Edy Korthals Altes: We hebben mensen nodig die ‘nee’ zeggen, omdat ze vrij zijn
Oud-diplomaat Edy Korthals Altes: We hebben mensen nodig die ‘nee’ zeggen, omdat ze vrij zijn!
Een droom gooide in 1984 het leven van oud-diplomaat Edy Korthals Altes overhoop. ‘De grote vraag, die al aan Adam werd gesteld, is: wat doe jij met jouw mogelijkheden in de tijd dat je op aarde leeft?’
auteur: Roek Lips
datum: 15 maart 2021
website: https://www.trouw.nl/religie-filosofie/oud-diplomaat-edy-korthals-altes-we-hebben-mensen-nodig-die-nee-zeggen-omdat-ze-vrij-zijn~bee26c82/
In de kathedraal van Lucca in Italië hangt een schilderij van Tintoretto, met Christus aan het hoofd van de tafel van het Laatste Avondmaal. Edy Korthals Altes (97) ging er ieder jaar kijken.
“Toen mijn ogen onverwacht achteruitgingen, kwam er een moment dat ik het niet meer goed kon zien. Dat was een enorme schok. Op dat moment ben ik me gaan afvragen: wat zág ik eigenlijk in dat schilderij? Pas toen realiseerde ik me welke betekenis Tintoretto erin heeft proberen vast te leggen. Er is dat enorme contrast met de twee magistrale apostelen op de voorgrond, die het schilderij domineren met hun sterke ego’s en vooral met zichzelf en gewone dingen bezig zijn, zonder aandacht voor wat er aan het hoofd van de tafel plaatsvindt, waar iets zichtbaar veranderd is in de uitdrukking van de apostelen. Die diepe geraaktheid viel me pas op, toen ik het schilderij niet meer met levende ogen kon zien. Hoe belangrijk het is dat mensen zich weer laten raken in onze ik-gerichte cultuur. Het innerlijk oog kan dus dingen zien die het uiterlijk oog niet ziet. Nu mijn levende ogen gesloten zijn, besef ik nog meer hoezeer we zonder het te beseffen gevangen zitten in ons denken.
Bevrijding
Als ambassadeur in Madrid had ik een prachtig leven. Het was de tijd van de wapenwedloop in de Koude Oorlog. Het was 1984, en in de nacht van 29 op 30 september kreeg ik een hele indringende droom. Nog nooit in mijn leven had ik zo’n intense en coherente ervaring gehad. In mijn droom is er een grote kerk op een heuvel, met veel mensen. Eerst wil ik daar niet in. Een oude vrouw pakt me bij de hand en leidt me naar binnen, naar een plaats links voor het altaar. Boven het altaar hangt een groot kruis. Ik zie op dat moment dat er zaagsel uit het houten kruis valt. Het volgende ogenblik is er het gelaat van Christus, die me aankijkt. Ik ervaar intense compassie en in de levende ogen zie ik één vraag: ‘En jij? Wat heb jij gedaan, met jouw mogelijkheden op dit kritieke moment?’ Wat er na die droom gebeurde, is vrijwel onbeschrijfelijk. Van het ene op het andere moment was ik een vrij mens, viel het gewetensconflict over de wapenwedloop, waarmee ik al maanden worstelde, van me af en wist ik dat ik stelling moest nemen. Die bewustzijnservaring, zoals ik het nu noem, is echt wat anders dan een gewone droom. Een droom is meestal chaotischer en vervaagt snel, maar deze indringende ervaring heeft mijn leven voorgoed veranderd.
Als ambassadeur van een Natolidstaat was ik verplicht tot loyale uitvoering van het Natobeleid. Mijn ‘bevrijding’ leidde tot een groot artikel, dat tegen de wil van de minister, op 31 augustus 1985 in Trouw gepubliceerd werd. Dit leidde tot mijn eervol ontslag. Ik ben mij daarna gaan richten op een nieuw denken voor vrede en veiligheid, de bevordering van de samenwerking tussen wereldgodsdiensten en geestelijke vernieuwing.
Havel
Toen Vaclav Havel, de latere president van Tsjechië, als dissident in de gevangenis zat, schreef hij aan zijn vrouw Olga: ‘Hoe langer ik erover nadenk, hoe meer ik ervan doordrongen raak dat de huidige crisis te maken heeft met het verlies van onze relatie met het transcendente, het vermogen om een hogere staat van bewustzijn te ervaren’. Die gedachte deel ik zeer met Havel, en het is denk ik één van de kernvragen van onze tijd. Waar richten wij ons op? De mens is zichzelf centraal gaan stellen, zonder bewust contact te maken met dat wat boven hemzelf uitstijgt. Met andere woorden: de mens is aan zichzelf overgelaten en denkt het zelf wel te weten.
Er moet een veel dieper bewustzijn komen van wat de kern van het leven is. Waar zit onze diepste motivatie? Er is wel een wild zoeken, dat merk ik, maar dat is sterk individueel bepaald. De bindende kern van het gezamenlijke, die ook nodig is, ontbreekt. Het paradoxale is dus: hoe meer je zegt: ík ben de mens, hoe meer de mens zijn echte ik verliest. We moeten ons weer verbinden met onze oergrond; zonder dat kunnen we niet begrijpen wie we zelf zijn.
Daarvoor is een fundamentele verandering nodig in onze houding. Die verandering komt er alleen als er ook iets verandert in onze diepste motivatie. We zouden weer meer kunnen gaan openstaan voor het wonder en de samenhang van het leven; de wetten die het mogelijk maken dat wij in dit universum kunnen leven. Ons er meer van bewust zijn dat we maar een klein stofje zijn ergens in dat grote universum, en dat we tegelijk tot ontplooiing mogen komen.
Wij mensen leven permanent in een wonder. Als je alleen al denkt aan de geboorte van de mens, hoe leven tot stand komt… Wetenschappelijk kunnen we dat steeds beter uitleggen en toch blijft het een wonder dat dit levensbeginsel er ís. Het wonder van onze natuur mogen we nooit ondergeschikt maken aan onze geniale uitvindingen. Nooit. Maar wij hebben de neiging om ons te gedragen als Pluizer in het boek De kleine Johannes van Frederik van Eeden. Op het moment dat Johannes gehoord heeft van een boek waarin het geheim van de wereld beschreven staat, met het antwoord op alle vragen, en daarnaar op zoek gaat, komt hij Pluizer tegen. Die lacht hem uit om zijn zoektocht en zegt dat het boek niet bestaat. Volgens hem is de enige manier om het geheim van dingen te ontdekken door ze zelf te onderzoeken en alleen uit te gaan van wat je zelf kunt analyseren. Om duidelijk te maken wat hij bedoelt, pakt hij een vlinder, trekt de vleugels uit elkaar en confronteert Johannes met een miserabel hoopje drab en draadjes. Hij zegt: ‘Dit is nou jouw vlinder’. De neiging bestaat om ook op die manier naar de mens te kijken: als een hoop draadjes. Maar hoe dieper de wetenschap doordringt, hoe groter ons respect mag worden voor wat wij Leven noemen. Die eerbied mag herontdekt worden, want juist daarmee kom je als mens tot leven. Dat is waar het bij de technologische vooruitgang in essentie om zou moeten gaan: de keuze voor het leven, vanuit een diepe eerbied voor dat leven.
Er zijn mensen nodig met een sterk verantwoordelijkheidsgevoel, die bereid zijn om risico’s te nemen en ook ‘nee’ kunnen zeggen. Nee zeggen, omdat ze vrij zijn. En vrij zijn, omdat ze geraakt zijn door het wonder van het leven.
Oude tradities
Ik denk wel dat we in een kentering zitten. Ik heb veel hoop dat de jonge generatie gaat aangeven: zo kan het niet langer. De vraag is daarbij wel: wie geeft de jeugd haar inspiratie? Het leven is te plat geworden, met weinig echte diepgang. Maar er zijn allerlei tekenen die wijzen op de aanzet tot een nieuw bewustzijn en het besef dat we een andere koers moeten inslaan. Ik geloof werkelijk dat het gaat om een doorbraak naar een nieuw mens-zijn. De nieuwe mens, zoals ik die zie, gaat weer ontdekken, krijgt weer meer oog voor verwondering en realiseert zich dat we met huid en haar verbonden zijn met het transcendente. De diepgang van de oude tradities en grote verhalen kunnen ons daartoe toegang verlenen, maar ook de postmaterialistische wetenschap die ervan uitgaat dat de mens meer is dan een bundel moleculen en ons wijst op het bestaan van een grotere ruimte, die veel groter is dan het primitieve lineaire karakter van hoe de meesten van ons hebben geleerd om te denken. Als je daardoor geraakt wordt, kan dat je leven in één keer veranderen, zoals in het visioen dat ik heb gehad. De grote vraag is voor iedereen: wat doe jij met jouw mogelijkheden in die korte tijd dat je hier leeft op aarde? Het is de aloude vraag, die in het scheppingsverhaal al aan Adam wordt gesteld: waar ben je? Daar heb ik in het begin van mijn leven altijd overheen gelezen, tot die droom in 1984.
Acht jaar geleden begonnen mijn ogen snel achteruit te gaan. Op een gegeven moment kon ik zelfs mijn boekenkast niet meer zien, en ik ben verknocht aan mijn boeken. Dus dat vond ik verschrikkelijk. Maar vele malen erger is dat je aan tafel zit tegenover de vrouw die je liefhebt en dat je haar gezicht niet meer kan zien. Maar ik ben en blijf een dankbaar mens, want ik heb tot mijn zesentachtigste nog kunnen zien en kunnen autorijden.
Ook is er veel liefde om mij heen, van kinderen en kleinkinderen en tal van anderen. Vooral dat is heel belangrijk. Dat brengt me tot het kernpunt waar het in het leven in wezen om gaat: de relatie met de oergrond van ons bestaan en die met de medemens. Dat is duizenden keren belangrijker dan het aantal nullen dat je achter je naam hebt staan.”