De godin is terug
Op zoek naar informatie over Erich Neumanns boek ‘The Great Mother – An Analysis of the Archetype / An Analysis of the Archetype‘ kwam ik dit artikel tegen
Auteur: Annine van der Meer
datum: dec. 2006/jan.2007
website: http://www.annine-pansophia.nl/annine_van_der_meer/wp-content/uploads/PRANA-21-07-06-de-godin-is-terug-van-weggeweest.pdf
gepubliceerd in Kerstnummer PRANA 2006 nr 158 dec. 2006/jan. 2007
In de tweede eeuw na Chr. beschrijft Lucius hoe de grote godin Isis hem in een droom verschijnt. Zij spreekt de volgende woorden:
Hier ben ik, Lucius, ontroerd door je gebeden.
Ik ben moeder van de natuur
meesteres van alle elementen
het oerkind van de tijd
hoogste der goden
koningin van de doden
koningin van de onsterfelijken
de enige manifestatie van alle goden en godinnen die er zijn
Ik bestier door mijn wil
de schitterende hoogten van de hemel
de heilzame winden van de zee
de beklagenswaardige stilten van de onderwereld
Mijn enkelvoudige macht
wordt in vele vormen
in vele gebruiken
en onder vele namen
door de gehele wereld vereerd
De Phrygiërs, de eerstgeborenen van de mensen
noemen mij de moeder der goden…
De … bewoners van Kreta …Diana
De mensen uit Eleusis de oude godin Ceres
anderen Juno
anderen Bellona
anderen Hecate…
Maar zij die bestraald worden door de glans van de opkomende zon…
De door de oude wijsheid uitblinkende Egyptenaren
eren mij in mijn eigen cultus
en noemen mij bij mijn ware naam
Koningin Isis
Isis zegt dat zij de hoogste der goden is. Zij is de enige manifestatie van alle goden en godinnen die er zijn. Zij stelt dat haar enkelvoudige macht uitwaaiert in vele vormen en
gebruiken. Zij wordt onder vele namen ‘over de hele wereld’ vereerd.
Je zou denken dat Isis overdrijft. Maar de historische werkelijkheid geeft haar gelijk. Er wordt in de prehistorie en antieke oudheid een grote godin onder tal van namen vereerd. In de klassieke oudheid is zij de moeder der goden. Zij staat voor de vrouwelijke scheppingskracht.
God de Moeder. Zij is in de loop der tijd door God de Vader verdrongen. Zij raakt verborgen.
Moederland wordt Vaderland. In mijn boek Van Venus tot Madonna laat ik aan de hand van archeologische vondsten, kunst, mythen en hymnen haar bloeitijd, haar ondergang en haar wedergeboorte in deze tijd zien. In dit artikel wil ik U met haar kennis laten maken.
De verborgen Moeder in de oermythen
oerwateren
In scheppingsmythen komt men God de Moeder in de donkere diepten van het oerwater in tal van mythen tegen. Oerwater speelt in scheppingsmythen een grote rol.
In de bijbel lees je hoe in den beginne de aarde woest en leeg was en duisternis over de diepte lag en de geest van God over de wateren zweefde (Gen. 1: 2). In de diepte, duisternis en donkere oerwateren is God de Moeder aanwezig. Maar ook in Gods Geest die soms als een vogel daarboven zweeft.
de Moeder schept de mens
In het oude Mesopotamië is God de Moeder Mami of Nammoe in de oerwateren. Net als Noen in Egypte. Eerst schept Mami hemel en aarde. Daarna vormt zij van klei een beeld van de mens. Vervolgens brengt zij haar levensbloed erin. Vadergoden gaan later deze kunst van Mami en haar baarmoeders afkijken. Zij beschikken wel over klei maar niet over het levens of menstruatie-bloed. Daarom gebruiken ze water. Mami uit Mesopotamië heet ook wel Nammoe. Meer naar het noorden in Babylonië wordt zij Tiamat genoemd. In de bijbel komt als variant op Tiamat ‘Tehom’ of donkere diepte voor.
In India is er de duistere diepte van Kali. Hier stelt de donkerte de toestand van vormloosheid en chaos voor waarin een oude cyclus ëindigt en een nieuwe scheppingsyclus begint.
In het vaderland wordt het moment dat het licht wordt benadrukt. Maar daarvóór was er die donkere peilloze diepte, Tehom, Tiamat, Noen, Nammoe en Kali. In joden- en christendom God de Moeder Sophia. In de gnosis Barbelo/Sophia. Vele namen voor een kracht.
gouden tijden
Vanuit die oerwateren rijst land op. In dat land leeft de mens oorspronkelijk in eenheid en heelheid. Oude mythen verhalen dat de mens dan een gouden tijden beleeft. Dat gelukkige begin speelt zich aanvankelijk af op verre eilanden in een onmetelijke zee. Er zijn bloeiende tuinen, bloesemende bomen en appelboomgaarden. In de wereldliteratuur liggen deze paradijsjes in het Westen. Ze worden in de kunst afgebeeld. Volgens een Griekse mythe ligt de tuin der Hesperiden, in het uiterste Westen, voorbij ‘de pilaren van Hercules’ in de Atlantische Oceaan (van Venus tot Madonna, 341, 344 n 17). De aarde geeft hier drie keer per jaar een oogst. De dochters van de nacht of Hespera bewaken de tuin. Zij worden geholpen door een heilige slang. In die tuin staat een boom waaraan Gaia’s appelen der onsterfelijkheid groeien. Maar dan komt de held Herakles in actie en weet de gouden appels mee te roven…
Er is in de mythen van het vaderland zowaar nog één vrouwe die toegang heeft tot de onsterfelijkheid uit die ouwe gouwe tijd. Dat is de godin Hebe. Voordat Hebe in Griekenland bekend raakt, is zij in Anatolië bekend onder de naam Hebat. In Kanaän noemt men de godin van de onsterfelijkheid Eva (van Venus tot Madonna, 366). De Kanaänitische godin Eva wordt ook in Jeruzalem vereerd. Zij is de historische voorgangster van de bijbelse Eva uit Genesis.
Eva betekent Moeder van alle Leven. In het bijbelboek Genesis is de mythe uit het moederland omgezet in de taal der vaderen. De moedertaal raakt versluierd. Maar in de symbolen herken je de Moeder. Ook in Eva die in ‘het paradijs’ van een slang uit de boom van leven een appel aanneemt.
Deze versluierde aanwezigheid van de Moeder in scheppingsmythen is wellicht geen hard bewijs. Toch gaan steeds meer wetenschappers de mythe serieus nemen als historische bron.
Als grote pleitbezorger is daar de markante Robert Graves. Hij is de pionier van de wetenschap der archeo-mythologie. Wat kan de archeologie bijdragen aan de ontsluiering van God de moeder? Blijft zij een fascinerende mythe of wordt zij historische werkelijkheid? Geeft de archeologie de mythologie een historische basis?
De Moeder en de archeologie
de oermoeder krijgt als bijnaam ‘Venus’
In de 19e eeuw raken steeds meer amateurs in de ban van een jonge wetenschap die dan na eeuwenlang creationisme eindelijk kan ontluiken. Markies de la Vibraye graaft in 1864 op zijn landgoed in de Dordogne een klein naakt meisje op. Ze heeft geen borsten maar wel een flinke schede. Ontzet houdt hij het kleine meisje in de hand en doopt haar tot ‘de onzedige Venus’ of ‘Venus impudique’. Hij zal de trend zetten. Wanneer bijvoorbeeld in 1903 in Oostenrijk een archeoloog een oermoeder bij Willendorf opgraaft en de volle borsten, vlezige buik en royaal aangezette vulva ontwaart, spreekt ook hij van de ‘Venus’ van Willendorf.
Over deze ‘Venus’ zullen tal van misvattingen ontstaan. Men graaft er velen op, tot diep in Siberië toe. Venus blijkt niet alleen piepklein maar ook levensgroot. Ze is niet alleen dik en volumineus maar ook jong en slank. Zij is niet alleen jong maar ook ouder. Ze wordt in de lente als slank jonge meisje met weinig of geen borsten afgebeeld. In de zomerfase als volle moeder, in de herfstfase als oude grootmoeder. Vaak beeldt men haar schaamspleet en vulva duidelijk af. Zij is naakt. Soms krijgt ze een driehoekig bikini-broekje aan, soms slecht een gordel of string. Ook beeldt men alleen haar vulva af. Er zijn er velen gevonden. Altijd is er de rode oker als symbool voor het vruchtbare levensbloed. Het gaat niet om erotiek.
Vrouwelijke organen als borsten, buik en billen worden met opzet uitvergroot wanneer Venus in de vruchtbare fase is en moeder wordt. Buik en baarmoeder geven leven. Borsten geven melk. Daarom worden ze uitvergroot. Dat volumineuze in de volle maans of rode fase heeft te maken met hoogzwanger zijn en op het punt staan te baren.
Venuskunst gediscrimineerd
Er is dus ‘Venuskunst’. Maar deze kunst is door talloze archeologen veroordeeld. Zij vinden Venus en haar uitvergrote vrouwelijke organen ‘monsterlijk’ . Zo beschrijven ze haar in handboeken en catalogi. Men bekijkt haar als was zij een prehistorische seksbom. De discriminatie gaat echter verder. Beeldjes die deel uitmaken van de ‘Venuskunst’ zijn weggezet en weggeschoven als speelpoppen, kinderspeelgoed, onderdelen van poppenhuizen, idols, figurines, amuletten, fetisjen, statuetten en vooral afgodinnen. Zelfs in Zeeland tonen oude kaarten de tempel bij Domburg van ‘afgodinne’ Nehalennia. Zo staat zij officieel op oude kaarten vermeld.
Venuskunst wordt soms met de hand door de vrouwen uit klei gemaakt en thuis gebakken.
Archeologen noemen de Venusfigurines of figuurtjes ‘primitief’. Er wordt dus vanuit een ‘waardevrije’ wetenschapsbeoefening geoordeeld en veroordeeld. In de Indus-vallei hebben archeologen vastgesteld dat ieder gezin zo’n moedergodinbeeldje in huis gehad heeft. Ook hier worden ze door westerse acheologen die ooit geleerd hebben de kunst als zodanig te beschrijven, als ‘monsterlijk’ getypeerd. Net als op Malta en elders (van Venus tot Madonna, 46).
Wat archeologen in steeds grotere getale opgegraven hebben, is niet serieus genomen.
Theologen hebben er geen aandacht aan geschonken. De grote godin van Israël kan niet langer genegeerd worden omdat zo’n klein Asjera beeldje op het huisaltaar slechts een amulet, idol of afgodsbeeld zou zijn. Ook in Oud-Israël zijn de Asjera pilaarfigurines bij duizenden gevonden. In de 9e eeuw v. Chr. zijn er steden waar in driekwart tot de helft van de huizen zo’n godinnenbeeldje heeft gestaan (van Venus tot Madonna, 384 n. 41).
Venus is mondiaal geliefd
De Venuskunst is overal gevonden: in Mesopotamië, Egypte, Kanaän, Israël, Griekenland, het Oude Europa, Meso-Amerika, Siberië, China, Alaska, Groenland en de Indusvallei. De archeologische opgravingen tonen wereldwijd aan dat naarmate je teruggaat in de tijd je op een oude laag stuit waar vrijwel uitsluitend vrouwelijke kunst wordt gevonden. Voordat God als man ervaren wordt, wordt ‘hij’ als vrouw ervaren en geëerd. In India, Egypte en Mesopotamië zijn er godinnen voordat er goden zijn. Zijn er priesteressen voordat er priesters zijn (van Venus tot Madonna, Appendix IIa). God de Moeder is er voor God de Vader. God de Moeder schept vóór God de Vader, zoals de oude mythen verhalen. In 2007 zal een platenboek dat bij het tekstboek van Venus tot Madonna hoort, verschijnen. Het heet: Venus in beeld. Een blik op dertigduizend jaar Venuskunst. In dit boek worden drie- en dertig symbolen genoemd die gedurende dertiguizend jaar mondiaal in de Venuskunst in oude culturen voorkomen. De meeste symbolen zijn er al in de oude steentijd vanaf ca 30.000 v. Chr. Zoals de uitvergrote vrouwelijke delen, of de vulva of het zwanger zijn of het lichaam met rode strepen beschilderen of tatoeëren. Isis heeft gelijk. Er is ooit één grote Godin geweest. Haar symbolen worden lang gebruikt en begrepen. Overal.
De Moeder en de (symbolische) antropologie
Welke nieuwe inzichten draagt de antropologie bij tot het terugvinden van oude matriarchale culturen en herwaarderen van matrilineaire en matrifocale gewoonten? Tot begrip voor sociaal-economische omstandigheden en religieuze verhoudingen? Aan het terugvinden van een maatschappij waarin de Moeder geëerd werd? Er vindt een kruisbestuiving tussen archeologie en antropologie plaats. En ook weer tussen antropologie en kunstgeschiedenis. Er ontstaat een nieuw specialisme binnen deze discipline genaamd de symbolische antropologie.
Voor de opzienbare resultaten van het veldonderzoek bij huidige natuurvolken, waarvan de conclusies doorwerken in de archeologie, verwijs ik naar Van Venus tot Madonna I, 2.2 en naar de samenvatting op de ondervermelde website.
De Moeder in de theologie
In 1928 wordt er te Oegarit in Nood-Kanaän een bibliotheek van kleitabletten opgegraven. De vondst is maatstafgevend voor de religie van Kanaän en Oud-Israël. Kanaän vormt de voedingsbodem en onderlaag van de cultuur en religie van Oud-Israël. Sinds de vondst bij Oegarit schudt de bijbelwetenschap op haar grondvesten. De grote godin die in Israël Asjera genoemd wordt, is in Kanaän lang bekend en bemind geweest, zo bewijzen de kleitabletten uit Oegarit. Ze ondersteunen de duizenden hangers, plakettes en figurines met de naakte godin die hier gevonden zijn. Maar waarom komt Asjera dan niet of nauwelijks in de bijbel voor?
Hier moeten bijbelredacteuren debet aan zijn. Zij bewerken de teksten pas laat, namelijk vanaf de 6e eeuw na terugkomst uit de Babylonische ballingschap. Wanneer de definitieve redactie plaats vindt is niet echt bekend. Sommigen menen zelfs dat dit eind vierde eeuw v. Chr. of nog veel later is gebeurd (van Venus tot Madonna, 386). Na de ballingschap verdwijnt God de Moeder uit beeld. Zij krijgt de schuld van alle ellende. Zij leeft verhuld verder in de joodse Sophia of Wijsheid. Vrouwe Wijsheid verwordt in het vaderland tot het neutrale ‘wijsheid’.
Ruah of wind, adem en Geest wordt tot het neutrale ‘de heilige geest’. Tora of Vrouwe Wet wordt tot ‘wet’. God de Moeder Barbelo/Sophia leeft in de marge voort in het esoterische oerchristendom, de gnosis.
Vanaf de 6e eeuw ontwikkelt zich de (Griekse) filosofie. Filosofen zeggen liefde voor Sophia of Wijsheid te hebben (van ‘filos’, geliefd en ‘sofos’, wijs). Filosofen en theologen zullen Sophia vrijwel dood redeneren en weinig van de oorspronkelijke scheppergodin overlaten (Van Venus tot Madonna, in Egypte, 222-25, in Griekenland, 350-54). Een volwaardige Sophia overleeft slechts hier en daar in bepaalde gnostische geschriften.
Tot voor kort kenden de theologen de gnosis slechts uit de geschriften van tegenstanders, de kerkvaders. Maar daar is sinds 1945 langzaam verandering in gekomen. Dan vindt men bij Nag Hammadi een kruik met 52 boeken. De kruik is met pek bestreken. Wanneer men het pek verwijdert en de kruik opent, komt Haar geest uit de fles. Want Sophia heeft vanaf de vierde eeuw na Chr. in de met pek afgesloten kruik gehuist. Vanaf de zestiger jaren zijn de gnostische teksten over God de Vader en God de Moeder Sophia vertaald. Nog altijd is de betekenis van deze vondst niet helemaal doorgedrongen. Net als de kleitabletten over Asjera van Kanaän.
De Moeder in de psychologie
Een uiterst belangrijke bijdrage is afkomstig van Carl Gustav Jung en de zijnen. Hij ontwikkelt de dieptepsychologie. Zijn leerling Erich Neumann richt zich op het onderzoeken van de geschiedenis van het menselijk bewustzijn. Het menselijk bewustzijn en het menselijk ego als kleiner onderdeel daarvan vormen volgens hem een laat product van de menselijke evolutie. Langzaam vormt zich uit de oeroboros-fase waarin alles ongedifferentieerd één is, de grote Moeder fase, de fase waarin het individu of ego nog in de kinderschoenen staat en zwak is. Het steeds sterker en zelfbewuster wordend individuele bewustzijn ontwikkelt een spanning met de Moeder en Vader in hem/haar. Het wordt langzaam volwassen Het leert te reflecteren en het wordt rationeler. Dan breekt de tijd aan om beide polen weer te integeren.
Van afgescheidenheid te komen tot eenheid, maar dan nu bewust. De integratie van het ego, het ‘ik’ of de persoonlijkheid met het geheel, de totale psyche of het Zelf. In gnostische mythen ‘het heilig huwelijk’ genoemd.
Kunnen wij nu uit de kunstgeschiedenis putten om de geschiedenis van het bewustzijn zoals de psychologen ons dat schetsen in beeld te brengen? Is een psychische ontwikkeling van een degelijk historisch fundament te voorzien waardoor het niet zweeft maar met beide voeten op de aarde belandt, letterlijk geaard wordt.
De Moeder in de kunstgeschiedenis
eenheid van moeder en kind
De oudste Venussen zijn veelal zwanger en baren. Je ziet hooguit een hoofdje uit de baarmoeder komen, maar het hele kind zie je niet. Dat brengen de kunstenaressen uit die oertijd niet in beeld. Het kind dat godinnen en vrouwen baren komt pas in beeld na de ijstijd na 8500 v. Chr. Dan breekt de nieuwe steentijd aan en leren de vrouwen in groepen tuinen en kleine akkers te bebouwen. Men bezit het land collectief. Vanaf de nieuwe steentijd houdt de Moeder haar kind aan de borst of op de arm. Het kind symboliseert het zich ontwikkelende individuele bewustzijn. De ontwikkeling in het groot weerspiegelt zich in die in het klein.
Voordat het individuele zich afscheidt van het collectieve, ervaart de oermens de Aarde als Moeder. Men leeft in haar huid en voedt zich met haar vruchten. De grottempel diep in de aarde ervaart men als Haar baarmoeder. In die warme, vochtige, veilige donkere diepte weet men zich opgenomen in de oereenheid. Leven en dood vloeien daar samen. Grenzen tussen werelden vallen weg. In de geest verbindt men zich met de dieren die men zal bejagen. Men krijgt toestemming om hun te doden. Men schildert hun beeld op rotswanden. Men schildert de vulva op de rots. De zielen van dode dieren gaan door de vulva van de Moeder terug in haar baarmoeder diep in de aarde. Om vervolgens opnieuw uit haar geboren te worden.
Lang duurt deze organische eenheid tussen Moeder Aarde en archaïsche mens…
androgyne eenheid
Langzaam ontwaakt de mens uit dit oerstadium van eenheid en verbondenheid. Men verlaat de diepten van de grotten en begeeft zich meer naar de oppervlakte van Moeder Aarde. Men schildert nu in de abri’s of overhangende rotsdelen in de buitenlucht. Zoals het kind bij de geboorte de baarmoeder verlaat, zo verlaat de oermens de grot als baarmoeder van de aarde.
Hij/zij bewandelt de aarde met een steeds sterker wordend ik-bewustzijn.
Mannelijk en vrouwelijk zijn in eenheid samen. In de jagers- en verzamelaarssamenlevingen is er partnerschap. Er is balans. Men vond fallussen in grotten. En ook een enkel beeld van mannelijke kunst. Maar het vrouwelijke is ver en ver in de meerderheid in de oude steentijd.
De Moeder is gynandryn of androgyn. Zij is vrouw-mannelijk of man-vrouwelijk. Het accent in de eenheid ligt op het vrouwelijke. Het mannelijke is in het bewustzijn nog niet ontwikkeld.
Dat androgyne aspect kom je later tegen bij godinnen in hun lentefase. Dan manifesteren zij zich als strijdbare en gewapende jacht- en krijgsgodinnen.
vrouwelijke tweeheid
Aanvankelijk is het kind van de Moeder een dochter. In de kunst zie je door tal van oude culturen heen een vrouwelijke buste met twee hoofden of twee vrouwenlichamen met twee hoofden. De jaarcyclus wordt vrouwelijk beleefd. De moeder baart een dochter. Deze staat symbool voor lente en herfst. De cyclus die de natuur ieder jaar in de vroege landbouwculturen doorloopt. De dochter sterft en wordt midwinter weer opnieuw geboren. In de mythe kom je in Mesopotamië een figuur als Inanna tegen. Zij daalt in de onderwereld af, sterft en komt weer terug. In Griekenland scheidt zich van Demeter het dochteraspect Korè af. Lentegodin Korè wordt in de onderwereld Persephonè. Komt ze na de lange herfst en winter weer boven, dan is haar naam weer Korè. Uit Demeter en haar herfst-aspect Persephonè wordt het lenteaspect Korè opnieuw geboren.
van hermafrodiet naar volwaardige mannelijke partner
Eerst staat er naast de moeder de dochter in de kunst. De dochter ontwikkelt zich tot hermafrodiet, dat wil zeggen tot een vrouw-mannelijk wezen. De moeder is volledig vrouwelijk met vulva en borsten. Maar haar partner is biseksueel. Zij/hij (en niet het) heeft zowel borsten als een fallus of penis.
Langzaam verdwijnen bij de partner van de moeder de vrouwelijke kenmerken. Zij/hij wordt volledig man. Dus hij heeft geen borsten of zwangere buik maar een fallus. Het mannelijk staat nu binnen de jaarcyclus symbool voor het sterfelijke en het vrouwelijke voor het eeuwige. Het vrouwelijke baart het mannelijke in de midwinter. De Moeder baart nu een zoon. Hij wordt groot en ontwikkelt zich tot haar partner. Het is mid-zomer. Tijd voor het heilig huwelijk waar het vrouwelijke en het mannelijke zich in liefde verenigen en elkaar bevruchten. Na de zomer wordt het herfst. Nu wordt het mannelijke geofferd. Het sterft om in mid-winter opnieuw als de zoon van de Moeder geboren te worden. Op aarde spelen de koningin en de koning of de hogepriesteres en de koning de rol van de Moeder en haar zoon/partner.
Er is een tijd lang sprake van een zekere balans. Aarde en hemel die uit haar voortkomt, zijn een paar. Gaia en zoon Oeranos of Hemel in Griekenland vormen hier een van de vele voorbeelden van. Maar aarde-godinnen worden óf in de aarde teruggedrongen en ‘zwart’ gemaakt óf opgehemeld. De Moeder wordt ontleed. Haar beeld wordt bestormd. Het valt uiteen in duizend stukken.
de zoon wordt oppergod en God de Vader
Het mannelijke in het bewustzijn wil zich ontwikkelen. Ergens bij het Altai-gebergte in Mongolië zijn er Indo-Europese stammen die vanaf 4500 v. Chr. door klimaatsverslechtering in beweging komen. Na het einde van de ijstijd zijn er korte mini-ijstijden waarin het plots veel kouder en droger wordt. Dat zorgt voor onrust en volksverhuizing. Deze herders weten het paard te temmen en drijven op hun rijdier de kuddes over de brede steppegordel zuid- en westwaarts. Hun mentaliteit verandert. Men wordt oorlogszuchtig. Men ontwikkelt vadergoden. Aan het hoofd van de stammen die oude culturen onder de voet lopen en zich in hun gebied vestigen, staan heersers. Vaders en zonen en hun vadergoden gaan de boventoon voeren. Die vader- en oppergod staat in een aanvallende houding. Men noemt dit in de kunstgeschiedenis de houding van de ‘smiting god’. Je ziet goden als Baäl, Reshef, Osiris, Zeus en ook Keltische goden in deze houding staan. Ze halen hun rechterarm naar achter uit als willen ze je hard raken. Het cyclische karakter van de natuurgodsdienst of vruchtbaarheidsgodsdienst van de grote Godin, verdwijnt naar de achtergrond. Het contact met de natuur wordt minder. Koningen veroveren grote rijken. Onder hen voert de adel de soldatenlegers aan. Daarnaast komen er ambtenaren voor belastingen, komen er priesters en schrijvers. En onder hen staan boeren en slaven. Over de Godin en haar priesteressen, over vrouwen in het algemeen wordt nauwelijks meer gesproken, of het is in negatieve zin. Het vrouwelijke wordt zwart gemaakt of het ontbreekt in de mythen en verslagen die nu worden opgeschreven. Waarom zou je over iets schrijven als je het niet als belangrijk en zelfs als minderwaardig ervaart? Het is gedaan met de vrijheid van de vrouwen. De wetgeving wordt harder. Zij blijven binnenshuis. De vaders zorgen goed voor zichzelf en hun zonen. Door de vrouwen in huis op te sluiten en fysiek en mentaal te krenken, weten zij zeker dat zij de vaders van hun zonen zijn. Vrouwen worden monddood gemaakt. Oude gewoonten uit het moederland leven voort in volkscultuur- religie- en folklore. Samen met haar aardse dochters is de Moeder versluierd geraakt.
De Moeder is terug van weggeweest
Nu de Moeder opgegraven en ontaard is, rest de vraag: wat hebben wij daar nu met kerst 2006 aan? Wat kan zij voor ons betekenen nu we op het punt staan individueel en collectief een fris 2007 in te gaan?
Ooit was er in de moederculturen een onderlinge verbondenheid. Een gouden tijd waarin het accent lag op groei en ontwikkeling van ziel en geest. Het wordt tijd om ons dit te herinneren. De Moeder leert de mensen vertrouwen op het Leven zelf. Dit te eren, te respecteren en lief te hebben. Omdat ieder deeltje verbonden is met het geheel, de plant, de boom, de vis, het dier en de mens. De veelheid als beeld van eenheid.
Mensen die alleen de Vader kennen zijn als weeskinderen. Onbewust missen zij de Moeder.
Haar zachte en verbindende liefdeskrachten. Hoe kan de mensheid een nieuw geïntegreerd bewustzijn baren waarin archaïsch en rationeel bewustzijn tot een spiritueel of symbolisch bewustzijn zijn samengebracht? Dat kan alleen als voldoende mensen leren zelf in balans te komen. Met respect hun eigen vrouwelijke kant onderzoeken. Aandacht krijgen voor hun ziel, hun binnenwereld, hun gevoelswereld. Tijd nemen voor stilte en de natuur. Tijd maken om de kennis van het hart aan te boren. En die met het hoofd te laten sporen. Als voldoende mensen dit proces van inwijding gaan, durven loslaten en accepteren en volledig vertrouwen op hun godsvonk, die stille stem die diep in hun hart soms zwijgend spreekt, dan pas komt het met de mens en de wereld goed. De Moeder wil gekend worden. Zij woont in het hart. Daar vind je het onsterfelijke rijk van de Moeder, onze Moeder. Moge de Moeder en de Vader in ieders hart een heilig huwelijk sluiten. Moge van daaruit het kerstkind geboren worden.
Literatuurlijst
Apuleius, De gouden ezel. Metamorphosen. M. A. Schwartz vert. Amsterdam 1996.
Marshall, John ed., Mohenjo-daro and the Indus Civilization. 3 vol. London, 1931.
Venusfiguren in ieder huishouden, I, 339; monsterlijke figuren, I.50; zie Stuart Piggott, Prehistoric India. Harmondsworth, 1959, 127, fig. 16, noemt ze terrifying.
Annine van der Meer, Van Venus tot Madonna. Een verborgen geschiedenis. Den Haag, 2006.
Zie website boek http://venus.synthese.ws voor samenvatting, appendices, kaarten, afbeeldingen in kleur, noten, literatuurlijst en register.
Zie ook algemene website: www.anninevandermeer.nl
Gilles Quispel, ‘De Zwarte Madonna. Onze moeder die in de aarde is’. Uit Naam van de Godin, 37-54. Bloemendaal, 1985.
Erich Neumann, The Origins and History of Consciousness. I en II. New York, 1954.
Erich Neumann, The Great Mother. An Analysis of the Archetype. New Yersey, 1991 (herdr.).
Prana, Man en Vrouw, Animus en Anima. augustus/September 1998 nr 108.
Maarten Timmer, van Anima tot Zeus, Rotterdam, 2001, voor definiëring van ‘psyche’, ‘ego’, ‘individu’, ‘individualisme’ en ‘zelf’.