewist als zandkastelen die door het getij worden meegesleurd.
G’d gaat door. Hij is niet zomaar gaan opscheppen over zijn superioriteit. Hij nodigt ons uit om te delen in Zijn authentiek bestaan: “Wie ben ik? Ik ben degene die je uit de slavernij heeft gehaald – om je Mijn missie toe te vertrouwen en je een wezenlijk bestaan te schenken door acht te slaan op Mijn instructies.”
Het is alsof God zegt: “Laten we één ding vanaf het begin rechtzetten: ik ben. De sterren en de planeten, de dieren en de groene bomen en zelfs de mensheid bestaan alleen omdat ik ben, en om Mijn te dienen, ben ik. . ‘ Als je deze Tien Geboden volgt, sluit je je bij mij aan in ‘Ik ben’. ”
Een relatie hebben betekent mijn ‘ik ben’ opzij zetten voor ‘ik ben’ van de ander. Dus (met excuses aan alle leraren Engels), we ‘zijn’ omdat God – de echte ‘ik ben’ – ons in staat heeft gesteld te zijn . Het bestaan van God is echt, niet vluchtig. Hij is niet gemaakt. Het menselijk bestaan krijgt substantie door verbinding te maken met – niet te concurreren met – God. Het is misschien contra-intuïtief, maar hoe complianter ik ben, hoe meer ‘ik’ ben.
De essentie van conflict zijn concurrerende beweringen van het zelf: ik wil, ik verdien, alle afgeleiden van ‘ik ben’. Angst voor het verlies van iemands ‘ik ben’ kan tot agressie leiden.
Een relatie hebben betekent mijn ‘ik ben’ opzij zetten voor het ‘ik ben’ van de ander en – hier is het moeilijkste deel – erop vertrouwen dat de ander op zijn beurt zal zorgen voor mijn ‘ik ben’. Het betekent de ander toestaan om te zijn, en niet bang te zijn daardoor verminderd te worden.
Dat is wat er bij de Sinaï gebeurde. We hebben deze verantwoordelijkheid zonder voorbehoud aanvaard. Als ik maar 90% wil vertrouwen en 10% terughoud om er zeker van te zijn dat ik controle heb over mijn ‘ik ben’, is het resultaat een gelijke en tegengestelde reactie; G’d “onthoudt” van ons. In paniek beginnen we ons nog meer in te houden, en dus draait het in een spiraal. De ‘Ik ben’-verklaring vraagt ons om totale toewijding, wat impliceert dat G’d ons hetzelfde zal bieden.
Een chassidische student vroeg eens een ouderling om een pad naar nederigheid. De rabbijn voelde de oprechtheid van de vraag en raadde hem aan een oefening te proberen: verwijder het woord ‘ik’ een week lang uit uw vocabulaire. Vervang ‘Ik heb een interessante les gestudeerd’ door ‘Er is een interessante les’.
Elk jaar op Sjavoeot, verzamelt God ons, openbaart Zichzelf aan ons, wenkt ons om met Hem samen te werken, de wereld te transformeren door te zorgen voor het ‘Ik ben’ van Hem en van anderen.
Het jodendom relevant maken
De negenjarige Joey werd door zijn moeder gevraagd wat hij op de Hebreeuwse zondagsschool had geleerd.
‘Nou, mam, onze leraar vertelde ons hoe God Mozes achter de vijandelijke linies stuurde op een reddingsmissie om de Israëlieten uit Egypte te leiden. Toen hij bij de Rode Zee aankwam, liet hij zijn ingenieurs een pontonbrug bouwen en alle mensen liep veilig over. Daarna gebruikte hij zijn walkietalkie naar het hoofdkwartier van de radio voor versterking. Ze stuurden bommenwerpers om de brug op te blazen en alle Israëlieten werden gered. ‘
auteur: Avraham Plotkin
website: https://www.chabad.org/library/article_cdo/aid/1120083/jewish/Making-Judaism-Relevant.htm
vertaling: Dineke van Kooten
‘Nou, Joey, is dat echt wat je leraar je heeft geleerd?’
‘Nou nee, mam. Maar als ik het zou vertellen zoals de leraar het deed, zou je het nooit geloven!’
De God van verlossing is actueel, zinvol en springlevend Een van de grootste uitdagingen waarmee rabbijnen en leraren tegenwoordig worden geconfronteerd, is het relevant maken van de Torah. Verhalen die duizenden jaren geleden plaatsvonden, moeten in hedendaagse taal worden uitgelegd; anders worden ze zinloos.
Wanneer G’d zichzelf voor de eerste keer aan het Joodse volk voorstelt en hen de Tien Geboden geeft, zegt hij: “Ik ben G’d, jouw G’d, die je uit Egypte heeft gehaald.” Als God nu probeerde om hier Zijn beste geloofsbrieven te geven aan Zijn nieuw verworven natie, waarom zou Hij er dan voor kiezen om de exodus te noemen? Is de schepping van de hemel en de aarde niet een veel grotere prestatie? Zou dat niet veel indrukwekkender zijn geweest?
Maar hoewel de schepping een veel betere prestatie is, was de verlossing uit Egypte – voor de mensen tot wie Hij sprak – eigentijds en relevant. De G’d van de schepping is geweldig, maar erg ver weg; de God van verlossing is actueel, zinvol en levend.
Een van de dagelijkse vieringen van het Joodse volk, die een essentieel onderdeel vormt van onze gebeden, is de herdenking van de uittocht uit Egypte. Elke dag van ons leven. Waarom deze obsessie met een gebeurtenis die duizenden jaren geleden plaatsvond? Het antwoord is simpel. Door de uittocht uit Egypte te herdenken, vieren we de God van verlossing.
En deze God is persoonlijk, eigentijds en relevant. We hebben tenslotte allemaal ons persoonlijke spirituele ‘Egypte’ in ons leven dat we met de hulp van God kunnen overwinnen.
Elke dag zijn er wonderen in ons leven die erkend moeten worden. We moeten de hand van God in ons leven zien. God haalt ons elke dag uit Egypte. De uittocht is een terugkerende ervaring die God tot een zeer relevant deel van ons leven maakt!
Is God een het, een ik of niets?
Of: G-d’s kleverige vingerafdrukken
Vraag:
Ik heb ‘G’d’ altijd begrepen als het eeuwige niet-ding dat de grond van het zijn is van het universele zelf en de ware eenheid. Ik weet dat de Kabbalisten naar God verwijzen als de “Ein Sof” – de Eindeloze. Dus ik denk: “Hé, misschien hebben we het over hetzelfde.”
Maar dan begint de cognitieve dissonantie: de eeuwige is-heid waarop ik mediteer is gewoon. Maar in Joodse geschriften heb je de Ein Sof met een volwaardige persoonlijkheid, die mensen zegt “doe dit” en “doe dit niet” en “het irriteert me echt als je dat doet”. Hoe moet ik een volmaakt en oneindig niet-ding begrijpen dat gewoon zo, nou ja, zo beneden op aarde is?
[WIKIPEDIA: Ein sof is de aanduiding voor het goddelijke in de joodse filosofie en kabbala, voortgekomen uit negatieve theologie (beschrijving van wat God niet is). Het begrip betekent ‘oneindig’ en verwijst naar het goddelijke dat perfect, onveranderlijk, oneindig en niet antropomorf. Tevens staat het buiten de tijd en kan het niet beschreven worden met taal. Hoe iets kan ontstaan uit het eeuwige en onveranderlijke, kan volgens de kabbala dankzij de sefirot, die uit de Ein sof emaneren. Ein sof wordt dan ook gezien als een voortdurende bron van goddelijk licht (shefa) die het bestaan van de dingen – sefirot, hemel, aarde etc. – mogelijk maakt. Voor bestaan in het algemeen is dus permanente emanatie van licht nodig uit Ein sof. Deze notie van emanatie is van neoplatonische oorsprong.]
auteur: Tzvi Freeman
datum: juni 2006
website: https://www.chabad.org/library/article_cdo/aid/391089/jewish/Is-G-d-an-It-an-I-or-Nothing.htm
vertaling: Dineke van Kooten
Antwoord:
Op typisch Joodse wijze ga ik u een vraag terug stellen. Een gemene vraag. Zoals wanneer alle verlichte denkers in hun zandbak spelen en alle vragen stellen die passen bij de regels die ze voor hun spel hebben opgesteld – en dan een onaangenaam klein kind tegenkomen (of een volwassene met een klein brein) en dat kind stelt een voor de hand liggende vraag die iedereen onbewust probeerde te vermijden omdat het van al hun zandkastelen moddertaarten maakt.
Nu zijn er ook regels voor gemene vragen: het antwoord moet net zo eenvoudig en duidelijk zijn als de vraag. Iets wat je een slimme vijfjarige zou kunnen vertellen (of zij zou jou kunnen vertellen).
Dus hier is mijn gemene vraag: leg me alsjeblieft precies uit wat het verschil is tussen dit niet-zijn met een hoofdletter N en van niets met een kleine letter n. Wat maakt het ene Niets God en het andere niets?
Voor het geval het nodig is – en zelfs als dat niet het geval is, omdat het sowieso leuk is – laat ik dit illustreren met een voorbeeld. Laten we zeggen dat ik je mijn roze olifant als huisdier heb gepresenteerd. Alleen dat je deze olifant niet kunt zien, omdat hij onzichtbaar is. En zoals de meeste onzichtbare dingen, heeft het geen massa, dus je kunt het ook niet aanraken. Olifanten zijn meestal behoorlijk luidruchtig, maar deze piept niet. Olifanten ruiken meestal ook veel, maar deze niet. En, oh, zei ik al dat hij roze was? Alleen omdat ik geen andere kleur had om het te noemen – onzichtbare dingen hebben geen kleur. Het is eigenlijk ook geen olifant. Ik moest het gewoon iets noemen.
Dus, in werkelijkheid is mijn roze olifant noch roze, noch een olifant of helemaal niets. Het heeft geen afmetingen, geen beschrijving en er is echt helemaal niets wat we erover kunnen zeggen. Dat komt, ziet u, het is eigenlijk niets. Dit betekent dat het niet bestaat.
Laten we het nu hebben over G ‑ d. Of zoals de kabbalisten hem noemen, de Ein Sof – dat wat geen einde heeft. De Ein Sof heeft niet alleen geen einde, hij heeft ook geen enkele omschrijving. En aangezien het oneindig is, heeft het ook geen afmetingen.
Zie je, de Ein Sof is niet alleen oneindig. Oneindig zou van toepassing kunnen zijn op bijvoorbeeld oneindige kiwi’s of oneindige hotelkamers of een oneindig aantal woorden die ik zou kunnen gebruiken om oneindigheid te beschrijven. Maar die oneindigheden bieden nuttige informatie over zichzelf. Als ik bijvoorbeeld een kiwi uit mijn oneindige supermarkt haal, weet ik dat deze oneindigheid op zijn minst gedeeltelijk uit kiwi’s bestaat. Zeker, die kiwi is als niets vergeleken met de hele set van wat er ook in zit – maar het is niet echt niets. Want als die kiwi niets is, wat is dan de oneindige kruidenierswinkel anders dan oneindige niets – wat gelijk is aan niets.
Niet zo de Ein Sof. De Ein Sof is nergens van gemaakt. Geen kiwi’s, geen woorden, helemaal geen delen. Daarom is uw nomenclatuur zo toepasselijk: het is echt Neen-Ding-heid – omdat er geen dingen zijn.
In werkelijkheid kun je niet eens zeggen dat de Ein Sof bestaat. Nou ja, misschien wel, maar Maimonides dacht van niet – en hij wordt niet eens beschouwd als een kabbalist (meestal). Hij schreef dat men niet over G’d kan zeggen dat Hij een bestaan is, omdat Hij dan een zaak nodig heeft die Hem tot bestaan heeft gebracht. Dus G’d, zegt hij eigenlijk, is een niet-entiteit. Hij is verantwoordelijk voor al het andere dat bestaat, maar Hij kan Zelf geen bestaan worden genoemd. Het bestaan is slechts een van die geweldige ideeën die Hij op een dag bedacht.
Hé, de volgende keer dat je ruzie hebt met een atheïst, zeg hem dan voor mij: “Ja, we geloven ook dat God geen bestaan is.” Dat zal ze laten wankelen.
Wat betreft al deze beschrijvingen van vriendelijkheid, wijsheid, enz., geeft Maimonides een eenvoudig antwoord. Hij zegt: kijk, je kunt toch niet zeggen dat Hij niet aardig is, toch? Of dat Hij niet wijs is. Of dat hij geen bepaalde kwaliteit heeft. Als Hij oneindig is, moet Hij dat allemaal ook hebben. Dat heet negatieve theologie en veel filosofen, inclusief moslims en christenen, kwamen echt op dat idee af. (Ten eerste beantwoordde het die stekelige kwestie van de grote rots die zelfs Jij-Weet-Wie niet kan tillen.)
Dus terug naar onze vraag (wat eigenlijk de vraag is van Rabbi Hasdai Crescas op Maimonides): Als dat zo is, als G’d, de Ein Sof of hoe we hem ook zullen noemen, geen descriptoren heeft en zelfs geen bestaan kan worden genoemd, op welke manier is Hij / Het dan anders dan helemaal niets?
Niets, iets en verder
Om ervoor te zorgen dat je niet iedereen gaat vertellen dat de Guadalajara Rebbe niet gelooft dat God bestaat, zal ik het antwoord hier en nu voor je moeten invullen. Het is eigenlijk heel simpel, maar ik zal het een beetje ingewikkelder maken, zodat wij ons allemaal niet schamen omdat we het niet eerder beseften:
Laten we het hebben over informatie: niets bevat geen informatie. Ja, dat kun je op twee manieren lezen. Laten we het opnieuw proberen: wat je ook over niets zegt, is gewoon niet waar. Dat is eigenlijk wat niets is: een vacuüm van informatie.
De Ein Sof daarentegen kan u veel informatie verschaffen. In feite oneindige informatie.
Zoals? Zoals het feit dat het bestaan zich ervan uitstrekt. En het strekt zich uit door het medium van tien sefirot, vier werelden en al dat technisch gedoe. Werkelijk alle informatie die er is en ooit zou kunnen zijn. Het voorbehoud is dat geen van die informatie u iets vertelt over de Ein Sof.
We hebben dus drie, niet twee categorieën:
* Niets geeft geen informatie.
* Iets levert een beperkte set informatie op, die dat iets cumulatief beschrijft.
* De Ein Sof biedt onbeperkte informatie, die je accumulatief (opstapelend) nergens brengt. Het is informatie. Het is informatie over de Ein Sof. Maar het komt er nooit toe om u te vertellen wat de Ein Sof is.
Zoals bijvoorbeeld een vingerafdruk. Krijg dit: de hele realiteit is niets anders dan de vingerafdruk van God. Een vingerafdruk is informatie. Het is een unieke identificatie die zich van één persoon is en alleen om naar slechts één plaats te verwijzen en u te vertellen wie de eenheid is. Maar het zegt niets over deze persoon die een afdruk heeft gemaakt. Niets. Net als al die nummers die ze gebruiken om u te identificeren in een of andere privacy-inbreukmakende database: een nummer dat uniek naar u en alleen u verwijst, maar absoluut niets over u zegt (zelfs als die bureaucraten denken dat u dat nummer bent). Dus het hele universum en ook alle hogere, helemaal tot aan de allereerste emanatie, ze wijzen allemaal naar een enkele, ultieme Bron van Al Zijn – en vertellen je absoluut niets over wat dat Wat-Het-Is is.
Er is een cruciaal punt waarop deze analogie mislukt: met een persoon, aangezien de meesten van ons iets zijn, is er echte informatie die we in die database zouden kunnen plaatsen die ons iets over hem of haar zal vertellen. Grote voeten, Latino-Jiddisch accent, aanhoudende koude adem, beantwoordt brieven van verwarde Bujus … (dat stapelde zich op, nietwaar?). Vingerafdrukken zijn toevallig een van die dingen die andere gegevens niet lijken te verbeteren wanneer ze worden verzameld om u meer over deze persoon te vertellen. Met de Ein Sof is het een integraal axioma dat alle informatie vingerafdrukken zijn.
Dat is keurig. Laten we daar wat meer over nadenken. Maar eerst:
Wat zit er in een naam?
In de taal van Kabbalah wordt dit de naam genoemd. Zoals in: “Voordat de wereld werd geschapen, was er alleen Hij en Zijn Naam alleen.” Ook een naam geeft geen begrijpelijke informatie over een persoon. Twee mensen met een diametraal tegenovergestelde persoonlijkheid kunnen dezelfde naam delen. Een personage, Tzvi genaamd, gaat rond met het plaatsen van onverstaanbare sci-fi fantasy-onzin op het internet terwijl hij beweert dat hij mijn correspondentie schrijft – en een ander met precies dezelfde naam houdt zich bezig met het schrijven van boeken met mooie meditaties. Dat bewijst dat een naam geen karakterinformatie bevat.
BTW: De standaard Joodse naam voor de Ein Sof is geen drieletterige maar vierletterige naam. Persoonlijk weet ik niet wat het woord G’d betekent, maar ik heb een idee van wat de vierletterige naam betekent. Het is een vervoeging van het werkwoord zijn. Alleen dat het geen werkwoord is en het ook niet zo is. Het zou eerder (enigszins onhandig) in modern denken kunnen worden vertaald als “Dat wat het zijn veroorzaakt”.
Kraak uw hoofd erover en u zult beseffen dat het veel informatie geeft – en ons minder over Hem vertelt dan een vingerafdruk. Wat voor soort zijn is Hij? Hoe denkt Hij over zijn – of niet zijn. Hoe is het om voorbij het zijn te zijn, erop neer te kijken en te zeggen: “Hé, dat heb ik gemaakt!”
De naam zegt ons niets. Niets. En in dit geval is dat omdat er daar niets kan worden gezegd.
Toch is die naam een unieke identificatie. Er kan tenslotte maar één bron zijn voor het zijn. Zijn is een singulariteit. Behalve een bepaalde Jamaicaanse sekte ken ik niemand die een meervoudsvorm heeft van de staat van zijn.
Dat is onderdeel van de kwaliteit van een naam. Zoals wanneer je iemands naam roept en hij draait zich om en komt – hem helemaal. Niet alleen zijn navel, niet alleen zijn neus, niet alleen zijn hersenen of zijn hart. Alles van hem. Als iemand flauwvalt, fluister dan zijn naam in zijn oor en zijn ogen kunnen opengaan.
Wat leidt tot ons volgende, fascinerende punt: een naam zegt niets, maar een naam raakt de essentie.
We hebben zijn nummer
Denk nog eens aan die unieke identificatiegegevens. Waarom gebruiken we nummers zoals 4509HXB3580000001 om mensen te identificeren? Zou het niet fijner zijn om tegen de computer te zeggen: “De aardige jongedame die graag paarse jurken draagt en iets korter is dan de balie van de receptioniste hier op kantoor”? Welnu, om twee redenen: ten eerste omdat al die informatie kan veranderen. Er is echt heel weinig interne informatie over jou die niet onderhevig is aan verandering (je ouders, geboorteplaats en geboortedatum zijn dingen die je moeilijk zou kunnen veranderen, maar dat is geen informatie over jou – alleen over je omstandigheden om hier te komen ).
En dan is er nog een andere punt: geen van dat soort informatie verwijst uniek naar jou. Ergens in de wereld is er misschien een ander verkleinwoord vrouwtje met dezelfde paarse jurk pathologie. Accumulatieve informatie vertelt u over de persoon, maar haalt niet altijd de juiste persoon naar voren. Een vingerafdruk levert je elke keer de jackpot op.
Dus kijk hier eens naar: met informatie van de Ein Sof, heb je niet wie Hij is, maar je hebt Hem, 100%.
Denk hier eens over na: vanuit de Ein Sof strekt zich een eindige wereld uit – vele eindige werelden – met de parameters van tijd, ruimte en bewustzijn. Wat vertellen tijd, ruimte en bewustzijn ons over de Ein Sof? Niets. Had helemaal iets anders kunnen gebruiken. Wat? We hadden geen idee. De Ein Sof is niet getrouwd met tijd en ruimte (of bewustzijn) net zo min als jij getrouwd bent met een of andere alfanumerieke reeks die wordt gegenereerd door de willekeurige functie van een computer.
Het verschil is dat je die alfanumerieke wirwar niet hebt gekozen. Grote kans dat je je naam ook niet hebt gekozen. Maar G’d koos ervoor om uitgedrukt te worden door middel van tien attributen van Wijsheid, Begrip, Weten, Vriendelijkheid, Macht, Schoonheid, enzovoort – van waaruit tijd en ruimte zich uitstrekken – en niet op een andere manier. Hij is degene die die reeks modaliteiten heeft uitgekozen uit een oneindige reeks mogelijkheden. Als dat zo is, dan wordt Hij daar gevonden. Niet omdat Hij dat is, maar omdat Hij, in al Zijn essentie, ervoor koos gevonden te worden.
Waar hij ook wil zijn
Nu ga je zeggen: “Wat is dit voor gedoe met het kiezen van de Ein Sof? Is dat niet gewoon weer een antropomorfisme? Kiezen is een tijdelijke gebeurtenis. De Ein Sof is er gewoon. Of is het niet. Of wat dan ook.”
Dit is wat we bedoelen met kiezen: we bedoelen dat niets dat zich uitstrekt van de Ein Sof nodig is. Niets hoeft te zijn zoals het is. Dus wat er ook uitkomt, is een vingerafdruk – een vingerafdruk van een plaats die helemaal geen beperkende clausules heeft.
Als je hierover nadenkt, zul je beseffen dat ik je iets vertel dat alles wat je weet op zijn kop zet: het blijkt dat er iets voorbij de Ein Sof is. Omdat de Ein Sof juist door het feit dat het zo onbeperkt is, deze beperking heeft: dat alles hetzelfde is.
Dus we zeggen dat er nog iets is. Er is een punt dat zo gratis en onbeperkt is dat het kan kiezen welke set het maar wil uit de oneindige mogelijkheden van de Ein Sof en zegt: “Ik wil dit zijn.” 1
Hier is een nuchtere illustratie van wat ik bedoel, iets waar we ons allemaal mee kunnen identificeren – vooral de vijfjarige:
Dit was in de tijd dat Rabbi Yochanan de meest vooraanstaande wijze van zijn tijd in het land Israël was (circa 240 CE). Op een gegeven moment kwamen de wijzen een moeilijk geval voor: een man had een testament nagelaten dat al zijn bezittingen aan zijn zoon schonk, maar slechts één keer zou zijn zoon krankzinnig worden.
De wijzen hadden geen idee wat ze moesten doen. Dus gingen ze naar Rabbi Yochanan. Toen ze bij zijn huis aankwamen, troffen ze hem aan op handen en voeten, hinnikend als een paard, met zijn zoontje op zijn rug. Respectvol wachtten ze tot de rabbijn klaar was, zijn kleren waren aangetrokken en zaten toen bij hem om het raadselachtige testament te presenteren.
‘Nou, mijn collega’s,’ antwoordde rabbijn Jochanan, ‘ik geloof dat je je antwoord al hebt gezien toen je hier aankwam. De man wilde duidelijk wachten tot zijn zoon kinderen zou krijgen.’
Mooi verhaal, maar laat me je nu een simpele vraag stellen: Wie had de echte Rabbi Yochanan? De wijzen of zijn zoon?
De wijzen hadden Rabbi Yochanan de wijze, wat we “verzamelde informatie” van zijn persona noemden. Ze zouden weg kunnen gaan en u Rabbi Yochanan, zijn wijsheid, zijn gedrag, zijn persoonlijkheid beschrijven.
De kleine jongen had daar niets aan. Hij heeft geen idee van de wijsheid van zijn vader of wie zijn vader werkelijk is. Maar hij heeft zijn vader.
Omdat zijn vader besloot: ‘Ik wil daar beneden zijn met die kleine jongen. En ik zal alles zijn wat nodig is om daar te zijn – zelfs als je daarvoor een paard moet zijn, zelfs als dat betekent dat je gek moet doen in het bijzijn van vooraanstaande wijzen, zelfs als het betekent dat de knieën van mijn designerjeans verslijten. Dat is met wie ik wil zijn en waar ik wil zijn.”
Dus daar wordt hij gevonden.
Dus is G’d wijsheid? Of mededogen? Of liefde? Natuurlijk niet. Hij is de Ein Sof, oneindig buiten elke beschrijving. Maar als je Hem wilt vinden, zul je zijn wijsheid bestuderen, om zijn mededogen bidden en leren lief te hebben zoals Hij liefheeft. En daarin, zoals een klein kind zijn vader heeft, zul je Hem hebben.
Luister naar de vingerafdrukken
Hoe doe je dat? Hoe stem je af op Gods wijsheid, mededogen, enz.? Door de hele dag en nacht te denken, kom je er niet – alleen meer van je eigen wijsheid, maar niet die van hem. Je draait gewoon in cirkels rond.
Zoals we al zeiden, zit zijn wijsheid in die vingerafdrukarticulaties van de Ein Sof die een universum voortbrengen. Alleen dat, op de weg naar beneden, lagere en lagere werelden genereren, de complexiteit het chaos-punt nadert en ruis het signaal overweldigt. Informatie wordt kleverig, d.w.z. onze wereld. Het hele ding begint te lijken op een Wikipedia-artikel dat misging.
Gelukkig zijn er in de geschiedenis bepaalde heldere geesten geweest, zowel joods als anderszins, die in staat waren om af te stemmen op het signaal zoals het hierboven klinkt, voordat het al zijn bewegingen op weg naar beneden begint. Niet door erover na te denken, te filosoferen, competitieve stellingen af te breken en te worden gepubliceerd met Cambridge University Press, maar door hun geest te bevrijden van het gekmakende lawaai van de materiële wereld en deze open te stellen voor het heldere licht van hogere rijken.2 Daarboven krijg je een pure , duidelijk signaal. En als je echt een fijn afgestelde ontvanger bent voor dat signaal, zal het in je geest, je gedachten en zelfs je woorden terechtkomen, rechtstreeks in deze wereld zodat anderen het kunnen horen.
Stel je nu een van die menselijke signaaltorens voor, zo groot, zo fijn afgesteld, zo verstoken van innerlijke ruis, de ultieme supergeleiding omdat zijn ego geen wrijving vertoont met de transmissie-energie. Stel je voor dat hij de kerntrillingen van het universum oppikt, rechtstreeks uit de oorspronkelijke bron. Stel je voor dat hij dat signaal in een begrijpelijke vorm naar een massa verschillende mensen verzendt, en zelfs erin slaagt het te versterken zodat iedereen er direct op kan afstemmen. En dan, om ervoor te zorgen dat het signaal voor het nageslacht bewaard blijft, brengt hij veertig jaar door met zijn volk dat in de woestijn ronddwaalt en het nog verder naar beneden trekt, in fysiek schrift op leer perkament. Zijn hand schrijft verhalen, cryptische instructies en getallen – allemaal rechtstreeks uit dat kernsignaal, zoals harmonischen van het eerste niveau zich uitstrekken van snaartrillingen.
Vervolgens geeft hij de decoderingscode aan zijn studenten die deze de komende drieduizend jaar gebruiken om erachter te komen wat ze in elke mogelijke situatie moeten doen.
Natuurlijk, als iemand me zou komen vertellen dat een of andere bebaarde heer zich had afgestemd op de innerlijke trillingen van de kosmos en hoorde dat ik geknoopte draden aan mijn vierhoekige kledingstukken moet hangen en op zaterdag geen lichtschakelaars moet aanzetten koste wat het kost, zou ik waarschijnlijk gewoon een vriendelijke glimlach teruggeven. Maar wij Joden hebben geen andere keuze dan te geloven. Wij waren er toen en zagen het zelf gebeuren. En als het niet is gebeurd, wat doen we dan hier vandaag in vredesnaam? Die gebeurtenis is de enige verklaring die we hebben voor ons bestaan die werkt
Dus dat is wat Joden geloven: dat in deze Thora en in deze mitswa de vingerafdruk van de Ein Sof wordt gevonden, datgene wat geen definitie heeft en nooit kan worden gekend. Dat dit ongrijpbare niet-ding ervoor kiest om met ons om te gaan, om daar te worden gevonden in onze diep eindige, misschien zelfs kinderlijke dromen en aspiraties, melodrama’s en zorgen, de manier waarop we eten, slapen, liefhebben, ruzie maken en in ons levensonderhoud voorzien – dit alles is gevonden in G’ds vingerafdruk, in deze Torah van Hem. En dat door deze Torah in ons op te nemen – en onszelf erin op te laten gaan – we een perfecte vereniging bereiken met de Essentie van Alle Dingen. We hebben Hem, net zoals de kleine jongen zijn vader had. Hem in al zijn essentie. Of het. Of wat dan ook.
Misschien is dat de reden waarom kleine kinderen geen moeite hebben met God om te gaan – omdat ze geen idee hebben van wie en wat Hij zou moeten zijn. Misschien is dat alles wat we echt hoeven te doen: opnieuw denken als een naïeve, eenvoudige vijfjarige en gewoon zeggen: “G’d, ik wil echt een fiets.”
En dan glippen alle vragen weg.
——————————————
Misschien was dit dan het hele doel van je reis: dat je tot een beter begrip zou komen van hoe volkomen krankzinnig het is om een Jood te zijn en te geloven dat je met de Oneindige kunt praten als je beste vriend. Omdat het zo is. Net zoals het voor Rabbi Yochanan krankzinnig was om een paard te zijn. Maar voor het kind en de vader om verbinding te maken, zoals voor het kind om de vader te erven, voor ons om één te worden met de Ein Sof – dat zal allemaal niet door intellect gebeuren. Het zal zijn door dat volkomen waanzinnige punt van vrijheid dat de kern van ieder mens en van alle dingen vormt. Ook wel G-d.4
VOETNOTEN:
1) Zie http://en.wikipedia.org/wiki/Axiom_of_choice. Nog beter, lees The Mystery of the Aleph: Mathematics, the Kabbalah, and the Search for Infinity door Amir Aczel.
De Axiom of Choice zegt in feite dat er altijd iets buiten elke set is dat uit die set kan kiezen. Wat betekent dat er iets moet zijn dat zelfs buiten de oneindige reeks van oneindige sets ligt.
In de woorden van een gekke wiskundige vriend van mij: “Guad, het Axioma van Keuze is een bewijs van God.”
‘Maar Abe,’ antwoordde ik. “Je kunt het Keuze Axioma niet bewijzen!”
‘En wat, Guad? We gebruiken het elke dag op bijna alle gebieden van wiskunde, wetenschap en computerprogrammering!’
2) Meer over profetie hier. Zie ook: “Wat is profetie?”
3) Meer over het Sinaï-evenement in “Hoe weten we dat we God hoorden op de Sinaï?”
4) Zie “Goddelijke Waanzin” voor meer informatie over de waanzin van het praten met God als een persoon.
We werden door G’d Zelf bevrijd
Vlak voor de tien plagen stelt G’d: ”Opdat jullie zullen weten, dat Ik, jullie G’d, het ben, die jullie onder de dwangarbeid van de Egyptenaren wegvoer” (Sjemot 5:6). In de pasoek (vers) wordt benadrukt, dat wij moeten beseffen, dat de bevrijding uit G’ds hand zelf – en niet via een intermediair – is geschied. Dit was belangrijk in het afgodische Egypte.
auteur:Dayan mr. drs. R. Evers
datum: 07 January 2013
website: https://www.jodendom-online.nl/articles.php?view=article&id=766
Maimonides (1135-1204) legt uit, dat de bron van alle afgoderij het idee was, dat G’d te verheven is om Zich druk te maken over de onbelangrijke details van het menselijk gebeuren.
G’d bestuurt de wereld Zelf
Een Joodse basisprincipe luidt, dat G’d Zelf de wereld, zonder intermediairs, bestuurt. Dit moest Egypte realiseren. Het besef dat G’d direct met ons bezig is, naar ons luistert, voor ons zorgt en naar onze gebeden verlangt, is een basaal gegeven in iedere ontwikkeling van spiritualiteit.
Maar wat maakt het voor verschil of de verlossing uit Egypte via een Engel of door G’d Zelf werd gedaan? Een mens is beperkt in zijn mogelijkheden en moet daarom delegeren. Maar G’d is oneindig. Waarom heeft Hij intermediairs of Engelen nodig om Zijn wensen uit te voeren? Een kleine inleiding in de Joodse theologie is hier op zijn plaats.
Alles wat G’d doet is voor eeuwig
Omdat G’d oneindig en eeuwig is, zijn alle G’ddelijke handelingen in principe niet van Hem te scheiden. Daarom is alles wat G’d doet `voor eeuwig’. Omdat G’d vele dingen wil doen, die niet oneindig zijn maar beperkt zijn qua duur, zendt Hij een agent of Engel om dat in Zijn plaats te doen. Dat de Tora vertelt dat de bevrijding uit Egypte door G’d Zelf verricht werd, geeft aan, dat de Verlossing voor eeuwig bedoeld was. Niettemin is dit onbegrijpelijk. Vele keren daarna zijn we wederom verdrukt. Waar is de eeuwige vrijheid gebleven?
Spirituele bevrijding heeft eeuwigheidswaarde
Er bestaat een verschil tussen het fysieke en het spirituele. Ons lichaam kan weer onderworpen worden aan een vreemde macht maar onze geestelijke bevrijding heeft eeuwigheidswaarde. De Tora kan nooit meer van ons afgenomen worden. Dit is wat ons Joden gebonden heeft gedurende alle zwerftochten en vervolgingen. Dat intense vrijheidsgevoel is onze volkskracht gebleven. Dit vormt het tegengif tegen slavernij.
Slavernij begon verraderlijk
De midrasj vertelt dat de slavernij in Egypte zeer verraderlijk begon. Oorspronkelijk werkten de edelen, ja zelfs de koning Pharao, mee aan de bouwprojecten onder de vlag van ‘gelijkheid voor iedereen’. De Joden werden uitgenodigd om hun beste krachten aan dit nationale project te geven en trapten in deze val. Langzamerhand trokken de Egyptenaren zich terug van het werk en werden zij opzichters en adviseurs, waarna ze zich uiteindelijk totaal aan de werkvloer onttrokken.
Bittere nasmaak
Daarom raadt de Talmoed ons aan om als bitter kruid (maror) iets te nemen dat in het begin zoet is en daarna een bittere nasmaak geeft. Dit was precies de manier waarop de Egyptenaren de slavernij initieerden.
De Tora is geen verhalenboek. Elke historische gebeurtenis is een spirituele bevrijdingsles voor het nageslacht. De krachten, die onze geestelijke groei bedreigen, laten zelden hun tanden en destructieve karakter direct aan het begin zien. Ze dringen bij ons binnen, totdat ze een stevige pied à terre hebben in ons leven. Daarna wordt het bijna onmogelijk om ze weer te verwijderen.
Verslaving
Het lijkt haast op een verslaving. In het begin van een gewenning neigen we ertoe om te denken, dat sigaretten, alcohol of drugs ons laten ontspannen, beter laten omgaan met onze medemens, ons helpen slapen en zelfs ons werk vergemakkelijken. Tegen de tijd dat men reeds verslaafd is, wordt het bijna onmogelijk om uit de klauwen van deze verslaving los te komen.
Bedrieglijke strategie
De jetser hara – onze profane, aardse neiging wordt in de Talmoed op dezelfde wijze beschreven. De jetser hara – de hang naar materiele expansie – kan zelfs zeer idealistisch beginnen maar uiteindelijk wil onze negatieve kant de totale mens onder zijn heerschappij brengen.
Het onschuldige uiterlijk, dat hij in het begin aanneemt, is slechts een onderdeel van zijn bedrieglijke strategie. We zijn veel kwetsbaarder wanneer de tactiek van onze spirituele vijand sympathiek overkomt. Om onszelf bewust te worden van onze geestelijke aftakeling moeten wij bij tijd en wijle onszelf evalueren en onszelf analyseren.
Wanneer we slaven van onze gewoonten zijn, hebben we geen persoonlijke vrijheid meer. Dat is misschien wel de grootste bedreiging en belediging van een oprecht mens.
website: https://www.chabad.org/library/article_cdo/aid/519425/jewish/The-First-Commandment.htm