De Mystieke achtergrond van de tien plagen
Wij zijn allemaal bewust van de Haggadah van Pesach waarin Rabbi Yehuda de tien plagen afkortte in drie groepen: Detzach, Adash en Be’achav. Waarom kortte hij deze tien plagen af in drie? Abarbanel vindt deze onderscheid verrassend en daarom schrijft hij aan iedere groep een speciaal doel toe. Laten wij deze onderzoeken.
auteur: Rabbijn prof. Efraim Sprecher
datum: 12 januari 2008
website: https://www.jodendom-online.nl/articles.php?view=article&id=225
Ieder groep heeft een eigen korte introductie. Bij de eerste plaag van de drie groepen – bloed, wilde dieren en hagel – moest Mosje ’s morgens vroeg par’oh dreigen met de plagen. Bij de tweede plaag van de drie groepen – kikkers, epidemie en sprinkhanen – wordt de dreiging ingeleid met Hasjems woorden “Ga naar paro’h’… Betreffende de derde plaag van de drie groepen – luizen, zweren en duisternis – wordt er geen dreigement genoemd. Dit bewijst dat de drie groepen afzonderlijke eenheden zijn met hun eigen unieke functies.
Een andere onderscheid tussen de drie groepen is opvallend. Aan het begin van iedere groep wordt het doel beklemtoond: par’oh moet zich realiseren dat Hasjem bestaat, zoals er staat geschreven: ‘zodat je zult weten…
Door deze patronen is het onderscheid uitgekristalliseerd en de onderscheid vindt uitdrukking in Rabbi Yehudah’s geheugensteuntje.
Hoe is iedere groep uniek? Par’oh’s afvalligheid uitte zich op drie niveaus:
1. Ontkenning van Hasjems bestaan
2. Ontkenning van de G’ddelijke voorzienigheid en
3. Ontkenning van Hasjems invloed op de natuur
De eerste groep plagen draait om de ontkenning van par’oh met betrekking tot het bestaan van Hasjem. Immers, met de eerste plaag zei Hasjem: be’zo’t teda’kie anie Hasjem… hierdoor zullen zij weten dat Ik Hasjem ben… Sjmot/Ex. 7:17. Dit doel wordt bereikt nadat de Egyptische tovenaars zeiden: ‘etsba’ elokiem hoe’…het is een vinger van G’d…8:15.
De tweede groep dient om G’ddelijke Voorzienigheid te bewijzen. De Kinderen van Jisraël werden voorgetrokken ten aanzien van ieder levend wezen in Egypte. Dit bewijst dat Hasjem toeziet en onderscheid maakt tussen Zijn Schepselen. Voor de vrieder plaag beklemtoont Hasjem Zijn wens dat Hij wilde dat kie anie Hasjem beqerev ha’arets…8:19 dat Ik Hasjem ben te midden der aarde… bekend werd gemaakt, herinnerd aan “de ogen van Hasjem zwerft over de aarde (II Divrei HaYamim 16:9).
De derder groep staat in teken van Hasjems bekwaamheid om de natuurwetten te veranderen en om macht, kracht en afschikwekkende handelingen te demonstreren. Zodra Hasjem tot Zijn doel is gekomen, zegt Hij: ‘kie ‘ejn kamonie bechol-ha’arets…niemand is zoals Ik op de gehele aarde’…9:14. Dit geeft aan dat niemand een partij voor Zijn bovennatuurlijke macht en kracht is.
Abarnel geeft aan dat Mosje par’oh informeert van de drie hyptothese van geloof (vs. 5:1):
1. Zo zegt Hasjem (G’ddelijk bestaan)
2. G’d van de Hebreeën (G’ddelijke voorzienigheid)
3. Laat Mijn volk gaan (ultimatum dat door Zijn kracht wordt ondersteund).
Par’oh komt daarentegen reageert met een totale ontkenning: Wie is Hasjem? (ontkenning van G’ddelijke bestaan) en Nochtans zal ik Jisrael laten gaan (kracht tegen Kracht).
De drie groepen plagen zijn bedoeld om de hardheid van par’oh’s van hart – die door zijn perverse houding ten opzichte van de drie principes van geloof wordt gekenmerkt – te verharden. In de tiende plaag – de plaag van de Eerstgeborene – worden de drie principes samen vermeld. Er wordt par’oh verteld dat Hasjem rond middennacht in Egypte zal uitgaan (G’ddelijk bestaan) en dat Hij onderscheid maakt tussen Egypte en Jisraël (G’ddelijke voorzienigheid), zodat er een vreselijke geschreeuw door het land Egypte klinken die nog nooit geweest is (G’ddelijke invloed op de natuur; Sjmot 11:4-6).
De eerste plaag ging gepaard met een openbare waarschuwing bij de rivieroever, tweede plaag ging gepaard met een waarschuwing die alleen par oh gericht was, zoals er geschreven staat: ‘Ga naar par ‘oh… (Sjmot 7:26). De derde kwam zonder enige waarschuwing. Waarom?
De derde plaag van iedere groep die door Rabbi Yehudah wordt geschetst, is tegen het menselijk lichaam gericht, terwijl dat niet geval was bij de twee voorgaande plagen. Dit geeft aan dat de twee waarschuwingen met een fysieke straf vooraf gaat. Dit betekent dat de eerste twee plagen van iedere groep niet op fysieke straf gericht is, maar dat het een onderrichtende doel heeft. Echter wanneer het doel niet bereikt wordt, wordt het lichaam gestraft.
Meshech Chachmah verklaart dat in die de dagen Egypte de grootste beschaving was. Daarom werd Egypte uitgekozen om de Egyptische inzichten te degraderen om vervolgens vooruit te gaan in kennis van Hasjem. Meshech Chachmah voegt daar aan toe dat het belangrijkste educatieve doel gericht was tot de Kinderen van Jisrael: Ik zal Mijn hand over Egypte uitstrekken en Ik zal de Kinderen van Jisrael onder hen uitbrengen. (7:5). Dit betekent dat iedere plaag dat de Egyptenaren overkwam, de Egyptische onderdrukking ten opzichte van de kinderen van Jisrael bevrijdde. Hun harten werden van de Egyptische ketterij ontworteld.
De Kabbalah leert dat *de tien uitdrukkingen (“Wajommer Elokiem…G’d zei” in Bereesjiet/Gen. 1) waardoor de wereld gecreëerd is, representatief staan voor de tien paden van kennis en correspondeert met de tien plagen. Iedere plaag koopt één uitdrukking voor de Joden vrij. Voorbeeld: ‘en daar zal duisternis over Egypte zijn’ (10:21) ten opzichte van ‘laat daar licht zijn'(Bereesjiet/Gen. 1:3) in kennis, vooruitzichten en daden. De tien plagen corresponderen ook met de tien Geboden die weer representatief staan voor de tien Sefirot.