Edward Edinger – Alchemy
titel: Mystery of the Coniunctio : Alchemical Image of Individuation : Lectures Studies in Jungian Psychology By Jungian Analysts
Lectures by: Edward F. Edinger
Transcribed and Edited by: Joan Dexter Blackmer
pagina 7
Inleiding tot Jungs Mysterium Coniunctionis
Ik ga het vanavond hebben over Jungs laatste werk, Mysterium Coniunctionis, gepubliceerd als deel 14 van zijn Verzamelde Werken.
Dit overtreffende trapwerk is buitengewoon moeilijk voor ons, gewone stervelingen.
Ik denk dat dat komt omdat het geschreven is voor de eeuwen en niet voor de huidige populariteit. Het is geschreven vanuit een omvang van psychische ervaring en een brede visie die niemand van ons kan evenaren. Ik ben echter van mening dat we niet trouw kunnen blijven aan Jungs nalatenschap, tenzij we een serieuze poging doen om Mysterium te begrijpen. Ik heb die moeite gedaan en doe dat nog steeds, en ik hoop dat wat ik vanavond te zeggen heb, de openheid voor u voldoende zal vergroten om u aan te moedigen een soortgelijke inspanning te leveren.
De ondertitel van Mysterium Coniunctionis is ‘Een onderzoek naar de scheiding en synthese van psychische tegenstellingen in de alchemie’. Je zou je kunnen afvragen: waarom alchemie? Wat is de relevantie ervan voor de moderne geest? En het antwoord is dat alchemie ons een uniek kijkje geeft in de diepten van de onbewuste psyche, een kijkje dat geen enkele andere symboliek op dezelfde manier biedt. Dit is wat Jung erover zegt in ‘De Filosofische Boom’:
“[We] moeten terugkeren naar die perioden in de menselijke geschiedenis waarin de symboolvorming nog ongehinderd doorging, dat wil zeggen, toen er nog geen epistemologische kritiek bestond op de vorming van de beelden, en waarin als gevolg daarvan feiten die op zichzelf onbekend waren, konden worden gebruikt. in een bepaalde visuele vorm worden uitgedrukt. De periode die het dichtst bij ons ligt, is die van de middeleeuwse natuurfilosofie. . . . bereikte zijn belangrijkste ontwikkeling in de alchemie en de hermetische filosofie.” [1Alchemical Studies, CW 13, par. 353. [CW refers throughout to The Collected Works of C.G. Jung]]1
De alchemisten waren bevangen door het begin van de moderne geest van onderzoek, maar toch waren ze als onderzoekers van de aard van de materie nog half in slaap. Dus in hun ijver om deze nieuw geopende opvattingen te onderzoeken, projecteerden ze hun fantasieën en droombeelden in de materie.
pagina 9
In feite droomden ze een enorme collectieve droom, waarbij ze chemische bewerkingen en materialen gebruikten als beeldmateriaal en onderwerp voor die droom. Alchemie is die grote collectieve droom, en wat het zo belangrijk voor ons maakt, is dat het de droom van onze voorouders is. De alchemisten waren geworteld in de westerse psyche die wij hebben geërfd, dus hun beelden, hun fantasie, hun droom zijn onze fantasie en onze droom.
Dat is wat Jung zo schitterend laat zien in zijn belangrijkste werken over alchemie. Hij laat zien dat als we serieus aandacht besteden aan alchemistische beelden, we hetzelfde materiaal zullen vinden dat in onze dromen naar voren komt.
Daarom is alchemie het overwegen waard. Voordat ik me op het onderwerp begeef, wil ik je een verhaal vertellen, een verhaal dat Jung vertelde. Dit is wat hij zei:
Ik herinner me altijd een brief die ik op een ochtend ontving, een armzalig stukje papier eigenlijk, van een vrouw die me maar één keer in haar leven wilde zien. De brief maakte een zeer sterke indruk op mij, ik weet niet precies waarom. Ik nodigde haar uit om te komen en ze kwam. Ook intellectueel was ze erg arm-arm. Ik geloof niet dat ze ooit de basisschool heeft afgemaakt. Ze zorgde voor het huishouden voor haar broer; ze runden een kleine kiosk. Ik vroeg haar vriendelijk of ze mijn boeken, die ze naar eigen zeggen had gelezen, werkelijk begreep. En zij antwoordde op deze buitengewone manier: ‘Uw boeken zijn geen boeken, meneer de professor, het zijn brood.” [C.G. Jung Speaking: Interviews and Encounters, p. 416.]
Voor de vrome Jood is de Thora brood. Voor de gelovige christen zijn de Evangeliën brood. Voor de vrome moslim is de Koran brood. Waarom is dat? Dat komt omdat al deze geschriften een schatkamer zijn van de archetypen, elk in zijn eigen religieuze en culturele context. Mysterium Coniunctionis behoort tot hetzelfde bedrijf. Ook het is een schatkamer van de archetypen en het is ook brood. Laat me je een paar voorbeelden geven van hoe de archetypische psyche zichzelf omschrijft als brood.
In Deuteronomium lezen we: ‘[Hij] voedde u met manna… om u te laten weten dat de mens niet leeft van brood alleen, maar van ieder woord dat uit de mond van de Heer komt.’ [Deut. 8: 3, Authorized Version.]
In Spreuken zegt de Goddelijke Wijsheid: “Kom, eet van mijn brood.” [Prov. 9: 5, Authorized Version.]
In Ecclesiasticus wordt over Wijsheid gezegd: ‘Zij zal hem het brood van begrip te eten geven.’ [Ecclesiasticus 15: 3, Jerusalem Bible]
pagina 10
Christus zegt over zichzelf: ‘Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald. Als iemand van dit brood eet, zal hij voor altijd leven.’ [John 6: 51, Authorized Version.]
De Koran spreekt over een tafel die gedekt is met voedsel dat door Allah vanuit de hemel voor de gelovigen is gezonden. [Koran, Sura V, 112.]
De Steen der Wijzen van de alchemisten wordt een cibus immortalis genoemd, een voedsel van onsterfelijkheid. [See, for instance, Mysterium, par. 525.]
Mysterium Coniunctionis behoort tot dezelfde categorie. Het is brood voor de psyche. Ik denk dat dit herkend zal worden door iedereen die een levende verbinding heeft met het onbewuste en die dit boek raadpleegt voor relevante beelden. De beelden hier voeden iemands verbinding met de psyche en zijn begrip ervan. Een andere manier om het te zeggen zou zijn om te zeggen dat Mysterium Coniunctionis een bijbel van de psyche is. Je leest het niet van kaft tot kaft. Je raadpleegt het om een bepaald beeld te begrijpen en te versterken. Je leest het woord voor woord, vers voor vers, en denkt na over elke zin en elk beeld.
Er is een andere manier om dit boek te beschrijven. Het is een anatomieboek over de psyche, en ik beschouw dit als een bijzonder verhelderende parallel waar ik wat verder op wil ingaan. Ter illustratie wil ik beginnen met het voorlezen van de eerste paragraaf van Mysterium.
“De factoren die in de coniunctio samenkomen, worden opgevat als tegengestelden, die elkaar ofwel vijandig confronteren, ofwel elkaar in liefde aantrekken. Om te beginnen vormen ze een dualisme; de tegenstellingen zijn bijvoorbeeld vochtig/droog, koud/warm, boven/onder, geest-ziel/lichaam, hemel/aarde, vuur/water, helder/donker, actief/passief, vluchtig/vast, kostbaar/goedkoop, goed/ kwaadaardig, open/occult, Oost/West, levend/dood, mannelijk/vrouwelijk, Sol/Luna. Vaak is de polariteit gerangschikt als een quaterniteit, waarbij de twee tegenpolen elkaar kruisen, zoals bijvoorbeeld de vier elementen of de vier kwaliteiten (vochtig, droog, koud, warm), of de vier richtingen en seizoenen, waardoor het kruis ontstaat als een embleem van de vier elementen en symbool van de ondermaanse fysieke wereld. [Gecondenseerd, waarbij Latijnse termen zijn weggelaten.]
Vergelijk dat nu eens met deze passage uit een anatomieboek:
pagina 11
De hechtingen van de schedel die op de top te zien zijn, zijn de volgende: de metopische hechting. . . slechts een lichte middenspleet in het voorhoofdsbeen, net boven de glabella. . . . De sagittale hechting bevindt zich tussen de twee pariëtale botten.
Het enkele of gepaarde pariëtale foramen ligt dicht bij de sagittale hechting, op korte afstand vóór de plek (lambda) waar het samenkomt met de lambdoïde hechting. De coronale hechting ligt tussen het frontale bot anterieur en de twee pariëtale botten posterieur. De lambdoïde hechting wordt gevormd door de samenkomst van de pariëtale botten aan de voorkant en het achterhoofdsbeen aan de achterkant. [Morris’ Human Anatomy, p. 104.]
Mijn punt is: ik denk niet dat je deze beschrijving kunt volgen tenzij je de anatomie van de schedel al kent of een echte schedel bij de hand hebt die je kunt onderzoeken om elke bewering door persoonlijke observatie te verifiëren.
Zie je, de studie van de fysieke anatomie moet gepaard gaan met de empirische ervaring van dissectie, waarbij je zelf getuige kunt zijn van de feitelijke anatomische feiten. En dezelfde overwegingen zijn van toepassing op een goed begrip van Mysterium Coniunctionis. Je moet echt enige ervaring met de psyche hebben om te weten waar Jung het over heeft. Als je leest over de tegenstellingen, de vier elementen, de rode man, de blanke vrouw, enz., zullen ze niet meer betekenen dan de coronale en sagittale hechtingen doen voor iemand die geen kennis heeft van anatomie.
Voor een volledig begrip van Jung moet je dus naar de ontleedkamer van de psyche gaan. Dat is uiteraard een persoonlijke analyse. Maar zelfs als je geen persoonlijke analyse hebt gehad, kun je misschien een idee krijgen van de rijke inhoud van Mysterium door wat ik je erover ga vertellen.
Als we teruggaan naar de eerste alinea, nemen we alleen de eerste zin. Het luidt als volgt:
De factoren die in de coniunctio samenkomen, worden opgevat als tegengestelden, die elkaar ofwel vijandig confronteren, ofwel elkaar in liefde aantrekken.
Deze zin vertelt ons waar het hele boek over gaat. Het gaat over de tegenstellingen; het gaat over vijandschap, en het gaat over liefde of verlangen. Dit zijn de zaken waar ik het vanavond over zal hebben. Jung spreekt voornamelijk over deze zaken in termen van de symbolische beelden die ze oproepen als ze uit het onbewuste tevoorschijn komen, maar ik zal er vooral over spreken vanuit het standpunt van persoonlijke, bewuste ervaring.
De tegenstellingen vormen de meest fundamentele anatomie van de psyche. De stroom van libido, of psychische energie, wordt gegenereerd door de polarisatie van tegenstellingen, op dezelfde manier als elektriciteit stroomt tussen de positieve en negatieve polen van een elektrisch circuit.
pagina 12
Dus telkens wanneer we ons aangetrokken voelen tot een gewenst object, of reageren op een gehaat object, raken we verstrikt in het drama van de tegenstellingen. De tegenstellingen zijn werkelijk de dynamo van de psyche. Zij zijn de motor, zij houden de psyche levend. Het hebben van ervaringen waarbij je tot dingen aangetrokken wordt en door dingen wordt afgestoten, vormt nog geen bewustzijn. Bewustzijn vereist een gelijktijdige ervaring van tegenstellingen en de acceptatie van die ervaring. En hoe groter de mate van deze acceptatie, hoe groter het bewustzijn.
Het is interessant om terug te gaan in de cultuurgeschiedenis, omdat we bijna precies kunnen vaststellen wanneer het feit van de tegenstellingen in beeld kwam. De tegenstellingen werden ontdekt door de pre-socratische filosofen, de Pythagoreeërs. Ik weet niet of ze ze precies hebben ontdekt, maar ze hebben ze wel als belangrijke entiteiten aangemerkt, door een tabel op te stellen met tien paren van tegenstellingen die zij als de fundamentele beschouwden.
Hier is de lijst met tien tegenstellingen van Pythagoras, een soort wegwijzer aan het begin van de ontwikkeling van het westerse bewustzijn. De tegenstellingen die voor die vroege filosofen het meest opvielen, waren deze: beperkt/onbeperkt, oneven/even, één/veel, rechts/links, mannelijk/vrouwelijk, rustend/bewegend, recht/gebogen, licht/donker, goed/slecht, vierkant/langwerpig.
Ik denk dat het belang van de ontdekking van de tegenstellingen nauwelijks kan worden overschat. En net als bij getallen hing er een aura van numinositeit over toen ze voor het eerst werden ontdekt. Ze verrezen uit het onbewuste en volgden de wolken van het numineuze uit die andere wereld. Dat gold voor de vroege ontdekking van getallen, en het geldt ook voor de ontdekking van tegenstellingen.
De wereld moet uiteen worden gesplitst en de tegenstellingen moeten worden gescheiden, om ruimte te creëren waarin het menselijke bewuste ego kan bestaan.
Dit wordt prachtig uitgedrukt in een oude Egyptische mythe die spreekt over Nut, de godin van de hemel, en Geb, de god van de aarde, die aanvankelijk in een staat van eenheid verkeerden, van eeuwig samenleven. Toen kwam Shu tussen hen in en duwde ze uit elkaar. Dat scheidde de hemel van de aarde en creëerde een soort luchtbel van ruimte waarin de wereld kon bestaan. [See Edinger, Anatomy of the Psyche, pp. 185ff.]
Dit beeld lijkt heel erg op wat er gebeurt bij de opkomst van elk jong ego: het moet datgene wat ertegen duwt uit elkaar duwen en ruimte voor zichzelf maken om te bestaan. Het moet zichzelf definiëren als iets anders dan zijn omgeving.
pagina 13
Het jonge ego is verplicht zichzelf als iets definitiefs te profileren en moet daarom zeggen: ‘Ik ben dit en ik ben niet dat.’ Nee-zeggen is een cruciaal kenmerk van de initiële ego-ontwikkeling. Maar het resultaat van deze vroege operatie is dat er een schaduw ontstaat. Alles waarvan ik aankondig dat ik het niet ben, gaat dan in de schaduw. En vroeg of laat, als er psychische ontwikkeling wil plaatsvinden, moet die afgesplitste schaduw opnieuw als een innerlijke realiteit worden aangetroffen; dan wordt men geconfronteerd met het probleem van de tegenstellingen die eerder uit elkaar waren gesplitst.
Ik zou zeggen dat het meest cruciale en angstaanjagende paar tegenstellingen goed en kwaad is. Het voortbestaan van het ego hangt af van hoe het zich tot deze kwestie verhoudt. Om te overleven is het absoluut essentieel dat het ego zichzelf meer als goed dan als slecht ervaart. Er moet op de balans een zwaarder gewicht aan de kant van het goede rusten dan aan de kant van het kwade.
pagina 14
En dit verklaart natuurlijk het ontstaan van de schaduw, want het jonge ego kan heel weinig ervaring met zijn eigen slechtheid tolereren zonder te bezwijken voor totale demoralisatie. Het is ook verantwoordelijk voor een ander universeel fenomeen: het proces van het lokaliseren van het kwaad. Het kwaad moet worden gelokaliseerd, het moet worden vastgesteld en vastgesteld dat het zich op een bepaalde plek bevindt. Wanneer er iets ergs gebeurt, moet, indien mogelijk, de schuld of de verantwoordelijkheid worden vastgesteld. Het is buitengewoon gevaarlijk om vrij rondzwevend kwaad te hebben.
Iemand moet persoonlijk de last van het kwaad dragen.[See Sylvia Brinton Perera, The Scapegoat Complex: Toward a Mythology of Shadow and Guilt.]
Naarmate het ego volwassener wordt, verandert de situatie geleidelijk en kan het individu de taak op zich nemen om de drager van het kwaad te zijn.
Dan is het niet zo belangrijk om het kwaad elders te lokaliseren. Wanneer men zijn kwaad kan erkennen, wordt men drager van de tegenstellingen en draagt zo bij aan het ontstaan van de coniuncti.
pagina 15
Als je er eenmaal over begint na te denken, en als je eenmaal vertrouwd raakt met het fenomeen van de tegenstellingen, zul je het overal tegenkomen. Het is het fundamentele drama dat zich afspeelt in de collectieve psyche. Elke oorlog, elke strijd tussen groepen, elk geschil tussen politieke facties, elk spel is een uitdrukking van coniunctio-energieën. Telkens wanneer we ons identificeren met een van de twee strijdende tegenstellingen, verliezen we, voorlopig althans, de mogelijkheid om drager van de tegenstellingen te zijn. En in plaats daarvan worden wij een van Gods molenstenen die het lot vermaalt. Op zulke momenten lokaliseer je de vijand nog steeds aan de buitenkant en ben je daarbij slechts een deeltje. Zoals Emerson zei: Is het niet de grootste schande in de wereld om geen eenheid te zijn; niet als één karakter te beschouwen; niet om die bijzondere vrucht voort te brengen waarvoor ieder mens geschapen is om voort te brengen, maar om gerekend te worden tot het brutobedrag, op de honderd, of op de duizend, van de partij, de sectie waartoe wij behoren, en onze mening geografisch voorspeld, zoals het noorden of het zuiden? [“The American Scholar,” in Selected Writings of Ralph Waldo Emerson, p. 63.]
En Jung formuleert hetzelfde idee in andere woorden:
Als het subjectieve bewustzijn de ideeën en meningen van het collectieve bewustzijn verkiest en zich ermee identificeert, wordt de inhoud van het collectieve onbewuste onderdrukt. . . . En hoe hoger het collectieve bewustzijn geladen is, des te meer verliest het ego zijn praktische betekenis. Het wordt als het ware geabsorbeerd door de meningen en tendensen van het collectieve bewustzijn, en het resultaat daarvan is de massamens, het alomtegenwoordige slachtoffer van een of ander ellendig ‘isme’. Het ego behoudt zijn integriteit alleen als het zich niet identificeert met een van de tegengestelden, en als het begrijpt hoe het evenwicht daartussen behouden kan blijven. Dit is alleen mogelijk als hij zich van beide tegelijk bewust blijft. [The Structure and Dynamics of the Psyche, CW 8, par. 425]
Ik wil iets zeggen over de psychologie van sport en spel, omdat ik denk dat dit heel relevant is voor ons onderwerp. Vele jaren geleden merkte ik dat ik veel voetbal op televisie keek en ik vroeg me af: “Waarom doe ik dit?” Ik raakte verstrikt in een soort fascinatie, de fascinatie voor het collectieve bewustzijn, zie je; Ik was een ‘massaman’, zoals Jung erover sprak in de passage die ik zojuist las. En terwijl ik erover nadacht,