Dieren en Engelen
In ‘Wegen naar menselijkheid (2 dln), Commentaar op Marcus‘ (1400 blz., 2020, ISBN 9789492183989) schrijft Eugen Drewermann (p. 144 tm 161) naar aanleiding van de tekst ‘En meteen dreef de Geest hem uit de woestijn in. En hij was in de woestijn veertig dagen, beproefd door de Satan en was bij de dieren en engelen bedienden hem.‘ [Marcus 1: 12 en 13]
Citaten Drewermann
1) ‘Hoe minder iemand met zichzelf in het reine is, hoe meer hij geneigd is om voor zichzelf te vluchten. Daarom zie je overal dat juist de innerlijk meest verscheurde mensen, die het minst over zichzelf tevreden zijn, erop uit zijn om de omstandigheden, waarin zij leven en de mensen, met wie zij samenleven, zo voor te stellen alsof zij nodig moeten veranderen. En wij werken plannen uit om het bestaande en voor hen onverdraaglijke ‘systeem’ te veranderen. Op langere termijn is daaruit nog nooit iets noemenswaardig positief voortgekomen. (…) En omgekeerd: alleen iemand die geleerd heeft om in zichzelf orde op zaken te stellen, zal een wezenlijke bijdrage kunnen leveren.
(…)
De ‘woestijn’ die Jezus direct voor het begin van zijn officiële optreden ingaat, is zo’n gebied van je terugtrekken en afstand nemen van alle daden en oordelen van buitenaf. Hij moet die kennelijk opzoeken, ‘door de Geest gedreven’, zoals de Schrift benadrukt. Want het is een geestelijke wet dat iemand die zichzelf nog niet heeft gevonden, ook de weg naar de ander niet kan vinden. Hij zal veeleer anderen met zijn onopgeloste angsten en conflicten opzadelen en kan niets echt doen of ontvangen. (…)
Zeer treffend kun je dit gebied van compromisloos leven zonder andere mensen om je heen ‘woestijn’ noemen, want hier telt niets anders dan het eigen leven direct voor het aangezicht van je God.
(…)
Het heeft geen zin om tegen jezelf te zeggen: “Je hoeft niet bang te zijn voor jezelf’, als je wel bang bent voor jezelf en vooral als je uit pure angst voor jezelf elke poging om jezelf ooit te leren kennen tot dan toe zoveel mogelijk uit de weg bent gegaan. (…) Alleen wanneer je op de een of andere manier het vertrouwen verwerft dat je op een absolute wijze aanvaard bent, ongeacht wat er allemaal in je leeft, dan ben je in staat om koste wat kost je in deze woestijn van onverbloemde waarheid te begeven. Niet in een moedig heldendom, maar alleen vanuit een vertrouwen dat openstaat voor de innerlijke leiding van God, kun je dit gebied van zwijgen en eenzaamheid met jezelf doorstaan. (…)
Maar wat gebeurt er als iemand in oprecht vertrouwen de weg naar binnen betreedt? Alles trekt zich voor hem terug, de vertrouwde wereld met haar relaties en verplichtingen verlist haar greep, al het vragen naar doel en nut verliest zijn betekenis en alleen die ene vraag blijft in de ruimte hangen: wie ben ik nou echt?
Wat gebeurt er dan? ‘Hij was bij de wilde dieren’, zegt de Schrift hier, ‘en de engelen bedienden hem’. Wat betekent dat: de ontmoeting met de wereld van de ‘dieren’? (…) Het gaat bij de vraag, hoe hij zich met het ‘dierlijke’ in zichzelf al dan niet kan verstaan, uitsluitend om de mens. De ‘dieren’ staan in het Marcusevngelie, net als in de oude profetieën, dan ook absoluut niet voor wezens van de uiterlijke natuur, maar zijn alleen symbolen van de menselijke ziel. Daarom moet hun betekenis worden gezocht en gevonden op het niveau van het symbool en niet in de vorm van een uiterlijke herhaling van historische verhaalstructuren. (…)
2) Één ding kunnen wij in ieder geval van tevoren al vaststellen: het is een van de zwaarste opgaven voor een mens om zich van het dierlijke in zijn natuur bewust te worden en het niet te doden. (…) Maar het dierlijke in de mens is op zichzelf juist niet slecht of duivels, en het is juist de kunst om dat niet weg te jagen of om te brengen, maar toe te laten in je leven en het te benutten. Het is daarom de vraag, wat dit toelaten van het ‘dierachtige’ in het leven van een mens zo moeilijk maakt van hoe dat verzet tegen de mogelijkheid van een innerlijk integreren daarvan eventueel kan worden overwonnen
De eerste moeilijkheid in de omgang met de eigen ‘dierennatuur’ schuilt er al in om aan jezelf überhaupt toe te geven, dat achter het masker van menselijkheid dierlijke impulsen op de loer kunnen liggen. (…)
Jij wilt naar de mensen gaan en hun over God vertellen? Wie garandeert dat? Wil je niet eigenlijk alleen je eerzucht bevredigen en jezelf het middelpunt van de publieke belangstelling plaatsen? Misschien wil je alleen maar je dierlijke streven naar macht bevredigen en dan durf ji je eigen eerzucht ‘God’ te noemen?
Wil jij mensen Gods nabijheid verkondigen en hun vergeving en liefde prediken? Maar misschien wil jij alleen maar je eigen verlangen naar liefde via je toehoorders bevredigen en ding je naar hun gunst en erkenning. Zou het niet kunnen dat jij alleen maar je eigen onvervulde verlangen naar liefde wilt uitleven onder het mom van naastenliefde?
Je pretendeert onrecht en huichelarij, farizeïsme en eigen gerechtigheid openlijk te willen aanklagen? Maar wat, als het jou er alleen maar om te doen is om je primitieve agressie af te reageren? Zou het niet kunnen dat achter elke ogenschijnlijk goede en edele bedoeling van jou tegelijk een ander, onbehouwen en dierlijk driftmotief schuilgaat? (…)
De humanisten en moralisten van alle eeuwen h ebben er dan ook met nadruk en hartstocht toe opgeroepen om het ‘dier in de mens’ de oorlog te verklaren, erop te jagen en het te onderdrukken, overal waar je het tegenkomt. De idealen van menselijkheid riepen zij als strijdbare hemelse machten te hulp om het ‘dierlijke’ in de mens te overwinnen en te vernietigen, zoals de aartsengel Michaël dat met de duivel deed en in de mythen van de volkenre de adelaar met de slang. (…)
3) Gegarandeerd nemen veel mensen uit schaamte voor hun eigen dierlijke verdorvenheid hun toevlucht tot engelachtige idealen, maar anders dan in het evangelie blijken ‘engelen’ onder zulke omstandigheden niet meer dienstbare krachten te zijn, maar veranderen zij al gauw in wrede kwelgeesten. Inspelend op hun afschuw om een dier te zijn, dwingen zij mensen om als engelen te leven en eisen zij van hen om zichzelf niet eerder te aanvaarden dan nadat zij het ‘dierlijke’ in zichzelf met succes hebben verstrikt. in werkelijkheid leveren zij de menselijke psyche daarmee uit aan een eindeloze vicieuze cirkel. Want het ‘dierlijke’ hoort bij de mens. Een mens kan niet leven met de verplichting om een engel te zijn – hij zou om het ‘dier’ in zichzelf te doden tegelijk zichzelf moeten vernietigen. Juist zijn eigen levenswil zet hem ertoe aan om de tirannie van ‘engelen’ van zich af te schudden om onderdak te vinden in de animale warmte van ‘dieren’. Maar ook dat is hem niet vergund. meteen staat zijn wegzinken in het dierlijke hem tegen als een mensonwaardige belediging en wil hij zich weer omhoogwerken naar zuiverder hoogten.
Steeds tuimelt hij zo in een kringetje op en neer, voortdurend heen en weer geworpen tussen dier en engel, tussen zelfverachting en overvraging van zichzelf, afwisselend nu eens een monster en dan weer een zuivere geest, steeds één van tweeën en toch geen van beide.
Als ik deze gedachte naar het leven elke dag meeneem, dan lijkt het ware mens-zijn gekoppeld aan mijn verhouding tot het rijk der engelen en het rijk der dieren. De belangrijke vraag is eigenlijk: zijn de dieren en engelen in mij verenigd? Alleen als ik in mijn persoonlijke ontwikkelingen mijn engelenkracht en mijn dierenkracht heb geintergreerd, ben ik in evenwicht, leef ik vanuit een open hart, vanuit de liefde zonder oordeel!
Engelen
Voorbeeld van engelen rollen die we kunnen vervullen zijn:
a. Eerste hiërarchie – deze engelen aanschouwen en aanbidden God rechtstreeks
1) Seraphim – Naam betekent de brandende.
Zij zijn bedienden bij de Troon van God. Ze prijzen God terwijl ze zingen: ‘Heilig Heilig Heilig is de Heer der heerscharen!’
Jesaja 6: 1-7
2) Cherubijnen – Naam betekent de Volheid van Wijsheid.
Zij denken na over de voorzienigheid van God. Toegewezen om speciale plaatsen te beschermen.
Exodus 25:18-21, Ezechiël 10:14, Openbaring 4-6
3) Tronen
Zij vertegenwoordigen de standvastigheid van de liefde van God. Ze overwegen Gods macht en oordeel, en wanneer ze worden geopenbaard lijken ze het minst op de andere engelen, omdat ze vlammende, roterende ringen zijn, bedekt met ogen.
Ezechi:el 10: 17, Kolossenzen 1: 16 en Daniël 7:9
b. Tweede hiërarchie – deze engelen vervullen Gods plan in het universum
4) Heerschappijen
Heer over de lagere koren en de mensheid. Zij ontlenen verlichting aan de hogere hiërarchieën en besturen het universum
Efeze 1:21, Kolossenzen 1:16
5) Deugden
Ze voeren de werking van beweging in het universum uit. Ze worden vaak geassocieerd met planeten, elementen, seizoenen en de natuur.
Efeze 1: 21
6) Bevoegdheden
Zij helpen bij het besturen van de natuurlijke orde. Het zijn krijgersengelen die de hebben om de oorlog tegen de demonische koren te voeren.
Efeze 3:10, Efeze 6:12
c. Derde hiërarchie – deze engelen communiceren en dienen de mensheid nauw
7) Leiders
Dit zijn pretendenten van de laagste hiërarchie en dienen als beschermers en bewakers. Zij worden gezien als de engelen die waken over naties, steden en gemeenschappen, en die ervoor zorgen dat Gods wil wordt uitgevoerd op aarde. Door hun leidende rol hebben zij de macht om invloed uit te oefenen op menselijke gebeurtenissen en om mensen te leiden naar het goede.
Efeze 3: 10, Efeze 1: 21
8) Aartsengelen
Zij zijn aangewezen om Gods belangrijke plannen voor de mens te communiceren en uit te voeren. De aartsengelen zijn bekend om hun kracht en wijsheid, en worden vaak afgebeeld als strijders die de gelovigen beschermen tegen het kwaad. De meest bekende aartsengelen in het christendom zijn Michaël, Rafaël, Gabriël en Uriël. Deze engelen worden vaak vereerd en aanroepen in momenten van nood en gevaar.
Judas 9, 1 Tessalonicenzen 4:16, Tob
9) Engelen
Deze engelen staan het dichtst bij de materiële wereld en de mensheid. In het laagste koor vinden we de meerderheid van onze persoonlijke beschermengelen.
Psalm 91: 5, Lucas 22:43, Matthüs 18:10, Hebreeën 13:2
Wanneer mijn leven als kind, vanuit mijn geschiedenis, van mijn gezin van herkomst is gebaseerd op de waarden: ‘zo hoort het en zo moet het’; ‘de ander uitnemende achten dan je zelf’; ‘je naaste liefhebben’ en ‘wees maar de minste’, dan zal ik er alles aan doen om perfect te leven. Ik leef vanuit de dualiteit: Dit is goed! Dat is fout! Het goed moet zichtbaar zijn en het foute moet veracht worden en buiten gesloten worden.
Het nadeel is dat ik dan in onbalans leef in mij zelf. Ikzelf, mijn verlangens en mijn behoeften worden alleen gezien en vervuld als ze de waarden bevestigen of aan de criteria voldoen. Ik moet dan iets van mijzelf onderdrukken, nl. de dieren in mij. Want ik ben alleen echt mens als de dieren en engelen in mij er allebei mogen zijn en daarmee in balans.
Om deze onbalans op te heffen zal het leven mij meermalen uitnodigen tot misstappen, zodat ook de dieren gezien worden en niet onderdrukt of afgeschoten. Ik moet mijzelf toestaan om zondaar te worden. En als ik daartoe niet bereid ben en het dier in mij met kracht onderdruk of de engel in mij met alle macht en inzet cultiveer, dan klapt het er op een dag onverwachts uit. Ik raak of burn-out of krijg een andere ziekte of ik bega een misstap die ik van mijzelf nooit verwacht heb.
DIEREN
Er zijn mensen die vanuit of door hun geschiedenis, hun gezin van herkomst aan de zelfkant van de maatschappij leven.
Voorbeelden van dieren in ons, zijn:
De ram in mij is impulsief, niet denken maar doen. Ongeduldig, egoïstisch, discussie uitlokken, altijd willen winnen ten koste van alles, de eerste willen zijn, gefocust op overleven. Weinig diepgang, weinig oog voor details. Moeite met emoties communiceren. Moeite met emoties van anderen. Alles willen ‘fixen’. De ander niet zien. Continu nieuwe spanning en uitdagingen willen opzoeken. Thrillseeker.
De stier in mij is lui, koppig, verzet tegen verandering, overgefocust op het materiële ipv het spirituele. Overgehecht aan geld/geldverdienen en de status die hier aan vasthangt. bezitterig wat betreft eigendommen en mensen. Home-body to the extreme: niet van de bank af kunnen komen. Waarom zouden we uit eten, naar vrienden, naar buiten, of überhaupt opstaan als we hier onze bank, snacks en Netflix hebben? Licht ontvlambaar. My way or the high way.
De kreeft in mij is humeurig, overemotioneel, of juist icy en afstandelijk want al die overweldigende gevoelens verborgen achter dat kreeftenpantser. Gericht op veiligheid ipv risico’s durven nemen. Moeite met confrontatie. Blijven hangen in het verleden. Nooit ergens direct op af gaan, in een cirkeltje overal om heen. Gericht op comfort: dekentje, kaarsje, wijntje, en nooit meer van die bank af. Melancholisch, stuck in the past. Attack and retreat.
De leeuw in mij wordt onzeker wanneer een bepaalde mate van waardering uitblijft. Hij is overgefocust op trots en ego. Dramatische uitbarstingen wanneer iets niet gaat zoals je wil, of wanneer je overprikkelt of onzeker bent. Niet naar buiten durven komen met ideeën of expressies totdat je zeker weet dat het op waardering van anderen kan rekenen. Altijd willen entertainen ten koste van jezelf zijn. Jezelf overextenden om het iedereen naar de zin te maken. Niet lang stil kunnen staan bij de negatieve gevoelens of emoties van jezelf of een ander. De dualiteit van licht en donker geen ruimte geven maar alleen willen focussen op het licht. Je niet belangenloos in kunnen zetten voor een ander als je diens gevoelens of wensen niet zelf ook voelt of begrijpt.
De schorpioen heeft last van controledrang, bezitterig. Jaloers, manipulatief. Over-gereserveerd. Geen vertrouwen geven, achterdochtig blijven. Wraakzuchtig. Geconsumeerd door emotie. Sexualiteit inzetten als wapen. Teveel gefocust op andermans gedrag/zaken. Dingen niet los kunnen laten. Melancholie. Anderen regels opleggen/dingen van anderen verwachten zonder hetzelfde terug te doen of geven. De andere ‘testen’. Je echte zelf nooit laten zien, niet openstellen. Emoties afschermen. Kwetsbaarheid nooit tonen.
De steenbok overidentificeert zich met werk en status. Vasthouden aan oude, rigide patronen. Grumpy grandpa/grandma. Je wilt alles en iedereen om je heen managen, voor iedereen weet je zogenaamd wat het beste is en rolt met je ogen als zij het hier niet mee eens zijn. Onderdrukt emoties. Te weinig aandacht voor je persoonlijke leven en de mensen hier in. Niet kunnen ontspannen en genieten. Wanneer je dit wel doet geen middenmaat kunnen houden. Geen (fysieke) affectie willen tonen, zeker niet en publique. Vader/moeder-rol aannemen. Niets luchtig kunnen zien. Doorzetten met projecten waar je hart niet ligt omdat je nou eenmaal ja hebt gezegd.
De vissen hebben een gebrek aan grenzen. Overgiving. Ongegrond, zweverig en over-emotioneel. De wereld door een roze bril zien of alleen willen zien wat je wilt zien in plaats van wat er echt is of gebeurd. Teveel tijd spenderen opgeslokt in fantasie. Escapism: aan de realiteit willen ontsnappen door middel van drank, drugs, seks of anderen dingen die de emoties afstompen. Jezelf teveel opofferen en hierdoor volledig gedrained raken.
Wat dieren zichtbaar maken is dat het gaat over instinct! Het komt in mij onverwachts en ongedacht naar boven! Als ik me dierlijk gedraag, zonder de engel in mij omarm, dan gaat het om zijn beestachtige vernietigingskracht. (zie hiervoor ook: denken-voelen-en-willen-in-een-samenleving/) Dan kijk ik niet na, maar doe ik maar wat. Als ik het dier in mij uitsluit, negeer, onderdruk (en het denken in mij boven, dominant maaak aan het willen en voelen), dan springt het onverwachts als een duveltje uit een doosje. Zoals de onderwater gehouden skippybal, omhoog schiet als je even niet oplet. Het is door de onverwachtsheid ook vaak te groot, te impulsief, waardoor er mogelijk gewonden vallen, waardoor we schrikken.
Dieren en Engelen samen
Ik ben wie ik ben, dankzij de dieren en engelen in mij. Beide te samen maken mij MENS.
Als ik de engelen en dieren in mij hun eigen plek geef, dan leef ik vanuit mijn hart. Dan durf ik volwaardig mens te zijn. Dan neem ik mijn plek in het leven in. Dan verhoud ik mij tot mijn eigen grenzen en zal ik ze niet over gaan. Dan respecteer ik het dier in de ander!