Bestaat het verspieders-syndroom nog steeds?
Het verbond tussen het Land en het Volk Israel begon op het moment dat G’d tegen Avraham zei: “Ga uit jouw land…naar het land dat Ik je zal aten zien”(Bereesjiet/Gen. 12:1). Vanaf het begin is de relatie tussen deze twee moeizaam omdat Erets Jisrael alleen door lijden te verkrijgen is: ‘no gain, no gain’ (Talmoed Berachot). Voordat Avraham in geslaagd was om permanente wortels in het Land te zetten, moest hij door hongersnood het land al weer verlaten. Jitschak werd opgedragen nooit het land te verlaten, wat hij ook niet gedaan heeft, maar ook hij leidde geen gemakkelijk leven. De Filistijnen saboteerden tegen hem en terroriseerde hem. Komt dit niet bekend voor? elfs Ja’aqov moest het land voor zijn broer Esaw ontvluchten. Toen hij van Lavan’s huis uit terugkeerde en zich in het Land probeerde te vestigen, verloor hij in de eerste instantie Joseef.
Ondanks de beproevingen en moeilijkheden, bleven de aartsvaders trouw aan et Land, zowel in hun leven als in hun dood. Ja’aqov droeg zijn zonen het volgende op: “Breng mij naar mijn voorouders om in de grot in de akkers van Efron de Hittiet (Chevron) begraven te kunnen worden” (Bereesjiet/Gen. 49:29). Joseef droeg hetzelfde op door de Israëlieten te laten zweren dat zij zijn lichaam mee zouden nemen naar het Land onder ede van Avraham, Jitschak en Ja’aqov.
De eerste die de trouw van het Volk van Israël aan Erets Jisrael ondermijnden, waren de Mergaliem (verspieders). De vraag doemt op wat nu precies de zonde van de Mergaliem was. Het kan niet zo zijn dat het überhaupt het Land verkennen de zonde zou zijn, omdat wij het gebruikmaken van Verkenners in een vijandige kamp overal tegenkomen: “Mosje zond een spion naar Ja’azer”. (Bamidbar/Num. 21:32). Ook Jehosjoe’a heeft twee verkenners op pad gestuurd om het Land en Jericho te verkennen. Via Gideon leren wij dat G’d hem uitzond om de Midjanitische kamp af te luisteren om te horen wat de Midjanieten precies zeiden, zodat Gideon zijn positie kon versterken (Richt. 7:11).De RaMBaN (Bamidbar 13:2) leert dat het sturen van Verspieders niet de zonde was: “Dit is raadzaam voor alle bezettingstroepen. De Tora adviseert niet om je te beroepen op wonderen, maar het draagt soldaten op om rustig te wachten op het goede moment om aan te vallen.”
Als het sturen van Mergaliem niet de zonde was, wat was het dan wel? RaMBaN gaat dieper op deze vraag in. Schijnbaar spraken de Mergaliem de waarheid en wat zij rapporteerden was gepast gezien de opdracht het Land te onderzoeken. Hen werd gevraagd of zij wilden kijken of de grond vruchtbaar was of niet (Bamidbar/Num. 13:20) en zij antwoordden dat het vruchtbaar was en dat het land met melk en honing overvloed werd. Op de vraag of het Land wel of geen bomen had (idem), antwoordden zij de vraag door het fruit te tonen, zoals Mosje hen bevolen had. Wat was de zonde?
RaMBaN antwoordde dat de Mergaliem was opgedragen informatie over het land te vergaren. Hun zonde was dat zij hun eigen mening, dat het onmogelijk was het Land te veroveren, aan de gevraagde informatie hebben toegevoegd. De Mergaliem wierpen zichzelf op tot mediapersoonlijkheden wiens werk het publiek voorzien van feiten en informatie is, het antwoord verweven met eigen commentaar, evaluaties en adviezen. Dit was de zonde van de spionnen.Chattam Sofer (Torat Moshe, Shelach, pag. 22) zegt ook dat het normaal is om Mergaliem op pad te sturen, omdat we ons niet afhankelijk van wonderen moeten stellen, maar dat wij op natuurlijke gang van zaken moeten anticiperen. Hij voegt daar aan toe dat de Mergaliem geen valse informatie verstrekten. Echter hadden zij hun informatie alleen met Mosje moeten delen (Bamidbar 13:3). Het is dan aan Mosje alleen om te besluiten wat met hun informatie gedaan moest worden. Maar dat deden zij niet. Zij gingen direct naar Mosje, Aharon en de gehele gemeenschap van Israël om hun bevindingen met hen allen te delen (13:26). Dit werd met de intentie gedaan om het Joodse volk te demoraliseren en af te zwakken, zoals sommige ‘Mergaliem’ van tegenwoordig doen (middels rapportages van Peace Now en de GoldstoneRapportage).
Het boek van de Tehilliem/Ps. heeft ons lang geleden aangetoond dat een gebrek aan vertrouwen en een afwezigheid van liefde voor het Land Israël het wortel van de zonde van de Mergaliem is: “Zij verachtten het waardevolle land, zij geloofden niet in Zijn Woord (106:24). Daarom is het antwoord op de verwarring en twijfel bij onze generatie over Eretz Yisrael, onderwijs over de liefde van voor het Land, de mensen en de Tora.Dat onderwijs is te vinden aan het einde van de parasja over de Mergaliem,die zich bezighoudt met de mitswa van de tsitsiet. R ‘Soloveitchik legt uit dat de blauwe t’chelet ons moet doet herinneren aan de blauwe lucht. De Talmoed in Menachos legt dit uit dat de blauwe draad van tsitsiet ons er aan herinnert om naar de blauwe hemel en de ongelooflijke uitgestrektheid van de eindeloze ruimte die tot de bron van de Ein Sof – G’d- leidt, te kijken. Zoals Tehilliem 19:2 zegt: “De hemelen vertellen de glorie van G’d.” En: “Volg niet uw spionnen van uw hart en uw ogen” (Bamidbar 15:39). De Tora wordt afgesloten met “en je zult Hem zien” (in alles in de natuur) (15:40). We moeten onszelf leren de gebeurtenissen te zien zoals ze werkelijk zijn. Dit vanuit de standpunten van de Tora.
©Rabbi Sprecher voor FAQ-online 2010