Fjodor Dostojevski – De gebroeders Karamazov
Grote schrijvers en religie (5): F.M. Dostojevski, 1821-1881
auteur: Jurjen Zeilstra
Bijbelcafé Hilversum, 15 maart 2017
website: https://www.bijbelcafe.nl/resources/Dostojevski.pdf
Karamazow, riep Kolja, is het waar wat de godsdienst zegt dat we allemaal uit de doden zullen opstaan, zodat we elkaar weer terug zullen zien, ook Iljoesjetsjka? We zullen stellig opstaan en elkaar terugzien en elkaar vol vreugde alles vertellen wat er gebeurd is, antwoordde Aljosja lachend en enthousiast tegelijk. Wat zal dat heerlijk zijn, liet Kolja zich ontvallen. ‘De gebroeders Karamazov’ (slot)
Muziek: ‘Het schilderijententoonstelling’ is een van de bekendste werken van Modest Moessorgski (1839-1881). Samen met Balakirev, Borodin, Cui en Rimski-Korsakov maakte Moessorgski deel uit van Het Machtig Hoopje, een groep componisten die zich sterk maakten voor nationalistische muziek. Ze keerden zich fel tegen de meer op het Westen gerichte componisten, zoals Tsjaikovski.
1 Inleiding
In een Rusland van armen en machthebbers in de tweede helft van de 19e eeuw, dat gebuktging onder een enorme last van ambtenarij en vormelijke hypocrisie, waren schrijvers vol liefde voor hun land hartstochtelijk op zoek naar de bevrijdende kracht van religie, binnen of buiten de kerk. Het moderne Europa wenkte, maar tot welke toekomst? De krachten van de revolutie borrelden zachtjes op de achtergrond. Zo nu en dan was er een uitbarsting. De grote revolutie, die zou komen zou definitief een einde maken aan de macht van de Romanov tsaren en met onweerstaanbare macht de loop van de rivier van de geschiedenis voorgoed verleggen.
Tegen deze achtergrond werd Fjodor Dostojevski (1821-1881) levenslang heen en weer geslingerd. Tegelijk vond hij zijn vorm als auteur en schreef werken die nog altijd door miljoenen gelezen worden. Dostojevski is een omstreden figuur. Voor sommigen een hopeloos geval van overdreven dramatiek, neurotisch christendom en bombastische stijlfiguren (bijv. Freud, Karel van ’t Reve, Maarten ’t Hart). Voor andere was hij een fascinerend schrijver met een groot talent, die het evangelie niet kerkelijk, maar eigentijds en realistisch wist te schilderen in bloemrijke beeldtaal. (Berdjajev, Karl Barth, H.E.S. Woldring, Wil van den Bercken). Wil van den Bercken, (slavist, historicus, Rooms-katholiek theoloog) toont in zijn boek ‘Christian Fiction and religious realism in the novels of Dostoevsky’, (London / New York / Delhi 2011), aan dat Dostojevski niet typisch en zeker niet representatief, is voor de kerkelijke Russische Orthodoxie (i.t.t. vaak aangenomen vooronderstelling, bijv. G. Quispel). De literaire (i.t.t. de journalistieke arbeid!) werken van Dostojevski bevatten wel vele religieuze elementen, vele bijbelse referenties, die op een eigenzinnige, bijna protestantse wijze worden uitgelegd, en essentiële christelijke ideeën waar de hoofdpersonen voortdurend mee bezig blijven. Als je niets met geloof hebt, kan dit bij het lezen gaan irriteren. Het bekendste voorbeeld van iemand die Dostojevski afwijst, is de literatuurwetenschapper Karel van het Reve die ‘De Gebroeders Karamazov’ niet eens opnam in zijn Russische literatuurgeschiedenis. Hij vond het een keukenmeidenroman.
F.M. Dostojevski werd geboren in 1821, in Moskou en doorliep de militaire ingenieursschool in St. Petersburg.1 Hij had een autoritaire streng gelovige vader. Deze was arts en had een landgoed, maar de hardvochtige man werd, enkele jaren na de dood van zijn vrouw door tbc), door zijn eigen lijfeigenen vermoord in 1839. Fjodor Dostojevski was toen dus 18 jaar.
Mogelijk heeft de zoon heimelijk een doodswens met betrekking tot zijn tirannieke vader gehad. In ieder geval is Dostojevski zich zijn hele leven schuldig blijven voelen over de gewelddadige dood van de vader. In vier van zijn romans spelen moord en de psychologie daaromheen een grote rol. Zijn eerste grote succes als schrijver had Dostojevski met de roman ‘Arme mensen’ (1846), waarin hij respectvol schrijft over de waarde van eenvoudige Russische mensen.
In de jaren 1840 raakte Dostojevski betrokken bij een groep ‘samenzweerders’, de zogenaamde Petrashevsky Kring, waarin atheïsten en revolutionairen, anti regeringspropaganda voorbereidden. De politie deed een inval en Dostojevski werd opgepakt en ter dood veroordeeld wegens rebels agiteren tegen de regering. Op 22 december 1849 moest hij met andere samenzweerders voor het vuurpeloton verschijnen. Op het allerlaatste moment verscheen een ruiter met het bericht dat de tsaar Nicolaas I gratie verleende. De hele executie was in scène gezet, maar had op Dostojevski wel degelijk de bedoelde uitwerking.
Hij was de tsaar en God eeuwig zielsdankbaar voor zijn leven, ook al moest hij nu eerst vier jaar in een Siberisch strafkamp doorbrengen (beschreven in ‘Huis van de doden’), waarna vierjaar gedwongen militaire dienst volgde in een werkelijk ‘Godvergeten’ oord aan de grens met China. (beschreven door Jan Brokken, ‘De Kozakkentuin’, 2015, gebaseerd op de briefwisseling met de man bij wie hij een tijdlang in huis woonde.)
Tijdens die eerste periode, zo vertellen verschillende biografen, had Dostojevski eens tijdens de Stille Week voorafgaande aan Pasen een mystieke ervaring, waarna hij ineens heel anders naar zijn medegevangenen ging kijken. Hij hield op hen te verachten als gespuis en ging hen aandachtig benaderen, in plaats van negeren… ‘plotseling als door een wonder, waren alle haat en rancune verdwenen uit mijn hart.’ Hij werd een groot observator van de menselijke psyche. Critici (Joseph Frank) hebben zich wel afgevraagd, tot wie werd hij nu eigenlijk bekeerd, tot God of tot het Russische volk? Was het vooral een spirituele of een sociale ervaring? Het lijden van de mens houdt een hele grote rol in het geheel van zijn visie op de redding van Godswege. Dostojevski geloofde in een christelijke opdracht met betrekking tot zijn werk, maar een regelrechte oproep tot bekering ontbreekt. Ook in zijn eigen leven was de schrijver niet bepaald het toonbeeld van een bekeerde christen geworden.
Na tien jaar mocht Dostojevski terugkeren in Sint Petersburg. Hij mocht zelfs weer publiceren en schreef o.a. ‘Schuld en boete’, ‘De idioot’, ‘Boze geesten’ en ‘De gebroeders Karamazov’.
Maar Dostojevski leefde, niet alleen tijdens zijn ballingschap, vaak onder extreme omstandigheden. Hij had altijd problemen met vrouwen, drank, geldtekort, gokverslaving en ziekte, m.n. epilepsie. (Over gokverslaving, schreef hij de novelle ‘De speler’ 1866)
2 Schuld en Boete [en enkele andere boeken]
Het boek ‘Schuld en boete’ (1866), ook wel vertaald als ‘Misdaad en straf’, is wereldberoemd geworden als een psychologische misdaadroman of zelfs detective. Maar het is veel meer dan dat. In dit boek staat het geweten centraal. Raskolnikov (in het Russisch letterlijk: Scheurmaker), heeft in een vlaag van hoogmoedswaanzin, zichzelf boven de wetten van God en de mensen verheven gevoeld. Met een bijl vermoordt hij een oude woekeraarster. Met het geld zou hij de wereld beter maken en zijn moeder en zuster redden van de armoede. Maar alles loopt uit de hand als haar volmaakt onschuldige zwakzinnige zuster toevallig getuige is van de moord en dus ook dood moet om het grote plan van Raskolnikov, die zich een soort Napoleon waant, te redden. Maar dan stort Raskolnikov helemaal in. Hij voelt zich plotseling heel schuldig en wordt door politie inspecteur Porfiri met allerlei psychologische truukjes aan de tand gevoeld (‘de stok met twee uiteinden’ als in de rechtbank die in ‘De gebroeders Karamazow’ Dmitri veroordeelt). Raskolnikov wordt gered door Sonja, die om haar door de drankzucht van haar vader verarmde familie te redden, noodgedwongen de prostitutie is in gegaan. Zij leest aan Raskolnikov het verhaal van de opwekking van Lazarus voor (Johannes 11, het centrum van het Johannesevangelie: het hele evangelie in miniatuur; let op de vertraging; Jezus talmt, lijkt te laat te komen, maar dat is schijn) en brengt hem ertoe zich aan te geven. Als hij naar Siberië moet om zijn straf uit te zitten, gaat Sonja met hem mee. Zij belichaamt in de roman de liefde van Christus zoals Dostojevski zich deze voorstelde. De macht van Christus, die hij ook in Maria gestalte ziet krijgen, is voor Dostojevski louter liefdemacht. Maar die macht doet mensen leven! Het verhaal van Lazarus moet voor hemzelf tijdens zijn Siberische ballingschap een belangrijk houvast zijn geweest. Net als Lazarus had hij zich immers dood en zijn leven afgeschreven gevoeld en hij beschouwde zijn terugkeer tot de beschaafde wereld als een wedergeboorte.
[‘De idioot’ (1869) begint met een verhaal over een man die zich als een Christusfiguur gedraagt, maar die wordt miskend door de mensen. De wat onnozel overkomende Vorst Myshkin wordt door hen als een idioot weggezet. (vgl. Don Quichot; Jezus in ‘De legende van de grootinquisiteur’) Net als Dostojevski zelf is Myshkin epilepticus. Het lukt Myshkin niet om zijn goedheid vorm te geven in een gelukkig leven samen met de vrouw van wie hij houdt. Op tragische wijze stort het hele ‘dragen’ van de gestalte van Christus aan het einde van de roman ineen. De beroemde quote uit ‘De Idioot’ van Dostojevski, waar vorst Myshkin zegt ‘Schoonheid zal de wereld redden’, wordt vaak verkeerd begrepen. Voor de goede lezers van de romans van Dostojevski is juist duidelijk dat wat wij voor schoonheid houden de wereld niet redt. De werkelijke bron van schoonheid is bij God.
‘Boze geesten’ (1872), ‘Duivels’ of ook wel, minder juist want te abstract, vertaald als ‘Demonen’ of ‘De bezetene’ is het meest politieke boek van Dostojevski. Er is een zeker verband met Goethe’s Faust. In dit boek neemt Dostojeski het op tegen de zgn. ‘nihilisten’, dat zijn revolutionairen met een anarchistisch ideaal. (vgl. Toergenjev ‘Vaders en zonen’) Een generatie conflict, een intellectueel die zichzelf god waant, een zelfmoord naar aanleiding van een kinderverkrachting (overigens weg gecensureerd) en een moord op degene die de groep samenzweerders wil verlaten. Het is de aristocratische liberaal vader van een van de samenzweerders Stepan Verkhovensky, die ontgoocheld de groep vergelijkt met de demonen die uitgedreven door Jezus in een kudde zwijnen terechtkomt, die zich in het water stort (Matteüs 8, 28-34).]
3 De Legende van de Grootinquisiteur
Het beroemdste boek van Dostojevski is ‘De gebroeders Karamazow’ (1879-1880). Centraal staat broer Aljosja, monnik voor een tijd, opnieuw een ‘Christus drager’. Hij lijkt eerst twee broers te hebben, maar het zijn er drie: Iwan, de intellectueel en atheïst; Dimitri, gevoelsmens en rokkenjager; en de illegitieme zoon van vader Fyodor Karamazow, Smerdjakov, die eerst alleen de huisknecht lijkt te zijn. Vader is een vreselijke man die zijn zonen negeert en voortdurend achter de vrouwen aan zit. Als Dimitri en de vader allebei hun zinnen op dezelfde vrouw Grushenka, hebben gezet en de vader wordt vermoord, wordt Dimitri van de moord verdacht en veroordeeld. Maar Smerdjakov heeft het gedaan. Het motief is herkenbaar:
Eén van de mensen die bij het landgoed horen doodt de vader, terwijl de dader zelfs de zoon is. In zijn discussie met Aljosja over het bestaan van God, komt Iwan met de Legende van de Grootinquisiteur, een verhaal in een verhaal, waarmee hij demonstreert dat Jezus niets heeft begrepen van psychologie. De verwerping door Jezus van de drie verleidingen door de duivel, wordt als wereldvreemd geanalyseerd: mensen hebben brood nodig, sensatie en onderwerping aan macht. (Vgl. Matteüs 4, 1-11, klassieke lezing voor de eerste zondag van de Veertigdagen, Invocabit. Jezus weigert brood uit stenen te maken, van het dak van de tempel te springen en voor de duivel te knielen.) Jezus blijkt volgens Iwan een slecht mensenkenner, wat blijkt als hij terugkomt en moet zien wat de kerk met zijn evangelie heeft gedaan. In het middeleeuwse Spanje heeft de kerk de fouten van Jezus verbeterd en de mensen gegeven wat ze willen hebben. In deze wereld is voor Jezus geen plaats. Hij moet op de brandstapel. De grootinquisiteur wil de liefde van Jezus niet. De leniging van onmiddellijke materiële nood is belangrijker dan de vrijheid. Jezus heeft de mensen overschat. (N. Berjajew: socialisme; D.H. Lawrence, die zegt: Dostojevski deelt hier een onvoldoende uit aan Jezus. Deze heeft het veel te moeilijk gemaakt met zijn Bergrede; volstrek belangeloos liefhebben, dat kunnen mensen immers niet.) Het knappe van Dostojevski is echter dat hij het probleem laat staan, doordat het door Iwan wordt geponeerd en Aljosja er verbaal geen antwoord op heeft, behalve dan dat hij zelf bij zijn vader en broers betrokken blijft en van hen houdt, ook al zijn het schurken en zijn ze eigenlijk allen schuldig aan de dood van de vader. De morele onwaardigheid van de vader heeft de doodswens van de broers niet gelegitimeerd. Of anders gezegd: Fratricide en het boven de wet gaan staan is niet het antwoord op onrecht vanwege een ontaarde vader. De aardse vader is ook niet de bron van moreel gezag, dat is de hemelse.
De legende van de Groot Inquisiteur moet niet als kritiek van Dostojevski op de Roomskatholieke kerk worden verstaan, maar als een verwerping van alle kerkelijk institutionalisme.
Juist in verband met het begin van de Veertigdagentijd, blijft dit verhaal waar broer Iwan Aljosja mee probeert te overtuigen van de dwaasheid van de boodschap van Christus, van belang. De inquisiteur staat symbool voor een kerkelijk instituut dat het evangelie niet alleen heeft aangepast, maar ‘verbeterd’. Er is een machtsmiddel van gemaakt. De mensen willen immers brood en spelen. (Lezen: ‘Gebroeders Karamazo’, uitgave Van Oorschot, pp 313ff.)
Maar de conclusie wordt aan de lezer over gelaten: het is de dwaasheid van Christus die de wereld redt, door de liefde. Alsjosja heeft geen echt antwoord, maar draait tenslotte de interpretatie van Iwan om. Het is in zijn ogen juist een loflied op Christus en geen verguizing.
(p323) Tenslotte lijkt zelfs Iwan de atheïst terug te deinzen voor zijn eigen conclusies. Als God niet bestaat is alles immers geoorloofd. De invlechting van dit verhaal biedt Dostojevski de gelegenheid een knap staaltje literaire ironie te verbinden met een theologisch heel ernstig gemeende conclusie.2 Het echte antwoord op Iwan, is te vinden in de kus die Aljosja hem geeft (in navolging van Christus in het verhaal) en in het verhaal over het leven van starets (een soort kluizenaar vraagbaak voor het volk, die in een cel bij het klooster woont) Zosima, die zelf geen heilige was en toch geheiligd door God voor mensen een baken mag zijn. Een belangrijk element in Zosima’s spiritualiteit is de mystiek van de natuur als schepping van God. Hier komt Dostejevski naar voren als een gevoelig lyrisch auteur die gedetailleerd observeert en de openbaring van de Voorzienigheid Gods in de natuur op het spoor komt. Wil van den Bercken noemt het in zijn slotconclusies: fantastisch realisme.
Het naïeve Godsvertrouwen van Aljosja redt de gemeenschap. Hij is vergevingsgezind, naar zijn vader én zijn broers. Samen staan zij symbool voor de mensheid. Ontroerend is het slot van de roman, waarin Aljosja tussen kinderen staat nadat er een kind, genaamd Iljoesja gestorven is, als Jezus tussen de leerlingen. ‘De gebroeders Karamazov’ (Slot):
Karamazow, riep Kolja, is het waar wat de godsdienst zegt dat we allemaal uit de doden zullen opstaan, zodat we elkaar weer terug zullen zien, ook Iljoesjetsjka? We zullen stellig opstaan en elkaar terugzien en elkaar vol vreugde alles vertellen wat er gebeurd is, antwoordde Aljosja lachend en enthousiast tegelijk. Wat zal dat heerlijk zijn, liet Kolja zich ontvallen.
4 Theologie van de liefde
Het meeste theologisch redeneren gebeurt in de boeken van Dostojevski, opvallend genoeg door atheïsten. Het is alsof hij steeds op zoek is naar tegenwerpingen tot het evangelie, maar ook wil aantonen dat atheïsten met hun gesloten redeneringen doodlopende wegen bewandelen. De atheïsten Stavrogin en Kirillov in ‘De idioot’ en Iwan en Smerdjakov in ‘De gebroeders Karamazow’ en Svidrigalov in ‘Schuld en boete’ plegen tenslotte allemaal zelfmoord. Dostojevski had een Russisch-orthodoxe geloofsovertuiging. Hij had er geen behoefte aan te nadrukkelijk op de leer van de kerk af te dingen, maar lijkt die te negeren.
Steeds is de Godsvraag aan de orde en wordt deze heel existentieel gesteld. Dat blijkt tot op de dag van vandaag veel lezers te boeien. Terwijl Dostojevski nooit met een regelrecht Godsbewijs komt, zijn er altijd sympathieke karakters die in hun gedrag Gods liefde vertegenwoordigen. Niet zozeer intellectueel, als wel emotioneel kan Dostojevski zich een wereld zonder God niet voorstellen. Wel worstelt Dostojevski vrijwel permanent met de consequenties van de menselijke verantwoordelijkheid tegenover God. Daarbij is zijn gemankeerde en tirannieke vaderbeeld, dubbel getraumatiseerd, eerst door de moord op zijn vader, daarna door zijn eigen op het ultieme moment van de tsaar ontvangen gratie. Hierdoor wordt zijn op zich liefdevol Godsbeeld sterk beïnvloed en gecompliceerd. God heeft het recht je te oordelen, maar hij houdt van je en treedt je vol genade tegemoet. De enige die in de ogen van Dostojevski, in staat is onze zonden recht te trekken, is Christus. Alleen hij is in staat God in zuiverheid aan mensen te tonen, omdat hij zelf God-mens is.
Heel belangrijk is de visie op lijden, die in ‘De gebroeders Karamazow’ wordt verwoord door De starets vader Zosima aan de hand van het bijbelboek Job. Door het boek Job was Dostojevski al als jongen gefascineerd. Onverdiend lijden zuivert de ziel en brengt een mens nader tot God. Bijzaken vallen weg. Een mens leert vertrouwen op het niet direct aanwijsbare.
De kern van Godsvertrouwen wordt sterker. Je ego te offeren in de Godgegeven opdracht om voor mensen jou toevertrouwd te zorgen, is voor Dostojevski het antwoord op de wisselvalligheden van het leven. De zonde is daarbij niet weg te denken. Wrok, grensoverschrijdend gedrag, diabolische tweespalt (vgl. Raskolnikov). ‘De mens in de werken van Dostojevski is, net als in Genesis, een tragisch, gespleten figuur, buitengesloten uit het Paradijs, verlangend naar verzoening.’ Deze ambiguïteit is heel nadrukkelijk tot uitgangspunt genomen in ‘De dubbelganger’ (1846), vgl. de woorden van de apostel Paulus in Romeinen 7,19: ‘Want niet wat ik wens, het goede, doe ik, maar wat ik niet wens, het kwade, dát doe ik.’
Dostojevski kenner en filosoof N. Berjajev (1874-1948): Dostojevski ‘legde in ieder wezen een vulkaankrater bloot.’ Verzoening met de ander is ook verzoening met iets in jezelf. Vergeving, boete en genoegdoening brengen de waarheid in het leven in een liefdevol licht naar boven. Het zoenoffer is je leven zelf. Jij bent verantwoordelijk en in staat om jezelf te geven. Rondom de door gewetenswroeging gekwelde Raskolnikov in ‘Schuld en boete’ staan Sonja, zus Doenja (V,4 en VI,7) en inspecteur Porfiri (VI,2) die allemaal spreken van lijden, boete en verzoening.
De bijbel, vooral het evangelie, is belangrijk als referentiekader, maar Dostojevski gaat er helemaal zijn eigen gang mee. In ‘Schuld en Boete’ doet moordenaar Raskolnikov niet openlijk boete en hij krijgt wel een bijbel van Sonja, die hij koestert, maar hij leest er niet in.
Zij dringt hem dat ook niet op! Juist daardoor ontstaat er ruimte om te leven. (Slot ‘Misdaad en straf’) Waar Dostojevski ook veel mee werkt zijn verwijzingen naar de Apocalyps. De wederkomst zou volgens Shatov in ‘Demonen’ heel goed onder het Russische volk, dat immers zo goed weet wat lijden is, een aanvang kunnen nemen, waarna de wedergeboorte van de hele wereld zou volgen. Dostojevski lijkt meer te verwachten van het komende Koninkrijk van God dan van concrete door maatschappijhervormers voorgestelde maatregelen om het leven van arme mensen op aarde te verbeteren. Een aantal romanfiguren gelooft in de hel en is er bang voor (bijv. Dimitri), maar niet allemaal (bijv. vader Zosima).
Je van Dostojevski afmaken omdat hij je ‘te christelijk’ is, vind ik niet fair. De natuurlijke en realistische wijze waarop Dostojevski, zij het vaak uitvergroot, allerlei christelijk geprofileerde aspecten van het leven en emoties daarover beschrijft, is ingebed in een brede cultuurgevoelig antropologisch en psychologisch bewustzijn (Europa én Rusland! Actueel).
Het komt erop aan Dostojevski te lezen met een ‘open mind’, Wil van de Bercken: ‘…my religious views changed: they became more biblical and less ecclesiastical, more ethical and less aesthetical, more existential and less theoretical.’ Wel is het zo dat om door te lezen in de vaak dikke boeken, zo’n verhaal je moet grijpen. Dat besefte Dostojevski zelf ook wel. Maar als het je grijpt, ben je verkocht.
5 Psychologie of christelijk realisme?
Zelf heb ik ‘De Gebroeders Karamazov’ (1879-1880) voor het eerst en in één ruk uitgelezen in mijn studententijd. Ik heb me als stagiaire, later predikant, vaak in Aljosja gespiegeld en onderweg aan hem gedacht, altijd onderweg naar steeds weer een ander gesprek: Vaak met een mond vol tanden, zelden met een oplossing, steeds maar weer proberen te luisteren zonder te oordelen, erbij zijn, ook als de wet van behoud van ellende inhoud dat het oneerbiedig gezegd altijd dweilen met de kraan open blijft. Een ander prachtig beeld van Dostojevski dat me meteen heel erg heeft aangesproken was: Een stok met twee uiteinden, als het ging om de psychologie. Dat beeld slaat op inspecteur Porfiri die in het boek ‘Schuld en boete’ probeert te bewijzen dat Raskolnikov een dubbele moord heeft gepleegd en hem met zijn psychologie in het nauw probeert te drijven. Maar iemand die probeert op psychologische gronden iets te zeggen over een ander, zegt minstens evenveel over zichzelf. In ‘De Gebroeders Karamazow’ staat Dmitri voor de rechtbank die hem veroordeeld voor een moord die hij niet heeft gepleegd. Maar de psychologie is ook daar als een stok met twee uiteinden. Sla je ermee, dan geeft die klap net zoveel te kennen over degene die geslagen wordt als over degene die slaat.
In de tweede helft van de 19e eeuw was de psychologie in opkomst, maar stond tegelijk nog in de kinderschoenen. Sigmund Freud had grote verwachtingen van de wetenschappelijke waarde van de psychologie, maar juist daarom ook een heel indringend oordeel over Dostojevski: ‘Dostojevski had een van de grote bevrijders van de mensheid kunnen zijn, hij is geworden tot iemand die de mensheid opnieuw gekerkerd heeft.’ Zelf zag Dostojevski zich niet als een psycholoog, maar als ‘een realist in de hoogste betekenis van het woord, dat wil zeggen: ‘…ik beeld alle afgronden van de menselijke ziel uit.’3
Een van de meest grote fouten in de ogen van Freud, was hoe Dostojevski in zijn romans omging met het motief van ‘patricide’, dat is (het verlangen) de vader te doden. De op het allerlaatste moment gratie ontvangt van de tsaar, maakt hem dit levenslang ‘dankbaar’ en onderdanig op een wat kunstmatige, sommigen vinden kleffe, manier. In dit verband wordt ook wel gewezen op de epilepsie van Dostojevski, zodat hij dat doodsverlangen op zichzelf betrekt om zichzelf te straffen voor de dooswens met betrekking tot de vader. Ik weet niet of dat medisch klopt. Maar er zijn in zijn beleving dus drie vaderbeelden die over elkaar schuiven: de letterlijke vader, de tsaar en God. Dostojevski begon met ‘Arme mensen’ en zijn kritische idealisme progressief, maar hij eindigde, in de ogen van critici reactionair en overdreven christelijk.
Dostojevski heeft in zijn boeken veel aandacht voor de nerveus en actieve zoekende liefde, vaak te midden van een enorme chaos. De rol van het geloof is daarbij doorgaans rustgevend en bemoedigend bedoeld. Te midden van chaos is er redding, niet door de kerk maar wel door het evangelie. Dostojevski had en heeft grote invloed op velen, ook niet christenen als bijvoorbeeld op Emmanuel Levinas (Joods-Franse filosoof van Litouwse afkomst) in zijn opvatting dat wij allemaal ieder voor zich verantwoording schuldig zijn aan alles en iedereen (Van de Bercken, p64, p70-71). Telkens wordt in het werk van Dostojevski gerefereerd aan de evangelische kwaliteiten van liefde, vergeving, vreugde, verdragen van lijden, geestelijke wedergeboorte, zachtmoedigheid, bewustzijn van zonde en de onschuld van kinderen. Dat laatste motief deelt hij met iets oudere tijdgenoot Charles Dickens (1812-1870). In de mentaliteit van kinderen wordt de noodzakelijke basis voor moraliteit gevonden.4 In vrijwel alle literaire teksten van Dostojevski treffen we de tegenstelling tussen geloof en ongeloof aan, maar niet als een gesprek tussen doven, integendeel. Dit is de wijze waarop hij de beleving van het christelijk geloof in een kader zet, heel actueel, niet alleen voor de 19e eeuw.
(Vaak zien we dit terug in dialogen: Iwan, Dmitri, Aljosja Karamazov, Zosima en mevrouw Khokhlakova. In Boze Geesten: Bisschop Tikhon, Stavrogin, Kirillov en Verhovenski Sr. In Schuld en Boete vooral in Raskolnikovs voortdurende gemijmer.)
Dostojevski wordt ook wel als een van de belangrijkste representanten van wat wel genoemd word ‘christelijk realisme’ gerekend. Allerlei meningen en figuren, heiligen net zo goed als schurken, worden naast elkaar gezet, zonder dat de auteur daarover een al te duidelijk moreel oordeel uitspreekt.5 Dostojevski wil de lezer in het geloof niet forceren, maar hij presenteert wel een keuze moment. Stemmen van christenen presenteren een probleem, vaak naïef, maar altijd authentiek. Atheïsme wordt daarnaast geen karikatuur, maar de karakters gaan de dialoog aan, zodat pro’s en contra’s in een zekere symmetrie een plek krijgen.
Er is dus, ten eerste, voor ook de moderne lezer, een herkenbaarheid van de ethische en intellectuele problemen, morele dilemma’s en consequenties van het denken der romanfiguren. Ten tweede spelen allerlei bijbelse motieven een rol, benadrukt doordat de bijbel vaak geciteerd wordt. Dit is de concrete bijbelse oriëntatie, typerend voor Dostojevski.
Hij onderscheidt zich daarmee tegenover overdreven mystiek, theologisch dogmatisme en liturgische esthetiek. Dostojevski wordt ook wel tot de omstreden zogenaamde sophiabeweging gerekend, waarin naar ruimte werd gezocht om zelfstandig te theologiseren en ook speculatieve gedachten uit te werken.6 Het motief van ‘Vrouwe wijsheid’ (sophia, vgl. Spreuken 7-9) is o.a. herkenbaar in Sonja, die de biecht van Raskolnikov aanhoort en hem, al is ze zelf noodgedwongen zondares, hem de weg van verlossing kan wijzen: ‘Ga naar een kruispunt, kus de aarde, buig je neer voor de mensheid en zeg: “ik heb gedood”, dan zal God je weer leven schenken.’ Dit appelleert nog altijd aan de (post)moderne lezer die open staat voor religieuze gevoelens, meer dan de gestructureerde of institutionele vormen van het christendom.
6 A-typisch orthodox christendom
Voor de moderne West-Europese lezer soms moeilijk te onderscheiden zijn de a-typische aspecten in het werk van Dostojevski. Maar als je er op let, dan zie je het. De liturgie, uiterst belangrijk in de Russisch-orthodoxe kerk, de sacramenten, iconen, de kerkvaders, dogmatiek en spiritualiteit als zodanig spelen in de romans van Dostojevski een minimale rol. Ook voor ‘hesychia’ (mystieke eenheid met God zoekende gebedstraditie), ‘apophasie’ (negatieve theologie; zeggen wat God niet is) is weinig aandacht. De ‘sobornost’ (op coöperatie gerichte geloofstraditie), wordt uitgewerkt in de onbevooroordeelde houding in het gesprek van Aljosha (Van de Bercken, 73).
Op verschillende manieren, zoals bij monde van vader Karamazow, die het over parasieten heeft, geeft Dostojevski, indirect kritiek op het kloosterleven en de kerk. Wil van den Bercken gebruikt ook de term ‘fantastisch realisme’ waarmee hij doelt op de bemoedigende uitwerking die bij de lezer een exceptionele spirituele kracht bedoelt aan te boren. De boodschap lijkt te zijn: Je kunt het zelf. (Deze heeft bijvoorbeeld een Etty Hillesum beïnvloed.) In ‘De Gebroeders Karamazov’ is de starets Zosima, die als vraagbaak kluizenaar, door het volk wordt vereerd, juist geen typische Russische monnik. Hij is niet streng, maar vrolijk, vol begrip en heeft onconventionele opvattingen over bijv. het paradijs en de bijbel. Zijn antwoorden op de vragen die hem worden gesteld zijn niet typisch orthodox kerkelijk. Op de wijze waarop een protestant het zou doen, beveelt hij steeds de bijbel aan als een persoonlijk handboek. Hij zendt de novice Aljosja tenslotte niet naar het klooster, maar de wereld in:
Ga de wereld in, want je hebt een grote taak; Christus zal met je zijn, je zult veel leed ervaren en in dit lijden zul je gelukkig zijn, zoek in het lijden het geluk; kus de aarde, heb alle mensen lief en bevochtig de aarde met tranen van vreugde; liefde verbindt de mens organisch met de hele schepping. De onverzadigbare liefde doet de mens haar kussen en met vreugdetranen bevochtigen. Want de aarde is een geschenk van God; zij komt uit Hem voort. Dit geschenk is een stroom van oneindige liefde, die de mens gegrepen heeft en die hij moet beantwoorden; het bepaalt het antwoord op de vraag naar de zin van de creatuur en van het leven. Overweldigd door de liefde streeft de ziel door de loutering van het lijden heen en naar de extatische ervaring van de vereniging met God.
VOETNOTEN:
1) Cf. J. Townsend, Dostoevsky and his Theology, 1997.2) Vgl. Van den Bercken, 83ff.
3) R.G. Grübel, ‘Woord, bewustzijn, daad’, in: Maatstaf , jg. 29 no.1, 1981, 118. Cf. Jurjen Zeilstra, ‘Een stok met twee uiteinden: De psychologie, Dostojevski en Freud’ in: Libertas ex Veritate, 1985, 20-25.
4) Maarten ’t Hart, ‘Dostojevski en Dickens’, in: Maatstaf, jg.29.no.1, 1981, 74.
5) Dit in tegenstelling tot Gogol, die zijn talent verloor in het moralistisch preken. Vgl. Dubois, P.H., De verleiding van Gogol.
6) H.E.S. Woldring, ‘Dostojevski’s levenslied, antropologie en ethiek in het licht van zijn filosofie’ in: Maatstaf, jg.29., no.1, 1981, 134-135.