Dineke van Kooten genas wonderlijk van een jarenlange ziekte
“Jezus wil dat we de weg naar binnen gaan”
tekst: Jacomine Oosterhoff
datum: maart 2022
Tijdschrift: Elisabeth Magazine
Juist in een periode waarin je leven lijkt stil te staan, leer je de belangrijkste levenslessen, blijkt uit het verhaal van Dineke van Kooten. Veertien lange jaren was zij aan bed gekluisterd. Tot ze, tijdens een retraite in een rooms-katholiek klooster, plotseling genas. Ze schreef een boek over haar ziekteproces, maar vooral over de lessen die ze in de lange ziekteperiode leerde. Het zijn lessen die voor ieder mens gelden, niet alleen voor mensen die ziek zijn.
Tijdens haar zwangerschap krijgt Dineke ondraaglijke rugpijn. De artsen vermoeden bekkeninstabiliteit. Maar na de geboorte van haar dochter verdwijnt de pijn niet. Na allerlei onderzoeken blijkt dat Dineke hypermobiel is. Gewrichtsbanden en pezen zijn dan extreem soepel, waardoor ernstige pijnklachten kunnen ontstaan. Dineke krijgt een harde boodschap te verwerken: dit gaat nooit meer over. Je zult altijd op bed moeten blijven liggen. Achteraf ziet ze haar ziekteproces ook als een genezingsproces. “Ik was niet in balans. Ik was altijd maar aan het rekening houden met anderen en verwaarloosde mezelf. Ik had een enorm laag zelfbeeld. Daarmee werd ik door mijn ziekte geconfronteerd.”
Dit lijkt me geen gemakkelijk proces. Hoe was dat voor jou?
“Twee jaar lang wilde ik alleen maar dood. ‘Mijn leven heeft geen betekenis. Ik lig iedereen in de weg’, dacht ik. Ik las ontzettend veel. Ook de boeken van Henri Nouwen. Hij schrijft ergens: ‘Het gaat niet om wat je hebt, het gaat niet om wat je doet, het gaat zelfs niet om wat andere mensen over je zeggen. Je bent Gods geliefde kind.’ Dat sloeg in als een bom. Als het goed is, horen kinderen van hun ouders: je mag er zijn. Maar veel mensen, ook ik, hebben dat niet van hun ouders gehoord en gaan betekenis uit andere dingen halen. Dat is zo mooi van het christelijk geloof: als je het als kind niet hebt gehoord, laat God het je weten. Hij zegt in Efeziërs 1: ‘Al voor de grondlegging van de wereld heb ik jou uitgekozen.’ Dat heeft bij mij, maar dat was een jarenlang proces, gezorgd voor een diepe, diepe geworteldheid van het besef dat ik er mag zijn.”
Veertien jaar is een lange tijd. Dacht je niet na pakweg zeven jaar: nu is het wel genoeg?
“Kijk om je heen. Er is zoveel ellende in de wereld. Wie ben ik dan om te zeggen: mijn lijden is genoeg? Dus dat dacht ik niet. Achteraf zie ik dat in deze worsteling mijn geest en mijn ziel zo geheeld zijn, dat uiteindelijk mijn lichaam ook genezen kon worden. Maar stel dat jij tegen mij zou zeggen: je was zo uit balans, je moest wel ziek worden. Eigen schuld, … Dat is ook niet zo. Ik begrijp nog steeds niet waarom ik zo ernstig ziek moest zijn. De eenzaamheid was overweldigend. Soms moet je op het diepste punt van het diepste punt van het diepste punt zitten voor je opkijkt en een uitweg ziet. Maar de tranen en de wanhoop ben ik vergeten. Hoe verder ik er vandaan kom, hoe meer ik het in perspectief zie. Achteraf zie ik wel dat Gods eeuwige armen onder mij waren. Hij heeft mij behoed voor verslaving, voor bitterheid en woede, voor depressie, allemaal dingen die logischerwijs in mijn situatie hadden kunnen gebeuren.”
Toch heb je dat misschien wel gehoord: het heeft vast een bedoeling.
“Mensen hebben harde dingen tegen mij gezegd. ‘God meet eerst de schouders en dan legt hij er een last op’ of ‘niet vragen, maar dragen’. Soms heeft me dat bijna tot vloeken gebracht. Dat kun je mooi zeggen als jij weer de deur uit stapt, en weer van alles gaat doen. Ik werd gek van de mensen die allerlei oplossingen aandroegen. ‘Houd moed hoor, God is erbij!’ Daarmee ontkenden ze hoe erg het was. Ze ontkenden mijn machteloosheid.”
Maar we willen elkaar zo graag bemoedigen, zeker omdat we christen zijn.
“Sommige mensen zeiden: ‘Ik weet het ook niet. Mag ik je een knuffel geven?’ Zij staan nog op mijn netvlies gebrand. Zij erkenden dat het vreselijk was. Zij hadden het lef om te zeggen dat ze het ook niet wisten. De knuffels hebben me misschien wel het meest bemoedigd. Aan iemand die ziek is, kun je vragen: wat heb je nodig? Voor het antwoord op die vraag moet je nadenken over je diepste wens, over wat er diep van binnen in je leeft. Met deze vraag nodig je iemand uit om dat in alle rust te ontdekken. Dan ga je naast iemand staan. De mensen die bij mij zijn gebleven, zijn de mensen die mijn wanhoop en machteloosheid durfden te verduren.”
Maar wat is dit moeilijk… Dit gun je toch niemand?
“Eerlijk gezegd gun ik dit iedereen, maar niet zo lang en niet zo wanhopig. God is gekomen om leven te geven en overvloed. Maar dat betekent niet dat we een vlekkeloos en gelukkig bestaan leiden. God wil dat we dicht bij Hem leven en dat we worden zoals Hij ons heeft bedoeld. Dat kost iets. Jezus zegt niet voor niets dat je bereid moet zijn je leven te verliezen. Maar veel christenen gebruiken Jezus als een soort Haarlemmerolie. Als ik vertelde wat me bezighield, dan zeiden ze: ‘We zullen ervoor bidden, Dineke. Heer, neem het weg.’ We gooien er vaak doekjes tegen het bloeden overheen, zonder dat we bereid zijn onze eigen machteloosheid onder ogen te komen.”
Je bent op wonderbaarlijke wijze plotseling genezen. Hoe heb je dat ervaren?
“Het is een enorm lange weg geweest om het leven weer op te pakken. Als ik langs een schoolplein reed en daar ouders zag staan, moest ik huilen. Omdat ik me realiseerde dat ik dit nooit had meegemaakt. Zoveel is in die veertien jaar aan mij voorbijgegaan. Het heeft tijd gekost om de relatie met mijn dochter te herstellen en mijn huwelijk heeft het niet gered. Het leed ging verder. En nog steeds loop ik aan tegen oude pijn van vroeger. Maar elke keer als dat gebeurt, ervaar ik dat God mij vriendelijk op mijn schouder tikt en zegt: ‘Kijk hier nog even naar.’ Dus belemmeringen zijn voor mij grote geschenken, een uitnodiging om nog dieper te genezen. Want om ten volle te worden wie je bent, daar is geen eindpunt aan. Dat gaat door tot je dood.”
Priester Patrick Lens over de genezing van Dineke:
“Durf te zeggen dat je het niet begrijpt”
Op 29 oktober 2006 neemt Dineke in de kapel van een klooster bij Gent deel aan de afsluitende eucharistieviering van een retraite. Priester Patrick Lens gaat voor:
“Ik kan me goed herinneren dat Dineke tijdens dat weekend werd binnengebracht. Liggend op een bed, onder begeleiding. Tijdens de eucharistie stonden we in een kring rond het altaar. Zij zat rechts van mij, dat beeld zit nog op mijn netvlies. Maar ik heb op dat moment niet gemerkt dat ze genezen was. Ik hoorde het pas later.
In de katholieke kerk is niet gebruikelijk dat mensen worden genezen, net zomin als in protestantse kerk in Nederland. De meeste mensen in de katholieke kerk zijn niet bezig met het wonder van de genezing. Als ze ziek zijn in hun lichaam gaan ze naar een dokter. Als ze ziek zijn in hun geest gaan ze naar een therapeut.
Ik heb de tekst gelezen die op de liturgie stond, zoals ik dat altijd doe bij de viering van de eucharistie. Het gebed is geïnspireerd op het woord van de hoofdman uit Mattheüs 8. Dat gebed bidden we bij de eucharistie drie keer. ‘U hoeft maar te spreken en mijn lichaam zal genezen. U hoeft maar te spreken en mijn geest zal genezen, U hoeft maar te spreken en mijn ziel zal genezen.’ Dat bidden we vanuit ons geloof in de genezende kracht van God, maar niet met de bedoeling om een bepaalde zieke te genezen.
Ik heb de gave van genezing niet. Ik geloof dat Dineke genezen is door Gods heilige Geest. Natuurlijk kan het zijn dat iemand de gave van genezing heeft. Maar je geneest niet zelf. Dat doet God via jou, via de woorden die jij spreekt. De manier waarop sommige christen omgaan met genezing kan een vorm van manipulatie worden. Alsof je weet hoe God werkt en waarom. Wanneer iemand dan niet geneest, ga je mensen daarvan de schuld geven met alle gevolgen van dien.
De moderne mens houdt niet van wonderen die hij niet kan verklaren. Een God die de ene mens wel geneest en de andere niet, daar kunnen we niet zoveel mee. Ik geloof dat God geneest, dat staat duidelijk in de Bijbel. Maar hoe Hij in zijn handelen is? Dat kan ik niet narekenen. En waarom? Dat kan ik niet begrijpen. Ik denk dat je dat moet durven zeggen, dat je het niet begrijpt.”