Een Joodse visie op persoonlijkheid
Wat is een mens? Volgens het Jodendom is de mens een combinatie van lichaam en ziel. In drie opzichten lijkt de mens op een engel en in drie opzichten gelijkt de mens op een dier. Een mens lijkt op een engel omdat hij spreekt, denkt en rechtop loopt. En hij lijkt op een dier omdat hij eet/drinkt, uitscheidt en zich voortplant als een dier.
auteur: Opperrabijn R. Evers
datum: 30 juli 2018
website: Jodendom Online (jodendom-online.nl)
Wat is een mens? Volgens het Jodendom is de mens een combinatie van lichaam en ziel. In drie opzichten lijkt de mens op een engel en in drie opzichten gelijkt de mens op een dier. Een mens lijkt op een engel omdat hij spreekt, denkt en rechtop loopt. En hij lijkt op een dier omdat hij eet/drinkt, uitscheidt en zich voortplant als een dier.
Een belangrijk onderdeel van de identiteit van alle mensen wordt gevormd door de constante strijd tussen het hogere en het lagere, dierlijke mensaspect en de uitkomsten van dat ‘geestelijke gevecht tussen het goede en het kwade mannetje in ons binnenste’.
Goed en kwaad in evenwicht
Daarom werd ook deze materiële wereld geschapen, waarin goed en kwaad in balans zijn en de vrije keuze tussen positief en negatief gewaarborgd is. Want alleen wanneer wij onze levensbeslissingen volledig vrij kunnen nemen, voldoen wij aan het ‘Evenbeeld van G’d´ waarin wij mensen geschapen zijn en zijn wij een beetje aan G’d gelijk als het ware. Want alleen G’d is echt vrij om Zijn eigen keuzen te maken, omdat Hij nergens aan gebonden is.
De mens een goede en een slechte neiging. De goede neiging trekt ons naar het hogere, mooiere, zuivere en het menslievende. Onze aardse neiging is egoïstisch en egocentrisch en laat ons alleen aan ons zelf denken en weinig of niets over hebben voor onze medemens. We zien dit al bij de eerste mensenkinderen Kain en Abel in het boek Genesis. Volgens de joodse uitleg ging het conflict tussen Kain en Abel over het bezit van de aarde. Kain volgde zijn hebzucht en doodde zijn broer Abel enkel en alleen om zelf de baas te kunnen zijn.
Joodse identiteit – de aardse invulling daarvan
Willen we iets van het Joodse volk of van de Joden om ons heen begrijpen, dan moeten we iets dieper ingaan op de specifiek-Joodse identiteit.
Identiteit is een moeilijk begrip. Het beeld dat je van jezelf hebt kan best anders zijn dan het beeld dat je ouders of je vriendjes van je hebben. Het kan ook zijn dat je tot een groep hoort. Hoe de verschillende groepen over elkaar denken wordt uitgedrukt in beelden. Hoe anderen over jou denken noemen wij imago. Hoe je over jezelf denkt noemen wij identiteit.
Jouw eigen identiteit kan vele kleuren hebben. Je bent bijvoorbeeld Nederlander, maar dat zegt nog niets over je geloof. Je kunt joods zijn maar dat betekent nog niets voor je nationaliteit. Maar hoe je jezelf ook als een eenheid ervaart, jouw identiteit bestaat altijd uit een aantal ervaringsgebieden.
De joodse identiteit is niet eenvoudig te omschrijven omdat het jodendom niet alleen een godsdienst is. Het jodendom is een allesomvattende wijze van leven. De joodse wet regelt iedere stap van wieg tot graf.
Voor Nederlandse joden bestaat hun identiteit grofweg uit vijf ervaringsgebieden. Allereerst is daar de joodse cultuur en traditie en natuurlijk de religie. Dan is onze relatie tot Israël bepalend voor veel van onze gevoelens. Ook het antisemitisme en de Sjoa, de vervolging en vernietiging van de joden tussen 1940 -1945, zijn heel belangrijk voor onze identiteit. Maar natuurlijk is onze relatie tot de Nederlandse omgeving en cultuur ook van belang. Verder zijn zeker ook iemands persoonlijke ervaringen en zijn eigen levensgeschiedenis zeer belangrijk voor een eigen gevoel (identiteit). Van het begrip identiteit zullen we hierna voornamelijk de religieuze dimensie behandelen.
Mensbeeld
Het jodendom gaat er vanuit dat de mens een goddelijke ziel heeft. Via zijn ziel is hij met G´d verbonden. Zonder dit gevoel voor het hogere en betere zouden we als robotten zijn, geen vrije keus hebben en dus ook nergens voor verantwoordelijk zijn of bestraft en beloond kunnen worden.
Als het allemaal goed is, houden wij van G´d en hebben wij tegelijkertijd diep ontzag voor Hem. Wij geloven in G´d en vertrouwen op Hem. In het jodendom is het naleven van alle geboden uit de Tora een voorrecht. Wanneer wij die moeten overtreden vinden wij dat verkeerd en schamen wij ons daarvoor.
Wij moeten ons leven heilig inrichten – dat betekent in de praktijk: leven naar de opdrachten van de Tora – en de joodse identiteit bestaat natuurlijk ook uit onze relatie tot onze medemens, die heilig, zuiver, eerlijk en oprecht moet zijn.
Goed zijn voor je medemens – de moeilijkste opdracht
Liefdewerken stellen ons in staat onze egoïstische en egocentrische arbeid van alle dag te verheffen boven het niveau van een chaotisch, zinloos en leeg biologisch bestaan. Volgens de joodse traditie werd de mens geschapen met het doel om goed te zijn voor zijn medemens. Als wij aan dit scheppingsdoel beantwoorden, maken we een betere wereld en blijven ons daardoor psychische en sociale problemen bespaard en worden wij van een geestelijke (egoïsme) of lichamelijke ondergang (oorlog) gered.
Verder imiteren wij G´d door het uitvoeren van goede daden en liefdewerken. Het helpen van je medemens – bijvoorbeeld boodschappen doen voor een bejaarde dame – is ook een opdracht van G’d en een belangrijk element in onze religie. Het ondersteunen van behoeftigen is niet alleen de vervulling van het idee dat wij de liefde van G´d moeten nadoen. Het wordt soms zelfs vergeleken met het helpen van G´d zelf. G´d is betrokken in het intermenselijke verkeer en als wij geld geven aan arme mensen is dat niet alleen goed voor onze relatie met een zielig medemens maar ook in onze relatie tot G´d. G´d is de uiteindelijke Eigenaar van alles in de wereld en de uiteindelijke Ontvanger van de geschenken aan de armen.
Verticale en horizontale verhoudingen; gelijkheid
G’d is betrokken in de relaties tussen de mensen. Dit is ook de religieuze basis van de juiste en rechtvaardige houding tegenover de behoeftige medemens. Alle mensen zijn broeders omdat alle mensen kinderen zijn van G’d. In deze hoedanigheid zijn alle mensen in de ogen van G’d gelijk. De onderlinge verhoudingen tussen de mensen en het Vaderschap van G’d kunnen niet los van elkaar gezien worden.
Ieder systeem en elke staatsvorm, die de gemeenschappelijke oorsprong van alle mensen in G’d ontkent, verwerpt de kern van het idee van broederschap en de wezenlijke gelijkheid tussen mensen. De lijnen in de menselijke maatschappij lopen zowel horizontaal als verticaal. De juiste menselijke samenlevingsvorm baseert zich op de verhouding van elk individu of elke groep van individuen tot G’d. Beide lijnen (die tussen mens en medemens en die tussen mens en G’d) scheppen een band, die uiteindelijk moet resulteren in gevoelens van respect voor elkaar en wederzijdse verantwoordelijkheid.
Verhouding individu – gemeenschap
Hoewel het individu veel aandacht krijgt in het jodendom,ligt het zwaartepunt van de belangstelling toch bij de gemeenschap. Want individuen kunnen uit de Jodendomsboot vallen en opgaan in de stroom van de andere volkeren. Maar het Joodse volk als zodanig zal altijd blijven bestaan. Je kunt wel als vrome Jood in je eentje leven en de Tora vervullen maar een echte, diepgaande Jodendomsbeleving is alleen mogelijk te midden van je geloofsbroeders en -zusters. Voor je persoonlijke, religieuze ontplooiing heb je bijna altijd veel andere mensen nodig. Jodendom is traditie, overlevering. Je kunt het niet allemaal zelf bedenken en je hebt mensen nodig, die je alles uitleggen en voorbeelden geven in hun eigen gedrag van hoe het allemaal moet.
Een praktisch voorbeeld waarom wij stellen, dat het niet zo duidelijk is wie de voorrang heeft, het individu of de gemeenschap, kun je vinden in de Talmoed. Daar wordt gediscussieerd over de vraag wat je moet doen als belagers uitlevering eisen van een van de mensen uit een groep. De Talmoed stelt dan dat je een burger mag uitleveren als die bijvoorbeeld een moord heeft gepleegd omdat hij dan sowieso de doodstraf schuldig is. Maar zo maar iemand uitleveren – zoals helaas zo vaak is voorgekomen in de joodse geschiedenis – om de groep te redden is verboden. De groep is dus niet belangrijker dan het individu, althans in dit geval.
Relatie lichaam-ziel, nature en nurture, erfelijkheid en opvoeding
Hoewel het individu veel aandacht krijgt in het jodendom,ligt het zwaartepunt van de belangstelling toch bij de gemeenschap. Want individuen kunnen uit de Jodendomsboot vallen en opgaan in de stroom van de andere volkeren. Maar het Joodse volk als zodanig zal altijd blijven bestaan. Je kunt wel als vrome Jood in je eentje leven en de Tora vervullen maar een echte, diepgaande Jodendomsbeleving is alleen mogelijk te midden van je geloofsbroeders en -zusters. Voor je persoonlijke, religieuze ontplooiing heb je bijna altijd veel andere mensen nodig. Jodendom is traditie, overlevering. Je kunt het niet allemaal zelf bedenken en je hebt mensen nodig, die je alles uitleggen en voorbeelden geven in hun eigen gedrag van hoe het allemaal moet.
Een praktisch voorbeeld waarom wij stellen, dat het niet zo duidelijk is wie de voorrang heeft, het individu of de gemeenschap, kun je vinden in de Talmoed. Daar wordt gediscussieerd over de vraag wat je moet doen als belagers uitlevering eisen van een van de mensen uit een groep. De Talmoed stelt dan dat je een burger mag uitleveren als die bijvoorbeeld een moord heeft gepleegd omdat hij dan sowieso de doodstraf schuldig is. Maar zo maar iemand uitleveren – zoals helaas zo vaak is voorgekomen in de joodse geschiedenis – om de groep te redden is verboden. De groep is dus niet belangrijker dan het individu, althans in dit geval.
Wat is een persoonlijkheid? En wat is de relatie tussen lichaam en ziel? Wij kennen drie soorten ziel. Nefesj is het laagste deel van de ziel, dat wij gemeenschappelijk hebben met de dieren. Roe´ach (geest) is onze menselijke ambitie en nesjama is het religieuze gevoel, het hoogste deel van de ziel, die door G´d bij Adam werd ingeblazen. Nesjama betekent eigenlijk het G’ddelijke aspect van de mens. Je lichaam en de verschillende lagen en niveaus van je ziel hebben een bepaalde, gegeven vorm, kleur en hoedanigheid. Dat is jouw identiteit en nature. Volgens het jodendom werken ziel en lichaam als een eenheid samen.
Wat is onze ziel als basis van onze identiteit? Onze ziel kent vele definities in het Nederlands: gemoed, kern van het zijn, wezenskern, levensbeginsel, onstoffelijk deel van het leven, onsterfelijk beginsel van de persoonlijkheid, psychische functies, innerlijke ervaring, het geheel van alle gevoels- en intellectuele ervaringen. Hoewel ook ons lichaam uniek is en een deel van onze identiteit bepaalt, wordt met name onze ziel gezien als de vaste kern van onze persoonlijkheid, waarin de eigenheid van onze persoon ligt opgesloten.
Hoewel met de geboorte veel wordt meegegeven, zowel op lichamelijk als op geestelijk niveau – denk maar aan je intelligentie en speciale talenten – vinden wij, dat de opvoeding en de omgeving het grootste deel van je identiteitsgevoel bepalen. Daarom wordt er in het Jodendom zo een grote nadruk gelegd op de opvoeding, de omgeving – dus de kinderen, waarmee je omgaat – en de groepsinvloeden, die je ondergaat. Opvoeding in het jodendom heet `chinoeg’, dat eigenlijk inwijding betekent. Die inwijding in het joodse geloof gebeurt door training in doen (praktiseren), leren en geloven. Joodse kinderen moeten veel weten en doen, zodat ze al heel vroeg een duidelijke identiteit ontwikkelen, die stevig afwijkt van de omgeving als je buiten Israel woont.
Opdracht
Onze ziel (= identiteit) is geen zwevende geest zonder bestemming maar bevat juist een opdracht voor elk mens. De identiteit is niet alleen een gevoel van `zo ben ik’ maar is ook een alledaagse bezigheid. Onze ziel verbindt ons – ook ons lichaam en dus ook onze identiteit – met G´d en dat is de zekerheid van het joodse bestaan: de zekerheid van het bestaan van G´d. Als er geen storende factoren zijn, moet het lukken om al die hoge en verheven gedachten en idealen om te zetten in de aardse praktijk. Iedereen voelt bijvoorbeeld op zijn klompen aan, dat je zielige mensen moet helpen. Maar het kost een emotionele vertaalslag en grote vastbeslotenheid om maandelijks het Bijbelse tiende af te staan van je zakgeld.
Monotheïsme
Een fundamenteel idee in de joodse identiteit is de eenheid van G´d. Dit is – simpel gezegd – de ontkenning van het veelgodendom van de Klassieke Wereld met haar talloze opper- en halfgoden.
Waarom is het zo belangrijk om te geloven in één G´d (monotheïsme)? Zouden er meerdere goden bestaan, dan zou één deel van de mensheid de ene god en het andere deel van de mensen voor de andere god kiezen. Dit leidt onvermijdelijk tot een doorlopende strijd op leven en dood tussen de twee kampen. De andere partij zou vogelvrij zijn, omdat men bij de andere god hoort. Daarom zou je kunnen zeggen, dat het monotheïsme de grote waarde van het leven benadrukt.
Bovendien leert het monotheïsme dat in het universum (de hele wereld om ons heen) alles met alles samenhangt. De wetenschappers en de onderzoekers vinden steeds meer verbanden tussen allerlei dingen in de wereld, hetgeen er op duidt dat alles uit één Oorsprong geschapen is.
Autonomie en persoonlijke G’d
In het jodendom is G´d ook een persoonlijke G’d. Want G´d schiep de wereld niet om Zich daarna uit die wereld terug te trekken en het leven te laten ontwikkelen volgens de natuurwetten. In de oude Griekse filosofie bestaat er een opvatting over G´d die na de schepping de wereld aan zijn lot zou hebben overgelaten.
Wij echter geloven dat G´d betrokken is bij het leven van de mens en alles wat hij doet en nalaat. G´d mengt zich in de geschiedenis van de volkeren en stuurt het leven van de individuen. Niets scheidt ons van G´d en wij zijn persoonlijk verantwoordelijk voor al onze daden. Wij kennen geen bemiddelaar, die onze zonden voor ons draagt of vergeeft. Onze relatie tot G’d is direct en voor iedere handeling of keus moeten wij in het Hiernamaals rekening en verantwoording afleggen.
Doorwerking van de G’ddelijke ziel, heteronoom wordt autonoom
Als het waar is, dat de kern van onze persoonlijkheid gevormd wordt door onze G’ddelijke ziel, dan betekent dit er eigenlijk geen verschil bestaat tussen een autonoom en een heteronoom mens. Autonome mensen bepalen zelf wat belangrijk is in hun leven en wat de zin daarvan is. Heteronome mensen volgen een wet van buiten, zoals bijvoorbeeld de Tora.
Als het ons lukt om onze G’ddelijke ziel volledig te ontplooien (en onze aardse neiging een beetje te onderdrukken) dan willen we niet veel anders dan het goede en mooie, wat in de Tora staat voorgeschreven. Op deze manier ervaren vele Joden hun godsdienst: ze willen niets anders omdat zij zich volledig hebben geïdentificeerd met G’ds Wil in de Tora.
Maar jullie zullen begrijpen, dat dit voor veel anderen een enorme strijd kost om enkel het goede, het mooie en het menslievende te willen. Toch stellen wij, dat ieder mens in principe het goede in zich heeft en dit alleen maar naar buiten hoeft te brengen in daden, woorden en gedachten. Helaas blijft het bij de meeste mensen ergens tussenin hangen: ze volgen een beetje hun eigen gevoel, een beetje doen ze wat de andere mensen of G’d van ze verwachten. Maar de ideale man of vrouw doet goed omdat dit zo in zijn binnenste opborrelt.
Nature en nurture, de keus tussen goed en kwaad
Een deel van onze cultuur en traditie, onze waarden en normen, onze verwachtingen, ideeën, verhoudingen, onze gedragingen, onze gevoelens, onze instellingen, theorieën, gewoonten en gebruiken zijn ingegeven door onze religieuze traditie. G´d staat daarbij centraal als G´d die ons kent en die godsdienst zin geeft en die ons een gevoel van betekenis, bestemming en veiligheid geeft.
Maar onze identiteit wordt tevens bepaald door wat onze (voor)ouders ons hebben voorgeleefd en ons geleerd hebben. En ook door wat wij van onze leraren meekrijgen en veel ontlenen wij aan onze vriendjes op school. En uiteindelijk drukt ook ons lichaam een duidelijk stempel op ons eigen gevoel.
Vele omstandigheden liggen vast, van de kleur van je ogen tot de streek waar je geboren bent. Maar dat betekent niet dat de mens niet op ieder moment tussen goed en kwaad kan kiezen en daarvoor volledig verantwoordelijk is en dus ook beloond of gestraft kan worden voor zijn keuzen. Zelfs wanneer je in omstandigheden bent die je bijna geen keus laten (zoals in de oorlog om bijvoorbeeld joden te verstoppen of te verraden) moet je daar proberen bovenuit te stijgen en voor het goede te kiezen.
Vrije keus
Ieder mens heeft een vrije keus. Hij is autonoom en kan zijn eigen drang en geweten volgen. Maar het ideaal van het jodendom is dat de mens zich laat leiden door dat wat G’d goed vindt en zich aanpast aan de Hemelse structuren, zoals die geopenbaard zijn in de Tora.
De Tora is een wet van buiten, van Boven, die de mens probeert te richten op het goede in de wereld en het mooie in zijn eigen karakter. Door het leren van en het leven naar de Tora maakt men contact met G’d. De Talmoed erkent dat de mens veel van de Bijbelse voorschriften, indien hij goed rondkijkt, ook best uit de natuur of uit de maatschappij zou kunnen halen. Maar kennelijk hebben wij een te zwak ‘innerlijk kompas’ om deze klus zelf te klaren. De Hemelse wet (Bijbel, Tora) kunnen wij kennelijk niet vanzelf kennen. Die moet ons geopenbaard worden. Daardoor komen wij te weten hoe de Hemelse structuren eruit zien. En wanneer een mens nauwgezet volgens de Tora leeft, ontplooit hij ook zijn G’ddelijke mensaspect door aan te sluiten bij Hemelse structuren.
Met andere woorden: de mens is autonoom, heeft een vrije keus en moet zich daarvoor tijdens en aan het eind van zijn leven verantwoorden maar hij word een beter mens als hij zich laat helpen door de Tora-wet van buiten, die aansluit bij zijn hogere mensaspect.
Anders dan anderen
Het jodendom is niet alleen geloven maar ook doen en dat bepaalt veel van onze identiteit. Als wij op sjabbat (zaterdag) naar de synagoge gaan in onze nette kleren of als wij op Seideravond (Paasavond) platte broden (matzes) eten dan tonen wij in ons doen dat wij ons anders voelen dan onze omgeving. Daardoor hebben wij ook een duidelijke joodse identiteit, zeker als wij in een niet-joodse omgeving een keppeltje dragen. Het keppeltje geeft ons gevoel weer, dat er altijd ‘Iets boven ons is’.
Intentionaliteit en verantwoordelijkheid
In de joodse wet wordt veel aandacht besteed aan intentionaliteit. Dit heet in het Hebreeuws kawwana en betekent bedoeling, bewustheid of totale gerichtheid. Dit gericht-zijn op het Hogere wordt ons bij de meest simpele handelingen ingeprent. Voor en na elke genieting moeten wij een dankzegging uitspreken. Door ons van jongs af aan bij te brengen, dat wij G’d moeten danken voor onze genietingen, leren we ook werkelijk te genieten van alle producten in plaats van ze alleen maar te consumeren en te verorberen. De dankzeggingen zijn zeer specifiek, voor ieder product weer anders. Dit leert ons afstand en eerbied voor de wereld om ons heen.
Maar de kawwana gaat veel verder. Bij iedere handeling of zelfs maar gedachte, moeten wij blijk geven van een verhoogd bewustzijn van onze relatie tot G’d.
De mens is een dynamisch wezen, die een aantal doelen in zijn leven probeert te bereiken. Eén van de belangrijkste doelen is contact met G’d en contact met het hogere. Omdat de mens daarop gericht is, heeft G’d hem de mogelijkheden gegeven om die hogere doelen ook te bereiken. Daarom is de mens verantwoordelijk voor al zijn daden. Want hij heeft niet alleen de drang tot het goede meegekregen maar hij is daartoe ook in staat gesteld door extra capaciteiten, waardoor hij hoger staat dan het dier. Voor Freud was het verschil tussen mens en dier alleen maar relatief. De mens was slechts een veredeld dier omdat al het goede in de mens volgens Freud slechts een aanpassing is van zijn slechte, egoïstische neiging aan de omstandigheden, die van hem eisen, dat hij zich sociaal gedraagt. Het jodendom gaat ervan uit, dat de mens daarnaast een autonome drang tot het goede in zich voelt.
Seksualiteit, verantwoordelijkheid en religie
Seks is één van de moderne afgoden geworden in onze ‘beschaafde’ wereld. Met afgod bedoel ik niet een beeld van marmer of goud maar veeleer een ideaal, waarvan men veel positiefs verwacht als onderdeel van het levensgeluk, dat wij allen zoeken. De ‘leer’ van deze afgodendienst luidt, dat het geluk van de mens gevonden kan worden in de afbraak van iedere beperking in het sexuele gedrag. Te kust en te keur worden ‘wetenschappelijke’ theorieën uit de boekenkast geplukt, die deze opvatting ondersteunen. Deze theorieën stellen, dat frustraties en onvervulde lusten en verlangens slecht zijn voor de mens. Voorstanders van deze denktrant passen deze gedachtegang toe zonder zich rekenschap te geven van de vele voorwaarden, waarbinnen een gezonde seksualiteit functioneren moet en de gevolgen van seksueel gedrag op de partner. De geslachtelijke handeling is gericht op een medemens en heeft voor de ander emotionele, somatische en sociale gevolgen. Om deze redenen kent iedere maatschappijvorm – hoe primitief of hoogontwikkeld deze ook moge zijn – een bepaalde regulering van sexuele activiteiten. De belangrijkste vraag, die wij in een discussie over seksualiteit moeten beantwoorden, is onze verantwoordelijkheid in deze tegenover onze medemens, tegenover onszelf en de maatschappij. En voor de religieuze mens worden al deze relaties gekleurd door de Joodse levensvisie. Juist deze twee aspecten – het intermenselijke en het mens-G’ddelijke – van seksualiteit zijn totaal uit het aandachtsveld verdwenen.
Pornografie
Een typerend voorbeeld van de toenemende intermenselijke onverschilligheid is de man-vrouw-filosofie, zoals die op ons overkomt uit verschillende reclame-affiches en zoals die – om een extreem voorbeeld te noemen – uitgedragen wordt in de sexbladen.
Als we deze bladen bekritiseren om hun obsceniteit, raken we de diepere kern van de zaak niet. De populariteit van dit genre tijdschriften zit niet alleen in de naaktfoto’s. Er bestaan wellicht ‘betere’ bronnen van pornografie. Het grootste gevaar van Playboy schuilt in de houding tegenover de vrouw als medemens en de waarden, die het propageert.
In feite is Playboy anti-sexueel omdat het sex propageert als een accessoire, dat gebruikt kan worden als vrije-tijdsbesteding, als een prettige vorm van recreatie. Het is on-Joods omdat het anti-vrouw is: de vrouw wordt gereduceerd tot een stuk speelgoed, dat naar gelang de behoeften van de man gebruikt kan worden. De vrouw houdt op te bestaan als persoon, die gerespecteerd wordt. Ze wordt een object, dat als speelgoed fungeert en na afloop van het speelkwartier wordt afgedankt. Deze houding vind ik onmenselijke trekjes vertonen; anti-humaan omdat het de mens tot een robot reduceert, geleid door lichamelijke instincten, voor wie dit deel van het leven slechts een spel is. Ik vind dit psychologisch ongezond, omdat het de intermenselijke waardigheid geweld aandoet en een uiterst irreëel en vertekend beeld schetst van een waarachtige man-vrouw verhouding. Playboy’s fictieve vriendinnetjes vragen niets en vormen geen gevaar voor de vaste verwikkelingen: de vrouw, verworden tot een afgedrukte prostitué, die franco wordt thuisbezorgd.
Het Playboy-ideaal is een vlucht uit de realiteit. Het is de perversie van de Tora-visie, die sexualiteit ziet als een onderdeel van een gezond, stabiel en rendabel instituut, waarbinnen de vrouw beschermd is en rechten, plichten en privileges deelt met haar echtgenoot. Playboy spreekt de zoekende puber aan, die zijn identiteit als man wil exploreren. Het is de gids tot een niet bestaande glamour-wereld. Deze bijbel van de nieuwe moraal propageert sex puur als vermakelijkheid. Sexbladen staan plechtig op de bres voor liberalisering, oprechtheid en openhartigheid. Ontmaskerd naar hun ware aard is het de tirannie van de passie en verslaving aan het lichaam. Om een spelletje te maken van die emotie en die machtige levenschenkende kracht, die de basis vormt van het gezin en borg staat voor een gezonde volgende generatie, is een belediging van de waardigheid en G’ddelijkheid van ieder individu. Liefde als een trofee, die we aan onze collectie veroveringen en prestaties toevoegen, doet af aan het Tora-idee van huwelijk als kiddoesjien, dat wijding en toewijding betekent. De band tussen man en vrouw is in het Jodendom iets heiligs.
Psycho-sociaal betekent dit, dat vele moderne jongeren moeite zullen hebben zich te hechten aan een vaste partner. Het moge ons niet verbazen, dat mede hierdoor vele jonge huwelijken gedoemd zijn te mislukken.
Romantische liefde
Tot zover de irreële benadering van sexualiteit, zoals die nogal eens voorkomt bij de volwassen wordende jongen in de puberteitsfase. Meisjes in deze rijpende fase dagdromen nogal eens van de ‘romantische’ liefde, dat het hoofdthema vormt van vele boeken en films. De droom van de romantische liefde is – hoe mooi het ook lijkt – al even surrealistisch en irrationeel – en dus instabiel en nooit een basis voor een reële man-vouw relatie. Jongeren – maar ook ouderen – in het ‘romantische-liefde-stadium’ beweren, dat ‘ze niet weten wat er met hen gebeurt’. Dit is zelfbedrog omdat we van een romantische, rozegeur en maneschijn liefde dromen, het begeren, erop aansturen, zodat we ervoor ontvankelijk worden. We zijn verliefd op de liefde en zullen ons doel coûte-que-coûte bereiken. We misbruiken onze verliefdheid om onszelf ervan te overtuigen, dat verschillende vormen van intimiteit minder verwerpelijk zijn naarmate we heviger verliefd worden.
Inderdaad, verliefdheid kan voor ons gevoel heel plotseling ontstaan; maar iedere psycholoog weet, dat zelfs de meest onverwachte verliefdheid bewust of onbewust door de persoon in kwestie zelf wordt aangezwengeld. En hierbij komt het nogal eens voor, dat men gedreven wordt door minder nobele motieven, zoals eenzaamheid of een gevoel er niet bij te horen, indien men niet één of meer vaste verkeringen heeft. Is dit slecht? Wellicht niet slecht maar vaak wel egocentrisch.
De idee van de romantische liefde spreekt ons aan maar de band met de realiteit is meestal ver te zoeken. Het negeert namelijk de werkelijke persoonlijkheid van de ware Jacob. Onze egocentrische emoties en gevoelens staan centraal, vaak ongecontroleerd door enige logica, meestal zonder notie van bestemming of verantwoordelijkheid. Het is maar al te vaak een dunne, vluchtige wolk, die niet in staat is een volwassen relatie te dragen. ‘Ik ben verliefd en ik kan er niets aan doen’: het Jodendom minacht deze sterke emotie niet maar eist wel verstandelijke sturing. Achtergrond, karakter, persoonlijkheid, waarden en idealen, zijn de dingen, waar het in een man-vrouw relatie werkelijk om gaat. Verliefdheid is het voorportaal tot een authentieke en duurzame band en moet daar ook op gericht zijn. Als we de romantische liefdesvariant als zelfstandig gegeven te serieus nemen, maken we een redelijke kans ons eigen ik, onze eigen waardigheid te verspelen.
Ontplooiing
Het doel van een Joods gezin is niet alleen kameraadschap, voortplanting en opvoeding van de kinderen maar de totale ontplooiing van het individu tot dat wat hij of zij werkelijk is. sexualiteit speelt binnen dit kader een belangrijke doch geen overheersende rol. Een authentiek-Joodse sexuele voorlichting is meer dan alleen een folder over veilig vrijen. Het vormt een onderdeel van een veel bredere levensvisie, die niet kan worden opgepikt van de straat. Sexuele opvoeding was nooit alleen een klinische biologie-les, waarin niet werd ingegaan op de ethische en morele implicaties van relaties tussen de beide sexen. sexualiteit werd onderwezen op een simpele, openhartige manier met een gevoel van eerbied voor de vele mysteries en onschendbaarheden van de liefde en het leven vanuit het besef, dat de intieme wereld van het huwelijk een band vormt, die voor het voetlicht van de openbaarheid sterk inboet aan wijding en heiligheid. De mens werd geschapen naar G’ds Evenbeeld…