Cynthia Bourgeault – Eye of the Heart – 02
Het Engelse boek ‘Eye of the heart, a spiritual journey into the Imaginal Realm‘ (‘Oog van het hart, een spirituele reis naar het fantasierijke rijk’) van Cynthia Bourgeault
Uitgever Shambhala, 2020, ISBN 978-1-61180-652-6, 219 pagina’s
N.B. Alles wat op deze pagina staat is voor mijn eigen studie en niet te gebruiken noch te citeren!!
– Inleiding, Voorwoord
– Hoofdstuk 1 – Het introduceren van het denkbeeldige
H 2 – Werelden binnen werelden
Ons eigen aardse rijk staat op de kosmologische kaarten al lang bekend als mixtus orbis, het ‘gemengde rijk’. Hoewel de volledige verklaring voor deze aanduiding ingewikkeld is, lijkt het erop dat iets hier wordt gemengd en vermengd. Wij mensen zijn merkwaardig tweetalig; we spreken de taal van deze wereld met al zijn charmes en nuances, maar we spannen ons ook in naar dat onzichtbare andere dat vlak achter ons lijkt te zweven in die oogverblindende glimpjes en visioenen: die intuïtie van ‘een andere intensiteit’, in de woorden van T.S. Eliot , waartoe we weten dat we ook behoren. Die onzichtbare maar altijd doordringende ander is het imaginaire rijk.
De eerdere metafysische routekaarten, zoals vermeld, hadden de neiging om een scherpe scheidslijn te trekken tussen materie en geest, met als resultaat dat het denkbeeldige, dat precies aan de horizon van onze ‘gemengde rijk’ zweefde, vaak een woord op zichzelf leek te zijn, zonder duidelijke commercie met de onze. Als de laatste buitenpost van de ‘spirituele’ rijken, hoe en waarom zou het de kloof overbruggen naar de materiële rijken? In het vorige hoofdstuk trachte ik deze traditionele metafysische gewoonte te herschikken in termen van het meer eigentijdse begrip dat er in feite niet zo’n ‘kloof’ is, maar eerder een enkel continuüm van energie dat zich manifesteert in verschillende graden van subtiliteit of grofheid. Het omzetten van de metafysische kaart van het oorspronkelijke Platonische milieu naar dit meer Einsteiniaanse milieu brengt ons in feite verder dan de traditionele esoterische opvattingen van het imaginaire, die zich concentreerden op de persoonlijke en ongrijpbare aard van dit rijk, naar een nieuwe waardering van het collectieve en evolutionaire belang ervan.
Het was Gurdjieff die de bal hier echt aan het rollen kreeg door het sleutelpuzzelstuk toe te voegen (niet op te sporen door de lens van de traditionele Sophia eeuwige metafysica), die hij ‘wederkerige voeding’ noemde. Het stelde voor dat er langs de hele Scheppingsstraal (zijn equivalente term voor de grote keten van zijn) een voortdurende, actieve uitwisseling plaatsvindt in beide richtingen – niet alleen van hogere rijken naar lagere maar ook van lagere naar hogere – om de hele straal in een toestand van dynamisch evenwicht houden volgens een kosmisch principe waaraan hij de nogal logge naam ’tro-go-auto-ego-cratie’ geeft. Hoe mondvol de term ook mag zijn, het idee zelf is een opmerkelijk vooruitziende poging om de hele gecreëerde orde te zien als wat we tegenwoordig een ‘zichzelf specificerend systeem’ zouden noemen, een geheel groter dan de som der delen, waarvan het belangrijkste metafysische kenmerk is niet langer involutie – het geleidelijke verlies van energie als het onderste uiteinde van de ketting gestaag in de richting van entropie daalt – maar eerder een uitgebreide homeostase die de energie van het totale systeem bewaart (en zelfs verhoogt) naarmate elk rijk zijn vereiste bijdrage levert aan het geheel.
Gurdjieff noemde dit systeem niet voor niets ‘wederkerige voeding’: de uitwisseling die hij voor ogen heeft, betreft de feitelijke transformatie van kosmische substanties – meer als spijsvertering dan het eenvoudig delen van informatie dat de voorkeur geniet in hedendaagse op bewustzijn gebaseerde modellen. De volledige articulatie van dit idee leidt ons al snel naar een van de dichtste oerwouden van de Gurdjieffiaanse arcana (verschillende levensstadia op aarde voor, van de geboorte tot de dood): zijn beruchte ‘waterstof-tafels’, een doolhof van esoterische chemie waarin menig al te cerebrale zoeker het complot heeft verloren. Maar het idee zelf is tamelijk scherpzinnig en zo flagrant actueel voor een planeet die op een ecologische catastrofe afstevent, dat het volgens mij gewoon niet langer gewetensvol is om hem gevangen te houden in een doolhof van Gurdjieffian Vierde Weg-esoterica. Nog meer om onze onmiddellijke bezorgdheid hier uit te spreken, is deze bredere visie van wat neerkomt op een enorme intergalactische bootstrapping, uiterst essentieel als we hopen een echt gevoel te hebben voor waar het verbeeldingsrijk om draait, afgezien van slechts een zinvolle bandbreedte van innerlijke leiding en verbluffende intensiteit. Als ruil inderdaad de hoofdzaak van dit rijk is, moeten we deze uitwisseling van meet af aan zien als tweerichtingsverkeer.
Wat ik in dit hoofdstuk zou willen proberen, is om een niet-technische versie van wederzijdse voeding aan te bieden, ontdaan van zijn quasi-chemische nomenclatuur, maar nog steeds de kern van Gurdjieffs meest briljante ecologische intuïtie overbrengen. Dit zal de kosmologische achtergrond vormen voor een nadere en meer inhoudelijke kijk op wat het imaginaire rijk bijdraagt aan deze operatie – en meer ter zake, wat we bijdragen aan wat het imaginaire bijdraagt aan deze operatie.
Ik moet van meet af aan duidelijk maken dat wat ik u nu ga voorleggen niet ‘Gurdjieff 101’ is. Gurdjieff gebruikt de term ‘denkbeeldig’ niet eens in zijn leer (hoewel hij duidelijk uit dezelfde mystieke islamitische bronnen dronk), dus de synthese hier is mijn eigen, niet alleen uit de leer van Gurdjieff, maar ook uit wat ik heb geleerd van Rafe, mijn eigen innerlijke werk, en de grotere christelijke mystieke traditie, vooral gezien door de ogen van mijn twee meest betrouwbare gidsen, Jacob Boehme en Pierre Teilhard de Chardin. Je zou het meer kunnen zien als mijn eigen kosmologische reflectie, opgevangen terwijl ik op de schouders stond van deze drie visionaire genieën (vier tellen Rafe), van wie ik geloof dat ze allemaal fundamenteel in dezelfde richting kijken.
De Straal van de Schepping
Gurdjieff maakt eigenlijk gebruik van twee kosmische kaarten, en om de denkbeeldige werkingssfeer binnen zijn bereik te situeren, moet je ze over elkaar heen leggen.
De eerste, en waarschijnlijk meer algemeen bekende hiervan (vanwege het nauwe verband met het enneagram en de Wet van Zeven), is zijn scheppingsstraal, die, zoals ik al zei, de Gurdhieffiaanse versie is van de Grote Keten. van zijn. In de meeste opzichten volgt dit het standaard processiemodel van de traditionele Eeuwige Wijsheid-metafysica, waarbij steeds dichter en koudere koninkrijken tevoorschijn komen uit de aanvankelijke vurige explosie van de goddelijke wil tot vorm die de hele zaak in beweging zet. Het contra-entrope traject is in eerste instantie niet duidelijk zichtbaar.
Wat echter onmiddellijk interessant is aan deze kaart, is dat de hele straal zich in het fysieke universum bevindt – hoewel het woord fysiek hier natuurlijk moet worden uitgebreid tot de breedste en wildste uithoeken van onze kosmologische verbeelding. Gurdjieffs ‘Groot Kosmos’, het enorme hemelse schilderij waarop zijn kaart op getekend staat, strekt zich uit tot voorbij de veertien miljard jaar van ons huidige ‘universumverhaal’ en reikt terug in die impliciet eindeloze matrix waaruit big bangs tevoorschijn komen als virtuele deeltjes. Het is op de grootst mogelijke kosmische schaal waarin zijn visie zich afspeelt.
Evenzo worden de rijken op deze straal niet genoemd met spirituele of theologische namen, zoals typerend is voor de metafysica van Eeuwige Wijsheid. Je zult haar logoische rijken, engelenrijken, hemel- en helse rijken niet vinden – of wat dat betreft, denkbeeldige rijken. In plaats daarvan zul je feitelijke interplanetaire locaties vinden, genoemd in een volgorde die sommigen van jullie vreemd bekend kunnen vinden:
– dominus (heilig absoluut),
– siderum (alle sterrenstelsels),
– lactera (Melkweg, ons melkwegstelsel)
– sol (onze zoon),
– fatum (lot, ons eigen zonnestelsel of sfeer van planetaire invloed),
– mixtus orbis (‘gemengd rijk’, onze planeet aarde),
– regina coeli (koningin van de hemel, de maan)
– of do, si, la, sol, fa, mi, re, do.
Wacht even! Is dat niet onze moderne westerse toonladder?
Inderdaad. En hier komt het tweede opwindende kenmerk van de Scheppingsstraal om de hoek kijken. Volgens Gurdjieff bewaart onze moderne grote toonladder in de namen van de noten en de rangschikking van de intervallen feitelijk een rudimentaire herinnering aan een oude esoterische leer over de ‘kosmische solfège’ (zoals de hedendaagse Gurdjieff-auteur James Moore het geestig noemt), niet alleen op de manier waarop de geschapen orde oorspronkelijk is ontstaan, maar ook op de manier waarop energie continu wordt overgedragen en aangevuld langs de Straal van de Schepping. Die kennis is er nog steeds, verborgen in het volle zicht op de toonladder, om te worden uitgegraven door degenen die zo geneigd zijn; de articulatie sluit precies aan bij wat in het werk van Gurdjieff bekend staat als de Wet van Zeven, de Wet van de Wereldmacht.
Dit is niet de plek om op een zijspoor te raken in een lange discussie over de wet van zeven. Degenen onder jullie die dat willen, kunnen er ook meer over lezen in mijn boek ‘De Heilige Drie-eenheid en de Wet van Drie’, evenals op een willekeurig aantal Gurdjiffian-leerboeken. Maar vanuit het oogpunt van denkbeeldige uitwisseling levert het wel een heel interessant gegeven op, opnieuw een stabiel kenmerk van de Wet van Zeven. Als je naar het volgende schema kijkt, zie je dat die twee lijnen over de kaart snijden, tussen DO en SI bovenaan en tussen FA en MI onderaan. Deze komen overeen met de ‘aarzelende’ punten op de straal – halve passen op de toonladder – waar een nieuwe infusie van energie, of een ander soort energie, moet worden geïntroduceerd om de hele straal op het traject te laten stromen. Anders zal het hele ding van de baan afwijken of tot stilstand komen op een drempel die het niet kan oversteken. De Gurdjieffiaanse terminologieën, dit zijn de ‘shock’-punten, de plaatsen waar de hele ontwikkeling het meest kwetsbaar is, maar evengoed het meest doorlaatbaar.
In het geval van het hogere (DO-SI) schokpunt, overbruggende energie die wordt geleverd door de wil van de Heilige, absoluut nog steeds dicht genoeg bij ground zero om gemakkelijk de dalende kloof te overbruggen.
In het laatste geval, zoals we binnenkort zullen zien, valt het schokpunt precies tussen de FA, het zogenaamde traditionele eindpunt van de subtiele rijken en MI, het begin van die ‘dichte materiële rijken’. En dit is precies de plaats waar traditionele metafysica en ik lokaliseer (zie mijn uiteenzetting van Gurdjieffs tweede kaart, die kort volgt) het imaginaire rijk. Met andere woorden, het MI-FA-schokpunt valt precies in het midden van de denkbeeldige intergetijdenzone. Op zichzelf, als je er diep over nadenkt, zal dit besef je bijna alles vertellen wat je moet weten over de primaire kosmische uitbarsting van het denkbeeldig/symbolen rijk en onze specifieke menselijke bijdrage aan deze werkingssfeer. Maar aangezien deze ideeën misschien heel nieuw zijn voor sommigen van jullie die niet bekend waren met de eerdere Gurdjieffiaanse metafysica, kun je er zeker van zijn dat ik terug zal gaan naar hoofdstuk 3 en ze veel systematischer zal uitpakken.
Ik vind deze eerste kaart leuk omdat deze echt is. Het stemt niet alleen overeen met een meer eigentijds begrip van de relatie tussen materie en energie, het situeert ook het hele ontvouwen hier (weliswaar een enorm en uitgestrekt ‘hier’) in plaats van in een of ander luchtspiegelingsachtig ‘spiritueel’ rijk dat ‘boven zweeft’. “ons zonnestelsel zichtbaar als een enorm hemels themapark. Het roept ons op tot orde, naar een pad van transformatie dat ons niet wegleidt van de materialiteit, maar er rechtstreeks naar toe en erdoorheen. Vooral wanneer we die twee laagste rijken binnengaan, MI en RE, hebben we het over onze werkelijke aarde en onze werkelijke maan, en we bespreken de planetaire evolutie langs lijnen die parallel lopen met vele Teilhard de Chardin’s. Gurdjieff zal ons hier ook niet van de haak laten. Voor hem, hoe groter de MI-FA auto-mediërende schok is dat de biosfeer – ja, organisch leven op aarde! – en de uiteindelijke ontvanger is de maan, niet onze eeuwige ziel. En ja, onze bewuste aandacht en bereidwillige deelname zullen zeker een enorm verschil maken in de manier waarop onze bijdrage wordt bemiddeld, een enorm verschil maken in hoe onze bijdrage wordt bemiddeld en waarin deze wordt ontvangen. Maar het eerbetoon wordt gewillig of ongewild geëist, en het wordt betaald in de munt van dit rijk, het vlees en bloed. Ons innerlijk werk bestaat binnen de Megalocosmos en ter wille van de Megalocosmos, niet andersom; het is belangrijk om dit nooit te vergeten.
’s Werelds
Als de innerlijke en kosmische straal van de schepping in zijn oriëntatie is, Gurdjieffs tweede kaart, is het diagram van de wereld meer vrij interieur. De Teilhardiaanse termen, het beschrijft de binnenkant van de dingen. Impressionistisch gezien zou je het kunnen zien als een ‘straal van zijn’ die ongeveer parallel loopt met de straal van de schepping, terwijl ze zijn eigen onderscheidende contrapunt biedt. Maar nogmaals, houd in gedachten dat deze werelden (of ‘bewustzijnsniveau’, zoals we geneigd zouden kunnen zijn om ze opnieuw te labelen in de terminologie van onze eigen tijd) niet alleen de innerlijke of subjectieve ervaringen zijn, maar feitelijke sferen van causaliteit. De Gurdjieffiaanse kosmologie, de ontdekking ervan valt nooit helemaal uit het zicht.
Zoals eerder vermeld, lijkt het Gurdjieffiaanse systeem vanuit een extern perspectief het klassieke model te volgen in de eeuwige filosofie, namelijk dat de wereld steeds dichter wordt naarmate men verder gaat langs de straal. Een onderscheidend kenmerk van dit systeem is echter dat voor Gurdjieff verdichting niet alleen een kwestie is van toenemende ‘materialiteit’ van zichzelf, het is eerder dat elk rijk onder geleidelijk meer kosmische wetten komt te staan, dat wil zeggen, constructief gegeven, die zijn vrijheid beperken. en bepaal het resultaat. Hoe hoger de straal, hoe minder kosmische wetten. Onze eigen wereld, aan de onderkant van de keten, opereert onder achtenveertig wetten (vandaar Gurdjieffs verwijzing ernaar als ‘Wereld 48’), waardoor het een aanzienlijk dichte en mechanische plaats is. De pixels in hun traditionele positionering van net ‘boven’ de onze, zijn onderworpen aan vierentwintig wetten en zijn daarom aanzienlijk vloeiender en krachtiger. Van daaruit voert de straal ons in opeenvolgende helften terug naar drie, de oorspronkelijke Drie-eenheid, en vervolgens naar Woord 1, het onverdeelde Heilige Absoluut. Op elk hoger plateau zijn er minder wetten, maar ze zijn meer bindend.
Ik wil deze werelden voor je schetsen, aangezien ik ze ben gaan begrijpen. In plaats van alleen de attributen samen te vatten die aan hen worden toegeschreven in de standaard Gurdjieff / Ouspensky versie 1, worden ze uitgebreid en af en toe volledig opnieuw getekend. Sommige van deze verenigingen zijn misschien nieuw voor je (een paar van hen hebben mij ook verrast!). En Wilh, deze ‘schilderachtige routes’ kunnen ons een beetje uit de weg ruimen, ik hoop dat je de tijd goed besteedt – al was het maar om een gevoel van verwondering over de schaal van het ding ‘, de totale uitgestrektheid van het speelveld waarop dit kosmische drama zich ontvouwt. Op een meer praktisch niveau zullen deze kleine thumbnails dienen als de functionele basis voor velen die anders ‘uit het niets’ verbanden zullen leggen van tijd tot tijd in dit boek. Het kan zijn dat u zelf vaak naar hen verwijst, zoals ik zelf al begonnen ben.
Wereld 1 is het heilige Absolute, de Godheid. Het ‘ontoegankelijke licht’, de heilige ondoordringbare, onuitsprekelijke, onkenbare monade vóór ‘God nam waarnemingsvermogen en deelbaarheid’, zoals Jacob Boehme beschrijft.
Dit is natuurlijk een van die gigantische splitsingen in de weg waar de mystieke tradities van het christelijke Oosten en het christelijke Westen theologisch splitsen. Voor de westerse theologische geest – op een paar opmerkelijke uitzonderingen na – is er geen ‘Godheid achter God’. De Drie-eenheid is de volledige, totale, onherleidbare uitdrukking van de hele goddelijkheid. De mystici van beide takken hebben hier natuurlijk altijd sereen bij geglimlacht. Ze weten wel beter.
Deze wereld komt overeen met DO op de Straal van Creatie, of dominus – het Heilige Absolute.
Wereld 3 is het oorspronkelijke ternaire, waarbij de Godheid – altijd ondeelbaar en ongemanifesteerd – zichzelf in ‘perceptiviteit en deelbaarheid’ brengt, dat wil zeggen een ‘manipuleerbare’ innerlijke configuratie die ‘de uitdrukking van niets in iets zal ondersteunen’ (nogmaals, het woord van Boehme), ‘waarmee de lange mars naar uiterlijke manifestatie wordt gelanceerd. Voor zowel Boehme als Gurdjieff vereist deze fundamentele herconfiguratie van de innerlijke monadische grond onverbiddelijk drieën, en wat vele werelden later zal opduiken als de theologische leer van de Drie-eenheid is in feite slechts een verre echo van deze meer primordiale opleving van de Wet van Drie, terecht. door Gurdjieff genoemd als de ‘wet van de wereldcreatie’. Inderdaad, na een briljante leiding die Boehme ons heeft gegeven, kunnen we zeggen dat het alleen in dit rijk is dat wij de term bewustzijn ‘(con-scientia, wat’ met-weten ‘betekent) kunnen beginnen te gebruiken, want totdat er is een ‘met’, er kan geen ‘met-weten’ zijn, maar alleen de kale, ondoorgrondelijke wil van de monade (die Boehme scientia noemt). Bewustzijn is niet de fundamentele grond van al het zijn. Het is eerder de eerste manifestatie – die plaatsvindt in Wereld 3 – van waarnemingsvermogen en deelbaarheid. De twee zijn samengevoegd op de heup.
Deze wereld komt overeen met SI op de scheppingsstraal, of siderum – alle sterren, alle melkwegstelsels, alle mogelijkheden, oneindige mogelijkheden.
Deze wereld lanceert de inaugurele sprong naar uiterlijke manifestatie, die eerste afname in het Valentin Tomberg-energiespectrum, waar bewustzijn ‘verdicht’ tot ‘paranormale kracht’ en begint te bewegen als een werkelijke energiestroom, die de gecreëerde orde creëert, nabootst en vormgeeft. Op traditionele metafysische kaarten komt het overeen met wat in het oosten bekend staat als het ‘causale’ en in het westen als de ‘logoïsche’. Hoe dan ook, het is primordiale substantieelheid, de hoogste en krachtigste uitdrukking van de pure creatieve eros die alle dingen tot bestaan brengt. Het is de wereld die tot leven komt als Teilhard schrijft: ‘De fysieke structuur van het universum is liefde’, of als hij, even verbazingwekkend, opmerkt: ‘Liefde is niets meer dan de indruk die in het hart van het schepsel achterblijft, van de fysieke convergentie van het universum. ‘ Eros als logoische kracht, pure generativiteit, het blauw van de vlam in het hart van de monade. Voor J.G. Bennett, dit is de demiurgische wereld waaruit de hele gecreëerde orde voortkomt. In het Evangelie van Johannes is dit ‘het Woord’. Voor die andere John, mijn gekke, wilde Griek, is het de Zoi, de pure levenskracht, die als een windkracht 8 aan zijn ingewanden trekt. De oerknal is hier; dit is waar ons universum-verhaal begint. En hoewel de meningen op dit punt kunnen verschillen, is mijn eigen mening dat dit het hoogste rijk is dat direct kan worden aangeraakt en gedragen terwijl het nog in menselijke vorm is. het is zelf het grote intergetijdengebied tussen het ongemanifesteerde en het oorspronkelijke manifest. Ik zou het het ware logoische rijk willen noemen: pure geest, pure causaliteit, pure eros die niet gehinderd wordt door enige vorm van menselijke tussenkomst, zoals het wilde, zwervende geest-lettertype dat het alleen kan zijn.
Deze wereld komt overeen met LA op de scheppingsstraal, of lactera – de Melkweg, onze melkweg, de plaats waar het zich allemaal voor ons ontvouwt.
Wereld 12 is de Christus. Ik weet dat deze toeschrijving sommigen van jullie kan verbazen die gewend zijn om ‘Christusbewustzijn’ hoger gepositioneerd te zien, als een van de non-duale rijken helemaal bovenaan de Grote Keten van Zijn. Ik geloof niet dat dit zo is. Zelfs Wereld 6, naar mijn manier van denken, bevindt zich al stevig in de causale of logoische bandbreedte (niet in het ware non-duale, dat vanuit een kosmologisch perspectief de ongemanifesteerde rijken aanduidt).
We hebben zojuist gezien dat Wereld 6 de kloof overbrugt tussen het manifeste en het ongemanifesteerde, en als zijn nakomelingen in processie, zou Wereld 12 noodzakelijkerwijs onder zijn overkoepelende causaliteit vallen. Bovendien ben ik het eens met de altijd kooi-rammelende Bernaderre Roberts in haar volharding dat ‘logo’s’ en ‘Christus’ niet hetzelfde zijn, maar dat Christic de ‘middenweg’ is (van mandorla, om het zijn vlakke geometrie-naam te geven) die duikt op in de overlappende zone tussen de menselijke Jezus en de vurige goddelijke logo’s – tussen werelden 24 en 6, als je het zo wilt zeggen. En dat is een heel goede manier om Wereld 12 voor te stellen. Het is de wereld van de geïncarneerde en belichaamde liefde, de meest volledige van hoe bodhisattva (de spiritueel ontwaakte persoonlijke mens)-bewustzijn er in vorm uit kan zien. Het is het eindpunt van de persoonlijke rijken. En het is de wereld, geloof ik, waarin we moeten lokaliseren wat Teilhard voorstelt als het Omega-punt, waar alle dingen worden samengevat in Christus – omdat dit de laatste wereld is waarin zo’n optelsom enige relevantie heeft. Daarboven wordt alles samengevat in logo’s. Het is de optelsom van particuliriteiten van een bijzonder rijke en stralende uiting van het woord liefde, die uit de vuren van eros tevoorschijn komt tot zijn getransformeerde volheid als agape. Ik zal enkele van deze stukken in hoofdstuk 7 invullen.
Deze wereld komt overeen met SOL op de scheppingsstraal, of de zon – het centrum van ons zonnestelsel. Van hieruit komt warmte, licht en een bepaalde ordening tevoorschijn.
Wereld 24 is het ‘Koninkrijk der hemelen’ zoals Jezus het uitdrukte en bij uitstek de thuishaven van de verbeelding. Het is de wereld van aanwezigheid, waar de uiterlijke vormen van fysieke materialiteit van binnenuit worden verlicht door het licht dat uit Wereld 12 en hoger stroomt, en waar het menselijk bewustzijn – wakker, drie-gecentreerd en dat eerste bewuste schokpunt is gepasseerd (dat het neigt en bemiddelt in de allereerste plaats) – bewoont volledig deze fysieke wereld, neemt betrouwbaar instructies aan van de hogere rijken en neemt volledig deel aan de vereiste kosmische uitwisseling. Dit is de wereld van de bewuste man of vrouw – ‘man nummer vier’ in Gurdjieffiaanse terminologie – die wakker en gewillig leeft daar op het junctino-punt waar de ’twee zeeën samenkomen’, en de oudheid van de machtswerelden doordrenkt met de levendmakende energie van zijn of haar authentieke aanwezigheid.
Deze wereld komt overeen met FA op de scheppingsstraal, of fatum – ons directe zonnestelsel.
Dit is de ‘wereld’ zoals we die kennen en deze doorgeven via het beste van de menselijke cultuur. Het is de wereld van filosofie, ethiek en religie; de wereld van intellectueel streven en slimheid en van industrie, nieuwsgierigheid, wetenschap, technologie en kunst – met andere woorden, de eerste vruchten van beschaving voor zover we die kennen. Het is de wereld van hoge rationaliteit. De wereld van hoogfunctionerend en zelfreflecterend bewustzijn. De wereld die Teilhard vooral voor ogen had toen hij de ‘noösfeer’ beschreef. Ondanks al zijn begaafdheid valt hij toch net onder die eerste bewuste schoklijn; hebce, het is nog steeds, in Gurdjieffiaanse termen, voorbewust en ‘in slaap’. Het is het kasteel van Prospero, betoverend en verleidelijk, maar uiteindelijk een luchtspiegeling.
Deze wereld komt overeen met MI op de Straal van Creatie, of de mixtus orbis. Op zijn best symboliseert het de meest volledige bloei van de biosfeer, het ‘Eden’ van de Scheppingsstraal.
De verdikking wordt dieper. Wereld 96 is de ‘formatoroy’-wereld, zoals Gurdjieff het noemt, waar alles op de automatische piloot werkt, in clichés en gedachtencirkels: muf, geconditioneerd, gewoon. Er wordt hier niet eens echt nagedacht, zoals in Wereld 48; het zijn allemaal gerecyclede meningen en stereotypen. In Gurdjieffiaanse termen is dit de wereld van persoonlijkheid, de wereld van ‘niet-ik’; van alle dat kunstmatig is verworven en dat onze werkelijke essentie verdoezelt. Het is monochroom, repetitief en saai – niet creatief, steenachtig en levenloos; de laagste wereld waarin het menselijk bewustzijn zelfs maar nauwelijks zijn vorm kan behouden.
Deze wereld komt overeen met RE op de Scheppingsstraal, of Regina coeli – de maan, pure geosfeer, nog niet in staat om organisch leven te ondersteunen; het jongste en meest onstabiele element in de ketting.
Wereld 192 vertegenwoordigt de helse rijken. Het is de wereld van diep wanordelijk, gekweld en psychotisch. de broedplaats van het kwaad en het demonische, waar het bewustzijn alle ruimtelijkheid heeft verloren en stolt in de richting van een onbereikbare dichtheid. De ‘bardo-rijken’ – verlangen, toorn, trots, afgunst en verlangen; obsessie gefixeerd op een dodelijk, in de roos veranderd wormgat. Hier keert het zelfreflecterende bewustzijn zich om als een hondsdolle hond die zijn baas bijt. Dit is de laatste buitenpost voordat het bewustzijn instort in de buitenste duisternis – of gewoon in coma gaat. Kosmisch gezien is het het verzamelde pijnlichaam van de mensheid en van de planeet zelf.
Deze wereld correspondeert met geen enkel punt op de Straal van Creatino, maar ik zie het als het eindpunt – de onderste DO – waarop het hele octaaf zijn loop heeft afgelegd en simpelweg implodeert.
Onder Wereld 192 kan niet meer goed worden gesproken van ‘bewustzijn’. De kaarten van Gurdjieff gaan verder op vader – tot een eindpunt op 12.288 – maar tegen die tijd zijn we ver in het domein van de anorganische chemie. Er blijft een beetje rudimentair gevoel bestaan in rijken 384 en lager, maar deze bevinden zich op het niveau van biologische cellulaire functie en nog niet op de drempel van iets gemeten op deze tweede kaart, die, terwijl we er hier mee werken, zou kunnen worden omschreven als de ‘straal van bewustzijn’.
De denkbeeldige wereld
Uit de voorgaande beschrijvingen hebt u waarschijnlijk vermoed dat ik het imaginaire rijk beschouw als wezenlijk verbonden met Wereld 24. En dat is inderdaad een redelijk vermoeden, op voorwaarde dat u niet in de val trapt om het als een aparte wereld te zien, een wereld zelfs maar in de verte. Begrijpelijk afgezien van de grotere relationele val waarin het nestelt. Zoals we eerder hebben besproken, is de essentie van imaginaire keuzevrijheid die het altijd doordringt en interanimeert; het gaat altijd om connectiviteit.
En ja, het ‘centrale kanaal van imaginaire activiteit kan inderdaad door Wereld 24 lopen. Maar als dat zo is, zou ik zien dat dit werkt in overeenstemming met Gurdjieffs fundamentele begrip van de wet van drie:’ Het hogere vermengt zich met het lagere om activeer het midden’.In dat geval is Wereld 24 gewoon ‘het midden’. Het hele bereik van het denkbeeldige werkterrein beslaat in feite het hele spectrum tussen Wereld 12, of de Christic, en Wereld 48, ons eigen afgeleid en nog niet echt bewuste aardse gebied. Door de lens van het christelijk mysitcisme ben ik het gaan beschouwen als een enorme, verleidelijke grond waarin de overweldigende en in wezen onpersoonlijke kracht van eros die uit Wereld 6 stroomt, kan worden opgenomen en veilig kan worden overgedragen naar de lagere rijken, waar het zijn ultieme overdracht zal ondergaan. door zijn investering in eindigheid.
Dit is daarom ook bij uitstek de bandbreedte van het persoonlijke – waar, in de verbazingwekkende woorden van Ladislaus Boros, ‘de mensheid van Christus als het ware de gevaren van de ontmoeting van de mens met God heeft geabsorbeerd en aldus geneutraliseerd.’ Groot geschreven, deze triade van werelden is het mystieke lichaam van Christus, en het denkbeeldige stroomt erdoorheen als zijn levensbloed.
Terwijl uitwisseling tussen de rijken plaatsvindt op elk punt van de scheppingsstraal, zijn er bepaalde kenmerken van deze primaire zone van operaties die het tot een bijzonder intense locus van activiteit maken. Laat me eenvoudig de drie belangrijke zwaluwstaarten samenvatten, verzameld in het samengestelde schema op de volgende pagina, die zulke sterke aanwijzingen geven over de specifieke aard van de uitwisseling die hier plaatsvindt.
Ten eerste is het dwars door deze uitgebreide bandbreedte lopen, die werelden 24 en 48 van elkaar scheidt, die eerste bewuste schok. Dit betekent dat hier een nieuwe infusie van energie – of een ander soort energie – moet komen om de kloof te overbruggen.
Ten tweede vinden we op dezelfde kloof het kruispunt tussen wat Tomberg ‘psychische kracht’ noemt (‘radiale energie’ voor Teilhard) en de meer bekende wereld van ‘fysieke energie’ (’tangentiële energie’ voor Teilhard). We gaan verder dan het vertrouwde rijk van fysieke energie beschreven onder de Newtoniaanse wetten van de thermodynamica naar een nieuwe en subtielere bandbreedte (klassiek geassocieerd met ‘gebed’, ‘wil’, ‘liefde’ en ‘aandacht’), wat ook impliciet is, volgens tot Teilhard, counterentropie: het concretiseert kracht in plaats van het te verdrijven.
Ten derde overbruggen we de kloof tussen onbewust en bewust in de Gurdjieffiaanse zin: tussen de mens die louter functioneert als een zeer geavanceerde machine en de mens in de ware zin van het woord – evenwichtig in alle drie de centra, aanwezig en op zijn minst het begin van geweten en echte wil.
Laten we eens kijken hoe dit allemaal afloopt als we ons in de mix storten.
te vinden op: http://www.gurdjiefffourthway.org/pdf/THE%20RAY%20OF%20CREATION.pdf
THE RAY OF CREATIONte vinden op: http://gurdjiefffourthway.org/pdf/VIBRATION.pdf
VIBRATIONVerder lezen: https://www.dinekevankooten.nl/archief/cynthia-bourgeault-eye-of-the-heart-03/
Dineke van Kooten: op mijn website vind je een aantal stukken over Gurdjief:
* De koets van Georgi Ivanovitsj Gurdjief
* De vierde weg – Maurice Nicoll
* Oog van het hart; Een spirituele reis naar het denkbeeldig/symbolen rijk – Cynthia Bourgeault
* Een uitnodiging om te beginnen met het genezingswerk – Cynthia Bourgeault
Zie ook: Oog van het hart; Een spirituele reis naar het fantasierijke rijk – een boekbespreking en video’s met en van Cynthia zelf.