Emmaüs
Emmaüs is een verhaal dat door de eeuwen heen velen heeft geïnspireerd en nog inspireert.
Emmaüs vertelt het verhaal van twee mensen die in verwarring terug naar af gaan. Hun dromen zijn niet uitgekomen; hun hoop is de grond ingeslagen en van hun verwachtingen is niets overgebleven. Een derde persoon komt bij hen lopen en vraagt hen naar wat er is gebeurd. Ze vertellen hun verhaal. Vanuit een ander perspectief laat deze persoon zijn licht op de zaak schijnen. Ze luisteren verwonderd.
Als hun ogen open gaan, dan gaan ze terug naar wat ze in de steek lieten. Ze steken de handen opnieuw, geïnspireerd uit de mouwen. Er gebeuren onverwachte mooie dingen, die ze voor onmogelijk hielden.
Henri Nouwen – Jezus
In zijn boek ‘Jezus. Gedachten bij het evangelie met tekeningen van Rembrandt‘ is er een hoofdstuk ‘de ontmoeting in Emmaüs‘ (pagina 143 tm pagina 146) dat mij raakte. Het gaat als volgt:
“Al die ontdekkingen braken langzamerhand de schuttingen af die ik om mijn veilige binnentuin had opgetrokken, en lieten me zien dat Gods verbond er een was met alle mensen, niemand uitgesloten. Voor mij persoonlijk was dat een periode van vragen en zoeken en piekeren, met veel eenzaamheid en momenten van grote innerlijke onzekerheid en dubbelzinnigheid. De Jezus die ik in mijn kinderjaren had leren kennen, was gestorven. Ik was verslagen op weg naar Emmaüs, en begon de Stem te horen van iemand die met mij mee op weg was gegaan.’ (uit ‘De weg naar vrede’)
DE ERVARING VAN DOOD EN VAN LEVEN
Ze keerden naar huis terug, ontgoocheld, teleurgesteld en moedeloos. We weten niet veel van deze twee vrienden af, maar de evangelist Lucas laat toch wel doorschemeren dat ze zich onderdrukt voelden. De Romeinen waren al lange tijd aan de macht in hun land en van echte vrijheid was nauwelijks sprake. Maar zoals iedereen verlangden ook zij vurig naar de vrijheid. En toen ze Jezus hadden leren kennen, was bij hen de hoop gewekt dat deze man uit Nazaret hun die zo langverwachte vrijheid zou kunnen geven. Maar het was allemaal op niets uitgelopen. De Jezus van wie ze zoveel hadden verwacht, was gevangengenomen, ter dood veroordeeld en door de Romeinen gekruisigd. Alles was weer als vanouds, een leven waarin je je nooit helemaal veilig voelde, waarin al je bewegingen werden gecontroleerd en waarin je ieder moment kon worden opgepakt en in de gevangenis gezet. De vrijheid was toch niet gekomen. Kleopas en zijn vriend hadden de moed opgegeven. Terneergeslagen liepen ze over de weg die hen naar huis leidde. Maar het was geen hoopvolle weg. Het was een troosteloze weg, een weg zonder nieuwe verwachtingen.
Jezus voegt zich bij hen, maar ze herkennen Hem niet. Wat doet Hij? In de eerste plaats luistert Hij naar hun deprimerende verhaal. Hij voegt zich bij hen op een zeer persoonlijke, je zou kunnen zeggen intieme manier. Hij verplaatst zich als het ware in hun teleurstelling. Hij voelt met hen mee. Hij wil zijn waar zij zijn. Hier moet je je indenken wat er met Jezus zelf was gebeurd. Hij was een afschuwelijke marteldood gestorven en in een graf gelegd. Vaak wordt er over Jezus gesproken alsof zijn verrijzenis onmiddellijk volgde op zijn dood. Maar dat is niet het geval. Drie dagen lang lag Jezus in het graf. Dat betekent dat Hij niet alleen – zoals velen vandaag – het slachtoffer was geworden van onderdrukking, maar ook dat zijn lichaam zoals dat van iedereen tot ontbinding overging. Toen Lazarus vier dagen in het graf had gelegen, zei Marta, zijn zuster, tegen Jezus: ‘Hij riekt al.’ Het graf is een plaats van verrotting. Jezus lag drie dagen in het graf en zijn lichaam verrotte daar. Ik vertel je dit, omdat de verrotting misschien wel het meest welsprekende teken van de menselijke wanhoop is. Wat wij ook doen of zeggen, hoe geleerd we ook zijn, hoeveel vrienden of geld we ook hebben, binnen afzienbare tijd – tien, dertig, vijftig of zeventig jaar – verrotten we. Daarom kunnen teleurstellingen en tegenslagen in het leven ons zo diep aangrijpen. Ze herinneren ons eraan dat we geen enkele mogelijkheid hebben om te voorkomen dat alles uiteindelijk op niets uitloopt.
Toen Kleopas en zijn vriend meenden dat hun grote verwachtingen weer de bodem waren ingeslagen, voelden ze een diepe droefheid. De zinloosheid van hun leven was hun weer heel scherp duidelijk geworden. Zij hadden al iets van de verrotting van hun eigen leven geroken. Daarom liepen ze met gebogen hoofd naar huis. Niet alleen hun avontuur met Jezus, maar alles liep uiteindelijk op niets uit.
Wanneer Jezus zich bij deze twee wanhopige mensen voegt, weet Hij dus heel goed wat er in hen omgaat. Hij heeft zelf de wanhoop van het menszijn aan den lijve ondervonden. Hij kent zelf de dood en het graf. Hij weet precies wat het wil zeggen sterfelijk te zijn. Ik denk dat Kleopas en zijn vriend gemerkt moeten hebben dat deze vreemdeling eigenlijk geen vreemdeling was. Hij begreep hen té goed om lang een vreemde te blijven. Ze merkten dat deze man hun geen oppervlakkige troost zou schenken.
Wat vertelt Jezus hun? Hij zegt niet dat de dood en de verrotting van het leven niet reëel zijn. Hij zegt ook niet dat hun verlangen naar bevrijding niet reëel is. Wat Hij zegt, gaat ernstig in op zowel de dood en de verrotting als op het verlangen naar bevrijding. Hij zegt hun dat de Jezus, op wie zij al hun hoop hadden gevestigd, de Jezus, die inderdaad dood en begraven is, dat die Jezus leeft. Hij zegt hun dat de dood en de verrotting voor Jezus, die zij zo bewonderden, de weg naar de bevrijding zijn geworden. En Hij zegt dat op zo een manier, dat zij heel diep voelen dat de weg van Jezus ook hun weg kan worden.
Terwijl Jezus met hen sprak, ervoeren ze iets nieuws in hun hart. Het was alsof hun hart brandde met een vuur dat niet van buiten, maar van binnen kwam. Jezus had iets in hen ontstoken waar ze geen woorden voor hadden, maar dat zo echt was, dat het sterker was dan hun teleurstelling. Jezus had hun niet gezegd: ‘Het is allemaal niet zo erg als jullie denken.’ Hij had hun iets geheel nieuws gezegd: ‘Het meest tragische, het meest pijnlijke, het meest wanhopige kan de weg worden naar de bevrijding die je het meest verlangt.’
Het is voor jou en mij erg moeilijk hier veel van te begrijpen. In feite gaat het tegen de logica van het begrijpen in. Jij en ik, als ver- standelijke mensen, zeggen: ‘Dood is dood. De dood en alles wat erop lijkt of ernaartoe leidt, moet het kost wat het kost worden vermeden. Hoe verder we van de dood en zijn trawanten – pijn, ziekte, oorlog, onderdrukking, armoede, honger enzovoort – vandaan kunnen blij- ven, hoe beter het is.’ Dat is een heel normale, spontane, menselijke houding. Jezus echter laat ons het menselijk bestaan van een heel andere kant zien, een kant die we met ons gewoon gezond verstand niet meer kunnen grijpen.
Hij laat het bestaan zien vanuit zijn eigen ervaring dat het leven sterker en groter is dan de dood en de verrotting. Dit kunnen we alleen nog met ons hart verstaan. Daarom schrijft Lucas ook niet: “Toen ging hun een licht op,’ maar: ‘Hun hart brandde.’ Het bran- dende hart had Kleopas en zijn vriend iets volkomen nieuws laten zien. In het centrum van hun menszijn was iets geboren wat de dood kon ontwapenen en de wanhoop kon ontkrachten. Iets wat veel meer was dan een nieuw perspectief op de dingen, een nieuw ver- trouwen of een nieuwe levenslust. Iets wat een nieuw leven kan worden genoemd, of een nieuwe geest. Je zou tegenwoordig zeggen: ‘In hun hart was het geestelijk leven begonnen,’ maar het is beter die woorden nog niet te gebruiken. Dan verwijderen we ons te ver van het eigenlijke verhaal. En er is nog veel te vertellen.
Toen de drie mannen in Emmaüs aankwamen, was er al zoveel met hen gebeurd dat de twee vrienden de vreemdeling niet alleen verder wilden laten gaan. Er was tussen deze twee en Jezus een band gegroeid, die hun al nieuwe hoop had gegeven, al begrepen ze zelf nog niet goed waarom. Ze voelden dat deze onbekende hun iets nieuws had gegeven. Ze wilden niet zonder Hem naar huis gaan. Daarom zeiden ze on tegen Hem: ‘Blijf bij ons, want het wordt al avond en de dag loopt ten einde.’ Lucas zegt in zijn verhaal zelfs dat ze Hem smeekten om hun gast te zijn. Jezus nam hun uitnodiging aan en ging bij hen binnen.
En dan gebeurt er iets wat voor jou en mij van veel betekenis is. Het raakt de kern van het geestelijk leven. Wanneer ze aan tafel zitten, neemt Jezus brood, spreekt er een zegen over uit, breekt het en reikt het hun aan. En terwijl Hij dit doet, weten ze opeens met een onwankelbare zekerheid dat die vreemdeling Jezus is, dezelfde Jezus die is terechtgesteld en in een graf gelegd. Maar op het moment dat ze die zekerheid krijgen, is Hij niet meer zichtbaar voor hen.
Er gebeurt hier zoveel dat ik het moeilijk vind je de volle betekenis van dit moment uit te leggen. Ik zal me hier maar beperken tot een voor mij zeer belangrijk aspect. Belangrijk is hier, dat op het moment dat Kleopas en zijn vriend Jezus herkennen in het breken van het brood, zijn lichamelijke aanwezigheid niet meer nodig is om hun nieuwe hoop te geven. Je zou kunnen zeggen dat de vreemdeling zo intiem met hen wordt, dat al het vreemde van Hem verdwijnt en Hij in de meest letterlijke zin hun hartsvriend wordt. Hij komt hun zo nabij dat een fysieke verschijning niet meer nodig is om hen te overtuigen van de hoop. Ze weten nu dat het nieuwe dat in hen werd geboren toen ze onderweg met Hem spraken, zal blijven en hun de kracht zal geven om terug te gaan naar Jeruzalem en anderen te vertellen dat het niet waar is dat alles voor- bij is. Lucas vertelt dan ook dat ze onmiddellijk weer op weg gingen om de andere vrienden van Jezus te ver- tellen wat ze hadden meegemaakt.
Begrijp je een beetje wat ik bedoel? Kleopas en zijn vriend waren andere mensen geworden.”