Een ‘zieke’ kijk op gebedsgenezing
In de decembereditie besteedde CV.Koers uitgebreid aandacht aan gebedsgenezing. De artikelen maakten veel los. Niet in de laatste plaats omdat sommigen zelf hebben ervaren wat het is om genezing te ontvangen, of: om níet genezen te worden. Op deze pagina’s een vervolg. Dineke Sinke stuurde ons een lange brief, waarin ze vertelt hoe zij als zieke worstelt met lijden en genezing.
Door Dineke Sinke-van Kooten
Diverse predikanten lieten in het decembernummer van CV.Koers weten hoe ze denken over gebedsgenezing, en wat hun ervaringen daarmee waren. Maar de zieken – waar het om gaat – miste ik daarin enigszins. Ik laat graag weten hoe ik – uit eigen ervaring – aankijk tegen dit onderwerp. Zelf ben ik sinds eind 1992 chronisch ziek en gehandicapt. De eerste negen jaar heb ik bijna volledig op bed gelegen.
In de afgelopen tien jaar ben ik drie keer op een bijzondere, confronterende manier met het onderwerp gebedsgenezing in aanraking gekomen. De eerste keer was dat in een gespreksgroep, waar mijn man en ik lid van waren, al voor mijn ziekte zich openbaarde. Het was niet alleen voor ons moeilijk om met mijn handicap en de pijn om te leren gaan; ook dit gezelschap had er veel moeite mee. Na zo’n anderhalf jaar werd er op een avond – waarbij mijn man en ik niet aanwezig waren – besloten om God aan te roepen en genezing voor mij ‘af te bidden’. De volgende dag belde iemand van deze groep – mede namens de anderen – met de vraag hoe het ging. Omdat deze vraag niet zo vaak gesteld werd, was ik verbaasd. Toen ik zei dat het stabiel was, maar nog even erg, zei hij dat dit telefoontje vooraf gegaan was door het gebed van de avond ervoor. Hij wilde graag weten of God het verhoord had. Waarop ik zei dat ik geen spectaculaire verbetering had ontdekt. Maar wat niet was, kon misschien nog komen. Daarop besloot hij het telefoontje met de opmerking dat als ik nu niet genezen was, ik ernstig bij mijzelf te rade moest gaan of de ziekte dan niet aan mezelf lag. Ik was intens verdrietig en voelde me eenzaam, veroordeeld en afgewezen.
Genezing afdwingen
Mijn tweede kennismaking met gebedsgenezing was in 2000. Ik was op bezoek bij iemand die mij en mijn dochter jaarlijks een dagje uitnodigt en ons dan ongelooflijk verwent met ‘gewone’ dingen. Aan het avondeten bad haar man op zeer indringende wijze – een gebed lang – voor mijn genezing. Ik was wat dat betreft niet zoveel gewend; zeker niet een heel gebed waarin Gods Naam werd groot gemaakt en Zijn macht en majesteit werd afgedwongen. Ik was er door geroerd en bedankte hem heel hartelijk voor deze indringende woorden. Die avond hebben we een bijzonder gesprek gehad en later nog een correspondentie via e-mail. Zij vonden dat ik – pleitend op Zijn Woord – God moest noodzaken mij te genezen, zodat ik Zijn Naam kon grootmaken in mijn leven en weer aan de maatschappij kon deelnemen. De hoop op genezing stroomde door mij heen. Ik was diep ontroerd door het ervaren van gemeenschap, van een diepe band tussen mensen die liefde delen.
De derde keer was aan het einde van 2000. Een leverancier die bij ons aan huis kwam, was een echte evangelische Amsterdammer. Na zijn werkzaamheden kregen we een gesprek over zijn leven. Hij vroeg mij naar de reden van het bed in onze woonkamer en de rolstoel ernaast. Hij ging regelmatig naar de maandelijkse gebedsgenezingsdienst van Jan Zijlstra. Hij vond dat ik aan mijn man en kind verplicht was om daar ook heen te gaan. Want mijn man had recht op een echte, gezonde vrouw en mijn dochter op een gezonde moeder. Ik voelde een wanhoop en alleenzijn omdat anderen vonden dat ik in mijn bestaan niet waardevol genoeg was voor mijn man en mijn dochter.
Drie hoofdvragen
Aan deze bijzondere ervaringen kon ik niet zomaar voorbij gaan. Bovendien: als zoiets op je weg komt, dan wil God daar iets mee. Ik ging de uitdaging aan en las van alles over dit onderwerp. Ik sprak er met anderen over en vormde zo mijn ideeën en mening over gebedsgenezing. Ik zal niet zeggen dat anderen er net zo over moeten denken. In deze zoektocht en worsteling was (en is nog steeds) mijn belangrijkste gebed: ‘Heer, wijs ons Uw weg, open onze ogen en bevrijd ons van dwalingen’. In mijn strijd kwam ik tot drie hoofdvragen. Ze zijn gebaseerd op de vraag voor welke partijen mijn genezing van belang is. Volgens mij zijn dat drie partijen: ikzelf, God en mijn omgeving.
Mijn eerste vraag en worsteling was, en is: Is gebedsgenezing een gerechtvaardigd middel voor mij – een lijdende – om uit mijn lijden verlost te worden? Mijn antwoord (op dit moment) is een overtuigend JA. Ik wil niets liever dan lévend en wel, hier en nu, uit mijn lijden verlost zijn. Temeer omdat mijn lichamelijk lijden ook psychisch en geestelijk lijden tot gevolg heeft, dat soms zoveel leed met zich meebrengt dat het niet te dragen is. En ik zou ook niets liever willen dan deelnemen aan het leven zoals de meeste mensen doen door te participeren in de maatschappij. Mijn overtuiging is wel dat ik alleen actief wil meedoen aan een dienst voor gebedsgenezing in mijn eigen gemeente. Omdat het dan ingebed is in de zorg en de gemeenschap: samen bidden voor Gods aangezicht, zoekend naar Zijn weg.
Maar mijn antwoord op deze eerste vraag is tegelijkertijd ook NEE. Want het is voor mij een uitdaging om het leven te nemen zoals dat nu komt. Ik heb zoveel in deze moeilijke en verdrietige periode geleerd, dat ik niet durf te zeggen: ‘Nù, is het genoeg! God, nú moet U mij genezen’ (Matth. 16: 26). Voor mij is het ziekzijn een onderdeel van de gebrokenheid van de wereld. Ik mag uitzien naar een hemel waarin alles heel zal zijn en tot eer van Zijn Naam (Rom. 8: 18).
Meelijden
Vanuit mijn christenzijn wil ik met Christus meelijden wanneer dat van mij gevraagd wordt. Dit is de mystieke beleving van het lijden aan de gebrokenheid van de schepping (Kol. 1: 24). Alhoewel ik er nog niet uit ben, wat dat voor mij betekent en hoe ik dat vorm kan geven. Ik wil ook mijn juk opnemen en dat dragen, in de wetenschap dat het te dragen is omdat Christus daarin meegaat (Matth. 11: 29 en 30). Als christen leer ik dat wie zijn leven wil behouden, het zal verliezen. Maar wie het verliest, die zal het behouden. Ik heb in de afgelopen tien jaar ontdekt wat dat betekent (Mar. 8: 35)!
‘Het streven naar genezing belemmert mij om te leren omgaan met mijn lichamelijk lijden’
Mijn antwoord is ook ‘nee’ omdat ik de bijzondere aandacht voor gebedsgenezing bij onze tijdgeest vind horen, waarin gezondheid als hoogste goed wordt gezien en de maakbaarheid van alles daarin een rol speelt. De gerichte belangstelling voor en het streven naar genezing belemmert mij bovendien in mijn zoektocht naar het leren omgaan met mijn lichamelijk lijden, mijn verdriet en mijn pijn daarom, mijn nood daarin en mijn geestelijk lijden daardoor (Rom. 5: 3 – 5). Vanuit mijn eigen lijden kan ik – als God dat wil – ook anderen helpen in hun lijden en daarin iets van Gods liefde daarin laten zien (2 Kor. 1: 4). En: gebedsgenezing is alleen maar op een bijbelse manier voor mij aanvaardbaar. Niet als doel op zich, maar als teken van het Evangelie dat gebracht wordt (Hand. 14:3).
Mijn volgende vraag: Is gebedsgenezing voor God het middel om mij – lijdende – uit mijn lijden verlossen?
JA. Want God is machtig (Exodus 15: 26b). Het is een verheerlijking van Zijn Naam (Luk. 5:26), ook al is het een hele dobber om uiteindelijk onderscheid te maken tussen Gods eer en mijn eigen eer en wil. Genezing is ook een ondersteuning van Zijn Woord (Joh. 4:48). Het is zeker een teken van Zijn Koninkrijk. In de evangeliën zijn de genezingsverhalen met name tekenen van het Koninkrijk, en wijzen ze naar Jezus (Joh. 2: 23). En God wil ook gehoor geven aan mijn ‘geklaag’ (Num. 11:20).
Maar het antwoord op deze vraag kan ook NEE zijn. Bijvoorbeeld omdat Gods tijd nog niet gekomen is (Joh. 2:4). Omdat Hij een heel ander doel met mij voor ogen heeft. Zoals iemand zei: ‘De Heere maakte het Zijn profeten in hun persoonlijk leven vaak niet gemakkelijk’. Wie ben ik dan om dat wél van God te vragen (Jak. 5:10)? Ook door het lijden wordt Zijn Naam verheerlijkt (1 Petr. 4:16, 19). In het licht van de eeuwigheid stelt het lijden van deze tijd niets voor (Rom. 8:18). God wil mij door mijn lijden zelfs heiligen (Hebr. 2:10), alhoewel mij dit soms door merg en been gaat.
Mijn derde vraag: Is gebedsgenezing voor mijn omgeving het middel om mij – lijdende – uit mijn lijden te ‘verlossen’?
JA. Want de meeste mensen weten zich geen raad met mijn situatie. Ze worden er onrustig van, omdat het hen confronteert met zichzelf. Ik las ergens: ‘,,Huil maar niet’’ zeg ik niet om jou te troosten, maar omdat ik niet tegen je tranen kan en niet weet wat ik moet zeggen.’ Maar: veel mensen zijn ook werkelijk begaan met mijn situatie. Ze wensen me kracht en moed toe, bieden daadwerkelijk hulp en willen ook graag dat ik uit mijn lijden verlost wordt. Een klein aantal hoopt er – vanuit hun innerlijke relatie met God – op omdat genezing God zal verheerlijken. Als mijn omgeving van het JA overtuigd is, dan zal men er mee aan de slag gaan en mij (net als die vier vrienden) in gebed brengen voor genezing (Marcus 2: 5).
Harde oefening
Een NEE vind ik bij mijn omgeving niet. Maar als ik rechtstreeks vraag of iemand zelf gebruik zou willen maken van gebedsgenezing in zijn eigen benarde situatie, dat twijfelt hij ineens! Na één of twee jaar ziekte worden gezonde mensen het vaak zat. Zieken zijn misschien wel in een gemeente gezet om de gemeenteleden te oefenen in volhardendheid en om het glaasje water in ontvangst te nemen, zodat de gemeenteleden het kunnen geven (Matth. 25: 35 – 37).
Ik zou het trouwens vreselijk vinden als mijn omgeving niet (meer) voor mijn genezing zou bidden. Ik besef dat het moeilijk is om na vijf of zes jaar ziekte, trouw aan iemand te blijven denken. Maar ik zou het nog erger vinden als mijn omgeving niet meer voor mijn genezing zou bidden op grond van de argumenten die ik heb gevonden voor het ‘nee’ van God of het ‘nee’ van mijzelf. Deze overwegingen zijn geen rechtvaardiging voor omstanders om niet meer voor mijn herstel te bidden en mij aan mezelf over te laten. Dat is de blijvende spanning tussen het ‘ja’ en ‘nee’.
‘De meeste mensen weten zich geen raad met mijn situatie. Ze worden er onrustig van’
Ik kom na mijn overdenkingen op dit moment tot de conclusie dat er geen éénduidig ‘ja’ te geven is. Schoorvoetend zie ik dat er ook positieve, bijzondere kanten aan het moeilijke antwoord – ‘nee’ – zitten. Welk argument weegt voor mij nu het zwaarst? Fluisterend, met tranen in mijn ogen, zeg ik dan: ,,Here, als het mogelijk is, laat deze beker aan mij voorbijgaan…’’ Dan is het een hele tijd stil en dan zeg ik: ,,Doch niet zoals ik het wil, maar zoals U wilt (Matth. 26: 39)’’. En stiekem fluister ik erachteraan: ,,Here, maar alléén als mijn parel niet anders kan schitteren’’. En dan, als ik zie op wat de Here Jezus allemaal voor mij heeft gedaan, val ik stil en zeg ik: ,,Het is goed wat U doet’’. Moeten andere zieken tot dezelfde conclusie komen? Nee! Dat is namelijk hun eigen worsteling, hun eigen strijd met God. Niemand kan deze conclusie voor een ander trekken en zeker niet een ander opleggen.
Maakbaarheid
Na het beantwoorden van bovengenoemde vragen, blijven er voor mij nog wat gedachten open staan. De gedachte dat ziekte op zich al een gebedsverhoring kan zijn als je gebeden hebt om een leven heel dicht bij de Here, in Zijn Dienst. En daarnaast de gedachte dat genezing voor mij geen doel op zich is. Het is niet noodzakelijk voor geluk. Ik denk dat het belangrijker is dat wij – in deze tijd van maakbaarheid en welvaart, rijkdom – genezen van de manier waarop wij met lijden omgaan. Ik heb gemerkt dat de neiging om bij het lijden weg te lopen erg groot is. Maar juist door ermee om te gaan zoals Jezus dat deed, worden we getuigen van Christus in deze wereld.
Ik vraag me ook af waarom het bij gebedsgenezing vaak voornamelijk gaat om lichamelijk herstel, terwijl algehele heling van de persoon vaak niet aan bod komt. Daarbij denk ik aan problemen op het werk, in het gezin, in de relatie, bij de verwerking van trauma’s. Iedereen lijdt in deze wereld. En die vormen van lijden schreeuwen soms harder om (gebeds)genezing dan mijn lichamelijk lijden. Denk alleen al aan de leegheid, angst, onrust van veel mensen.
‘Veel mensen lopen weg bij het lijden. Maar juist door ermee om te gaan, worden we getuigen van Christus’
Jakobus 5 spreekt op een heel andere manier over ziekte. In een aantal verzen daarvan staat de ziekenzalving centraal. Deze handeling is altijd toepasbaar. Het is een diepe vorm van pastoraat en een wezenlijke vorm van ziekenzorg. In feite zou het bezoek van ouderlingen en de zalving van de zieke ‘standaard’ in de gemeente moeten plaatsvinden. Het is een zegen als een ander voor en met je bidt, omdat je zelf (soms) geen woorden meer hebt en kunt vinden (Rom 8: 22, 26, 34b). Juist in de stille uren kunnen allerlei dingen naar boven komen: verdriet, gekwetstheid, afgewezen zijn en zonden. Het is goed en noodzakelijk om in een vertrouwde omgeving (te leren) je zonden te belijden. Dat werkt helend (Ps. 32: 3–5).
Blijvende herinnering
Zalving is een positief gebaar voor een zieke, die veelal negatief geconfronteerd wordt met zijn lichaam. Het biedt in zo’n situatie alleen al vertroosting wanneer iemand om kracht met en voor je bidt en daar het teken van de zalving bij gebruikt. Er gebeurt dan ook op een positieve manier iets met je lichaam. Het teken aan je voorhoofd is een blijvende herinnering die je met je meedraagt, waardoor je er niet alleen voor staat. Dat alleen al zal heling geven.
‘Ziekenzalving is een positief gebaar voor een zieke, die vooral negatief geconfronteerd wordt met zijn lichaam’
Aan de ziekenzalving zijn, naar mijn mening, wel een aantal voorwaarden verbonden, wil dit kunnen plaatsvinden. Het is te heilig en te teer om zonder goede basis te gebeuren. De handeling, het zalven met olie, moet een proces zijn en geen losstaande handeling. Bidden, zonden belijden en zalven kan alleen maar als de ouderling of pastor naast iemand kan zitten en niet vanuit de ‘gezonde’ hoogte ‘barmhartigheid verleent’. Zoals de Samaritaan (Luk. 10: 31-35) en Jezus (Joh. 8: 6-11) deden. Er moet een basis van vertrouwen en (h)erkenning zijn. Hierbij denk ik ook aan een regelmatige voorbede in de gemeente en als gemeenteleden individueel voor de (langdurig) zieken (1 Tim. 2: 1 en 3).
Rotsvast vertrouwen
Voor mij zijn de teksten van Jakobus 5 geen onwankelbare belofte voor genezing van mijn lichaam. Maar ze geven mij als zieke wel een rotsvast vertrouwen in genezing van mijn ziel en de verlossing van de kracht en de macht van de zonden (zoals in de gehele brief van Jakobus te lezen is). Ze zijn een aansporing in volharding en tot het volgen van de bijbelse voorbeelden. Daarbij komt de bemoediging van het gebed en de zalving met olie.
Ik denk dat we moeten blijven nadenken over gebedsgenezing en ziekenzalving, maar dat kan mijns inziens niet zonder een bezinning op ziek zijn en op het lijden in een mensenleven. We moeten ook opnieuw in gesprek over de vraag welke plaats de zieke en de lijdende in de christelijke gemeente heeft, en hoe medegelovigen daarmee om kunnen gaan.
Op www.cvkoers.nl staat een langere versie van deze brief. Daarin gaat Dineke uitgebreider in op de vraag in welke relatie ziekenzalving staat tot gebedsgenezing.