De vloek van slimme mensen
Op een dag val je door de mand (denk je).
Je weet het zeker: er komt een moment dat ze ontdekken dat je maar wat doet. Je bent de enige niet. Ruim de helft van de mensen lijdt aan het ‘impostor syndrome’, oftewel het bedriegerssyndroom.
Steeds als filosofe Marleen Moors (36) een presentatie moest geven, bekroop haar het gevoel dat ze niet intelligent genoeg was. Er zou zeker een moment komen dat ze door de mand zou vallen, dacht ze. Anderen hadden hetzelfde, vooral vrouwen. Gek, want hun diploma’s en werkervaring bewezen het tegendeel. En rationeel wisten ze ook wel dat ze capabel genoeg waren – alleen zo voelde het niet.
Marleen ging op onderzoek uit en ontdekte dat er zoiets bestaat als het impostor syndrome. Een relatief jong verschijnsel dat in 1978 voor het eerst werd beschreven door klinisch psychologen Pauline Clance en Suzanne Imes. Zij zagen dat vooral hoogopgeleide vrouwen, ondanks hun succes, geneigd zijn te geloven dat zij niet intelligent genoeg zijn en dat anderen hen te hoog inschatten. Kortom: dat ze iedereen voor de gek houden.
Vluchten of vechten
In Nederland doet coach en bedrijfskundige Vreneli Stadelmaier onderzoek naar het impostor syndrome. Ze schreef daarover het boek F*ck die onzekerheid en deed onderzoek onder zeshonderd mensen. Daarvan gaf 75 procent van de vrouwen aan zich te herkennen in eerdergenoemde gedachten en, best opvallend, 50 procent van de mannen. Internationaal onderzoek bevestigt dit. Hoe succesvoller je bent, hoe meer je er last van hebt. ‘De vloek van slimme mensen’, wordt het bedriegerssyndroom ook wel genoemd.
De gevolgen zijn niet mals, vertelt Stadelmaier: ‘Je vlucht of je vecht. In dat eerste geval maak je jezelf onzichtbaar. Je gaat iedere uitdaging uit de weg en behaalde successen bagatelliseer je.’ Niet bepaald een vruchtbare bodem voor een fijne carrière. Het tweede mechanisme waarmee je kunt omgaan met het impostor syndrome, vervolgt Stadelmaier, is door heel hard te werken: ‘De lat enorm hoog leggen, perfectionistisch zijn en absoluut geen fouten willen maken. Een fout is namelijk hét bewijs dat je het inderdaad toch niet kunt.’
Het verraderlijke is dat je op deze manier ver kunt komen, maar het gevoel van echt succesvol zijn blijft uit. Bovendien is de kans op een burn-out aanzienlijk groter wanneer je zo werkt, erkent de coach.
Mannen en vrouwen
Ondanks dat er genoeg manvolk is dat last heeft van het impostor syndrome, wordt het vaak beschouwd als vrouwenaangelegenheid. Dat komt omdat ons culturele verwachtingspatroon ervoor zorgt dat vrouwen op dit gebied fundamenteel achterblijven, legt Stadelmaier uit: ‘Mannen wordt geleerd dat ze niet onzeker moeten zijn en juist doortastend, daadkrachtig. Ook al kun je iets misschien niet, doe toch maar. Vrouwen aan de andere kant wordt juist geleerd wat meer bescheiden te zijn. Daarbij hebben mannen meer testosteron in hun bloedspiegel, waardoor zij meer geneigd zijn risico’s te nemen.’
Een duidelijke oorzaak heeft de wetenschap nog niet gevonden. Heeft het te maken met onze prestatiecultuur, of een strenge opvoeding, waarbij je het als kind nooit goed genoeg kon doen? In het geval van vrouwen kan het te maken hebben met het feit dat zij steeds vaker opereren in functies die eerder voorbehouden waren aan mannen, denkt Stadelmaier.
Filosofe Marleen Moors beaamt dat: ‘Ik had vooral last van het impostor syndrome toen ik nog studeerde. Filosofie is traditioneel gezien een masculiene discipline en de filosofen die de meeste bekendheid verkrijgen, zijn grotendeels mannen. Ik denk dat die masculiniteit onbewust bijdraagt aan de gedachte dat je als vrouw niet helemaal past in die wereld en niet intelligent zou zijn.’ Jaren later en bewust van het mechanisme kan ze niet zeggen dat ze er nog last van heeft.
Man of vrouw, de oplossing is gelukkig een stuk eenduidiger dan het probleem. Ga simpelweg in gesprek met die papegaai op je schouder, zoals Stadelmaier je zeurende innerlijke criticus noemt. ‘Waar komt ‘ie vandaan, waarom zegt hij wat hij zegt en klopt dat wel? Natuurlijk weet je ergens wel dat je goed genoeg bent, maar die papegaai is zo gewiekst. Op het moment dat je bewijs aanvoert dat bewijst dat hij ongelijk heeft, maak je hem kleiner en uiteindelijk vliegt ‘ie weg.’
Gebrek aan zelfvertrouwen?
Het impostor syndrome staat niet gelijk aan een gebrek aan zelfvertrouwen. Wetenschappelijk onderzoek vond geen correlatie en ook expert Vreneli Stadelmeier spreekt naar eigen zeggen regelmatig razend succesvolle vrouwen die echt wel weten wat ze in huis hebben, maar tegelijkertijd ‘gek werden van zichzelf’.
Tegenovergestelde bestaat ook
Een schrale troost: juist wie last heeft van het impostor syndrome, hoeft hoogstwaarschijnlijk niet bang te zijn dat ‘ie niet capabel genoeg is. Dan ben je in dat geval wellicht toch beter af dan mensen die te maken hebben met het Dunning-Kruger-effect: zij zijn te dom om door te hebben dat ze dom zijn. De Amerikaanse hoogleraar sociologie Jessica Collet deed hier onderzoek naar en zegt erover: ‘Deze mensen voelen zich allesbehalve een oplichter. Ze denken precies te weten waar ze mee bezig zijn. Maar wat blijkt: ze weten zo weinig dat ze ook niet zien hoe weinig ze weten.
‘Hoe succesvoller, hoe erger‘
Ik ben geen schrijver, ik houd mezelf en anderen gewoon voor de gek’, schreef John Steinbeck al in 1938 in zijn dagboek. En onlangs vertelde Cate Blanchett in Vrij Nederlanddat ze zich bij iedere nieuwe film afvraagt of ze het wel kan, ondanks alle waardering en filmprijzen die een van de meest toonaangevende actrices van dit moment ontvangt. Facebook-topvrouw Sheryl Sandberg bekende de onzekerheid in haar populaire boek Lean in: ‘Er zijn nog steeds dagen dat ik me een oplichter voel en niet zeker weet of ik dit allemaal verdien.’ En zelfs IMF-directeur Christine Lagarde heeft er last van: ‘Het begint er al mee dat vrouwen zich veel te veel voorbereiden. We gaan er altijd hoe dan ook van uit dat we niet de expertise hebben om de hele zaak volledig te begrijpen.’