De engelen van Paul Klee
In de Veertigdagentijd hingen er zeven Kruiswegstaties in onze kerk. In de kerkenraad waren we daar allemaal zeer over te spreken. Daarom gaan we in de kerk vaker een serie schilderijen of reproducties ophangen.
In de tijd van Kerken Kijken tot aan het gemeentefeest zijn nu een aantal ‘Engelen’ van Paul Klee te zien.
auteur: Ds. Christiane Karrer
website: http://www.luthersutrecht.nl/index.php/78-organisatie/179-de-engelen-van-klee
Meer over De Engelen van Paul Klee
In het werk van de kunstenaar Paul Klee nemen tekeningen en schilderijen van engelen een belangrijke plek in. In geheel zijn het er meer dan 70. Vanaf zijn kinderjaren was hij geboeid door engelen als boden uit een ‘andere wereld’ – het ‘tussenrijk’ zoals hij het later noemde.
Tijdens alle periodes van zijn leven en werk heeft hij engelen op verschillende manieren uitgebeeld. Bijzonder zijn onder meer de tekeningen die hij in laatste jaar van zijn leven, al getekend door een levensbedreigende ziekte, maakte.
In de kunst en in de Bijbel
Engelen worden vanouds gezien als ‘boden’ (dat is de letterlijke vertaling van het Latijnse angelus of het Hebreeuwse malach) uit een spirituele of goddelijke wereld. Mensen vroegen zich af hoe iets uit deze verstijgende werkelijkheid in onze wereld te beleven, te zien of te horen zou kunnen zijn.
Engelen zijn een antwoord op deze vraag. Zij zijn dragers van een boodschap, mensen ontmoeten een engel als zij geraakt worden door een overstijgende dimensie van de werkelijkheid.
In de loop van de eeuwen werden in de kunst patronen ontwikkeld hoe engelen afgebeeld werden: de vleugelen, het mooie gewaad, lijkend op een mens, maar zonder geslacht… Paul Klee echter heeft engelen op een tot dan toe ongekende manier geschilderd. Wat meer abstract, maar tegelijk ten diepste menselijk. Hij staat daarmee – wellicht zonder zich ervan bewust te zijn – in de oude Bijbelse traditie.
In de Bijbelse verhalen werden ‘engelen’ vaak niet herkend, ze leken op mensen. Pas nadat mensen bijzonder geraakt werden, beseften zij ‘dit was een bode van God’.
Betekenis van engelen voor Klee
Klee heeft zich expliciet nooit tot het christendom bekend. Hij wilde zelf uitzoeken wat de dieptedimensie van het leven zou kunnen betekenen. Toch was de christelijke traditie een bron van inspiratie voor hem. Vandaag zou je hem een spiritueel zoekende kunnen noemen. Zijn engelen tonen beelden uit het ‘tussenrijk’ en geven tegelijk gestalte aan het menselijk spiritueel proces van omvorming.
Klee laat ons vaak met een glimlach naar dit proces kijken.’Engelen in wording’ zou je zijn tekeningen kunnen noemen. Ze lijken op een spiegelbeeld van onze onvolkomenheid, onze hoop, ons verdriet, onze twijfel, onze ontwikkeling. Tegelijk kun je ze opvatten als een soort ‘katalysator’ die diepgaande en emotionele, overstijgende onderwerpen naar beeldspraak vertaalt.
De engelen die in de kerk getoond worden
=> Angelus Novus 1920
=> Erzengel (artsengel) (afbeelding onder) 1938
=> Engel, noch tastend (nog zoekend) 1939
=> Engel voller Hoffnung (engel vol hoop) 1939
=> Fels der Engel (rots van engelen) 1939
=> Schellen-Engel (engel met een bel) 1939
=> Woher? Wo? Wohin? (Waar vandaan? Waar? Waar naartoe?) 1940
=> Zweifelnder Engel (twijfelende engel) 1940
Paul Klee (1879-1940) over Engelen
‘Een student van de kunsten moet meer zijn dan een geraffineerde camera, geoefend in het vastleggen van het oppervlak van het object. Hij moet beseffen dat hij een kind van deze aarde is; maar ook een kind van het universum, nakomeling van een ster te midden van de sterren.’
Inleiding
Bestaat er een bovenzinnelijke wereld? Is kunst een vorm van kennis die ons daar meer over kan vertellen? Deze vraag kwam bij me op naar aanleiding van de vraag een lezing te verzorgen voor de conferentie Kunst-Zinnig voor PABO studenten van Windesheim op 7 maart 2012.
auteur: Jeroen Lutters, Windesheim, Lector Inhoud en Didactiek van de Kunstvakken
datum: maart 2012
website: https://www.artez.nl/media/onderzoek/publicaties_lectoren/120326_dik_paul_klee_over_engelen_een_essay.pdf
In het Cobra museum in Amstelveen bevindt zich op dit moment een collectie tekeningen en schilderijen van de Zwitserse kunstenaar Paul Klee. Klee is een interessante bron als het gaat om deze onbekende werelden. Klee zei eens over zijn eigen relatie tot deze wereld:
‘Hier beneden ben ik niet te vatten,
niet begrijpbaar.
Ik woon immers bij de doden
en bij hen die nog niet geboren zijn.’
Woorden die ook op zijn grafsteen in Bern staan.
De manier waarop ik te werk ga is een methodiek genaamd Art Based Learning. Het is tegelijk eenvoudige en complexe werkwijze. Het is een manier waar je mee kan werken met kinderen, met studenten en met professionals en die uitgaat van een dialoog tussen kunstwerk en toeschouwer. Je begint bij een actuele en persoonlijke vraag. In dit geval die over de transcendente werelden. Iets dat je ‘hier en nu’ bezighoudt. Je kiest vervolgens een kunstwerk en beschouwt dat als een sprekend object. Het object vertelt. Het is de taak van de toeschouwer te luisteren, het werk te laten spreken. Het is alsof het object zich uitspreekt voor een camera, zonder dat je gaat interveniëren.
Art Based Learning brengt de toeschouwer in ‘de mogelijke werelden’. We komen los van het kunstobject en creëren iets nieuws. Om dit gebied van de verbeelding te kunnen betreden is het van belang de techniek toe te passen van ‘willing suspension of disbelieve’ (Coleridge). De techniek om voor even je ongeloof opzij te zetten dat zegt dat wat het beeld te vertellen heeft, ‘onwaar is’. Eenmaal binnengetreden is het alsof je leeft in een film. De ervaringen die je opdoet geven je de gelegenheid om vervolgens te komen tot een proces van betekenisgeving.
De Engel van de Sterren
Afbeelding Paul Klee. Engel vom Stern (1939)
Het was een doordeweekse dag en niet druk in het museum. Ik ging naar binnen. Ik bleef staan op een wonderlijke plek: bij een afbeelding van een engel met de titel Engel vom Stern (1939). Het is een tekening van Klee die hij – een jaar voor hij aan de pijnlijke ziekte sclerodermie overleed – maakte. De engel maakt deel uit van een reeks van 30 soortgelijke afbeeldingen. Sommige van die engelen zijn verdrietig verslagen. De vleugels hangen naar beneden. Sommige zijn rond en onvolgroeid, zoals Engel im Kindergarten (1939).
De toeschouwer die het kan opbrengen om de tijd te nemen voor de Engel van de Sterren kan kan veel leren over mogelijke werelden. Kunst is kennis. De engel openbaart zich. Hij komt uit de lijst. Het begint met wat lijnen om vervolgens een verbeeldingswereld op te roepen met een ongekende betekenis. Een proces van ‘artistic research’ waarbij het verhaal van de ander zich kan omvormen tot een eigen verhaal.
De engel bevindt zich recht voor de toeschouwer. Het hoofd is gebogen, alsof hij moeite moet doen, dwars moet kijken, om je als mens in je werkelijke gedaante te zien. Een vleugel is omhoog gericht als een teken om stil te staan en naar het hogere te kijken. Een vleugel is omlaag gericht als een teken dat je niet verder kan; een oproep te kijken waar je staat. De verticale bewegingslijn wordt versterkt door de stand van de ogen, waarvan een naar boven en een naar beneden wijst.
De omgeving is stil. Het lijmwerk waarmee het papier is bewerkt weerspiegelt het idee van de wolken. Het vel is grotendeels wit. De ster bovenaan het vel is het vertrekpunt en tegelijk het hoogste punt van de afbeelding. Er is sprake van rust maar ook van beweging. De pose wijst op stilstand. De voeten wijzen naar opzij. Blijkbaar beweegt de engel zich ook horizontaal in de tijd.
De ladder van de andere kant
Klee tekent de wereld van de engelen als een mogelijke wereld ‘tussen’ hemel
en aarde. De dialoog met het kunstwerk roept een wereld op van een bode der goden. Het
is het verhaal zoals dat ook wordt verbeeld in Jacobs Ladder (Genesis). Jacob de aartsvader
van het joodse volk, zoon van Isaak is tweede geborene en ijvert voor het stamvaderschap
en komt daarin in strijd met zijn broer Esau. Nadat hij, verkleed als Esau, aan zijn oude
vader de zegen heeft ontfutseld moet hij vluchten voor de woedende Esau. Op zijn vlucht
ziet hij een visioen van een ladder. De ladder verbindt de hemel en aarde, waar engelen
opklimmen en afdalen.
De wereld tussen hemel en aarde, als de wereld van engelachtige gestalten komen we niet alleen tegen in de Thora maar in alle religies. Engelen verschijnen in teksten op belangrijke momenten dat er iets moet gebeuren. Ze verschijnen op momenten van grensovergangen als de bode van de goden. De Egyptisch Horus bevindt zich op de schouder van de farao bij zijn tocht in het dodenrijk. Hermes is de gevleugelde boden der goden, zoon van Zeus, in de klassieke mythologie. Bij de geboorte van Khrishna zijn, net als bij de geboorte van Jezus, engelen aanwezig. Mohamed schrijft de Koran ingefluisterd door Gabriel (Jibril).
In de Thora wordt Jacob ook nog later in verband gebracht met de engel. Jacob, op weg naar Kanaan, houdt halt voordat hij het beloofde land binnentrekt. Zijn mensen gaan vooruit. Hij blijft wachten bij de rivier. Een vreemdeling verschijnt. Jacob en de vreemdeling raken in gevecht. Het gevecht duurt een nacht lang. Als Jacob overwint vraagt hij aan zijn tegenstander, die een engel blijkt te zijn, hem te zegenen. Hier ontvangt Jacob zijn nieuwe naam, Israel, strijder gods. Hier toont de engel zich in een andere gedaante.
De Engel als Helper
Een oerbeeld tekent zich af. De onderdompeling in een onbekende wereld heeft een dialoog op gang gebracht met de engel. De metafoor van de engel is de de helper van de andere kant. Het mensenleven is een proces van transformatie: geboorte, inwijding en dood. De engel die verschijnt bij iedere grenservaringen, niet alleen als het gaat om leven en dood, maar in feite op elk moment waarin creatie, als kracht van transformatie, aan de orde is. De engel verschijnt als wachter, gesprekspartner en wegwijzer.
Filosofen leren ons dat de bovenzinnelijke wereld ook een menselijke vorm kan hebben . In de humanistische traditie krijgt de engel de vorm van de ander. Emmanuel Levinas spreekt over het goddelijk gelaat van de ander. Hij leert ons dat de engel niet alleen een verticaal principe (tussen hemel en aarde), maar ook het horizontaal principe (tussen ik en de ander) is. De ladder wordt een brug.
Het zijn de medemensen die zich als engelen van je af en naar je toe bewegen. Kinderen, vrienden, collega’s, ze staan ons als helpers terzijde. Het is zaak het vermogen te ontwikkelen om dat te leren herkennen en erkennen.
Citaten Paul Klee
‘Kunst geeft niet zichtbare weer, maar maakt zichtbaar’
‘Door aanschouwing van de optisch fysische verschijningsvorm komt het individu tot intuïtieve conclusies over de innerlijke substantie’
‘Wat ik wil laten zien in mijn werk is het idee wat zich verbergt achter de zogenaamde werkelijkheid. Ik zoek naar de brug die het zichtbare verbind met het onzichtbare’
Uitwerking van de lezing gehouden voor pabo-studenten op 7 maart 2012 op Windesheim over de relatie tussen kunst en levensbeschouwing. Een essay over Paul Klee’s Engel vom Sterren (1939), te zien tot 22 april in het Cobra Museum in Amstelveen.
De engel van de toekomst
In de werkkamer van de Duitse kunsthistoricus en filosoof Walter Benjamin in Berlijn hing een engel van Paul Klee. Het was niet echt een schilderij, maar een monoprint die met twee stukken papier was gemaakt. Op het bovenste bracht Klee een laag inkt aan, waarin hij met een fijne naald een tekening kraste die vervolgens op het onderste papier zichtbaar werd. Klee noemde de engel die hij zo maakte, een fragiel wezen van dunne zwarte inktlijntjes tegen een onheilspellende, wolkachtige achtergrond, plechtig ‘Angelus Novus’. Benjamin (1892-1940) kocht de engel in 1921 en raakte eraan verknocht. Intrigerend genoeg dacht hij niet dat die engel hem geluk of verlossing zou brengen. Eerder het tegendeel: Benjamin zag hem als de ‘engel van de geschiedenis’, die verbeeldt hoe de mens altijd in de ellende en catastrofes van het verleden blijft hangen en nooit een betere toekomst kan hebben.
auteur: Caroline de Gruyter
datum: 1 mei 2020
website: https://www.nrc.nl/nieuws/2020/05/01/de-engel-van-de-toekomst-a3998478
Benjamin beschouwde een ‘betere toekomst’ als een totale illusie. Hij was zwartgallig. Dat is niet zo vreemd. Als jood moest hij op de vlucht voor de nazi’s. Hij zwierf heel Europa door en raakte zelfs op Ibiza verzeild, waar hij verbazend lichtvoetige gedichten en notities schreef die onlangs opnieuw (in het Frans) zijn uitgegeven: Récits d’Ibiza. Uiteindelijk kon hij ook daar niet blijven. Benjamin pleegde zelfmoord met een overdosis morfine aan de Frans-Spaanse grens, in Portbou, toen de douane weigerde om hem Spanje in te laten.
Maar daarmee is het verhaal van Klee’s engel, die nu in het Israëlmuseum in Jeruzalem hangt, niet alleen maar een particulier verhaal over Walter Benjamin. De engel heeft voor ons ook een boodschap. Het zit ons nu tegen. Het coronavirus zaait dood en verderf en wie weet komt er straks een tweede golf. De economie ligt grotendeels plat. Hoe lang gaat dit duren? Hoeveel mensen raken hun baan kwijt? Hoe lang kan de staat de samenleving blijven subsidiëren? Wat wordt de politieke fall-out? Niemand die het antwoord weet, ook de experts niet die elke dag over onze schermen trekken.
Zoveel onzekerheid zijn wij niet gewend. Naoorlogse generaties zijn opgegroeid met het idee dat de wereld aan onze voeten ligt en dat het leven almaar beter wordt – of in elk geval niet veel slechter. Sommigen worden zo angstig van deze crisis dat ze nostalgisch worden naar de tijd waarin alles kleinschalig, vertrouwd en overzichtelijk was. Anderen zien deze onzekere periode juist als aanleiding om de wereld te veranderen en allerlei onrecht en dingen die niet goed lopen, recht te zetten. Dus wat vertegenwoordigt die engel voor ons: hoop of vrees?
In Über den Begriff der Geschichte, een boek waarin hij het verval van de wereld probeerde te verklaren, legde Benjamin uit waarom de engel voor hem de geschiedenis belichaamt. Zoals Klee hem afbeeldt, schrijft hij, lijkt het alsof de engel door een storm naar de toekomst wordt geblazen. Maar tegelijkertijd kan de engel zijn ogen niet afhouden van de bergen rampspoed uit het verleden. Hij wil alles wat kapot is repareren en de doden weer tot leven wekken. En zo gaat hij achterstevoren vooruit, met de vleugels angstig gespreid en de rug naar de toekomst gekeerd.
Hoe gaan wij de toekomst in? Ook achterstevoren, met het oog gericht op dingen die passé zijn en niet terugkomen, of enkel bezorgd of we komende zomer wel op vakantie kunnen? Of draaien we ons om, en proberen we vooruit te kijken en na te denken over het vormgeven van de exit en alles wat daarna komt? Komende weken moeten we de keus maken. Omdraaien is beter. We hebben veel te doen, in Nederland en Europa. Laat die engel ook voor hoop staan.
Caroline de Gruyter schrijft wekelijks over politiek en Europa.
De omkering van de blik. Paul Klee en de Angelus Novus
Omkering van de blik?
Paul Klee, Walter Benjamin en de Angelus Novus
Over het mondig worden van de kunst (3)
Tussen 1913 en 1940, het jaar van zijn dood, schilderde of tekende Paul Klee een vijftigtal engelenfiguren, waaronder de Angelus Novus (1920) de meest bekende werd. Zijn bekendheid heeft deze Nieuwe Engel evenwel op de eerste plaats te danken aan Walter Benjamin, die in 1921 de aquarel kon aanschaffen, wat het begin werd van zijn ononderbroken meditatieve verhouding met dit ‘beeld’. De Angelus Novus kwam in het centrum te staan van Benjamin’s filosofische beschouwingen over geschiedenis en kunst. De duiding die hij aan dit werk van Paul Klee gaf, bereikte, net zoals de aquarel zelf, de status van icoon en blijft tot op heden kunstenaars op velerlei gebied inspireren. Het is bekend dat Benjamin, voor wie de Angelus Novus zijn persoonlijke ‘bewaar’engel werd, de aquarel met zich meenam toen hij in de late jaren dertig Duitsland voor goed moest verlaten. Na zijn dood in september 1940, slechts enkele weken na deze van Klee, kwam het werk in het bezit van Gershom Scholem, die het op zijn beurt schonk aan het Israël Museum te Jeruzalem.
auteur: Christine Gruwez
datum: 18 april 2010 te Antwerpen
website: https://christinegruwez.info/vriendenkring-2/teksten-van-voor-1900/de-omkering-van-de-blik-paul-klee-en-de-angelus-novus/
Is dit wel een engel? Niets van het verhevene, het hiëratische van de engelen uit de vroegchristelijke kunst, geen spoor van het machtig-bovenaardse van de engelen-gestalten op een icoon, terwijl ook in ieder opzicht de stralende schoonheid, de ideali-serende lieftalligheid van een Renaissance engel ontbreekt.
Het hoofd is veel te groot voor het tengere, lijf. De vleugels – of zijn het toch armen? – onvolgroeid, de voeten die aan een vogel doen denken, onbestaande haast. Het gelaat is verwrongen, alsof er twee gezichten in elkaar geschoven zijn: dit van een nog onbewust kind en dit van iemand die levensmoe is. De mond is geopend. Is dit een kreet?
Maar bovenal is er de blik. Waarheen gaat deze blik? Wat houdt hem gevangen? Waarvoor deinst de engel terug? Want dit is het: een terugdeinzen! Alsof een kracht, voor ons onzichtbaar, de engel tegen iets aan drukt en er geen ontwijken meer mogelijk is.
De gestalte die Klee ontworpen heeft voor de Angelus Novus is precies dit: een ontwerp … In dat opzicht verschilt deze engel niet van de overige engelen doorheen zijn oeuvre. Ontwerp betekent op de eerste plaats: een aanzet vrij van de bedoeling om vast te leggen. Hoogstens een spoor van de gestiek van de engel kan een ogenblik lang worden weerhouden. Omdat het wezen van een engel ‘wording’ is, wordend in een voortdurende wisselende verhouding tussen twee werelden … De engel is een ‘tussen’, een interval tussen de klank van het goddelijke en van het menselijke, een uiterst fragiele brug tussen zijn en niet-zijn.
Het blijft een open vraag waarom Klee deze engelgestalte de naam Angelus Novus heeft gegeven. Is hij ‘nieuw’ omdat hij op de wijze van een kind nog aan het begin staat van wat in hem wil worden? En wat kan het zijn, dat hem gevangen houdt in een ogen-blik van absolute onmacht?
Walter Benjamin was in de unieke gelegenheid om gedurende bijna twintig jaar deze vragen aan de engel zelf te stellen. Wat hij als antwoorden kreeg in de loop der jaren bracht hem er toe de Angelus Novus een nieuwe naam te geven: De Engel van de Geschiedenis. De engel die kijkt in de richting van waar de geschiedenis reeds is voorbij gerold!
Maar kan het ook worden omgekeerd? De geschiedenis kijkt de engel aan! En in die omkering van de blik ligt het nieuwe, waarvoor de engel, meer nog dan voor dat wat is geschied, terugdeinst?
Thema voor de lezing op de Vriendendag 18 april 2010 te Antwerpen
‘Er is een schilderij van Klee, ‘Angelus Novus’ genaamd. Het toont een engel die op het punt staat terug te wijken voor iets waarnaar hij staart. Zijn ogen zijn wijd opengesperd, zijn mond is geopend, zijn vleugels gespreid. Dit is hoe de ‘engel van de geschiedenis’ er moet uit zien. Zijn gezicht is naar het verleden gekeerd. Waar wij een opeenvolging van gebeurtenissen zien, ziet hij één enkele catastrofe, die vernieling op vernieling stapelt en hem dit voor de voeten gooit. De engel zou willen blijven, om de doden te doen ontwaken en om datgene wat is vernield, weer heel te maken. Maar er blaast een stormwind vanuit het Paradijs die zijn vleugels in de greep houdt, een storm zo sterk dat hij ze niet langer sluiten kan. De storm drijft hem onweerstaanbaar de toekomst in, waarnaar hij met de rug gekeerd staat., terwijl de brokstukken van de vernieling zich opstapelen tot in de hemel. Wat we vooruitgang noemen is deze storm.’
Walter Benjamin, Gesammelte Schriften I, Suhrkamp Verlag , 691-704.